DE KABINETSFORMATIE. Noenmaal van den Nederlandschen Journalistenkring. Binnenland Jhr. Mr. Dr. Van Karnebeek over de reis van de Nederlandsche Handelsmissie naar Zuid-Amerika. Prins Bernhard als gast bij de Nederl. Journalisten. Moeilijkheden van vrijzinnigen kant. v, In hotel „Wittebrug" heeft Vrijdagmid dag de Nederlandsche Journalistenkring zijn jaarlijksch noenmaal aangericht, waar jhr. mr. H. A. van Karnebeek, hoofd der Nederlandsche handelsmissie naar Zuid- Amerika het woord voerde en dat ditmaal bijzondere beteekenis had door de aanwe zigheid van Z. K. H. prins Bernhard. Ook de minister van buitenlandsche za ken, jhr. mr. de Uraeff en de minister van handel, nijverheid en scheepvaart, prof. dr, ir. Gelissen, toonden door hun aanwezig heid belangstelling. Prins Bernhard Het bestuur van den N. J. K. had tot deelneming aan het noenmaal verder uit- genoodigd alle leden van de Nederlandsche handelsmissie, van wie o.a. aanwezig waren de secretaris, mr. van Balen en de heeren mr. Ch. Weiter, E. E. Menten, E. Henny, Daniels en jhr. van der Wyck. Verder waren aanwezig de heeren A. J. Lievegoed en D. J. Lambooy, chef en adjunct-chef van den regeeringspersdienst, de eere-voorzitter van den Nederlandschen Journalistenkring, mr. Plemp van Duive- land en de eere-leden Elout en D. Hans, het dagelij ksch bestuur van de vereeniging van dagbladdirecteuren „De Nederlandsche Dagbladpers", bestaande uit de heeren J. W. Henny, voorzitter, mr. Veenhoven, secr. en H. Nygh, penningmeester, de heer Schneiders als vertegenwoordiger van de R.K. Journalisten vereeniging en de heer Herbert Antcliffe namens de buitenland sche persvereeniging, alsmede een groot aantal directeuren van dagbladen, hoofd redacteuren en journalisten uit alle deelen van het land. Te 1 uur precies arriveerde prins Bern hard, die vergezeld wefrd door zijn adju dant, jhr. ir. Röell en zijn secretaris jhr. Dedel. De prins werd door het bestuur van den Nederlandsche Journalistenkring ontvangen en naar de onvangzaal geleid, waar de krijgvoorzitter, de heer Henri Dekking, de aanwezigen aan Z. K. H. voorstelde. Daarna plaatsten de gasten zich aan de, onder leiding van den heer Meyer, direc teur van hotel „Wittebrug", smaakvol met oranje babyrozen en trosroosjes versierde tafels, die een feestelijken aanblik boden. Begroetingsrede van den voorzitter. Voor den aanvang van het noenmaal, toen allen hun plaats aan tafel hadden in genomen, heeft de voorzitter van den Ne derlandschen Journalistenkring, de heer Henri Dekking, .ongeveer als volgt gespro ken: Koninklijke Hoogheid, De Nederlandsche Journalistenkring acht het een hooge eer en een bijzondere onder scheiding Uwe Koninklijke Hoogheid wel kom te mogen heeten in zijn midden aan dit noenmaal. Uwe Koninklijke Hooghei.l is zoo welwillend geweest ons mede te deelen dat U met de dragers van de jour nalistiek in ons land, redacteuren en direc teuren, kennis wilde maken gelijk Uwe Koninklijke Hoogheid reeds deed met een aantal leiders van cultureele, commerciëele en industriëele ondernemingen in ons land. Uw Koninklijke Hoogheid vindt hier de vertegenwoordigers van bladen van allerlei richting en beginsel byeen, zeer talrijk sa mengekomen op deze voor de pers zoo bij zonderen dag. Het Koninklijk Huis heeft herhaaldelijk belangstelling in den Nederlandschen Jour nalistenkring getoond. Nog onlangs bij het afscheid van onzen voorzitter Hans, heeft H. M. de Koningin in een door ons zeer ge waardeerd schrijven aandacht voor den kring bewezen. Prins Hendrik hebben wij evenzeer als Uwe Koninklijke Hoogheid in ons midden mogen begroeten als gast: het doet ons vreugde dat U. K. H. deze welwil lendheid jegens ons voortzet. Kennismaking met de pers Het klinkt eenigszins wonderlijk voor U, die naar wij weten de pers al