Rechtszaken
De Tweede Kamerverkiezingen.
Die NACHT-HOEST
zal ophouden!
akker's Abdijsiroop
£and: en Jumboum
Met pleidooi van Mr. Koelma.
Bouwondernemer en makelaar
voor het Mof.
h#t beproefde hoest-geneesmiddel I
Hollandsche Maatschappij
van Landbouw.
het gedeelte waarop het verzoek van Alk-1 zij die in theorie tegen elke grenswijziging
maar betrekking heeft zich eerst in de latere afwijzend staan, niettemin meermalen de
jaren heeft ontwikkeld en duidelijk zicht- noodzakelijkheid van grenswijziging in be-
baar de uitgroeiing is van de stadskern. paalde gevallen inzien. Deze twee inzichten
Een tweede argument, dat in het bijzonder beheerschen de situatie. Ieder zal moeten
ten opzichte van Oudorp geldt, is, gelijk toegeven, het is trouwens een communis
reeds in het adres is aangevoerd, de voorge
nomen aanleg van een verbindingsweg, die I
Alkmaar aan de Oostzijde zal verbinden
met den grooten Provincialen verkeersweg.
opinio, dat de wet in 1931 aan de bevorde
ring van de samenwerkingsgedachte en de
samenwerkingsmogelijkheden een belang
rijke stimulans heeft gegeven. Wel kost het
Het is van het grootste belang, dat Alkmaar nog eenige moeite om in de practijk van het
ook publiekrechterlijke bevoegdheden ont
vangt ten opzichte van dezen weg en de on
middellijke omgeving daarvan. Een stand
punt dat hier niet nader behoeft te worden
ontwikkeld en waarmede Ged. Staten zich j
hebben vereenigd.
Door deze wijziging zal de gemeente I
Oudorp wat zielental betreft waarschijnlijk
weer worden, wat ze was, vóórdat de be
bouwing langs Friescheweg en Kanaaldijk
gemeenteleven uit deze bepalingen te put
ten wat er in het algemeen belang uit zou
kunnen worden geput, maar niettemin dringt
toch wel langzamerhand de gedachte door,
dat de gemeenten vooral in deze tijden zoo
eenigszins mogelijk de handen moeten ineen
slaan. Er is trouwens bij de bezuinigingswet
van November 1935 een voor de gemeenten
zeer dreigende bepaling in artikel 145a der
gemeentewet opgenomen, die aan de regee-
een aanvang nam. Ook hier derhalve geen ring zeer belangrijke bevoegdheden tot het
inbreuk op het historische karakter van
Oudorp. waarvan de kern ook nu nog dui
delijk zichtbaar door een breede strook wei
land van de aan de stad aangegroeide bebou
wing is afgescheiden.
De Raad der gemeente Alkmaar blijft
daarom van oordeel, dat er geen tegenstel
ling is tusschen het belang dat hem aanlei
ding gaf het verzoek in te dienen en het al
gemeen belang, dat uitsluitend voor hcogere
autoriteiten richtsnoer kan zijn voor de be
oordeeling van zijn verzoek. De Raad zal het
zeer op prijs stellen, indien Ged. Staten deze
zijne zienswijze, tot de hunne zou wil
len maken.
Mr. A. Koelma, gemeente-secretaris van
Alkmaar, hield daarna het volgende plei
dooi:
De gemeente Heiloo heeft er de aandacht
op gevestigd, dat bij de behandeling van de
wetswijziging van 1931 er verband gelegd
is tusschen het nieuwe systeem betreffende
de samenwerking van gemeenten en de
rieuwgeregelde procedure inzake grenswij
ziging in dezen zin, dat een veelvuldige toe
passing van het eerste de laatste dikwü's
overbodig zou maken.
Inderdaad zijn er in dezen zin opmerkin
gen gemaakt. De wijze waarop het gemeen
tebestuur van Heiloo de stukken citeert
maakt evenwel een eigenaardigen indruk.
