Rechtszaken De Tweede Kamerverkiezingen. Die NACHT-HOEST zal ophouden! akker's Abdijsiroop £and: en Jumboum Met pleidooi van Mr. Koelma. Bouwondernemer en makelaar voor het Mof. h#t beproefde hoest-geneesmiddel I Hollandsche Maatschappij van Landbouw. het gedeelte waarop het verzoek van Alk-1 zij die in theorie tegen elke grenswijziging maar betrekking heeft zich eerst in de latere afwijzend staan, niettemin meermalen de jaren heeft ontwikkeld en duidelijk zicht- noodzakelijkheid van grenswijziging in be- baar de uitgroeiing is van de stadskern. paalde gevallen inzien. Deze twee inzichten Een tweede argument, dat in het bijzonder beheerschen de situatie. Ieder zal moeten ten opzichte van Oudorp geldt, is, gelijk toegeven, het is trouwens een communis reeds in het adres is aangevoerd, de voorge nomen aanleg van een verbindingsweg, die I Alkmaar aan de Oostzijde zal verbinden met den grooten Provincialen verkeersweg. opinio, dat de wet in 1931 aan de bevorde ring van de samenwerkingsgedachte en de samenwerkingsmogelijkheden een belang rijke stimulans heeft gegeven. Wel kost het Het is van het grootste belang, dat Alkmaar nog eenige moeite om in de practijk van het ook publiekrechterlijke bevoegdheden ont vangt ten opzichte van dezen weg en de on middellijke omgeving daarvan. Een stand punt dat hier niet nader behoeft te worden ontwikkeld en waarmede Ged. Staten zich j hebben vereenigd. Door deze wijziging zal de gemeente I Oudorp wat zielental betreft waarschijnlijk weer worden, wat ze was, vóórdat de be bouwing langs Friescheweg en Kanaaldijk gemeenteleven uit deze bepalingen te put ten wat er in het algemeen belang uit zou kunnen worden geput, maar niettemin dringt toch wel langzamerhand de gedachte door, dat de gemeenten vooral in deze tijden zoo eenigszins mogelijk de handen moeten ineen slaan. Er is trouwens bij de bezuinigingswet van November 1935 een voor de gemeenten zeer dreigende bepaling in artikel 145a der gemeentewet opgenomen, die aan de regee- een aanvang nam. Ook hier derhalve geen ring zeer belangrijke bevoegdheden tot het inbreuk op het historische karakter van Oudorp. waarvan de kern ook nu nog dui delijk zichtbaar door een breede strook wei land van de aan de stad aangegroeide bebou wing is afgescheiden. De Raad der gemeente Alkmaar blijft daarom van oordeel, dat er geen tegenstel ling is tusschen het belang dat hem aanlei ding gaf het verzoek in te dienen en het al gemeen belang, dat uitsluitend voor hcogere autoriteiten richtsnoer kan zijn voor de be oordeeling van zijn verzoek. De Raad zal het zeer op prijs stellen, indien Ged. Staten deze zijne zienswijze, tot de hunne zou wil len maken. Mr. A. Koelma, gemeente-secretaris van Alkmaar, hield daarna het volgende plei dooi: De gemeente Heiloo heeft er de aandacht op gevestigd, dat bij de behandeling van de wetswijziging van 1931 er verband gelegd is tusschen het nieuwe systeem betreffende de samenwerking van gemeenten en de rieuwgeregelde procedure inzake grenswij ziging in dezen zin, dat een veelvuldige toe passing van het eerste de laatste dikwü's overbodig zou maken. Inderdaad zijn er in dezen zin opmerkin gen gemaakt. De wijze waarop het gemeen tebestuur van Heiloo de stukken citeert maakt evenwel een eigenaardigen indruk. Zoo haalt het gemeentebestuur van 5 der Memorie van Toelichting de volgende woorden aan van den minister: „Zelfs koestert men de hoop, dat menig maal een gemeenschappelijke behartiging van belangen op den nieuwen grondslag een grenswijziging overbodig of althans minder noodig zal maken; waarschijnlijk zal dit in derdaad meermalen zoo zijn". Vreemd is, dat Heiloo niet voortgaat met citeeren, want de zin, waarvan het begin hier is neergeschre ven, luidt verder als volgt: „doch daarnaast zullen er zich ongetwijfeld gevcllen blijven voordoen, waarin niet een intercommunale samenwerking maar slechts een grenswijzi ging een afdoende bevredigende oplossing