N GEHEIMEN
DIENST
Hevige SNIJW0ND
IN DEN VINGER
KLOOSTERBALSEN
Roomschen en Protestanten in Noord-Brabant
IBimmtland
$euiüetoH
Kerk en School
Actie van Brabantia Nostra en een daaruit voortgekomen
ontstemming van de Protestanten.
Opleiding van zendelingen.
Oorsprong en uitbreiding.
De schooi te Oegstgeest.
BLOEDT VERSCHRIKKELIJK
Verband met KLOOSTERBALSEN
geneest de wond In 24 uur
A K K E R'S MKIMIl Tl* INZAII
„Geen goud zoo goed"
De N. R. Crt. schrijft:
In Protestantsche kringen in Noordbrabant
heerscht ernstige ontevredenheid over het
optreden van een groep Katholieke jonge
ren meest studenten van de R.K. Han-
delshoogeschool te Tilburg en van de R.K.
Leergangen aldaar, welke groep het tijd
schrift „Brabantia Nostra" uitgeeft.
Geestelijke vader van deze groep, die als
leuze heeft „Brabant aan de Katholieken",
is pater dr. P. C. Brouwer, hoogleeraar aan
de R.K. Leergangen. Gedurende den laat-
sten tijd worden in verschillende plaatsen
vergaderingen belegd, waar dr. Brouwer als
spreker optreedt, en in de aankondigingen
van welke vergaderingen veelal voor Pro
testanten zeer kwetsende passages voor
komen. Dit alles heeft onder de Protestan
ten vooral in West-Brabant eenige beroe
ring gewekt en heeft dezer dagen te Zeven
bergen tot een ernstig protest geleid.
Maandag 21 Juni zal de Brabantia
Nostragroep n.1. te Zevenbergen een ver
gadering houden, welke georganiseerd wordt
door een comité, waarin behalve eenige
geestelijken en hoofden van r.k. scholen,
o.m. zitting hebben de burgemeester van
Zevenbergen, de heer J. J. Yan Aken, en de
rentmeester van het Kroondomein uit Zun-
dert ir. G. J. Heymeyer.
In de Zevenbergsche Courant van 12 Juni
plaatste dit comité, waarvan de namen, ook
die van den burgemeester, volledig ge
noemd worden, een oproep tot bijwoning
van de vergadering. In dezen oproep wordt
o.m. het volgende geschreven:
„Brabant wete zich Katholiek, Bra-
bantsch en Nederlandsch. Katholiek!
Wie Brabant zegt, zegt Katholiek. Want
eenmaal door Gods genade verworven,
werd het geloof als een zuurdeeg, dat
het geheele leven doortrekt.
Tot de hervorming kwam. De storm
heeft het Brabantsche land gebeukt, en
niet zonder scha. Want ontnam ze den
kerken haar luister, het volk zijn ka
pellen en heiligen, kortom alles wat
uiterlijk sprak van Brabant z'n geloof,
erger was het verbieden van elke ge-
loofsmanifestatie, het terugdringen in
de schuilkerken, en uiteindelijk het
scheiden van geloof en leven, wat nood
zakelijk volgen moest.
Goddank deze storm is voorbijgedre
ven en wij weten de kern, het geloof,
ongedeerd.
Maar na hen, die ons het geloof
tijdens de verdrukking bewaarden, is
het nu onze beurt het te behouden niet
alleen, maar er elk domein van het
leven, als ware het een zon, van te laten
doorstralen.
Brabantia Nostra, Brabant aan ons!"
In den oproep wordt verder betoogd, dat
men slechts goed Nederlander kan zijn, als
men goed Brabander, en dus katholiek, is.
Deze oproep en vooral het feit, dat de
burgemeester van Zevenbergen er zijn
naam onder zette heeft in Brabant's
Westhoek onder de Protestanten groote
verontwaardiging gewekt.
Deze verontwaardiging is Zondagmorgen
tot uiting gekomen in een dienst in de Ned.
Herv. Kerk te Zevenbergen, welke door
ruim 600 Protestanten werd bijgewoond.
