KAMER VAN KOOPHANDEL
|i Stad m Omgeving, ij
GEEN HIJSCHKRAAN AAN D€
HANDELSKADE.
ALKMAARSCHE COURANT van DONDERDAG 5 AUGUSTUS 193^
De hoek Singel—Oeesterweg.
Duitschland en zijn boerenstand
Het levensmiddelenvraagstuk.
Drietalig België.
De gistermiddag ten stadhuize gehouden
openbare vergadering van de K. v. K. en F.
voor Holl. Noorderkwartier werd niet bijge
woond door de heeren Bonnet, Lind, Kra
mer, Leber, Blaauboer en Ringers, die al
len met kennisgeving afwezig waren. De
heer Nobel zond bericht, dat hij iets later
zou komen.
Na de opening met een kort woord van
welkom door den voorzitter, de heer S. W.
Arntz, werd een adres besproken van de
K. v. K. te Nijmegen inzake de heffing in
gevolge de warenwet (van nog eenige ande
re K. v. K. was een adres van dezelfde
«trekking ingekomen). De secretaris,
de heer Schef fel, gaf eenige toelich
tingen, o.a. wijzende op de reeds eerder
door Hollands Noorderkwartier naar voren
gebrachte onjuistheid van het vastkoppelen
van bedoelde heffing aan de inschrijving
in het Handelsregister.
Besloten werd het stuk in handen te stel
len van de commissie voor verordeningen,
waarna dan het Bureau der Kamer zoonoo-
dig een adres aan de regeering zal verzen
den.
Uitverkoopen en opruimen.
Over de wet, regelende dit onderwerp, was
van de K. v. K. te Amsterdam een uitvoerig
adres ingekomen, waarop de heer mr.
Moens als voorzitter der commissie van ver
ordeningen, een toelichting gaf. Hij kon
zich wel vereenigen met verschillende be
zwaren der Amsterdamsche Kamer tegen de
wet in haar huidigen vorm. Haar bedoeling
om uitwassen te voorkomen, wordt niet in
alle opzichten bereikt tengevolge van een
onjuiste redactie. De Amsterdamsche Kamer
«telt nu een andere formuleering voor van
art. 2, maar naar spr.'s meening zal ook
deze geen oplossing brengen. Hierover ware
met de Kamer te Amsterdam overleg te
plegen. Spr. kon accoord gaan met den in 't
adres geuiten wensch, dat het mogelijk
moet zijn een gegeven vergunning tot het
houden van uitverkoop in te trekken, zoo
dra de reden er voor is vervallen (b.v. een
voorgenomen verbouwing overgaat of afge-
loopen is binnen den geschatten tijd of als
de zaak inmiddels is overgedragen aan een
ander), en bovendien is het wel juist te
achten, dat de voor uitverkoop bepaalde
tijd van drie maanden in veel gevallen te
lang mag worden genoemd.
De heer C o 1 t o f stelde voor om de
besprekingen over dit punt aan te houden
tot de volgende vergadering, opdat de leden
der Kamer het adres eerst grondig nagaan.
Dit voorstel werd aangenomen.
Visitatie aan de grens.
Betreffende visitatie van reizigers aan de
Nederlandsche grens was er van den mi
nister van financiën een schrijven ontvan
gen, ten aanzien waarvan de secretaris
mededeelde, dat het gaat over een klacht
van een bloembollen-exporteur, die, uit
Engeland terugkeerend, onaangename erva
ringen had opgedaan met de douane. Hij
had als prijs van eenige meegebrachte ca
deautjes een bedrag genoemd, dat aan den
hoogen kant was, maar de betreffende
ambtenaar had hem alles laten uitpakken
en zelf een prijs voor elk stuk bepaald. Het
totaal ervan was gebleven beneden het aan
gegeven bedrag, maar toen had de ambte
naar toch invoerrecht gevorderd over de
door den reiziger genoemde som. De man
had daar natuurlijk bezwaren tegen ge
opperd en was met een klacht bij de K. v.