zoo van nabij kent. (Gelach). Van den aanvang af, ja reeds voor Uw komst in Uw nieuwe vaderland, richtte zich een geweldige aandacht van de Neder landsche pers op den persoon van U. K. H en het was vooral de fleur van ons vak: de verslaggeverij, die U met de grootste be langstelling begroette en omzwermde. MiS' schien had U.K.H. wel eens den indruk van onbescheidenheid, maar U.KH. had zoozeer aanstonds de aandacht, en sympathie en genegenheid van ons volk, dat het de plicht der Nederlandsche verslaggevers was, deze algemeen gedeelde gevoelens steeds meer kracht en kleur te geven. De zin voor humor en de sportiviteit van U.K.H. vonden daarin toch wel behagen. Men heeft slechts de talrijke foto's, van den aanvang af van den prins gemaakt, te beschouwen, om te weten hoe U.K.H. de taak van de verslag gevers begreep en hun uw vriendelijke medewerking niet ontzegde. Humor en sportiviteit, ook onder journa listen leven die genoeg, dat daar vreugd werd gevoeld, toen U.K.H. eindelijk uit de openbaarheid willende treden, bij den aan vang van Uw huwelijksreis den verslag gevers geen schijn van kans hebt gegeven. In het ontwijken van reportage heeft U.K.H. een wereldrecord gevestigd. (Vroolijkheid). Koninklijke Hoogheid, in de komende jaren zal de pers ongetwijfeld U nog vaak belangstelling wijden, de vrije onafhanke lijke pers, die in ons land de stem des volks is. Moge die stem met eerbied, waardeering en erkentelijkheid, omtrent den persoon van den prins klinken tot voldoening ook van U.K.H. Zoo straks zal aan dit noenmaal een groot Nederlander het woord voeren. Hem voor zeker, naast den journalisten, geldt Uwe belangstelling. Excellentie van Karnebeek, ook U moge ik in dezen kring begroeten. Het kring- bestuur had een gelukkigen dag, toen het uit Chili Uw vliegbrief ontving, dat gij onze uitnoodiging tot deze bijeenkomst aan- vaardet. Wij wisten toen immers, dat de bijzondere beteekenis van deze kringnoen malen stond te worden verstrekt. De Graaft Gelissen In zoo velerlei kwaliteiten, als burge meester van Den Haag, als minister van Buitenlandsche Zaken, als commissaris der koningin, heeft Uwe Excellentie het vader land groote diensten bewezen, in dezen kring weet en waardeert dat iedereen. Spr. herinnerde aan den strijd, welke jhr. van Karnebeek voor de verdediging van onze eer in Parijs gevoerd heeft. De regeering, aldus spr., wetende dat Uw staatsmanswijsheid in den loop der jaren niet onverminderd was, heeft in dezen tijd het besluit genomen U de leiding op te dragen van een groot landsbelang. De ver sterking van onze handelsbetrekkingen immers is een levenskwestie voor onze natie, een handelsmissie naar Zuid-Amerika toog onder Uw leiding uit. Wat U daarbij hebt bereikt, de regeering die immers het resultaat het best beoordeelen kan, heeft U dadelijk na Uw thuiskomst hartelijk ge huldigd en een hooge onderscheiding toe gekend, waarmede wij U van harte geluk wenschen. Nader zal blyken en wellicht hooreri wij zoo aanstonds een en ander uit Uw mond, enkele bijzonderheden over wat U thans opnieuw voor ons land hebt mogen be reiken. Spr. heette verder welkom de ministers van Buitenlandsche Zaken en van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, de leden der handelsmissie en alle verdere aanwezigen. Toen de glazen waren volgeschonken heeft de heer Dekking zich met de volgen de woorden tot de aanwezigen gericht. Vóór onze maaltijd aanvangt noodig ik U uit een dronk te wijden aan onze Ko ninklijke familie, aan Hare Majesteit de koningin, aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, aan zijne Koninklijke Hoog heid Prins Bernhard. De heilwensch uit ons aller hart gaat thans voorzeker geheel uit naar de jonge vrouw, wier ontroerende innig blijde mededeeling Dinsdagavond door de radio wij