Na de prediking toch heeft de plaatselijke
predikant, ds. Pop, onder merkbare instem
ming van zijn gehoor voorlezing gedaan
van het volgende protest, dat door hem
in briefvorm aan burgemeester van Aken
was verzonden:
„Niet alleen met groote verbazing, maar
ook, en vooral met diepe verontwaardiging,
heeft ondergeteekende, en met hem vele
Protestantsche ingezetenen van uw ge
meente, kennis genomen van den inhoud
van een artikel in „De Zevenbergsche
Courant" van 12 Juni 1937, onder het op
schrift „Brabantia Nostra" (Brabant aan
ons).
Ondergeteekende leest daarin:
le. dat het gezegende werk der kerk
hervorming, waardoor het oude apostolische
evangelie van Gods genade in Christus aan
ons volk werd teruggegeven, genoemd
wordt „een storm, waardoor Brabant werd
gebeukt, en niet zonder schade; want ont
nam ze den kerken haar luister, het volk
haar kapellen en heiligen, kortom alles wat
sprak van Brabants geloof, erger was
het verbieden van elke geloofsmani-
festatie, het terugdringen in de schuilkerken
en uiteindelijk het scheiden van geloof en
leven, wat noodzakelijk volgen moest".
2e. dat de hervormingstijd een tijd van
verdrukking genoemd wordt;
3e. dat daarin beweerd wordt: „Wij kun
nen slechts goede Nederlanders zijn, als wij
goede Brabanders zijn"; onder „goede Bra
banders" worden dan Katholieke Braban
ders verstaan.
Aldus het bewuste artikel.
Ondergeteekende gevoelt zich verplicht,
tegen bovenvermelde uitlatingen met ernst
te protesteeren.
In de eerste plaats merkt hij op, dat de
Kerkhervorming geen storm was, waardoor
waardevolle geestelijke goederen werden
vernietigd, maar terugkeer tot het oude
apostolische evangelie, dat in de middel
eeuwen geheel was verduisterd.
In de tweede plaats constateert hij met
nadruk, dat er bij de Hervormers geen
sprake was van „scheiding van geloof en
leven", maar dat met name het Gerefor
meerd Protestantisme juist den nadruk
heeft gelegd op het nieuwe leven als vrucht
van de gemeenschap met Christus, zóó sterk
zelfs, dat Calvijn van rigorisme in dit op-
zicht werd beschuldigd.
In de derde plaats kan hij u de verzeke
ring geven, dat het op den Protestant een
zeer eigenaardigen indruk maakt, wanneer
de Katholieke Kerk, die door middel van de
Inquisitie duizenden en nog eens duizenden
Protestanten heeft vermoord, nog durft
spreken van „verdrukking", aangezien deze
zeer lichte verdrukking onder het regiem
van de Republiek niets is, vergeleken bij
bovenvermelde vervolging.
In de vierde plaats wijst hij met nadruk
af, dat wij alleen dan goede Nederlanders
zouden zijn, als wjj goede (n.1. Katholieke)
Brabanders zijn. Hij beweert daarentegen,
dat wij, krachtens de historie van het ont
staan van onzen Nederlandschen Staat, dan
pas goede Nederlanders zijn, als ons ge
loofsleven geworteld is in de beginselen
van hen, die mede door hun geloofsstrijd de
stichting van den Nederlandschen Staat
hebben mogelijk gemaakt.
Na dit ernstig protest geeft ondergetee
kende te kennen, met groote teleurstelling
te hebben gezien, dat bovenvermeld artikel
mede onderteekend door den Edelachtbaren
heer J. J. van Aken, burgemeester van deze
gemeente, door wiens onderteekening nota
bene ruim 20 procent van zijn gemeente als
een minderwaardige groep worde gedisquali-
ficeerd.
Dit protest werd voorgelezen van den
kansel der Ned. Hervormde Kerk te Zeven
bergen op Zondag 13 Juni 1937".
Dit protest vormt in Protestantsche krin
gen in West-Brabant het gesprek van den
dag, terwijl reeds pogingen worden aange
wend om tegen de actie van Brabantia
Nostra een krachtige tegenactie te stellen.
Bovendien hebben verschillende Protes-
tantsch-Christelijke vereenigingen te Ze
venbergen eveneens bij burgemeester Van
Aken geprotesteerd en zelfs heeft de Chr.