Zoo haalt het gemeentebestuur van 5 der
Memorie van Toelichting de volgende
woorden aan van den minister:
„Zelfs koestert men de hoop, dat menig
maal een gemeenschappelijke behartiging
van belangen op den nieuwen grondslag een
grenswijziging overbodig of althans minder
noodig zal maken; waarschijnlijk zal dit in
derdaad meermalen zoo zijn". Vreemd is, dat
Heiloo niet voortgaat met citeeren, want de
zin, waarvan het begin hier is neergeschre
ven, luidt verder als volgt: „doch daarnaast
zullen er zich ongetwijfeld gevcllen blijven
voordoen, waarin niet een intercommunale
samenwerking maar slechts een grenswijzi
ging een afdoende bevredigende oplossing
kan brengen, beide figuren zullen dus in de
wet haar plaats moeten behouden'
opleggen van dwang verleent, in die mate
zelfs, dat een regeling kan worden opgelegd,
ook wanneer geen enkele gemeente daar
mede zou instemmen. Dit artikel moet uiter
aard worden gezien als een uiterste middel.
Een middel van nog ingrijpender aard dan
de dwangclausule die opgesloten ligt in arti
kei 143, waarbij althans op den voorgrond
gesteld wordt het verzoek van één der be
trokken gemeenten. Nu is het begrijpelijk
dat de omstandigheden op allerlei gebied
door de ontwikkeling van de verkeersmoge
lijkheden een samenhang van belangen
doen ontstaan in veel sterker mate dan vroe
ger ooit het geval is geweest. Dat de ge
meentewet aan de samenwerking van ge
meenten op zoo sprekende manier aandacht
is gaan wijden is van groote beteekenis, om
dat alleen op die wijze rekening kan worden
gehouden met de eischen van den tegen
woordigen tijd. Men doet echter principieel
verkeerd met hieraan vast te koppelen het
instituut van de grenswijziging. Zelfs in dio
gevallen waarin sprake is van toevoeging
van een geheele gemeente aan een andere
gemeente en waarin dus blijkbaar van een
volkomen assimilatie van belangen der beide
gemeentelijke huishoudingen moet worden
gesproken, zou het een volstrekte onmoge
lijkheid zijn een schema op te stellen voor
een reeks gemeenschappelijke regelingen
die zouden willen trachten het zelfde te be
reiken, w:t met de samenvoeging der ge
meenten bereikt wordt. Het groot
verschil is en blijft, dat het, zooels
ook de burgemeester opmerkte, bij do
samenwerking gaat om concrete, met name
genoemde, tot in onderdeelen geregelde be
langen, terwijl gebiedswijziging gevolgen
heeft voor de behartiging van het groo'e
complex belangen, dat niet neder is te ont
leden en dat met de algemeene benaming
van huishouding der gemeente wordt aan
geduid.
Het gaat hier straks om een kleine
grenswijziging
Zooveel te sterker spreekt dit verschil,
wanneer de gemeenten geheel e.i al onder
scheiden b 1 ij v e n in karakter en het
slechts gaat om een geringe gebiedswijzi
ging, ten doel hebbende het in overeenstem
ming brengen van de grens met de behoef
Dan gaat het om de door den minister be
doelde eischen van de p r a c t ij k, die den
theoretischen tegenstander tot voorstander
maken De geschiedenis bewijst dit trou
wens. In den loop der jaren hebben allerlei
grenswijzigingen plaats gevonden, die blijk
baar, ondanks alle theorie, uit de behoeften
der practijk waren voortgesproten. Gren
wijziging is dan ook een typisch voorbeeld
van die onderwerpen, waaraan slechts met
de grootste voorzichtigheid theoretische be
schouwingen kunnen worden gewijd, omdat
deze onmiddellijk worden gegeneraliseerd en
daardoor komen buiten wat het werkelijke
leven te zien geeft. Het is dan ook niet
vreemd, dat ook wanneer men instemt met
de algemeene uitspraken van rechtsgeleer
den en staatslieden op dit punt, men niette
min in de practijk tot een andere slotsom
komt. Grenswijzigingen leenen zich niet
voor principieele vooropstellingen en een
beroep op dergelijke algemeene beginselen
heeft dan ook in het licht van de practische
noodzakelijkheden geen beteekenis, tenzij
men een onaantastbaar recht van de ge-
Mr. Koelma meenten op haar grenzen zou willen aan
nemen. Dit is echter in strijd zoowel met de
Na vervolgens eenige opmerkingen uit het I Grondwet als met de wet, alsook met de
Voorloopig Verslag te hebben aangehaald, wetgevingspractyk. Het is zelfs zoo, dat ir.