K. gekomen, die een en ander had meege
deeld van den minister van financiën. Deze
had geantwoord het optreden van den
ambtenaar niet te kunnen afkeuren, want
inderdaad moet hij invoerrecht heffen naar
de aangifte door den reiziger. Overigens
traden de Nederlandsche grensambtenaren
niet minder soepel op dan hun buitenland-
sche collega's, meende Z. Ex.
Daarmee waren alle heeren het eens, en
toen werd het stuk voor kennisgeving aan
genomen.
De heer Grondsma maakte nog de
opmerking, het wel vreemd te vinden, dat
onze regeering nog toestaat dat zooveel Ne
derlanders ongelimiteerde bedragen in het
buitenland uitgeven (vooral Duitschland),
hoewel de Duitschers slechts weinig mogen
meenemen naar ons land.
Een crisis-leenwet?
In behandeling kwam vervolgens een
schrijven van den Bond van Noordholl.
grossiers gepaard met een circulaire van
den heer L. J. Gillet, inzake het in het leven
roepen van een crisisleenwet voor den tijd
van 5 jaar.
Genoemde bond deelde mede, dat op zijn
algemeene vergadering was besloten adhae-
sie te betuigen aan het streven van den
heer Gillet te Rotterdam, tot instelling van
een crisis-leenwet. De bedoeling daarvan is,
dat middenstanders, die tengevolge van de
crisis hun bedrijfskapitaal dermate hebben
zien slinken, dat voortzetting van zaken
thans, nu opleving aanstaande schijnt
maar ook vele artikelen duurder zijn gewor
den en nog zullen worden moeilijk zoo
niet onmogelijk dreigt te worden, van het
Rijk voor den tijd van vijf jaren tegen 3
pet. rente zouden kunnen leenen bedragen
van honderd tot vijfduizend gulden, met
verplichting tot jaarlijksche aflossing zoo
danig, dat na vijf jaren het heele bedrag
plus de rente weer terugbetaald zou wor
den. Het voor dit doel noodige geld zou het
Rijk naar de meening van den heer Gillet
wel kunnen leenen tegen 3 pet. Bij slagen
van zijn plan zou, meende hij, niet alleen de
betrokken middenstander, maar iedereen ge
holpen kunnen zijn, omdat de aldus gehol
pen winkelier zijn zaak zal' kunnen voort
zetten niet alleen, maar ook meerdere arti
kelen kan gaan voeren, zoodat er meer
werk zal komen en dus minder werkloos
heid en minder steunverleening.
Over dit punt ontwikkelde zich een uit
voerige discussie, waaruit geconcludeerd
mag worden, dat de heeren bijna zonder uit
zondering het idee afwezen. Voor de kleine
handelaren achtte men het borgstellings
fonds de aangewezen instantie om crediet
te verstrekken, terwijl voor de grooteren 'n
beroep kan worden gedaan op het z.g. mid-
denstandscrediet, door de regeering beschik
baar gesteld. Bovendien blijft toch voor
credietwaardigen ook nog altijd het gewone
bankcrediet over. Eigenlijk was het alleen
de heer Endel, die wel voelde voor het idee-
Gillet, want, zei hij, de kooplieden hebben
gehoor gegeven aan het verzoek der regee
ring om prijsverhoogingen tegen te gaan,
ook toen de groothandelprijzen reeds flink
de hoogte ingingen na de devaluatie. Zij
hebben dus niet voldoende voor hun arti
kelen kunnen krijgen om de voorraden weer
aan te vullen, nu de prijzen inmiddels nog
meer gestegen zijn, reden waarom er voor
de regeering alleszins aanleiding zou moe
ten wezen om die menschen nu te helpen.
Hoe dat precies zou moeten gebeuren, kon
spr. nog niet zeggen.
De voorzitter, hoewel overtuigd
dat vele middenstanders juist thans moeite
hebben om op de been te blijven, had toch
ook bezwaar om wéér een regeeringsinstan-
tie in het leven te roepen, die zeker weer
heel wat geld zou kosten, omdat immers
elke aanvraag om crediet eerst onderzocht
moet worden. Spr. adviseerde daarom om
af te wachten wat de middenstandsbonden
zullen doen in deze kwestie. Aldus werd
besloten.