Oranjevereeniging hem de medewerking op
gezegd, zoolang de burgemeester de voor de
Protestanten kwetsende passages niet heeft
ingetrokken.
In de afgeloopen dagen is het bovendien
reeds eenige malen voorgekomen, dat den
burgemeester op straat onaangename woor
den naar het hoofd werden geslingerd. Ds.
Pop zegt dit ten zeerste af te keuren. Het
is echter een bewijs, hoe groot de veront
waardiging over de actie van Brabantia
Nostra is. Candidaten voor een eventueel
Coalitie-kabinet zal men in de hierbij be
trokken streek wel niet behoeven te zoeken
De Handelsblad zendingsmedewerker
schrijft:
Zoolang er zendingscorporaties hebben be
staan, is de vraag naar de beste opleiding
der zendelingen aan de orde geweest. Er zijn
wel eens menschen, die meenen dat het
leiding geven aan primitieven niet meer
eischt dan een trapje hooger in beschaving
te staan. Langzamerhand is echter het besef
doorgedrongen, inzonderheid door de erva
ringen der zending, dat juist het leiding
geven aan primitieven hooge eischen stelde,
teneinde in hun zieleleven in te dringen. De
gedachte dat een jongen, die op het gym
nasium mislukt, maar die toch zoovele goede
eigenschappen bezit, toch nog wel geschikt
zou zijn voor zendeling, moge nog bij be
zorgde ouders voorkomen, maar is toch in
zendingskringen geheel prijsgegeven. Een
zendeling, die veertig a vijftig gemeenten te
leiden heeft, die twee of drie Oostersche
talen moet beheerschen, heeft, behalve na
tuurlijke begaafdheid, een dergelijke oplei
ding noodig.
Het Ned. Zendelinggenootschap, in 1797
gesticht, had in het begin nog generlei er
varing op dit gebied (het nam onder zijn
eerste zendelingen een candidaat tot den H.
Dienst op en stelde dus de eischen niet te
laag). In 1799 kwam reeds de gedachte aan
de stichting van een eigen kweekschool op
en in 1808 lag reeds een plan ter tafel. In
1816 nam ds. Lam te Berkel de eerste vijf
leerlingen in zijn pastorie op. Hij gaf vier
keer per week les „in het eigenlijk gezegd
zendingswerk", godsdienstleer, taalkunde en
„bijbelstudie des N. T."; twee keer in die des
O. T., algemeene geschiedenis en aardrijks
kunde, terwijl gelegenheid werd gegeven tot
het houden van bijbeloefeningen en catechi
satie;. Ook werden Maleisch en Arabisch
beoefend, terwijl aan handwerk, tuinbouw,
schieten en varen de noodige zorg werd ge
wijd. Hij kreeg hiervoor, afgezien van de
kosten voor het onderhoud der leerlingen,
300 per jaar. De toestand te Berkel bevre
digde echter niet; van het ééne studeerver
trek „moest de deur dag en nacht open staan
wegens den steenkolendamp"; „goed drink
water was er niet", en „in de zomermaanden
dansten er legioenen muskieten".
In 1826 zocht men te Rotterdam een beter
huis. Verscheidene predikanten gaven toen
lessen. In 1837 drong dr. W. R. baron van
Hoëvell uit Indië op een meer wetenschap
pelijke opleiding aan. In 1838 betrok men
toen het huis in den Houttuin, dat later weer
verwisseld werd voor een mooi buitenhuis
aan de Rotte. Maar van toen af heeft men
ook een vasten director benoemd, die als
secretaris van het genootschap zou optreden
en tevens de studie der aanstaande zende
lingen zou leiden. Het vraagstuk is nimmer
tot rust gekomen, noch bij het Genootschap,
noch bij de Ned. Zendingsvereeniging en
Utrechtsche Zendingsvereeniging, resp. m
1858 en 1859 gesticht.
In 1905 kwam de Ned. Zendingsschool tot
stand, waarin thans de drie opleidingsscho
len vereenigd zijn, die aan den eenen kant
een aanmerkelijke bezuiniging gaf, maar
daarin tevens de mogelijkheid om het on
derwijs op hooger peil te brengen. In 1917
werd zij overgebracht naar Oegstgeest, op
de grens van Leiden. Daar kon het onder
wijs zich krachtig uitbreiden, vooral door de
hulp der Leidsche universiteit. De literaire,
de theologische en de medische faculteit zijn
hierin betrokken.