kan brengen, beide figuren zullen dus in de wet haar plaats moeten behouden' opleggen van dwang verleent, in die mate zelfs, dat een regeling kan worden opgelegd, ook wanneer geen enkele gemeente daar mede zou instemmen. Dit artikel moet uiter aard worden gezien als een uiterste middel. Een middel van nog ingrijpender aard dan de dwangclausule die opgesloten ligt in arti kei 143, waarbij althans op den voorgrond gesteld wordt het verzoek van één der be trokken gemeenten. Nu is het begrijpelijk dat de omstandigheden op allerlei gebied door de ontwikkeling van de verkeersmoge lijkheden een samenhang van belangen doen ontstaan in veel sterker mate dan vroe ger ooit het geval is geweest. Dat de ge meentewet aan de samenwerking van ge meenten op zoo sprekende manier aandacht is gaan wijden is van groote beteekenis, om dat alleen op die wijze rekening kan worden gehouden met de eischen van den tegen woordigen tijd. Men doet echter principieel verkeerd met hieraan vast te koppelen het instituut van de grenswijziging. Zelfs in dio gevallen waarin sprake is van toevoeging van een geheele gemeente aan een andere gemeente en waarin dus blijkbaar van een volkomen assimilatie van belangen der beide gemeentelijke huishoudingen moet worden gesproken, zou het een volstrekte onmoge lijkheid zijn een schema op te stellen voor een reeks gemeenschappelijke regelingen die zouden willen trachten het zelfde te be reiken, w:t met de samenvoeging der ge meenten bereikt wordt. Het groot verschil is en blijft, dat het, zooels ook de burgemeester opmerkte, bij do samenwerking gaat om concrete, met name genoemde, tot in onderdeelen geregelde be langen, terwijl gebiedswijziging gevolgen heeft voor de behartiging van het groo'e complex belangen, dat niet neder is te ont leden en dat met de algemeene benaming van huishouding der gemeente wordt aan geduid. Het gaat hier straks om een kleine grenswijziging Zooveel te sterker spreekt dit verschil, wanneer de gemeenten geheel e.i al onder scheiden b 1 ij v e n in karakter en het slechts gaat om een geringe gebiedswijzi ging, ten doel hebbende het in overeenstem ming brengen van de grens met de behoef Dan gaat het om de door den minister be doelde eischen van de p r a c t ij k, die den theoretischen tegenstander tot voorstander maken De geschiedenis bewijst dit trou wens. In den loop der jaren hebben allerlei grenswijzigingen plaats gevonden, die blijk baar, ondanks alle theorie, uit de behoeften der practijk waren voortgesproten. Gren wijziging is dan ook een typisch voorbeeld van die onderwerpen, waaraan slechts met de grootste voorzichtigheid theoretische be schouwingen kunnen worden gewijd, omdat deze onmiddellijk worden gegeneraliseerd en daardoor komen buiten wat het werkelijke leven te zien geeft. Het is dan ook niet vreemd, dat ook wanneer men instemt met de algemeene uitspraken van rechtsgeleer den en staatslieden op dit punt, men niette min in de practijk tot een andere slotsom komt. Grenswijzigingen leenen zich niet voor principieele vooropstellingen en een beroep op dergelijke algemeene beginselen heeft dan ook in het licht van de practische noodzakelijkheden geen beteekenis, tenzij men een onaantastbaar recht van de ge- Mr. Koelma meenten op haar grenzen zou willen aan nemen. Dit is echter in strijd zoowel met de Na vervolgens eenige opmerkingen uit het I Grondwet als met de wet, alsook met de Voorloopig Verslag te hebben aangehaald, wetgevingspractyk. Het is zelfs zoo, dat ir. geeft het gemeentebestuur het antwoord van tegenstelling met de zienswijze van hen, die den minister weer, aldus: „Men mag met Van oordeel zijn, dat de nieuwe samen- grond verwachten, dat, als de voorgedragen werkingsbepalingen het aantal grenswijzi- regeling wet zal zijn geworden, het middel gingsgevallen zou doen verminderen (en grenswijziging in menig geval niet meer men heeft daarbij, gelijk ook het gemeente- tebaat zal behoeven te