geeft het gemeentebestuur het antwoord van tegenstelling met de zienswijze van hen, die
den minister weer, aldus: „Men mag met Van oordeel zijn, dat de nieuwe samen-
grond verwachten, dat, als de voorgedragen werkingsbepalingen het aantal grenswijzi-
regeling wet zal zijn geworden, het middel gingsgevallen zou doen verminderen (en
grenswijziging in menig geval niet meer men heeft daarbij, gelijk ook het gemeente-
tebaat zal behoeven te worden genomen", bestuur van Heiloo doet, duidelijk gedoeld
Ook dit is echter, in tegenstelling met den op de dwangclausule) het aantal grenswi.i-
indruk dien het stuk wekt, slechts de helft zigingen sedert 1931 verhoudingsgewijs ^be-
of niet eens de helft en zeker niet het voor
naamste van het antwoord van den mi
nister, immers de minister gaat verder al
dus: „de ondergeteeekende gaat evenwel
langrijk grooter is dan het aantal gevallen
waarin de Kroon aanleiding heeft gevonden
tot toepassing van de dwangclausule. Hier-
van is namelijk alleen sprake geweest in de
niet zoover te meenen, dat voortaan grens- gevallen waarop betrekking hebben de Kon.
wijziging beperkt zal kunn n blijven tot de
gevallen waarin geen der betrokken ge
meenten zich daartegen verzet. In de Memo
rie van Toelichting is naar hij meent duide
lijk aangegeven, dat de twee instituten de
intercommunale samenwerking en de grens
wijziging niet hetzelfde gebied
bestrijken en met name de intercom
munale samenwerking ook bij de beste rege
ling niet steeds een grenswijziging onnoodig
Besluiten van 24 Mei 1935, Staatsblad 312,
17 Augustus 1935, nr. 101 en 19 Februari
1937, nr. 69.
Deze besluiten hebben achtereenvolgens
betrekking op het gemeenschappelijk slacht
huis van Sittard en Geleen. de gemeenschap
pelijke secretarie van de gemeenten Schalk
wijk en Tuil en 't Waal én een gemeen
schappelijke regeling inzake de toelating
van leerlingen uit Herwijnen op de openbare
zal maken. De ondergeteekence veroorlooft scholen voor uitgebreid lager onderwijs van
zich hieraan toe te voegen dat de p r a c- de gemeente Gorinchem
tijk heeft uitgewezen, dat ook
zü, die in beginsel tegenstander van „an
nexatie" zijn, meermalen de noodzakelijk
heid om in een bepaald geval tot de uitzet
ting van de grenzen eener gemeente te be
sluiten hebben ingezien"
In geen dier gevallen bleek van een ver
band tusschen deze regelingen en een grens
wijziging.
Het aantal wijzigingen van gemeentelijn
gebied is sedeA 1931 reeds tot 24 gestegen,
waaruit wel blijkt, dat de theorie der tegen-
Door deze opmerking verandert de strek- standers van grenswijziging het ook na de
king van het door Heiloo aangehaalde citaat totstandkoming der wetswijziging van
vrijwel in haar tegendeel.
tegen de eischen der praktijk heeft moeten
afleggen. Deze getallen bewijzen duidelijker
dan alle bespiegelingen, dat inderdaad, gelijk
de minister opmerkte, het instituut der
samenwerking een ander gebied bestrijkt
dan dat van de wijziging der gemeente-
De beteekenis van 's ministers ver
klaring.