Commissie van Toezicht handels
scholen.
Naar aanleiding van verzoeken van de
gemeentebesturen van Alkmaar en Den Hel
der werden op advies van de onderwijscom
missie uit de Kamer benoemd tot leden van
de commissie van toezicht op de afd. A der
H.B.S. en de handelsschool voor Den Helder
de heeren Kolster en Coltof, terwijl voor
Alkmaar weder de bestaande commissie
werd aangewezen, va nwie de heeren Ph.
M. Bosscher en H. W. Holsmuller zullen
worden gerekend als speciaal de K. v. K. te
vertegenwoordigen. De secretaris
vestigde nog de aandacht op het belang van
de wetswijziging, waardoor het mogelijk is
dat de Kamers van Koophandel twee leden
in de bedoelde commissie van toezicht kun
nen aanwijzen.
Een hijschkraan aan de Kanaalkade?
Op het verzoek der Kamer tot het aan
brengen van een hijschkraan aan de Ka
naalkade te Alkmaar was van het gemeen
tebestuur en van de Nederl. Spoorwegen
een antwoord ingekomen. De Spoorwegen
deelden mede, geen kraan meer beschik
baar te hebben; B. en W. schreven, dat de
kosten van een hijschkraan te hoog zijn en
de exploitatie te weinig loonend om er een
aan te schaffen. De ervaringen met de
kraan, welke hier ter stede is geweest,
heeft dit bewezen.
Naar aanleiding van laatstgenoemd schrij
ven merkte de voorzitter op het kort
zichtig te achten om geen hijschkraan te
willen aanschaffen, nu Alkmaar eenmaal
een havenbedrijf heeft gevestigd. B. en W.
moesten zien naar Amsterdam, waar, on
danks het buiten gebruik zijn van vele
kranen tengevolge van de crisis, toch nog
uitbreiding aan de havens werd gegeven en
tal van nieuwe' kranen werden geplaatst,
om goed geoutilleerd te zijn, als de tijden
beter werden. Bovendien was ook niet ge
vraagd om een zoo groote kraan als er ge
weest is.
Nog slechts kort geleden had spr. voor
zijn zaak de behoefte gevoeld aan een
hijschkraan; hij had zich toen nog kunnen
behelpen met een instrument hetwelk hy
van een schipper had kunnen huren, maar
een volgenden keer zou hy het niet meer
riskeeren en laten lossen in een andere ha
ven. Als hier niets meer dan gewone lig
plaats kan worden geboden, gaan de la
dingen binnen niet te langen tijd alle naar
Akersloot ter lossing, waar goedkooper kan
worden gewerkt.
Op advies van den heer Grondsma
werd besloten, een adres aan den gemeen
teraad te richten met verzoek een hijsch
kraan te willen plaatsen aan de Handels
kade.
De nood in het slagersbedrijf.
Ingekomen was een afschrift van een
adres van den Nederl Slagershond, gericht
aan den minister van econ. zaken met ver
zoek de op het slagersbedrijf rustende
lasten te willen verlagen en de teeltbeper
king te doen afschaffen of althans de mest-
vergunningen voor ossen en kalveren be
langrijk te verruimen.
De K. v. K. te Leeuwarden en Doedeeoht
hadden hieraan adhaesie be
expoi
en vleeschproducten te Nijmegen,
aan den raad van ministers, w^aamn^
grieven van de exporteurs zijn v<
t. a. v. de buitengewone maatregelen,
ke tijdens de crisis in het léven zijn
pen.
Beide adressen werden aangehouden
de volgende vergadering, als, naar
hoopte, de beide landbouw-specialisten
Kamer, de heeren Nobel en Blaaubjppr.
aanwezig zullen zijn, om hun licht over
deze zaak te kunnen laten schijnen.
De overige agenda-punten.