worden genomen", bestuur van Heiloo doet, duidelijk gedoeld Ook dit is echter, in tegenstelling met den op de dwangclausule) het aantal grenswi.i- indruk dien het stuk wekt, slechts de helft zigingen sedert 1931 verhoudingsgewijs ^be- of niet eens de helft en zeker niet het voor naamste van het antwoord van den mi nister, immers de minister gaat verder al dus: „de ondergeteeekende gaat evenwel langrijk grooter is dan het aantal gevallen waarin de Kroon aanleiding heeft gevonden tot toepassing van de dwangclausule. Hier- van is namelijk alleen sprake geweest in de niet zoover te meenen, dat voortaan grens- gevallen waarop betrekking hebben de Kon. wijziging beperkt zal kunn n blijven tot de gevallen waarin geen der betrokken ge meenten zich daartegen verzet. In de Memo rie van Toelichting is naar hij meent duide lijk aangegeven, dat de twee instituten de intercommunale samenwerking en de grens wijziging niet hetzelfde gebied bestrijken en met name de intercom munale samenwerking ook bij de beste rege ling niet steeds een grenswijziging onnoodig Besluiten van 24 Mei 1935, Staatsblad 312, 17 Augustus 1935, nr. 101 en 19 Februari 1937, nr. 69. Deze besluiten hebben achtereenvolgens betrekking op het gemeenschappelijk slacht huis van Sittard en Geleen. de gemeenschap pelijke secretarie van de gemeenten Schalk wijk en Tuil en 't Waal én een gemeen schappelijke regeling inzake de toelating van leerlingen uit Herwijnen op de openbare zal maken. De ondergeteekence veroorlooft scholen voor uitgebreid lager onderwijs van zich hieraan toe te voegen dat de p r a c- de gemeente Gorinchem tijk heeft uitgewezen, dat ook zü, die in beginsel tegenstander van „an nexatie" zijn, meermalen de noodzakelijk heid om in een bepaald geval tot de uitzet ting van de grenzen eener gemeente te be sluiten hebben ingezien" In geen dier gevallen bleek van een ver band tusschen deze regelingen en een grens wijziging. Het aantal wijzigingen van gemeentelijn gebied is sedeA 1931 reeds tot 24 gestegen, waaruit wel blijkt, dat de theorie der tegen- Door deze opmerking verandert de strek- standers van grenswijziging het ook na de king van het door Heiloo aangehaalde citaat totstandkoming der wetswijziging van vrijwel in haar tegendeel. tegen de eischen der praktijk heeft moeten afleggen. Deze getallen bewijzen duidelijker dan alle bespiegelingen, dat inderdaad, gelijk de minister opmerkte, het instituut der samenwerking een ander gebied bestrijkt dan dat van de wijziging der gemeente- De beteekenis van 's ministers ver klaring. In dit antwoord van den minister treffen twee uitdrukkingen. In de eerste plaats deze, dat de samenwerkingsbepalingen en {iie grenzen, omtrent de grenswijziging niet het- Het zou trouwens ook volkomen onjuist zelfde gebied bestrijken. De I zijn, indien het verband zoo werd gelegd als andere uitdrukking die de aandacht trekt is I het gemeentebestuur van Heiloo het wenscht deze, dat depractijk uitwijst, datte leggen; immers op die wijze zou de wet, uitgaande van het stanpunt dat samenwer king van gemeenten zooveel mogelijk moet worden bevorderd, tegelijkertijd bij de ge meenten de vrees hebben gewekt, dat nau we samenwerking wel op samenvoeging van gemeenten zou kunnen uitloopen. Daardoor zou de wet zelf de greotste belemmering zijn tegen een ontwikkeling die zij juist wenscht te stimuleeren. Voorbeelden uit andere gemeenten Heiloo beroept er zich nog op, dat er nog voldoende gelegenheid is voor uitbreiding binnen de grenzen van Alkmaar. Dit zou juist zijn, indien de gemeente het in haar hand had aan ieder Alkmaarder, die wilde bouwen, de verplichting op te leggen zijn huis binnen de gemeente te bouwen. Uiter aard houdt de bevolking alleen met eigen voorkeur rekening en zoo ontstaat het ook door den burgemeester gesignaleerde groei proces, dat de overheid wel kan trachten te leiden, maar dat zü uiteindelijk niet in de hand heeft en zeker niet, wanneer die