In dit antwoord van den minister treffen
twee uitdrukkingen. In de eerste plaats
deze, dat de samenwerkingsbepalingen en {iie grenzen,
omtrent de grenswijziging niet het- Het zou trouwens ook volkomen onjuist
zelfde gebied bestrijken. De I zijn, indien het verband zoo werd gelegd als
andere uitdrukking die de aandacht trekt is I het gemeentebestuur van Heiloo het wenscht
deze, dat depractijk uitwijst, datte leggen; immers op die wijze zou de wet,
uitgaande van het stanpunt dat samenwer
king van gemeenten zooveel mogelijk moet
worden bevorderd, tegelijkertijd bij de ge
meenten de vrees hebben gewekt, dat nau
we samenwerking wel op samenvoeging van
gemeenten zou kunnen uitloopen. Daardoor
zou de wet zelf de greotste belemmering zijn
tegen een ontwikkeling die zij juist wenscht
te stimuleeren.
Voorbeelden uit andere gemeenten
Heiloo beroept er zich nog op, dat er nog
voldoende gelegenheid is voor uitbreiding
binnen de grenzen van Alkmaar. Dit zou
juist zijn, indien de gemeente het in haar
hand had aan ieder Alkmaarder, die wilde
bouwen, de verplichting op te leggen zijn
huis binnen de gemeente te bouwen. Uiter
aard houdt de bevolking alleen met eigen
voorkeur rekening en zoo ontstaat het ook
door den burgemeester gesignaleerde groei
proces, dat de overheid wel kan trachten te
leiden, maar dat zü uiteindelijk niet in de
hand heeft en zeker niet, wanneer die ont
wikkeling de grenzen van de gemeente over
schrijdt. Wanneer men nu den eisch zou stel
len, dat eerst het geheel terrein van de ge
meente zelf zou moeten worden volgebouwd
alvorens er sprake zou kunnen zijn van ver
legging van grenzen dan vraagt men meer
dan blijkens de praktijk van de wijziging
der gemeentegrenzen wordt verlangd. Zoo
is bij de grenswijziging tusschen de gemeen
ten Groningen en Haren (wet van 31 Decem
ber 1914, S. 653) door de regeering zeer uit
uitdrukkelijk geconstateerd, dat de grens
wijziging noodig was, niet alleen om aan de
eischen van het oogenblik, maar ook aan de
vermoedelijke behoeften van de naaste toe
komst te beantwoorden.
In het geval van de wijziging der grens
tusschen de gemeenten Edam en Middelie
(wet van 23 September 1921, S. 1094) was
een van de argumenten dat in de gemeente
Middelie een terrein lag, dat door Edam en
de in Edam gevestigde bouwvereenigingen
uitermate geschikt werd geoordeeld als
bouwterrein. Op dat terrein was derhalve
vóór de wijziging nog geen bebouwing aan
wezig. Niettemin constateerde de regeering
uitdrukkelijk, dat door de wijziging tevens
de ongewenschte toestand zou worden
voorkomen, dat over een gebied
waarvan de behouwing aansluit bij het be
bouwde gedeelte van de eene gemeente door
het bestuur van een andere gemeente gezag
wordt uitgeoefend.