De heeren Schmalz, Endel en A-r-nt-z
brachten verslagen uit van vergaderingen,
welke zy namens de Kamer hadden bijge
woond, resp. van het 34e Nat. congres MgJ1
den Kon. Ned. Middenstandsbond. h£t
congres van den r. k. middenstandsbod
De Hanze en het 9e congres van de Inter
nationale Kamer van Koophandel.
Als leden van de beVrachtingscomnjiage
„U" werden voor het zittingjaar 1937-36
herbenoemd de heeren ir. Ph. M. Bosscher
(voorzitter), J. Kramer Gz. plv. voorzitter,
S. A. Duinker, J. de Bruijn en D. J. Schef-
fel secretaris; eveneens werden herbe
noemd de plaatsvervangende leden, de hee
ren S. W. Arntz, J. Hoogland, O. J. Ver
kerk, J. Schardam ey H. W. Holsmuller
plv. secretaris.
De heer Kluitman deelde een en an
der mede over hetgeen de in dezen samen
werkende K. v. K. in deze provincie hebben
gedaan om lagere tarieven te verkrijgen
voor het gebruik van water voor indus-
trieëele doeleinden. Zijn conclusie was, dat
gehoopt mag worden op een gunstige be
slissing van het Prov. Waterleidingbedrijf.
Rondvraag.
De heer Moens vestigde er de aan
dacht op, dat de hoek bij de Bergerbrug
als gevaarlijk mag worden beschouwd,
vooral nu de heele singel tot voorrangsweg
is verklaard, zoodat auto's in volle vaart
daar langs rijden, terwijl zij eigenlijk wel
stapvoets mochten gaan op die plaats. Spr.
zou wenschen dat de verkeerscommissie
uit de Kamer zich eens met deze kwetsie
zou bezig houden, terwijl hij de aandacht
van den consul van den A. N. W. B. te
vens erop wilde vestigen.
De heer Grondsma verzekerde, dat in
den gemeenteraad al over de kwestie is
gesproken. Er zal zeker een voorziening
worden getroffen door het plaatsen van
lichtpalen of hoe dan ook.
De heer Scheffel, consul A. N. W. B„
en als zoodanig lid van de Alkmaarsche
verkeerscommissie, zei, dat laatstgenoemd
lichaam de zaak ook al onder oogen gezien
heeft. De toestand is inderdaad verkeerd,
zooals ook bij de Kneppelbrug.
De heer Grondsma keurde af de geste
van het Crisis-zuiyelbureau, dat nu weer
heeft getornd aan de winst op de kaas,
zoodanig dat de eigenlijke winstmarge nu
ten deel valt aan het importeerende land,
terwijl de risico voor den exporteur blijft.
Spr. zette een en ander uitvoerig uiteen
en concludeerde, dat men in plaats van de
regeeringsbemoeiïngen in te kirmpen, tot
uitbreiding ervan komt. Wat zijn organisa
tie in dezen zal doen, wist spr. nog niet,
maar hy hoopte dat de K. v. K. den even
tueel te vragen steun zal willen verleenen.
De voorzitter geloofde dien nu wel
reeds te kunnen toezeggen. Ook spr. had
opgemerkt dat de crisismaatregelen eerder
worden uitgebreid dan beperkt en dat
keurde hy af.
De heer Nobel onderschreef de klacht
van den heer Grondsma.
De heer Kolster had een klacht van
dezelfde soort, den export van ansjovis
betreffende. Door de prijsbepaling daarvan
op het thans gestelde bedrag heeft de re
geering gemaakt, dat er niet kan worden
uitgevoerd, hoewel de voornaamste afne
mer, Duitschland, het artikel zeer gaarne
zou willen ontvangen en de Nederlandsche
handelaar ernaar hunkert het te mogen ex
porteeren. Ook deze spreker gaf met cijfers
een en ander duidelijk aan.
Zeer vreemd vond de voorzitter het.
„Heeft Uw vereeniging geprotesteerd?"
vroeg hij.
„Ja", antwoordde de heer Kolster,
„dezer dagen nog, maar zonder succes. We
zullen nu zien wat er gebeuren moet".
