KAMER VAN KOOPHANDEL |i Stad m Omgeving, ij GEEN HIJSCHKRAAN AAN D€ HANDELSKADE. ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 5 AUGUSTUS 193^ De hoek Singel—Oeesterweg. Duitschland en zijn boerenstand Het levensmiddelenvraagstuk. Drietalig België. De gistermiddag ten stadhuize gehouden openbare vergadering van de K. v. K. en F. voor Holl. Noorderkwartier werd niet bijge woond door de heeren Bonnet, Lind, Kra mer, Leber, Blaauboer en Ringers, die al len met kennisgeving afwezig waren. De heer Nobel zond bericht, dat hij iets later zou komen. Na de opening met een kort woord van welkom door den voorzitter, de heer S. W. Arntz, werd een adres besproken van de K. v. K. te Nijmegen inzake de heffing in gevolge de warenwet (van nog eenige ande re K. v. K. was een adres van dezelfde «trekking ingekomen). De secretaris, de heer Schef fel, gaf eenige toelich tingen, o.a. wijzende op de reeds eerder door Hollands Noorderkwartier naar voren gebrachte onjuistheid van het vastkoppelen van bedoelde heffing aan de inschrijving in het Handelsregister. Besloten werd het stuk in handen te stel len van de commissie voor verordeningen, waarna dan het Bureau der Kamer zoonoo- dig een adres aan de regeering zal verzen den. Uitverkoopen en opruimen. Over de wet, regelende dit onderwerp, was van de K. v. K. te Amsterdam een uitvoerig adres ingekomen, waarop de heer mr. Moens als voorzitter der commissie van ver ordeningen, een toelichting gaf. Hij kon zich wel vereenigen met verschillende be zwaren der Amsterdamsche Kamer tegen de wet in haar huidigen vorm. Haar bedoeling om uitwassen te voorkomen, wordt niet in alle opzichten bereikt tengevolge van een onjuiste redactie. De Amsterdamsche Kamer «telt nu een andere formuleering voor van art. 2, maar naar spr.'s meening zal ook deze geen oplossing brengen. Hierover ware met de Kamer te Amsterdam overleg te plegen. Spr. kon accoord gaan met den in 't adres geuiten wensch, dat het mogelijk moet zijn een gegeven vergunning tot het houden van uitverkoop in te trekken, zoo dra de reden er voor is vervallen (b.v. een voorgenomen verbouwing overgaat of afge- loopen is binnen den geschatten tijd of als de zaak inmiddels is overgedragen aan een ander), en bovendien is het wel juist te achten, dat de voor uitverkoop bepaalde tijd van drie maanden in veel gevallen te lang mag worden genoemd. De heer C o 1 t o f stelde voor om de besprekingen over dit punt aan te houden tot de volgende vergadering, opdat de leden der Kamer het adres eerst grondig nagaan. Dit voorstel werd aangenomen. Visitatie aan de grens. Betreffende visitatie van reizigers aan de Nederlandsche grens was er van den mi nister van financiën een schrijven ontvan gen, ten aanzien waarvan de secretaris mededeelde, dat het gaat over een klacht van een bloembollen-exporteur, die, uit Engeland terugkeerend, onaangename erva ringen had opgedaan met de douane. Hij had als prijs van eenige meegebrachte ca deautjes een bedrag genoemd, dat aan den hoogen kant was, maar de betreffende ambtenaar had hem alles laten uitpakken en zelf een prijs voor elk stuk bepaald. Het totaal ervan was gebleven beneden het aan gegeven bedrag, maar toen had de ambte naar toch invoerrecht gevorderd over de door den reiziger genoemde som. De man had daar natuurlijk bezwaren tegen ge opperd en was met een klacht bij de K. v. K. gekomen, die een en ander had meege deeld van den minister van financiën. Deze had geantwoord het optreden van den ambtenaar niet te kunnen afkeuren, want inderdaad moet hij invoerrecht heffen naar de aangifte door den reiziger. Overigens traden de Nederlandsche grensambtenaren niet minder soepel op dan hun buitenland- sche collega's, meende Z. Ex. Daarmee waren alle heeren het eens, en toen werd het stuk voor kennisgeving aan genomen. De heer Grondsma maakte nog de opmerking, het wel vreemd te vinden, dat onze regeering nog toestaat dat zooveel Ne derlanders ongelimiteerde bedragen in het buitenland uitgeven (vooral Duitschland), hoewel de Duitschers slechts weinig mogen meenemen naar ons land. Een crisis-leenwet? In behandeling kwam vervolgens een schrijven van den Bond van Noordholl. grossiers gepaard met een circulaire van den heer L. J. Gillet, inzake het in het leven roepen van een crisisleenwet voor den tijd van 5 jaar. Genoemde bond deelde mede, dat op zijn algemeene vergadering was besloten adhae- sie te betuigen aan het streven van den heer Gillet te Rotterdam, tot instelling van een crisis-leenwet. De bedoeling daarvan is, dat middenstanders, die tengevolge van de crisis hun bedrijfskapitaal dermate hebben zien slinken, dat voortzetting van zaken thans, nu opleving aanstaande schijnt maar ook vele artikelen duurder zijn gewor den en nog zullen worden moeilijk zoo niet onmogelijk dreigt te worden, van het Rijk voor den tijd van vijf jaren tegen 3 pet. rente zouden kunnen leenen bedragen van honderd tot vijfduizend gulden, met verplichting tot jaarlijksche aflossing zoo danig, dat na vijf jaren het heele bedrag plus de rente weer terugbetaald zou wor den. Het voor dit doel noodige geld zou het Rijk naar de meening van den heer Gillet wel kunnen leenen tegen 3 pet. Bij slagen van zijn plan zou, meende hij, niet alleen de betrokken middenstander, maar iedereen ge holpen kunnen zijn, omdat de aldus gehol pen winkelier zijn zaak zal' kunnen voort zetten niet alleen, maar ook meerdere arti kelen kan gaan voeren, zoodat er meer werk zal komen en dus minder werkloos heid en minder steunverleening. Over dit punt ontwikkelde zich een uit voerige discussie, waaruit geconcludeerd mag worden, dat de heeren bijna zonder uit zondering het idee afwezen. Voor de kleine handelaren achtte men het borgstellings fonds de aangewezen instantie om crediet te verstrekken, terwijl voor de grooteren 'n beroep kan worden gedaan op het z.g. mid- denstandscrediet, door de regeering beschik baar gesteld. Bovendien blijft toch voor credietwaardigen ook nog altijd het gewone bankcrediet over. Eigenlijk was het alleen de heer Endel, die wel voelde voor het idee- Gillet, want, zei hij, de kooplieden hebben gehoor gegeven aan het verzoek der regee ring om prijsverhoogingen tegen te gaan, ook toen de groothandelprijzen reeds flink de hoogte ingingen na de devaluatie. Zij hebben dus niet voldoende voor hun arti kelen kunnen krijgen om de voorraden weer aan te vullen, nu de prijzen inmiddels nog meer gestegen zijn, reden waarom er voor de regeering alleszins aanleiding zou moe ten wezen om die menschen nu te helpen. Hoe dat precies zou moeten gebeuren, kon spr. nog niet zeggen. De voorzitter, hoewel overtuigd dat vele middenstanders juist thans moeite hebben om op de been te blijven, had toch ook bezwaar om wéér een regeeringsinstan- tie in het leven te roepen, die zeker weer heel wat geld zou kosten, omdat immers elke aanvraag om crediet eerst onderzocht moet worden. Spr. adviseerde daarom om af te wachten wat de middenstandsbonden zullen doen in deze kwestie. Aldus werd besloten. Commissie van Toezicht handels scholen. Naar aanleiding van verzoeken van de gemeentebesturen van Alkmaar en Den Hel der werden op advies van de onderwijscom missie uit de Kamer benoemd tot leden van de commissie van toezicht op de afd. A der H.B.S. en de handelsschool voor Den Helder de heeren Kolster en Coltof, terwijl voor Alkmaar weder de bestaande commissie werd aangewezen, va nwie de heeren Ph. M. Bosscher en H. W. Holsmuller zullen worden gerekend als speciaal de K. v. K. te vertegenwoordigen. De secretaris vestigde nog de aandacht op het belang van de wetswijziging, waardoor het mogelijk is dat de Kamers van Koophandel twee leden in de bedoelde commissie van toezicht kun nen aanwijzen. Een hijschkraan aan de Kanaalkade? Op het verzoek der Kamer tot het aan brengen van een hijschkraan aan de Ka naalkade te Alkmaar was van het gemeen tebestuur en van de Nederl. Spoorwegen een antwoord ingekomen. De Spoorwegen deelden mede, geen kraan meer