Toen de omstandigheden aanleiding gaven
tot toevoeging van gebied van de omliggen
de gemeenten aan de gemeente Dockum
(wet van 28 Juli 1924, S. 377) had de Twee
de Kamer, blijkens het Voorloopig Verslag
wel eenig bezwaar, omdat ook op andere
plaatsen in ons land bebouwingen voorka
men, die één geheel vormen en niettemin
behooren tot meer dan één gemeente. De mi
nister antwoordde „inderdaad behoeft zoo
danige situatie op zichzelf geen aanleiding
te geven om wijziging der gemeentegrenzen
te bevorderen, die aanleiding bestaat echter
wel, wanneer, zooals het geval is ten aanzien
van de bebouwingen,-die onmiddellijk aan
Dockum grenzen het aanpalende complex
zijn ontstaan dankt aan den ontwikkeling
gang van de centrumgemeente en mitsdien
zonder de aanwezigheid van de laatste zich
ter plaatse niet zouden gevormd hebben".
Leerzaam is ook wat de regeering opmerk
te bij de behandeling van de Wet tot uit
breiding van de grenzen der gemeente Breda
(wet van 21 April 1927, S. 87). Tegenover het
beroep, dat men deed op de mogelijkheden
van samenwerking heeft de regeering ook
daarbij uitdrukkelijk geconstateerd, dat
nooit een wettelijke regeling tot samenwer
king van gemeenten, hoe die ook moge lui
den (de wetswijziging van 1931 was toen nog
niet tot stand gekomen) iedere vereeniging
van gemeenten of van deelen van gemeen
ten overbodig kan maken. Grond voor ver
eeniging is aanwezig als een nieuwe organi
sche eenheid is ontstaan, die de bestaande
gemeentelijke grenzen overschreden heeft.
Conclusie.
Dit alles wijst er op in de eerste plaats,
dat ons positief recht geen verband legt
tusschen de bepalingen inzake de samen
werking van gemeenten en de totstand
koming van grenswijzigingen; in de tweede
plaats, dat de vraag of wijziging der grenzen
noodzakelijk is ook naar ons positief recht
niet naar vooropgestelde algemeene begin
selen kan worden beoordeeld; in de derde
plaats, dat de situatie, welke zich hier voor
doet aan de grens tusschen Alkmaar en
Heiloo, zoowel als aan die tusschen Alk
maar en Oudorp voldoet aan de voorwaar
den, die blijkens vorige gevallen van grens
wijziging tot een verandering als door Alk
maar gevraagd aanleiding hebben gegeven.
Verdacht van valschheid in
schrifte.
ge-
Het Amsterdamsche gerechtshof, ge
presideerd door mr. Joh. M. Jolles, behan
delde gister in hooger beroep de strafzaak
tegen den 42-jarigen bouwondernemer
A. W. uit Velsen en den makelaar A. G.
van R. uit Heemskerk, die zich hadden te
verantwoorden wegens een ernstige valsch
heid in geschrifte.
De rechtbank te Haarlem had den bou
wer op 4 Februari J.l. veroordeeld tot
anderhalf jaar gevangenisstraf (conform
den eisch). De makelaar werd vrijgespro
ken op juridische gronden.
In het laatste geval teekende de officier
van justitie, mr. Andringa, hooger beroep
aan.
De bouwer W. was indertijd directeur
van een bouwonderneming, waarvoor de
makelaar een bouwcrediet had verstrekt,
welk crediet echter niet was volgestort.
Eind 1934 stond de onderneming er zeer
slecht voor. Een faillissement dreigde.
Voor dit echter werd uitgesproken maak
ten de bouwer en de makelaar-geldschieter
een accept, ten bedrage van ruim f 11000
op. Hierin stond vermeld, dat de bouwer
Nog één week en geheel Nederland trekt ter stembus. En met groote
belangstelling ziet men het resultaat van die verkiezingen tegemoet. Men
vraagt: wat zal de dag van Woensdag brengen? Welke partijen zullen winst,
welke zullen verlies boeken?
Niemand weet het. Maar zeker is, dat men straks voor zich zelf ver
gelijkingen gaat maken.