ont wikkeling de grenzen van de gemeente over schrijdt. Wanneer men nu den eisch zou stel len, dat eerst het geheel terrein van de ge meente zelf zou moeten worden volgebouwd alvorens er sprake zou kunnen zijn van ver legging van grenzen dan vraagt men meer dan blijkens de praktijk van de wijziging der gemeentegrenzen wordt verlangd. Zoo is bij de grenswijziging tusschen de gemeen ten Groningen en Haren (wet van 31 Decem ber 1914, S. 653) door de regeering zeer uit uitdrukkelijk geconstateerd, dat de grens wijziging noodig was, niet alleen om aan de eischen van het oogenblik, maar ook aan de vermoedelijke behoeften van de naaste toe komst te beantwoorden. In het geval van de wijziging der grens tusschen de gemeenten Edam en Middelie (wet van 23 September 1921, S. 1094) was een van de argumenten dat in de gemeente Middelie een terrein lag, dat door Edam en de in Edam gevestigde bouwvereenigingen uitermate geschikt werd geoordeeld als bouwterrein. Op dat terrein was derhalve vóór de wijziging nog geen bebouwing aan wezig. Niettemin constateerde de regeering uitdrukkelijk, dat door de wijziging tevens de ongewenschte toestand zou worden voorkomen, dat over een gebied waarvan de behouwing aansluit bij het be bouwde gedeelte van de eene gemeente door het bestuur van een andere gemeente gezag wordt uitgeoefend. Toen de omstandigheden aanleiding gaven tot toevoeging van gebied van de omliggen de gemeenten aan de gemeente Dockum (wet van 28 Juli 1924, S. 377) had de Twee de Kamer, blijkens het Voorloopig Verslag wel eenig bezwaar, omdat ook op andere plaatsen in ons land bebouwingen voorka men, die één geheel vormen en niettemin behooren tot meer dan één gemeente. De mi nister antwoordde „inderdaad behoeft zoo danige situatie op zichzelf geen aanleiding te geven om wijziging der gemeentegrenzen te bevorderen, die aanleiding bestaat echter wel, wanneer, zooals het geval is ten aanzien van de bebouwingen,-die onmiddellijk aan Dockum grenzen het aanpalende complex zijn ontstaan dankt aan den ontwikkeling gang van de centrumgemeente en mitsdien zonder de aanwezigheid van de laatste zich ter plaatse niet zouden gevormd hebben". Leerzaam is ook wat de regeering opmerk te bij de behandeling van de Wet tot uit breiding van de grenzen der gemeente Breda (wet van 21 April 1927, S. 87). Tegenover het beroep, dat men deed op de mogelijkheden van samenwerking heeft de regeering ook daarbij uitdrukkelijk geconstateerd, dat nooit een wettelijke regeling tot samenwer king van gemeenten, hoe die ook moge lui den (de wetswijziging van 1931 was toen nog niet tot stand gekomen) iedere vereeniging van gemeenten of van deelen van gemeen ten overbodig kan maken. Grond voor ver eeniging is aanwezig als een nieuwe organi sche eenheid is ontstaan, die de bestaande gemeentelijke grenzen overschreden heeft. Conclusie. Dit alles wijst er op in de eerste plaats, dat ons positief recht geen verband legt tusschen de bepalingen inzake de samen werking van gemeenten en de totstand koming van grenswijzigingen; in de tweede plaats, dat de vraag of wijziging der grenzen noodzakelijk is ook naar ons positief recht niet naar vooropgestelde algemeene begin selen kan worden beoordeeld; in de derde plaats, dat de situatie, welke zich hier voor doet aan de grens tusschen Alkmaar en Heiloo, zoowel als aan die tusschen Alk maar en Oudorp voldoet aan de voorwaar den, die blijkens vorige gevallen van grens wijziging tot een verandering als door Alk maar gevraagd aanleiding hebben gegeven. Verdacht van valschheid in schrifte. ge- Het Amsterdamsche gerechtshof, ge presideerd door mr. Joh. M. Jolles, behan delde gister in hooger beroep de strafzaak tegen den 42-jarigen bouwondernemer A. W. uit Velsen en den makelaar A. G. van R. uit Heemskerk, die zich hadden te verantwoorden wegens een ernstige valsch heid in geschrifte. De rechtbank te Haarlem had den bou wer op 4 Februari