beschik baar te hebben; B. en W. schreven, dat de kosten van een hijschkraan te hoog zijn en de exploitatie te weinig loonend om er een aan te schaffen. De ervaringen met de kraan, welke hier ter stede is geweest, heeft dit bewezen. Naar aanleiding van laatstgenoemd schrij ven merkte de voorzitter op het kort zichtig te achten om geen hijschkraan te willen aanschaffen, nu Alkmaar eenmaal een havenbedrijf heeft gevestigd. B. en W. moesten zien naar Amsterdam, waar, on danks het buiten gebruik zijn van vele kranen tengevolge van de crisis, toch nog uitbreiding aan de havens werd gegeven en tal van nieuwe' kranen werden geplaatst, om goed geoutilleerd te zijn, als de tijden beter werden. Bovendien was ook niet ge vraagd om een zoo groote kraan als er ge weest is. Nog slechts kort geleden had spr. voor zijn zaak de behoefte gevoeld aan een hijschkraan; hij had zich toen nog kunnen behelpen met een instrument hetwelk hy van een schipper had kunnen huren, maar een volgenden keer zou hy het niet meer riskeeren en laten lossen in een andere ha ven. Als hier niets meer dan gewone lig plaats kan worden geboden, gaan de la dingen binnen niet te langen tijd alle naar Akersloot ter lossing, waar goedkooper kan worden gewerkt. Op advies van den heer Grondsma werd besloten, een adres aan den gemeen teraad te richten met verzoek een hijsch kraan te willen plaatsen aan de Handels kade. De nood in het slagersbedrijf. Ingekomen was een afschrift van een adres van den Nederl Slagershond, gericht aan den minister van econ. zaken met ver zoek de op het slagersbedrijf rustende lasten te willen verlagen en de teeltbeper king te doen afschaffen of althans de mest- vergunningen voor ossen en kalveren be langrijk te verruimen. De K. v. K. te Leeuwarden en Doedeeoht hadden hieraan adhaesie be expoi en vleeschproducten te Nijmegen, aan den raad van ministers, w^aamn^ grieven van de exporteurs zijn v< t. a. v. de buitengewone maatregelen, ke tijdens de crisis in het léven zijn pen. Beide adressen werden aangehouden de volgende vergadering, als, naar hoopte, de beide landbouw-specialisten Kamer, de heeren Nobel en Blaaubjppr. aanwezig zullen zijn, om hun licht over deze zaak te kunnen laten schijnen. De overige agenda-punten. De heeren Schmalz, Endel en A-r-nt-z brachten verslagen uit van vergaderingen, welke zy namens de Kamer hadden bijge woond, resp. van het 34e Nat. congres MgJ1 den Kon. Ned. Middenstandsbond. h£t congres van den r. k. middenstandsbod De Hanze en het 9e congres van de Inter nationale Kamer van Koophandel. Als leden van de beVrachtingscomnjiage „U" werden voor het zittingjaar 1937-36 herbenoemd de heeren ir. Ph. M. Bosscher (voorzitter), J. Kramer Gz. plv. voorzitter, S. A. Duinker, J. de Bruijn en D. J. Schef- fel secretaris; eveneens werden herbe noemd de plaatsvervangende leden, de hee ren S. W. Arntz, J. Hoogland, O. J. Ver kerk, J. Schardam ey H. W. Holsmuller plv. secretaris. De heer Kluitman deelde een en an der mede over hetgeen de in dezen samen werkende K. v. K. in deze provincie hebben gedaan om lagere tarieven te verkrijgen voor het gebruik van water voor indus- trieëele doeleinden. Zijn conclusie was, dat gehoopt mag worden op een gunstige be slissing van het Prov. Waterleidingbedrijf. Rondvraag. De heer Moens vestigde er de aan dacht op, dat de hoek bij de Bergerbrug als gevaarlijk mag worden beschouwd, vooral nu de heele singel tot voorrangsweg is verklaard, zoodat auto's in volle vaart daar langs rijden, terwijl zij eigenlijk wel stapvoets mochten gaan op die plaats. Spr. zou wenschen dat de verkeerscommissie uit de Kamer zich eens met deze kwetsie zou bezig houden, terwijl hij de aandacht van den consul van den A. N. W. B. te vens erop wilde vestigen. De heer Grondsma verzekerde, dat in den gemeenteraad al over de kwestie is gesproken. Er zal zeker een voorziening worden getroffen door het plaatsen van lichtpalen of hoe dan ook. De heer Scheffel, consul A. N. W. B„ en als zoodanig lid van