Welnu, om het de lezers gemakkelijk te maken, drukken wij hier een
grafische voorstelling af van de kamerverkiezingen in 1933 en van die der
provinciale staten in 1935. Men kan straks zelf aan de hand van deze
grafiek vergelijkingen maken. Men beware dit kaartje dus tot de volgende week
nog 11000 van makelaar van D. had
ontvangen, welk bedrag in werkelijkheid
niet was uitbetaald. Het faillissement weid
uitgesproken en de makelaar diende zijn
kunstmatig met 11000 verhoogde vorde
ring in, waardoor hü ware net bedrog
niet ontdekt natuurlijk recht had op
een hoogere uitkeenrug uit het failissement
Deze „winst" zou tusschen beide mannen
worden verdeeld.
Aanvankelijk ontkende de bouwer. Voor
de rechtbank hield hij zijn onschuld vol in
tegenstelling met de bekentenis van den
aannemer.
Verdachte gaf thans voor het hof toe,
dat hij in overleg met van D. de valsche
stukken had opgemaakt.
Pres.: U speelde dan toch geen erg fraaie
rol. U beschuldigde hem van diefstal en
chantage...
Verdachte verklaarde vervolgens, waar
toe de valsche accepten moesten dienen.
Van D. zou meer uit het faillissement van
den bouwondernemer krijgen dan waarop
hij eigenlijk recht had. Dit hoogere bedrag
zouden de makelaar van D. en de bouwer
samen deelen.
De curatrice in het faillissement van den
bouwondernemer, mej. M. Kluitman, ver
klaarde ter zitting, dat er betrekkelijk
weinig actief was. De deconfiture van het
bouwbedrijf was o.m. een gevolg van het
feit, dat de zaak zonder reserves was be
gonnen. Thar.c zullen de crediteuren cir
ca 50 pet. uitgekeerd krijgen. Wanneer
niet aan het licht was gekomen, dat het
accept valsch was, zou dit percentage van
zelfsprekend vrijwel nihil zijn geweest.
Vervolgens hoorde het hof den makelaar
als getuige.
Getuige vertelde, dat hij als geldschieter
was opgetreden voor het bedrijf van den
bouwer. Hij had het bouwcrediet niet vol
gestort. Toen de zaak misliep stortte hij op
papier vol en werd het valsche accept ver
vaardigd om het volstorten te bewijzen.
Dit accept beliep een bedrag van bijna
12.000.
Getuige: Ik begrijp nog niet goed, hoe ik
er toe gekomen ben
Getuige draaide en beweerde, dat de
man, die thans terecht staat hem had
overgehaald.
Pres.: Kom nu, voor de rehtbank hebt
u royaal toegegeven, dat het plannetje van
u is uitgegaan. De verdachte heeft aan
vankelijk beweerd, dat hij het geld ver
loren had of dat het hem ontstolen was.
H(j heeft u zelfs als dader aangewezen. In
brieven poogde hij u te chanteeren.
Getuige: Ja, tenminste, dat vatte ik zoo
op.
Pres.: Verdachte geeft nu de feiten toe.
Getuige: Zoo, dus hij beweert tenminste
niet langer, dat ik het geld gestolen heb.
Volgens een getuige k décharge was van
D. niet alleen maar de geldschieter, de
commanditaire vennoot, doch hij bemoei
de zich wel degelijk met den bouw.
Pres. Had hij dan verstand van bouwen?
Getuige: Neen, dat niet, maar hij speel
de die rol heel aardig.
De procureur-generaal, mr. dr. D. Rei-
lingh. zeide in zijn requisitoir, dat 't thans
gezien de bekentenis van verd. niet
meer noodig is om op bijzonderheden in ;e
gaan. Het staat nu volkomen vast, dat het
accept valsch is. Minder gemakkelijk is
echter om uit te maken, wie de hoofdschul
dige is. Het rapport over dezen verdachte
luidt vrij gunstig en in verband hiermede
was spr. van meening, dat de straf door de
rechtbank opgelegd te hoog is. Spr. vor
derde een jaar gevangenisstraf waarvan
vier maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van drie jaar en onder aftrek
van den tijd in voorloopige hechtenis
doorgebracht.