In vroeger jaren werden geen hoogere
eischen voor toelating gesteld dan het met
vrucht doorloopen der lagere school, daarna
is het toelatings-examen gelijk gesteld met
het Mulo-diploma. En nu zijn de eischen van
toelating in 1937 opgevoerd tot het eind
diploma gymnasium, H.B.S. 5-jarigen cursus
of eindiploma kweekschool. De mogelijk
heid voor menschen „met singuliere gaven
blijft intusschen open. Hiermee konden de
eerste twee jaren voorbereidend onderwijs
vervallen en worden vervangen door een
jaar oriënteerend onderwijs, zoodat de cur
sus nu vijf jaren duurt.
Daarbij is echter de mogelijkheid geopend
waarbij inzonderheid aan theologische can
didaten gedacht is om een spccialen cursus
te volgen, die drie jaar zal duren. Deze op
leiding zal tevens dienen om predikant bi
de Indische Kerk te kunnen worden. Het
eindexamen, dat in samenwerking met de
Indische Kerk wordt afgenomen, zal dan
gelden als proponentsexamen in deze Kerk.
Men hoopt, dat ook de Ned. Herv. Kerk dit
proponents-examen over eenigen tijd zal
erkennen, zoodat dan voor overgang van de
Indische tot de Ned. Herv. Kerk geen collo
quium doctum meer noodig zal zijn.
Men beseft hoe hiermede een nieuwe koers
is ingeslagen. En men begrijpt, hoe dank
baar het bestuur der Ned. Zendingsschool
was, dat de tegenwoordige rector dr. F. J.
Fokkema voor de benoeming tot hoog
leeraar te Groningen bedankt heeft, want
hij is de man bij uitstek geschikt om bij
nieuwen koers de goede leiding te geven.
BEROEPEN.
Te Amersfoort is voor de Chr. Geref.
Kerk beroepen de heer J. Drenth te Broek
op Langendijk.
„KERK EN VREDE."
Algemeene vergadering te Zwolle.
Gistermiddag om twee uur werd de al
gemeene vergadering van „Kerk en Vrede"
door ds. J. J. Bskes Jr. te Zwolle geopend,
waarbij gezongen werd psalm 121 v.1. en
voorgelezen uit het evangelie van Mat-
theus en den brief aan d. Efezen.
De voorzitter, ds. Wartena, was verhin
derd, zoodat ds. Buskes het openingswoord
uitsprak. Het getuigen-zijn van Christus
dringt tot beslistheid, zeide spr., ook ten
opzichte vaa de vragen van oorlog en
vrede. Wij hebben het geloof en het ver
trouwen, dat wy in God's dienst staan.
Geve dit ons onze beslistheid ook in dezen
ty'd, vol van oorlog en oorlogstoerusting.
Na het uitspreken van een gebed, besloot
de vergadering een telegram te zenden aan
professor Heering.
Uit het jaarverslag van den secretaris
bleek, dat het ledental eenigermate terug
liep en bedroeg op 1 Mei 1937: 7535. Het
aantal voorgangers, hierin begrepen, bleef
zich nagenoeg handhaven .1. 383. Het aan
tal afdeelingen bedraagt 101.
Het verslag van den penningmeester
vermeldt als lasten en baten over het jaar
1936-1937 een eindbedrag van 16.482.51.
Beide verslagen werden goedgekeurd.
De begrooting voor 1937-1938 sluit met
een bedrag van 15.190.
Op voorstel van het hoofdbestuur werd
dr. M. van der Voet tot voorzitter gekozen.
Aan hem droeg ds. Buskes de verdere lei
ding van de vergadering, alsmede de lei
ding der vereeniging over. De nieuwe
voorzitter wees op het vele en goede, dat
zijn voorganger heeft gedaan.
Hierna volgde de bespreking van het
beleid van het hoofdbestuur. De afd. Lei
den wees op de algemeene bekendheid met
de wet van 13 Juli '23 (gewetensbezwaren
tegen de vervulling van den krijgsdienst)
en verzooht het hoofdbestuur hieraan
meer bekendheid te geven en de afdeelin
gen in deze kwestie richtlijnen te ver
strekken.