de Alkmaarsche verkeerscommissie, zei, dat laatstgenoemd lichaam de zaak ook al onder oogen gezien heeft. De toestand is inderdaad verkeerd, zooals ook bij de Kneppelbrug. De heer Grondsma keurde af de geste van het Crisis-zuiyelbureau, dat nu weer heeft getornd aan de winst op de kaas, zoodanig dat de eigenlijke winstmarge nu ten deel valt aan het importeerende land, terwijl de risico voor den exporteur blijft. Spr. zette een en ander uitvoerig uiteen en concludeerde, dat men in plaats van de regeeringsbemoeiïngen in te kirmpen, tot uitbreiding ervan komt. Wat zijn organisa tie in dezen zal doen, wist spr. nog niet, maar hy hoopte dat de K. v. K. den even tueel te vragen steun zal willen verleenen. De voorzitter geloofde dien nu wel reeds te kunnen toezeggen. Ook spr. had opgemerkt dat de crisismaatregelen eerder worden uitgebreid dan beperkt en dat keurde hy af. De heer Nobel onderschreef de klacht van den heer Grondsma. De heer Kolster had een klacht van dezelfde soort, den export van ansjovis betreffende. Door de prijsbepaling daarvan op het thans gestelde bedrag heeft de re geering gemaakt, dat er niet kan worden uitgevoerd, hoewel de voornaamste afne mer, Duitschland, het artikel zeer gaarne zou willen ontvangen en de Nederlandsche handelaar ernaar hunkert het te mogen ex porteeren. Ook deze spreker gaf met cijfers een en ander duidelijk aan. Zeer vreemd vond de voorzitter het. „Heeft Uw vereeniging geprotesteerd?" vroeg hij. „Ja", antwoordde de heer Kolster, „dezer dagen nog, maar zonder succes. We zullen nu zien wat er gebeuren moet". De agenda was hiermee afgehandeld, waarop de voorzitter de vergadering sloot. o Ons rest thans nog te vermelden, dat de heeren Grondsma en Endel de Kamer ge fuifd hebben op een frisschen dronk en hompjes kaas in verband met door hen gevierde huwelijksjubilea. Laatstgenoemde had het feest heelemaal stiekum kunnen houden en eerstgenoemde was het bijna gelukt, pas op het laatste moment had het bestuur der Kamer er van gehoord, maar toch nog tijdig genoeg om ter felicitatie te kunnen optrekken en bloemen te kunnen aanbieden. Hiervoor betuigde de heet Grondsma thans nog zijn hartelijken dank. (Van onzen Berlijnschen correspondent.) Wij schreven Dinsdag over „Nederland en Duitschland"; en over het* onuitputtelijke van deze stof. Op de schrijftafel wachtte ons een stapel van weken. Torenhoog de ongelezen Duitsche bladen. Een geluk maar, dat de inhoud (ook heden nog, ondanks Duitsche beweringen van het tegendeel) in hoofdzaak overal zoozeer gelijkluidend is, dat we met het doorlezen van een of twee der meest serieuse organen de „Frank furter Zeitung" en de „Essener Nazional Zeitung" als gezellige tegenvoeters, bij voor keur volstaan kunnen. Het is er in die vacantieweken in Duitsch land niet beter op geworden. Men wist, vóór het uitstapje naar Nederland, nauwelijks, wat men hier missen moet. Nu merkt men, dat de meeste levensmiddelen, met Neder- Terwijl H.K.H. Prinses Juliana poseerde voor den hoffotograal Ziegler, maakte Z.K.H. Prins Bernhard met de kleine Leica Camera de hierboven gereproduceerde foto. land vergeleken, van inferieure kwaliteit zijn De eenvoudigste dorpskruidenierswinkel in Holland biedt meer dan de luxe-levensmid delenmagazijnen in Berlijn. Het brood in Duitschland is, met dat in Nederland ver geleken, onverteerbaar. Mogelijk, dat het voldoende is om van te leven. Maar het ziet er somber uit, en 't smaakt maar half. Melk en boter schijnen ons in het Derde Rijk plots waterig. De eieren zijn alweer schaarsch en duur. En hoe uiterst spannend blijkt de situatie in landbouwkringen! Zoo juist is bekend geworden, dat de regeering den boerenstand met ijzeren hand schoenen moet gaan aanpaken om te ver hinderen, dat het broodkoren in de veevoe dertroggen verdwijnt en de stadsmenschen straks geen brood meer hebben. In Oost- Noord-Duitschland een zéér slechte oogst, in het overige Duitschland een zeer middel matige, slechts in weinig streken een tame