J.l. veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf (conform den eisch). De makelaar werd vrijgespro ken op juridische gronden. In het laatste geval teekende de officier van justitie, mr. Andringa, hooger beroep aan. De bouwer W. was indertijd directeur van een bouwonderneming, waarvoor de makelaar een bouwcrediet had verstrekt, welk crediet echter niet was volgestort. Eind 1934 stond de onderneming er zeer slecht voor. Een faillissement dreigde. Voor dit echter werd uitgesproken maak ten de bouwer en de makelaar-geldschieter een accept, ten bedrage van ruim f 11000 op. Hierin stond vermeld, dat de bouwer Nog één week en geheel Nederland trekt ter stembus. En met groote belangstelling ziet men het resultaat van die verkiezingen tegemoet. Men vraagt: wat zal de dag van Woensdag brengen? Welke partijen zullen winst, welke zullen verlies boeken? Niemand weet het. Maar zeker is, dat men straks voor zich zelf ver gelijkingen gaat maken. Welnu, om het de lezers gemakkelijk te maken, drukken wij hier een grafische voorstelling af van de kamerverkiezingen in 1933 en van die der provinciale staten in 1935. Men kan straks zelf aan de hand van deze grafiek vergelijkingen maken. Men beware dit kaartje dus tot de volgende week nog 11000 van makelaar van D. had ontvangen, welk bedrag in werkelijkheid niet was uitbetaald. Het faillissement weid uitgesproken en de makelaar diende zijn kunstmatig met 11000 verhoogde vorde ring in, waardoor hü ware net bedrog niet ontdekt natuurlijk recht had op een hoogere uitkeenrug uit het failissement Deze „winst" zou tusschen beide mannen worden verdeeld. Aanvankelijk ontkende de bouwer. Voor de rechtbank hield hij zijn onschuld vol in tegenstelling met de bekentenis van den aannemer. Verdachte gaf thans voor het hof toe, dat hij in overleg met van D. de valsche stukken had opgemaakt. Pres.: U speelde dan toch geen erg fraaie rol. U beschuldigde hem van diefstal en chantage... Verdachte verklaarde vervolgens, waar toe de valsche accepten moesten dienen. Van D. zou meer uit het faillissement van den bouwondernemer krijgen dan waarop hij eigenlijk recht had. Dit hoogere bedrag zouden de makelaar van D. en de bouwer samen deelen. De curatrice in het faillissement van den bouwondernemer, mej. M. Kluitman, ver klaarde ter zitting, dat er betrekkelijk weinig actief was. De deconfiture van het bouwbedrijf was o.m. een gevolg van het feit, dat de zaak zonder reserves was be gonnen. Thar.c zullen de crediteuren cir ca 50 pet. uitgekeerd krijgen. Wanneer niet aan het licht was gekomen, dat het accept valsch was, zou dit percentage van zelfsprekend vrijwel nihil zijn geweest. Vervolgens hoorde het hof den makelaar als getuige. Getuige vertelde, dat hij als geldschieter was opgetreden voor het bedrijf van den bouwer. Hij had het bouwcrediet niet vol gestort. Toen de zaak misliep stortte hij op papier vol en werd het valsche accept ver vaardigd om het volstorten te bewijzen. Dit accept beliep een bedrag van bijna 12.000. Getuige: Ik begrijp nog niet goed, hoe ik er toe gekomen ben Getuige draaide en beweerde, dat de man, die thans terecht staat hem had overgehaald. Pres.: Kom nu, voor de rehtbank hebt u royaal toegegeven, dat het plannetje van u is uitgegaan. De verdachte heeft aan vankelijk beweerd, dat hij het geld ver loren had of dat het hem ontstolen was. H(j heeft u zelfs als dader aangewezen. In brieven poogde hij u te chanteeren. Getuige: Ja, tenminste, dat vatte ik zoo op. Pres.: Verdachte geeft nu de feiten toe. Getuige: Zoo, dus hij beweert tenminste niet langer, dat ik het geld gestolen heb. Volgens een getuige k décharge was van D. niet alleen maar de geldschieter, de commanditaire vennoot, doch hij bemoei de zich wel degelijk met den bouw. Pres. Had hij dan verstand van bouwen? Getuige: Neen, dat niet, maar hij speel de die rol heel aardig. De procureur-generaal, mr. dr. D. Rei- lingh. zeide in zijn requisitoir, dat 't thans