De voorzitter wees op de circulaire, die
dienaangaande in voorraad is en wacht op
de afname der afdeelingen.
De afd. Drachten vroeg om meerdere
concreetheid in zake de luchtbescherming
en om in overweging te nemen een niet
uitsluitend negatieve houding, hoe moeilijk
deze kwestie van principieel standpunt
ook is.
De voorzitter wees er op, dat deze zaak
ook bij het hoofdbestuur ernstig is over
wogen, maar dat het initiatief in dezen
moet worden overgelaten aan ieder per
soonlijk. Een „Kerk en Vrede"-lid zal dit
echter nimmer doen op een wijze, die
steun verleemt aan bepaalde suggesties,
welke luchtbescherming en oorlogstoerus
ting samen doen vallen.
mAls moeder van een gioot gezin, had
ik het ongeluk mij b(j 't brood ani/den
een flinke Jaap in den wijsvinger te
geven. Het bloedde verschrikkelijk. Een
van mijn kinderen bracht dadelijk den
Kloosterbalsem, die in mfjn huisgezin
met kinderen telkens van pas komt
Na een doehje met dezen geneeskrach'
tig en balsem op mijn vinger te hebben
gedaan, hield het bloeden dadelijk op
en de hevige wond was tot mijn ver-
bazlng in 24 uur geheel geheeld en
totaal genezen." B te Gr.
Onovertroffen bij brand-en an|]wonden
Ook ongeëvenaard als wriifmiddel b||
Rhenmatlek, spit en pijnlijke spieren
Schroetdoo* 85 et Potten: 62J4 et en 1.04
Bij het bespreken van het redactiebeleid
van het orgaan „Kerk en Vrede" betoogde
de afd. Rotterdam, dat de artikelen in het
orgaan, de geloofsstrijd tusschen "kerken
en richtingen niet moeten aanwakkeren,
waarvan een voorbeeld wordt gegeven. Ds.
Buskes wees op de noodzaak, die er kan
zijn om felle critiek te geven op elk geloof
en elke kerk, die beginselen verkondigen,
waardoor het militairisme wordt gesanc
tioneerd.
PER BUS NAAR PARIJS.
De hiervoor opgestelde bepalingen.
De K.N.A.C. deelt ons de bepalingen
mede, waarmede de organisatoren van rei
zen per autobus naar de wereldtentoonstel
ling rekening moeten houden, teneinde in
Frankrijk geen moeilijkheden te ondervin
den.
Nederlandsche autobushouders mogen op
hun reizen naar Parijs uitsluitend in Ne
derland thuis behoorende personen vervoe
ren. Deze bepaling geldt zoowel voor de
heen- als voor de terugreis. De reizen moe
ten ook inderdaad de wereldtentoonstelling
tot doel hebben en elk der inzittenden moet
voorzien zijn van een carte de legitimation.
De autocars mogen voor niets anders dienst
doen, dan voor het vervoer van de toeris
ten. Te dien einde moet de chauffeur van
de autobus in het bezit zijn van eeh volle
dige lijst, bevattende de namen van de
aanduiding van het nummer van hun legi-
timatiekaart. De reizigers zijn verplicht
op aanvraag hun kaarten aan de autoritei
ten te toonen.
Zoodra bij de douane blijkt, dat een der
toeristen niet in het bezit is van een legiti-
matiekaart wordt door de douane de auto
bus aangehouden en de gendarmerie ge
waarschuwd die nader regelend zal optre
den.
Bij het verlaten van Frankrijk moet de
chauffeur aan de douane een copie kunnen
toonen van de hierboven vermelde naam
lijst, welke door de grensbeambten bij de
binnenkomst in Frankrijk is geviseerd, zoo
dat kan worden aangetoond, dat in de
autocar dezelfde personen zijn gezeten die
op de heenreis deel van het gezelschap uit
maakten.
Bovenstaande regeling is niet van toepas
sing op besloten gezelschappen, als sport-
gezelschappen en dergelijke, doch deze zijn
teneinde misbruik te voorkomen gehouden
zich van te voren in verbinding te stellen
met den prefect van het arrondissement,
waar zij Frankrijk denken binnen te ko
men. Men moet dan nauwkeurig opgeven
wanneer de reis wordt gemaakt, waar de
grens zal worden gepasseerd, het doel van
de reis, het aantal passagiers en de naam
en het adres van het gezelschap. De leider
hiervan moet bij de Fransche douane een
door den prefect geteekende verklaring
kunnen overleggen.