De agenda was hiermee afgehandeld,
waarop de voorzitter de vergadering sloot.
o
Ons rest thans nog te vermelden, dat de
heeren Grondsma en Endel de Kamer ge
fuifd hebben op een frisschen dronk en
hompjes kaas in verband met door hen
gevierde huwelijksjubilea. Laatstgenoemde
had het feest heelemaal stiekum kunnen
houden en eerstgenoemde was het bijna
gelukt, pas op het laatste moment had het
bestuur der Kamer er van gehoord, maar
toch nog tijdig genoeg om ter felicitatie te
kunnen optrekken en bloemen te kunnen
aanbieden. Hiervoor betuigde de heet
Grondsma thans nog zijn hartelijken dank.
(Van onzen Berlijnschen correspondent.)
Wij schreven Dinsdag over „Nederland en
Duitschland"; en over het* onuitputtelijke
van deze stof. Op de schrijftafel wachtte
ons een stapel van weken. Torenhoog de
ongelezen Duitsche bladen. Een geluk maar,
dat de inhoud (ook heden nog, ondanks
Duitsche beweringen van het tegendeel) in
hoofdzaak overal zoozeer gelijkluidend is,
dat we met het doorlezen van een of twee
der meest serieuse organen de „Frank
furter Zeitung" en de „Essener Nazional
Zeitung" als gezellige tegenvoeters, bij voor
keur volstaan kunnen.
Het is er in die vacantieweken in Duitsch
land niet beter op geworden. Men wist, vóór
het uitstapje naar Nederland, nauwelijks,
wat men hier missen moet. Nu merkt men,
dat de meeste levensmiddelen, met Neder-
Terwijl H.K.H. Prinses Juliana poseerde voor den hoffotograal Ziegler, maakte
Z.K.H. Prins Bernhard met de kleine Leica Camera de hierboven gereproduceerde foto.
land vergeleken, van inferieure kwaliteit zijn
De eenvoudigste dorpskruidenierswinkel in
Holland biedt meer dan de luxe-levensmid
delenmagazijnen in Berlijn. Het brood in
Duitschland is, met dat in Nederland ver
geleken, onverteerbaar. Mogelijk, dat het
voldoende is om van te leven. Maar het ziet
er somber uit, en 't smaakt maar half. Melk
en boter schijnen ons in het Derde Rijk
plots waterig. De eieren zijn alweer schaarsch
en duur. En hoe uiterst spannend blijkt de
situatie in landbouwkringen!
Zoo juist is bekend geworden, dat de
regeering den boerenstand met ijzeren hand
schoenen moet gaan aanpaken om te ver
hinderen, dat het broodkoren in de veevoe
dertroggen verdwijnt en de stadsmenschen
straks geen brood meer hebben. In Oost-
Noord-Duitschland een zéér slechte oogst,
in het overige Duitschland een zeer middel
matige, slechts in weinig streken een tame
lijk goede. En geen reserves meer!
Maar wat minstens even erg is: welk een
onprettige verhouding tusschen staat en
boerenstand! Vier jaren lang heeft men ge
poogd, deze verhouding als vrijwel ideaal
te schilderen. Geen stand in Duitschland
werd zoozeer vertroeteld als die der boeren.
„Bloed en bodem", „Erbhofbauern", gezoek
naar stamboomen, subsidies bij de vleet,
folklore, dorpsfeesten, districtsfeesten, een
jaarlijksche apotheose op den extra daartoe
geprepareerden „Bückeberg" in het Hann-
oversche land, met de telkens wederkeeren-
de groote rede van Hitier En nu ineens
draconische wetten, bedreiging zelfs met
tuchthuisstraffen. Wil het niet zoo heel
goed met de volksgemeenschap?
En hoe staat het met de arbeiders?
Nu, het hangt er maar van af, in welken
hoek men komt, en of de menschen lust heb
ben, u de waarheid te vertellen. Het kan
wel zijn, dat ik op mijn terugreis van
Nederland naar Duitschland onder moppe
raars verzeild geraakt ben. Maar ik mag
niet verzwijgen, wat ze me vertelden: dat
de loonen veel te laag zijn en de gedwon
gen bijdragen en belastingen veel te hoog.