allen met aandoening hebben ver nomen. Het geluk van ons vorstelijk gezin en van het Nederlandsche volk ligt thans in prinses Juliana en hare blijde verwachting. Op de gezondheid, het welzijn, den levens bloei van onze prinses zij onze Vaderland- sche heilwensch, van heeler harte en jui chende gewijd". Een strijkje zette het Wilhelmus in, dat door alle aanwezigen staande werd meege zongen en gevolgd werd door een driewerf hoera voor prinses Juliana. Het uitgebreide noenmaal, dat volgde, had een zeer geanimeerd verloop. De hooge gasten onderhielden zich levendig met hun tafelburen en de muziek van het strijkje verhoogde de genoegelijke stemming. Nadat het dessert gereserveerd was, kreeg Jhr. van Karnebeek het woord tot het hou den van de aangekondigde causerie. Rede jhr. van Karnebeek. Hierna was het woord aan Z. Exc. den minister van Staat, jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, commissaris der koningin in de provincie Zuid-Holland en leider van de Nederlandsche handelsmissie naar Zuid- Amerika. In de uitnoodging van den N. J. K. heeft spr. meer gezien dan louter nieuwsgierig heid, doch vooral het medeleven van de pers in de belangen van het land, die «door de missie vertegenwoordigd werden. Het werk, dat de missie gedaan heeft, is nog slechts een begin en spr. hoopt, dat bij de voortzetting van dit werk eveneens op den steun van de Nederlandsche pers gere kend kan worden. Spr. heeft het vooral zoo gewaardeerd, dat behalve hijzelf ook alle andere missionarissen voor deze lunch zijn uitgenoodigd (vroolijkheid). Want naar buiten was de missie een enkele, ondeel bare eenheid. Sommigen hebben zich wellicht de vraag gesteld, al is deze niet uitgesproken, welke orders de missie nu eigenlijk geboekt heeft. Een goed koopman zou echter deze vraag niet stellen, omdat hij weet, dat vooral in Jhr. van Karnebeek een land, dat nog commercieel nauwelijks bewerkt is, er meer daft veertien dagen noodig zijn om orders Van beteekenis te boeken. Het doel van dt missie lag hooger dan het boeken van orders en beoogde een politiek-economische verkenning op indus trieel, commercieel, landbouwkundig, finan cieel en monetair gebied, waarmee men het voorbeeld volgde van andere landen, die hét belang van dergelijke economische ver kenningen reeds eer hadden gezien. Wij hebben zeide spr. niet geheel Zuid-Amerika bezocht, maar wel het groot ste en belangrijkste gedeelte, n.1. Brazilië, Argentinië, Chili en Uruguay. Men houde rekening met den omvang van deze lan den. Brazilië is bijna 4 y, maal zoo groot als Nederlandsch-Indië, Argentinië 1 maal zoo groot, Chili nog altijd 20 maal zoo groot als Nederland. Men denke zich een dergelijken omvang in. De beteekenis ervan wordt nog duidelij ker als men zich voorstelt welke bodem schatten deze landen bevatten en vooral als men zich een denkbeeld vormt van de rel, die de productie van Zuid-Amerika op de wereldmarkt inneemt. Spr. trad daarna in een uiteenzetting van de beteekenis van die productie op het ge bied van delfstoffen en mineralen, bodem producten, enz. Nu doet zich de vraag voor: wat zal on der de gegeven omstandigheden de gang zijn der economische ontwikkeling in die landen? Zal het blijven bij export van de primaire goederen, die zij voortbrengen, of kan men een industrieele ontwikkeling tegemoet zien. Men bedenke dat deze landen vrijwel geen steenkool produceeren, 0.15 procent van de wereldproductie. En dat er een tekort is aan werkkrachten en menschen komt om de natuurlijke rijk dommen tot gelding te brengen. Het beeld wordt dan: onmetelijk gebied, weinig steen kolen en een tekort aan nuttige menschen en men vraagt zich dan af of onder zulke omstandigheden er voorloopig wel 'n andere ontwikkeling mogelijk is dan die welke tot aan den oorlog deze landen heeft