lijk goede. En geen reserves meer! Maar wat minstens even erg is: welk een onprettige verhouding tusschen staat en boerenstand! Vier jaren lang heeft men ge poogd, deze verhouding als vrijwel ideaal te schilderen. Geen stand in Duitschland werd zoozeer vertroeteld als die der boeren. „Bloed en bodem", „Erbhofbauern", gezoek naar stamboomen, subsidies bij de vleet, folklore, dorpsfeesten, districtsfeesten, een jaarlijksche apotheose op den extra daartoe geprepareerden „Bückeberg" in het Hann- oversche land, met de telkens wederkeeren- de groote rede van Hitier En nu ineens draconische wetten, bedreiging zelfs met tuchthuisstraffen. Wil het niet zoo heel goed met de volksgemeenschap? En hoe staat het met de arbeiders? Nu, het hangt er maar van af, in welken hoek men komt, en of de menschen lust heb ben, u de waarheid te vertellen. Het kan wel zijn, dat ik op mijn terugreis van Nederland naar Duitschland onder moppe raars verzeild geraakt ben. Maar ik mag niet verzwijgen, wat ze me vertelden: dat de loonen veel te laag zijn en de gedwon gen bijdragen en belastingen veel te hoog. Dat er wel veel voor hen gedaan wordt („Kraft durch Freude", „Schönheit der Ar- beit") maar dat dit alles bar veel geld kost, en ten slotte gedeeltelijk en zeer drukkend uit de loonen betaald moet worden. En praat eens met den middenstand, met de kleine ondernemers, die op eigen risico hun arbeiders aan het werk moeten houden! Vaak genoeg kan men hooren, dat al hun gezwoeg en geploeter alleen maar dient om het naakte leven te garandeeren. Dat er geen cent naar de spaarbank gaat. Het is hier toch wel bijna overal in de practijk een beetje anders dan de heer- schende kliek het naar buiten toe wenscht voor te stellen. De magere jaren schijnen voor Duitschland aangebroken. De kwali teit van zeer vele dingen is dalende; de prij zen mogen dan al veelal constant blijven, wat men voor zijn geld krijgt is minder goed en minder duurzaam en daarom dus feitelijk duurde. Ook hier een krasse tegen stelling met Nederland. Zoo zouden we nog vele kolommen lang kunnen doorgaan. Maar ik zou vervallen in de fout, die ik vele landgenooten verwijt, al te zeer details te zien en die als maatstaf te nemen om er dan maar lustig op los te generaliseeren. Het is juist, dat het er met de voorziening van grondstoffen voor de industrie, met de levensmiddelenmarkt, met de verhouding tot de kerken zeer somber uitziet in Duitsch land. Dat is erg belangrijk, maar het kan van voorbijgaand karakter zijn. (Ofschoon ik persoonlijk eerder geloof, dat het voor- loopig eerder erger dan beter zal worden). Het is echter niet alles; ja, het is niet eens het belangrijkste. In Nederland vroeg men my vooral: waar wil Duitschland eigenlijk naar toe? Is de regeering imperialistisch gezind, wil zij ge biedsuitbreiding en desnoods met geweld? Is het niet juist, dat de geheele bevolking thans opgevoed wordt in militaristische richting en een oorlog wordt voorbereid? Natuurlijk zjjn zulke vragen van veel grooter gewicht dan tijdelijke nooden, plaat selijke ontstemmingen, wrijvingen tusschen staat en groepen. Duitschland wil een nieuw volk, een ge heel nieuwe toekomst. Het kiest daartoe steile wegen. Methodes, die recht op een zeker doel afgaan. En die, om dat doel en om de bijomstandigheden, internationale protesten uitlokken, en zullen blijven uit lokken. Men meent hier een sterker, gezonder volk van stalen aaneengeslotenheid te kun- erf n.' °m zoo te zeggen een natio- nalistischen ideaalstaat, bevolkt door het ideaal benaderende menschen. Daartoe wil men gezonde menschen opkweeken en het geboren worden der vermoedelijk erfelijk ongezonde verhinderen. Deze nieuwe gene- raties wil men doen opgroeien in een vol- komen nieuwe omgeving, welke zich zeer enderscheiden moet van de overige wereld, Het moet een omgeving worden vol har- honie, vol eendrachtige samenwerking, liefst altonistisch gezind en als dat tegen de na tuur van ook dit toekomstbeestje blijkt te zijn, dan maar