PKHPOMSCHE AVONTURENROMAN.
Door G. P. BAKKER.
42)
HOOFDSTUK XXVI.
De Oude Herberg lag een eindje van den
landweg af aan een schaduwrijke beuken
laan, dicht bij het kruispunt der heerwegen
naar Burg en Maagdenburg. Zij werd be
woond door Rudolf, den ouden wachtmees
ter van Wallenstein's leger, die onder overste
Saxon had gediend. Hij was getrouwd met
Anette, een zoetelaar.
In de schaduw der boomen zat op dien
morgen de koning van Zweden, Gustaaf
Adolf met eenige heeren van zijn staf. De
troepen trokken in marschcolonne naar het
Zuiden en Zijne Majesteit, die met vijf
duizend ruiters de voorhoede vormde, was
achtergebleven om zijn leger te zien voorbij
trekken.
En zeker was het een schitterend gezicht
de regimenten in hun keurige uniformen en
in volslagen orde als op een parade te zien
passeeren. De ruiterij bestond uit kurassiers
en dragonders De'zware ruiters droegen een
kuras en stormhoed, de wapenen waren een
karabijn, twee pistolen en een kromme
sabel.
De infanterie had nog wel den stalen
helm, maar de kurassen had de koning af
geschaft. De zware lange piek was vervan
gen door een korter en lichter wapen. Het
regiment was veel lichter verplaatsbaar en
vlugger in zijn bewegingen dan tot dusverre
de gewoonte was en het regelmatig in den
pas marcheeren op de tonen der verschil
lende muziekcorpsen, trommels en trom
petten gaf den indruk van groote kracht en
zekerheid.
Elk regiment bestond uit 8 compagnieën,
elk van 126 tot 146 man, in den regel 54
piekeniers en 72 musketiers. Twee regimen
ten vormden weer een brigade. Deze waren
gekleed in verschillende kleuren, geel, wit,
rood, paarsch, blauw enzoovoort. Ook droe
gen de regimenten de onderscheidingen van
de deelen van Zweden, waaruit ze afkomstig
waren.
De artillerie bestond uit nieuwe, veel
lichtere kanonnen, die pas uit Zweden wa
ren aangekomen. De forsche paarden trok
ken stukken en munitiewagens vlug voort
zonder eenige stagnatie.
De morgenzon deed het staal schitteren
en verhelderde de kleuren. De aanvoerders,
waarvan velen nog gekleed in haranassen
met gepluimden helm en wapenrok, reden
als zilveren helden voor hun troepen. De
kleurrijke vaandels der infanterie, de stan
daarden der cavalerie en de vaantjes aan
de lansen staken vroolijk af tegen het groen
van den achtergrond.
De koning was welgemoed, want de keur
vorst van Saksen, radeloos door het bericht,
dat Tilly vast besloten was in zijn land te
vallen had Van Arnhem en Vitzthum om
hulp naar hem afgevaardigd.
Gustaaf Adolf had zware eischen gesteld.
„Wanneer de keurvorst mij op tijd ter
hulpe gekomen was", had hij gezegd, „dan
zou hij nu niet in den hoogsten nood ver-
keeren en Maagdenburg zou niet verwoest
zijn Nu hij geen enkelen anderen uitweg
meer ziet, wendt hij zich tot mij. Maar wie
waarborgt mij de woorden van een vorst,
die in zijn kabinet ministers duldt, die door
Oostenrijk worden betaald en dat hij den
keizer niet weer in het gevlei zal komen,
wanneer Tilly op hoog bevel zijn troepen
terugtrekt? Tilly zal zijn leger zoo machtig
mogelijk maken, hetgeen mij echter niet
zal weerhouden, tegen hem op te trekken,
daar ik in mijn rug nu volkomen 'gedekt
ben".
„Wat helpt het over het verleden te spre
ken?" had Van Arnhem geantwoord. „Ge
dane zaken nemen geen keer. Majesteit
noem uw voorwaarden".