De verdediger, mr. R. Heeg, besprak in
zijn pleidooi uitvoerig den persoon van
dezen verdachte.
Hij heeft steeds hard en intensief ge
werkt, met bewonderenswaardige wils
kracht poogde hij vooruit te komen in de
wereld. PI. drong met klem op de uiterste
clemehtie aan. n
Vervolgens stond de makelaar
uit Heemskerk terecht, die r«€ds v0°
rechtbank had bekend, doch die was vrij
gesproken, omdat hij het accept zelf niet
Nauwelijks hebt Ge U ter ruste begeven,
of die kwellende nachthoest begint weer 1
Neem daarvoor nu de vanouds beproefde
Akker's Abdijsiroop, welke door een nieuwe
toevoeging van Apotheker Dumont thans
nóg sneller en nóg krachtiger werkt.
Begin vandaag nog en vannacht reeds zult
Ge rustig kunnen slapen door de bekende
Varlóógds prijzen f 0.7S, f 1.25, f 2.- per flacon.
als vordering b(j de curatrice had inge
diend. Wel had hij het den notaris laten
zien, die voor hem de vordering indiende.
In de dagvaarding was echter gesteld, dat
dit accept door hem was ingediend en niet:
voor hem.
De procureur-generaal was van mee
ning, dat verd. van het valsche geschrift
gebruik had gemaakt op het notariskan
toor. Als vordering had hij het accept doen
indienen bij de curatrice, zonder echter
dit accept te toonen of in te sturen.
De Hooge Raad is echter van meening,
dat dit indienen en verwijzen naar een
valsch stuk gelijk staat met gebruik maken
van dit valsche stuk.
Spr. was van oordeel, dat het vrijspre
kende vonnis der rechtbank vernietigd
dient te worden. Wegens valschheid in ge
schrifte vorderde hij de veroordeeling van
den makelaar tot een jaar gevangenisstraf,
waarvan zes maanden voorwaardelijk met
een proeftijd van drie jaar.
De verdediger, mr. Stomps, was van
meening, dat geen veroordeeling op deze
dagvaarding zal kunnen volgen, weshalve
hij concludeerde tot bevestiging van het
vrijsprekende vonnis der rechtbank, daar
het valsche accept tegenover de curatrice
niet is gebruikt.
Uiterst subsidiair drong pl. aan op cle
mentie in den vorm van een voorwaarde
lijke straf.
In beide gevallen zal het hof 1 Juni ar
rest wijzen.
Algemeene vergadering
terdam.
te Rot-
Onder voorzitterschap van den heer P.
Stapel Czn. werd heden te Rotterdam de
144ste algemeene vergadering gehouden
van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw.
In zijn openingsrede herinnerde spr.
allereerst aan het huwelijk van het prin
selijk paar.
Spr. herdacht vervolgens den overleden
oud-voorzitter, den heer Dirk de Boer uit
Stompetoren, en het lid van verdienste,
prof. L. Broekema te Wageningen,
Sprekende over de depreciatie, een
voldongen feit geworden twee weken na
de vergadering der maatschappij, in
welke hierover werd gesproken, zeide de
heer Stapel, dat, al heeft deze monetaire
manipulatie zich in een rustige sfeer vol
trokken en al is de depreciatie van den
gulden tenslotte aanvaard als een onver
mijdelijk iets, toch hebben de sinds 27
September 1936 verstreken maanden ons
geleerd, dat deze gebeurtenis een algehee-
len omkeer heeft gebracht in ons econo
misch leven.
De verbetering der wereld-conjunctuur,
welke een algemeene stijging der prijzen
inhield, heeft zich niet alleen in 1936
duidelijk geopenbaard, doch zich ook in
1937 krachtig voortgezet.
De toenemende industrieele bedrijvig
heid, welke wü in het eene land meer, in>
het andere land minder kunnen consta-
teeren, heeft alom de vraag naar grond
stoffen sterk doen toenemen.