geken merkt. Toch zien wij dat na den oorlóg een in dustrialisatie is opgekomen, die in beteeke nis voortdurend toeneemt. Spr. behandelde daarvan de oorzaken, die samenhangen met de zelfvoorziening waartoe in de oorlogsjaren deze landen werden geroepen met een groeiend natio naal zelfbewustzijn en niet een streven naar een zoodanig actieve handelsbalans, dat daarmee de verplichtingen konden wor den voldaan, die het gevolg waren o.a. van de voor interne ontwikkeling in het buiten land op te nemen kapitalen. Spr. gaf daarna de verschillen aan, die er in het industrialisatieproces in de verschil lende landen zijn waar te nemen en de goederen waarop dit proces betrekking heeft. Na gewezen te hebben op de concurrentie, die zich op de markten doet gevoelen, be handelde hij de vraag, in hoever er nog plaats is voor Nederland, waarvan de in dustrie vooral op verbruiksgoederen is ge richt en die de steunpunten mist, die andere landen vinden in ondernemingen, die zij zelf in Zuid-Amerika hebben gesticht. Spr. wees er daarna op, dat naar de een stemmige meening der missie voor Neer land, al komen wij wat laat nog de noodig gelegenheid tot afzet openstaat, er voor s op wijzend, dat dit alleen zal gelukken, wanneer de markten intensief en op e meest geschikte wijze bewerkt worden. Men zal daarbij echter vooroordeelen moe ten laten varen, zich ervan moeten ont houden gevallen, waarin vroeger minder goede ervaringen werd opgedaan, te genera liseeren, bereid zijn, zich naar het voorbeeld van andere landen aan te passen aan de ginds geldende handelsusanties. Daaiby moge worden bedacht, dat Nederland het voordeel heeft in Zuid-Amerika goed aan geschreven te staan, dat men daar op Ne derlanders als immigranten gesteld is. Spr. behandelde daarna de ontworpen emigranten-overeenkomst en de voordee- len, die uit emigratie en bedachtzaam ka- pitaalsinvesteering indirect voor Nederland zouden worden verkregen. Spr. wees er daarna op, dat uit een oog punt van internationaal-politieke veiligheid en interne rust gindsche staten met voor deel de vergelijking met menig ander we relddeel kunnen doorstaan. Thans moet op de gelegde grondslagen worden voortgebouwd, van de gekweekte stemming geprofiteerd. Van de uitzending der missie die in Zuid-Amerika met zulk een buitengewone hartelijkheid en hoffe lijkheid was ontvangen, een nuttige episode worden gemaakt in de ontwikkeling der handelsbetrekkingen, niet van Nederlahd, maar ook van Nederlandsch-Indië. Luid applaus volgde op de op prettige wijze uitgesproken, vlotte en van geest tintelende rede van jhr. van Karnebeek. Terwijl in een der zijzalen de koffie ge serveerd werd, onderhield prins Bernhard zich met verscheidene aanwezigen. Het on gedwongen samenzijn duurde tot ongeveer half 5 Toen vertrokken de prins, en de heeren jhr. Röell en jhr. Dedel uitgeleide gedaan door de leden van het bestuur der N J K., terwijl ook de leden van de han. delsmissie zich terugtrokken in een nuss.e- vergadering onder leiding van jhr. van Karnebeek. Prins Bernhard heeft autopech. Toen prins Bernhard gistermiddag per auto, vergezeld door zijn adjudant en een tweetal bedienden, Hillegom doorreed, wei gerde de wagen plotseling dienst. Alle po gingen, om de auto weer op gang te kry- gen mislukten. De prins en zijn adjudant gingen in een winkel beraadslagen, op welke wijze zy de reis zouden kunnen voortzetten. Tijdens dit gesprek kwam een andere automobilist binnen, die aanbood, de beide heeren naar de plaats van hun bestemming te brengen. Het aanbod werd gretig aanvaard en met achterlating van ''e stakende hofauto reden de prins en zyn adjudant weg..» De „Stand." schrijft: „Bijna drie weken is het geleden, dat dr. Colijn met de opdracht een nieuw Kabinet samen te stellen, werd belast. Die opdracht was