tot nader order in altonistisch keuslijf geregen. Tegen de geboorte of de ontwikkeling van dit toekomsttype verzet ten zich tal van internationaal denkende en voelende machten. In de eerste plaats bui ten Duitschland, maar ook nog binnen de eigen grenzen. De kerken, vooral de Roomsch-Katholieke, het Marxisme en zijn vertakkingen, het jodendom, de vrijmetser larij, de democratische gedachte, het libe ralisme, het vrye woord en de vrije pers. Daarom weg met dit alles. En wel met „Deutscher Gründlichkeit". Zonder naar links of rechts of achteruit te zien. Met op den koop toe alle bezwaren, alle conse quenties, alle overdrijving. Maar oorlog? Niets ware, in het tegen woordige stadium, minder bruikbaar voor dit opbouwend programma, voor deze in laatste instantie religieus-staatkundige so ciale revolutie van 1933. In dit programma der Hitlerbeweging past de sterke weer macht, het forsche woord, de dreigende vuist maar tot zekere zeer zichtbare grenzen. De uiterste consequentie past er niet in. In 's hemelsnaam geen gewapende conflic ten! Al dadelijk, omdat men die nog min der wagen kan dan vóór 1914. Al dadelijk, omdat men heel goed weet, dat men wat oorlogrmateriaal betreft, thans minder Aan ooit tegen zekere machtige tegenstanders op kan. Maar vooral, en dat is het beslissende, omdat een verloren strijd en een andere mogelijkheid ziet men niet het plotse einde zou beteekenen van wat men pas be gonnen is op te bouwen, en waarvoor men meer dan één komende generatie nog van de wieg af bewerken moet. Men ziet, vooral ook in Nederland, te weinig, wat het Derde Ryk in een verre toekomst bereiken wil, en staart zich te veel blind op verschijnselen van het heden. Die zijn óók belangrijk! Zoo belangrijk zelfs dat we er ons regelmatig mee zullen blij ven bezig houden. Maar beslissend zijn ze niet. Althans niet, van Duitschland uit ge zien. Men is in Eupen en Malmédy niet tevreden over Luiks onkunde van de Duitsche taal. (Bijzondere correspondentie.) Voor den wereldoorlog werd in enkele nabij de toenmalige Duitsche grens gelegen gemeenten wel een weinig Duitsch gespro ken, en in de streek BastenakenAarlen, die in een vorige eeuw tot het groothertog dom Luxemburg behoord had, bestaat er naast de officieele Fransche taal ook wel een Duitsch patois, maar een echt Duitsch-taal- probleem had men er toen toch nog niet Nu is dat anders: door de annexatie, zoo men wil: het terugerlangen der gebieden van Eupen en Malmedy is België niet alleen luttele vierkante kilometers, maar ook een tweede taalprobleem rijker geworden. Bel gië is thans een volstrekt drietalig land en het heeft aldus nu naast zijn Vlaamsche, zijn Duitsche taalkwestie. Deze zaak wordt er door twee factoren niet gemakkelijker op: een Belgische en een Duitsche. De laatste is: dat het Vaterland- van-vóór-1919 een verwoede anti-Belgische Rückkehr-campagne, onder-en-boven- grondsch, in deze gebieden voert, veel inten ser dan het zelf waarschijnlijk onder soort gelijke omstandigheden zou toelaten. En de Belgische is: dat Eupen en Malmédy admi nistratief by de Waalsche provincie Luik be- hooren. Onlangs heeft een vertegenwoordiger van „Neu-Belgien", zooals deze gebieden ge noemd worden, in de provinciale staten van Luik over het taalprobleem geïnterpelleerd. Het statenlid Joseph Bartholemy verlangde daarbij, dat in elk der 6 Duitschsprekende ressorten een beambte aangesteld zou wor den, die de Duitsche en de Fransche taal beide beheerschen zou, teneinde, met uit schakeling van het vertaalbureau te Luik, rechtstreeks en ter plaatse met de colleges van B. en W. in de Nieuwbelgische gemeen ten te kunnen spreken en correspondeeren- De gouverneur der provincie Luik heeft, met het redenaarstalent den Walen en Fran- schen eigen, op deze interpellatie een op ai e banken met groote instemming ontvangen antwoord gegeven waarschijnlijk allee in de Fransche taal, maar men kan ook nie alles tegelijk verlangen....*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 8