gezien de bekentenis van verd. niet meer noodig is om op bijzonderheden in ;e gaan. Het staat nu volkomen vast, dat het accept valsch is. Minder gemakkelijk is echter om uit te maken, wie de hoofdschul dige is. Het rapport over dezen verdachte luidt vrij gunstig en in verband hiermede was spr. van meening, dat de straf door de rechtbank opgelegd te hoog is. Spr. vor derde een jaar gevangenisstraf waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en onder aftrek van den tijd in voorloopige hechtenis doorgebracht. De verdediger, mr. R. Heeg, besprak in zijn pleidooi uitvoerig den persoon van dezen verdachte. Hij heeft steeds hard en intensief ge werkt, met bewonderenswaardige wils kracht poogde hij vooruit te komen in de wereld. PI. drong met klem op de uiterste clemehtie aan. n Vervolgens stond de makelaar uit Heemskerk terecht, die r«€ds v0° rechtbank had bekend, doch die was vrij gesproken, omdat hij het accept zelf niet Nauwelijks hebt Ge U ter ruste begeven, of die kwellende nachthoest begint weer 1 Neem daarvoor nu de vanouds beproefde Akker's Abdijsiroop, welke door een nieuwe toevoeging van Apotheker Dumont thans nóg sneller en nóg krachtiger werkt. Begin vandaag nog en vannacht reeds zult Ge rustig kunnen slapen door de bekende Varlóógds prijzen f 0.7S, f 1.25, f 2.- per flacon. als vordering b(j de curatrice had inge diend. Wel had hij het den notaris laten zien, die voor hem de vordering indiende. In de dagvaarding was echter gesteld, dat dit accept door hem was ingediend en niet: voor hem. De procureur-generaal was van mee ning, dat verd. van het valsche geschrift gebruik had gemaakt op het notariskan toor. Als vordering had hij het accept doen indienen bij de curatrice, zonder echter dit accept te toonen of in te sturen. De Hooge Raad is echter van meening, dat dit indienen en verwijzen naar een valsch stuk gelijk staat met gebruik maken van dit valsche stuk. Spr. was van oordeel, dat het vrijspre kende vonnis der rechtbank vernietigd dient te worden. Wegens valschheid in ge schrifte vorderde hij de veroordeeling van den makelaar tot een jaar gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdediger, mr. Stomps, was van meening, dat geen veroordeeling op deze dagvaarding zal kunnen volgen, weshalve hij concludeerde tot bevestiging van het vrijsprekende vonnis der rechtbank, daar het valsche accept tegenover de curatrice niet is gebruikt. Uiterst subsidiair drong pl. aan op cle mentie in den vorm van een voorwaarde lijke straf. In beide gevallen zal het hof 1 Juni ar rest wijzen. Algemeene vergadering terdam. te Rot- Onder voorzitterschap van den heer P. Stapel Czn. werd heden te Rotterdam de 144ste algemeene vergadering gehouden van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. In zijn openingsrede herinnerde spr. allereerst aan het huwelijk van het prin selijk paar. Spr. herdacht vervolgens den overleden oud-voorzitter, den heer Dirk de Boer uit Stompetoren, en het lid van verdienste, prof. L. Broekema te Wageningen, Sprekende over de depreciatie, een voldongen feit geworden twee weken na de vergadering der maatschappij, in welke hierover werd gesproken, zeide de heer Stapel, dat, al heeft deze monetaire manipulatie zich in een rustige sfeer vol trokken en al is de depreciatie van den gulden tenslotte aanvaard als een onver mijdelijk iets, toch hebben de sinds 27 September 1936 verstreken maanden ons geleerd, dat deze gebeurtenis een algehee- len omkeer heeft gebracht in ons econo misch leven. De verbetering der wereld-conjunctuur, welke een algemeene stijging der prijzen inhield, heeft zich niet alleen in 1936 duidelijk geopenbaard, doch zich ook in 1937 krachtig voortgezet. De toenemende industrieele bedrijvig heid, welke wü in het eene land meer, in> het andere land minder kunnen consta- teeren, heeft alom de vraag naar grond stoffen sterk doen toenemen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 8