in overeenstemming met den uitslag der verkiezingen en over eenkomstig de verwachting der groote meer derheid van ons volk. Veel is er tijdens de ze periode en terecht waarin dr. Co- lijn de opdracht in beraad had, niet naar buiten bekend geworden van wat er in de Conferentie-kamer plaats vond. Toch kon 't voor een ieder duidelijk zyn in welke rich ting de formateur de samenstelling van een nieuw Kabinet zou zoeken. Toen dr. Colijn in 1933 met de vorming van een Kabinet belast werd, zocht hij, ge zien de internationale verwarring en let tend op den kritieken toestand in eigen vaderland de samenwerking van hen, die hoezeer in het verleden eikaars politieke te genstanders ook, zich wilden opmaken om de moeilijkheden het hoofd te bieden. En hoewel het onder zijn leiding staande crisis- Kabinet de principieele verschillen tusschen de onderscheidene richtingen eerbiedigde, sprak de minister-president om, bii de be- handelng van de Rijksbegrooting 137, in het bijzijn en blijkbaar onder instemming van de vrijzinnige ministers onbewimpeld uit, dat Nederland een Christelijke natie is en de grondbeginselen van het Christendom hun erkenning behooren te vinden in het Staatsbestuur. Wel werden zij,.die krachtens traditie aan de openbaring van de levenswaarden van het Christendom vasthouden, niet uitgeslo ten, toch werd het Christelijk beginsel door den leider van het Kabinet onbewimpeld gehandhaafd. Bij de poging tot vorming van een nieuw Kabinet stond het dus vast, dat de forma teur opnieuw van de positief Christelijke grondslagen onzer samenleven zou uitgaan, al bleef ook in de toekomst de medewerking van vrijzinnige ministers wenschelijk. Een zuiver coalitie-Kabinet viel van hem niet te verwachten. Ook bij de vorming van het nieuwe Kabinet bleef dr. Colijn zich zelf gelijk en streefde hij, op de basis in de Tweede en Eerste Kamer aangegeven, naar een oplossing. Het program van den forma teur ging, naar wij mogen aannemen, hier van uit. Bij de verschijnselen van verwarring ook in ons volksleven nog merkbaar, wenschte bij het beleid van het door hem te vormen Kabinet in de eerste plaats gericht te zien op beveiliging van die positief Christelijke grondslagen met dien verstande, dat dit be leid rust op de Staatkundige toepassing van de groote grondwaarheden van het Chris tendom. Wij meenen al weer niet ver mis te tasten als eenige daarbij nader geformuleerde pun ten betrekking hadden op de krachtige handhaving van het gezag, de eerbiediging van de vrijheid in Godsdienst en geweten, de bewaring van den rechtmatigen volksin vloed op het landsbestuur en zorg voor de gezonde ontplooiing van het huwelijks- en gezinsleven, de handhaving van de publieke eerbaarheid, de onthouding van Overheids wege van alles wat tot ontheiliging van den wekelijkschen rustdag aanleiding geeft en handhaving dezer beginselen ook in het so- ciaal-ecoomisch leven. Od deze grondslag is de medewerking van de Vrijzinnig-Democraten en Liberalen, wil men: van de thans zittende ministers Oud en van Lidht de Jeude, niet gekregen. Men zou zich kunnen voorstellen, dat met name de Vrijzinnig-democraten moeilykhe- den te overwinnen hadden op het stuk van de defensie, doch dat men zich niet kan conformeeren, met een omschrijving van den grondslag die zeker niet scherper ge formuleerd was dan die welke by de Rijksbegrooting was aangegeven, valt te verwonderen te betreuren. Wij laten in het midden, welke overwe gingen hen geleid hebben tot dit afwijzend standpunt. Doch de weigering van de heeren Oud en Van Lidth de Jeude en ook van den heer De Graeff, die destijds als Christ. His torisch man in het kabinet werd opgenomen is zeker niet te wijten aan de houding van den formateur, wiens positie helder en klaar is. In de felle critiek, die in sommige organen