Dat er wel veel voor hen gedaan wordt
(„Kraft durch Freude", „Schönheit der Ar-
beit") maar dat dit alles bar veel geld kost,
en ten slotte gedeeltelijk en zeer drukkend
uit de loonen betaald moet worden. En
praat eens met den middenstand, met de
kleine ondernemers, die op eigen risico hun
arbeiders aan het werk moeten houden!
Vaak genoeg kan men hooren, dat al hun
gezwoeg en geploeter alleen maar dient om
het naakte leven te garandeeren. Dat er
geen cent naar de spaarbank gaat.
Het is hier toch wel bijna overal in de
practijk een beetje anders dan de heer-
schende kliek het naar buiten toe wenscht
voor te stellen. De magere jaren schijnen
voor Duitschland aangebroken. De kwali
teit van zeer vele dingen is dalende; de prij
zen mogen dan al veelal constant blijven,
wat men voor zijn geld krijgt is minder
goed en minder duurzaam en daarom dus
feitelijk duurde. Ook hier een krasse tegen
stelling met Nederland.
Zoo zouden we nog vele kolommen lang
kunnen doorgaan.
Maar ik zou vervallen in de fout, die ik
vele landgenooten verwijt, al te zeer details
te zien en die als maatstaf te nemen om er
dan maar lustig op los te generaliseeren.
Het is juist, dat het er met de voorziening
van grondstoffen voor de industrie, met de
levensmiddelenmarkt, met de verhouding
tot de kerken zeer somber uitziet in Duitsch
land. Dat is erg belangrijk, maar het kan
van voorbijgaand karakter zijn. (Ofschoon
ik persoonlijk eerder geloof, dat het voor-
loopig eerder erger dan beter zal worden).
Het is echter niet alles; ja, het is niet eens
het belangrijkste.
In Nederland vroeg men my vooral: waar
wil Duitschland eigenlijk naar toe? Is de
regeering imperialistisch gezind, wil zij ge
biedsuitbreiding en desnoods met geweld?
Is het niet juist, dat de geheele bevolking
thans opgevoed wordt in militaristische
richting en een oorlog wordt voorbereid?
Natuurlijk zjjn zulke vragen van veel
grooter gewicht dan tijdelijke nooden, plaat
selijke ontstemmingen, wrijvingen tusschen
staat en groepen.
Duitschland wil een nieuw volk, een ge
heel nieuwe toekomst. Het kiest daartoe
steile wegen. Methodes, die recht op een
zeker doel afgaan. En die, om dat doel en
om de bijomstandigheden, internationale
protesten uitlokken, en zullen blijven uit
lokken.
Men meent hier een sterker, gezonder
volk van stalen aaneengeslotenheid te kun-
erf n.' °m zoo te zeggen een natio-
nalistischen ideaalstaat, bevolkt door het
ideaal benaderende menschen. Daartoe wil
men gezonde menschen opkweeken en het
geboren worden der vermoedelijk erfelijk
ongezonde verhinderen. Deze nieuwe gene-
raties wil men doen opgroeien in een vol-
komen nieuwe omgeving, welke zich zeer
enderscheiden moet van de overige wereld,
Het moet een omgeving worden vol har-
honie, vol eendrachtige samenwerking, liefst
altonistisch gezind en als dat tegen de na
tuur van ook dit toekomstbeestje blijkt te
zijn, dan maar tot nader order in altonistisch
keuslijf geregen. Tegen de geboorte of de
ontwikkeling van dit toekomsttype verzet
ten zich tal van internationaal denkende en
voelende machten. In de eerste plaats bui
ten Duitschland, maar ook nog binnen de
eigen grenzen. De kerken, vooral de
Roomsch-Katholieke, het Marxisme en zijn
vertakkingen, het jodendom, de vrijmetser
larij, de democratische gedachte, het libe
ralisme, het vrye woord en de vrije pers.