„De vesting Wittenberg en den oudsten
prins als gijzelaar. Voor mijn troepen een
driemaandelijksche soldij en voorts zal hij
mij de verraders in zijn ministerie uitle
veren".
Het antwoord van den keurvorst luidde:
„Niet alleen Wittenberg, ook Torau, ja ge
heel Saksen staan voor Uwe Majesteit open.
Mijn geheele familie zal ik u als gijzelaars
zenden en als u dat niet genoeg is, zal ik
zelf komen. Ik zal de.verraders uitleveren,
de gevraagde soldij betalen en met mijn
leven en gansche vermogen aan uw zijde
staan".
En de koning met zijn warm hart, geroerd
door zooveel oprechtheid, had zijn strenge
eischen teruggenomen. „Maagdenburg heeft
mij zoo wantrouwend gemaakt", zei hij ver
ontschuldigend. „Een maand soldij is vol
doende en ik hoop hem daarvoor dubbel
schadeloos te stellen".
En nu was de-koning van Zweden op weg
zich met de Saksen te vereenigen. Eindelijk,
al was het door bittere noodzaak gedrongen,
had de voornaamste der, protestantsche
keurvorsten zijn zijde gekozen.
Ja, de koning was welgemoed.
De generaal Johan Banner, de vriend en
vertrouweling van den koning, die met zijn
blauwe oogen, open gelaat en blonde haren
zeer op den koning geleek, zat naast hem.
„Zou Tilly trachten mij te verhinderen
door de Elbepassen te trekken en de ver
eeniging der legers onmogelijk te maken,
Johan?" vroeg hij Banner.
„Generaal Saxon is met de zijnen op ver
kenning uitgegaan om de positie der keizer
lijke troepen te verkennen en hij komt
altijd met nauwkeurige gegevens terug",
antwoordde graaf Banner.
„Majesteit", zei generaal Baudissen eens
klaps. „Hoort- u wel, dat er muziek klinkt
uit de richting Maagdenburg?"
De koning luisterde.
„Je hebt gelijk en als ik goed hoor, is
het dat lied van Saxon's ruiters. Majoor
Melchior zal in aantocht zijn,«maar waar
om hij optrekt met volle muziek is mij een
raadsel".
Weldra reed Melchior aan het hoofd van
zijn ruiters voorbij de Oude Herberg. Hij
salueerde diep voor den koning. Zijn offi
cieren volgden het voorbeeld en de ruiters
keken naar links, de sabels met de punt
naar beneden.
„Wat is dat voor een vertooning?" riep
Gustaaf Adolf uit. „Een roode keizerlijke
dragonder, een karos met twee bedienden in
het zwart, twee Fransche edellieden terzijde
en als slot twee kurassiers van Tilly. Een
mooie optocht!"
„Misschien een afgezant van Tilly met
een of andere boodschap, opgepikt door
Melchior", meende Baudissen, „maar die
muziek is mij ook niet duidelijk".
De roode dragonder sprong van zyn
paard en liep naar den koning. Generaal
Banner sprong op: „Halt daar", beval hij.
„Geen stap verder!"
De dragonder nam zijn helm van het
hoofd, verwijderde met een handige bewe
ging de roode snor en zei lachend:
„Morgen Majesteit. Morgen heeren".
De koning stond op, reikte generaal Saxon
de hand.
„Saxon wat heb je in vredesnaam nu
weer uitgehaald? Ga zitten. Wie heb je
daar bij je en breng je goed nieuws?"
„Dat is een lang verhaal, Sire".
„Waar wie zit er in die karos?"
„Een dame uit de Bakenstraat in Halber-
stadt. Ze was door don Felipe del Torez ge
vangen genomen, maar luitenant De Vries
heeft haar bevrijd".
„Ik heb gehoord dat je hem tot luitenant
hebt gepromoveerd", opperde Baudissen, die
de koenste maar ook de zuinigste van Gus
taaf Adolf's generaals was.
„En niet ten onrechte", meende Banner.
„Eerst het voornaamste, heeren. Wat zal
Tilly ondernemen? Wat zyn zijn plannen?
oen je daar achter gekomen?
„Om dat te vernemen, heeft Uwe Majes
teit mij toch uitgezonden"
„En?"
(Wordt vervolgd).