nu reeds aan het woord kwam, waarbij liberale schrijvers een toon aansloegen alsof zy over 51 zetels in de Tweede Kamer be schikken, is o.m. ook bezwaar gemaakt tegen de methode, die dr. Colyn gevolgd heeft. Hy zou toch met de leiders der drie recht- sche fracties overleg hebben gepleegd en eerst later met anderen. Afgezien van h«t feit, dat den formateur toch moeilijk t recht ontzegd kan worden te spreken met die- gnen met wie hy overleg gewenscht acht, is het toch ook denkbaar, dat andere rede nen tot dit contact leidden. Het is bekend, dat de adviezen aan de Kroon uitgebracht, schriftelijk worden vast gelegd en ter kennis gebracht van den for mateur. Is het nu onlogisch te verondersellen, dat enkele van die adviezen, doch niet alle, aan leiding gaven tot nader overleg? De toekomst zal het verloop van de ka binetsformatie wel nader ophelderen. Dui delijk zal daarbij wel blijken, wie aan genomen dat dr. Colijn niet slaagt, wat thans nog niet vast staat de schuld dragen voor de teleurstelling, die ons volk wordt bereid. Dr. Colijn is trouw gebleven aan zijn ver leden en aan zijn in het parlement en tijdens zyn verkiezingslournee gedane verklaringen wi zy, die reeds nu by hun critiek alle maat en verhoudingen uit het oog verliezen, zul len dan zeker minder hoog van den toren blazen al schijnt erfelijke belasting het voor diegenen moeilijk te maken de feiten in het juiste licht te zien en te waardeeren". Conferenties duren voort. Naar wij vernemen, heeft dr. Colijn gis termiddag een bespreking gevoerd met mr. J. A. N. Patijn, den Nederlandschen gezant te Brussel. Twee nieuwe bedankjes. Naar de N. R. Crt. verneemt heeft de ka binetsformateur dr. Colijn gisteren zijn poging om, voor de portefeuilles van Wt» terstaat en Buitenlandsche zaken in een nieuw kabinet, twee gegadigden van vrij zinnigen huize te vinden, die de principiëele bezwaren van de tegenwoordige vrijzinnige ministers niet zouden deelen en dus als „vakministers" zouden kunnen worden geëngageerd, voortgezet, naar reeds is ver ondersteld. De heer Colijn heeft zich daartoe gewend tot de heeren mr. J. A. N. Patijn, H.M.'s ge zant te Brussel, die in den Haag vertoefde, en ir. J. Blackstonee, oud-directeur B.O.W. in Ned.-Indië en voorzitter van het be stuur der dezer dagen opgerichte stichting Nationaal Luchtvaart-laboratorium. Beide heeren hebben echter aan de uit noodiging van den formateur om hen ter benoeming aan Hare Majesteit te mogen voordragen, geen gevolg gegeven. De indruk in politieke kringen is, dat de poging van dr. Colyn steeds minder kans van slagen biedt en daarmede ook de kans, dat hij zijn in beraad gehouden opdracht tot vorming van een kabinet niet zal aan vaarden, steeds grooter wordt. Ook de heer Patijn zou nog door H.M. de koningin in gehoor worden ontvangen. MET ONGEDEKTE CHEQUES BETAALD. Een restaurateur uit de Reguliersbree- straat, een filiaalhouder van het Roelof Hartplein en een filiaalhouder van het Stadionplein te Amsterdam, hebben by de politie aangifte gedaan, dat een bewoner van de Roelof Hartstraat hen respectievelijk 10, 165 en 10 in girobiljetten had be taald, waarvoor naar later bleek geen dekking aanwezig was. De politie onderzoekt op het oogenblik in hoeverre hier van strafbare handelingen sprake is. VERGIFTIGE BESSEN GEGETEN? Tragische snoeperij. Gistermiddag kwam het zesjarige zoontje van de familie V., wonende in de Palmstraat te Hilversum, ziek. thuis. Het kind ging later braken. Men waarschuwde een dokter, doch toen deze kwam bleek het knaapje reeds overleden te zijn. Het lijkje is op last van den officier van justitie, in beslag genomen. Men vermoedt, dat de jon gen vergiftige bessen, van een struik, welke in het plantsoen staat, gegeten HG'CIt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6