Daarom weg met dit alles. En wel met
„Deutscher Gründlichkeit". Zonder naar
links of rechts of achteruit te zien. Met op
den koop toe alle bezwaren, alle conse
quenties, alle overdrijving.
Maar oorlog? Niets ware, in het tegen
woordige stadium, minder bruikbaar voor
dit opbouwend programma, voor deze in
laatste instantie religieus-staatkundige so
ciale revolutie van 1933. In dit programma
der Hitlerbeweging past de sterke weer
macht, het forsche woord, de dreigende
vuist maar tot zekere zeer zichtbare
grenzen.
De uiterste consequentie past er niet in.
In 's hemelsnaam geen gewapende conflic
ten! Al dadelijk, omdat men die nog min
der wagen kan dan vóór 1914. Al dadelijk,
omdat men heel goed weet, dat men wat
oorlogrmateriaal betreft, thans minder Aan
ooit tegen zekere machtige tegenstanders
op kan.
Maar vooral, en dat is het beslissende,
omdat een verloren strijd en een andere
mogelijkheid ziet men niet het plotse
einde zou beteekenen van wat men pas be
gonnen is op te bouwen, en waarvoor men
meer dan één komende generatie nog van
de wieg af bewerken moet.
Men ziet, vooral ook in Nederland, te
weinig, wat het Derde Ryk in een verre
toekomst bereiken wil, en staart zich te
veel blind op verschijnselen van het heden.
Die zijn óók belangrijk! Zoo belangrijk zelfs
dat we er ons regelmatig mee zullen blij
ven bezig houden. Maar beslissend zijn ze
niet. Althans niet, van Duitschland uit ge
zien.
Men is in Eupen en Malmédy niet
tevreden over Luiks onkunde van
de Duitsche taal.
(Bijzondere correspondentie.)
Voor den wereldoorlog werd in enkele
nabij de toenmalige Duitsche grens gelegen
gemeenten wel een weinig Duitsch gespro
ken, en in de streek BastenakenAarlen,
die in een vorige eeuw tot het groothertog
dom Luxemburg behoord had, bestaat er
naast de officieele Fransche taal ook wel een
Duitsch patois, maar een echt Duitsch-taal-
probleem had men er toen toch nog niet
Nu is dat anders: door de annexatie, zoo
men wil: het terugerlangen der gebieden van
Eupen en Malmedy is België niet alleen
luttele vierkante kilometers, maar ook een
tweede taalprobleem rijker geworden. Bel
gië is thans een volstrekt drietalig land en
het heeft aldus nu naast zijn Vlaamsche, zijn
Duitsche taalkwestie.
Deze zaak wordt er door twee factoren
niet gemakkelijker op: een Belgische en een
Duitsche. De laatste is: dat het Vaterland-
van-vóór-1919 een verwoede anti-Belgische
Rückkehr-campagne, onder-en-boven-
grondsch, in deze gebieden voert, veel inten
ser dan het zelf waarschijnlijk onder soort
gelijke omstandigheden zou toelaten. En de
Belgische is: dat Eupen en Malmédy admi
nistratief by de Waalsche provincie Luik be-
hooren.
Onlangs heeft een vertegenwoordiger van
„Neu-Belgien", zooals deze gebieden ge
noemd worden, in de provinciale staten van
Luik over het taalprobleem geïnterpelleerd.
Het statenlid Joseph Bartholemy verlangde
daarbij, dat in elk der 6 Duitschsprekende
ressorten een beambte aangesteld zou wor
den, die de Duitsche en de Fransche taal
beide beheerschen zou, teneinde, met uit
schakeling van het vertaalbureau te Luik,
rechtstreeks en ter plaatse met de colleges
van B. en W. in de Nieuwbelgische gemeen
ten te kunnen spreken en correspondeeren-
De gouverneur der provincie Luik heeft,
met het redenaarstalent den Walen en Fran-
schen eigen, op deze interpellatie een op ai e
banken met groote instemming ontvangen
antwoord gegeven waarschijnlijk allee
in de Fransche taal, maar men kan ook nie
alles tegelijk verlangen....*