/MATCHES
MATCHES
DE DIERENTUIN IS IN DE WAR
DE ONTEVREDEN ANTON
De Stationspakjesdrager
Een grappig spelletje
Een kunstje met lucifersdoosjes
Zoekprentje
De strijd tegen de
Wolhandkrab.
Oplossing: De dieren
tuin is in de war
S- Ar
VOOR ONZE KJ N D EREN
Negen dieren zijn hopeloos in de war
Dat komt, omdat de foto's die van die
dieren gemaakt zijn, per ongeluk stuk
gesneden zijn en al deze stukjes zijn
door elkaar geraakt. De dieren zelf, die
hun foto's wilden bekijken, waren vre
selijk ontdaan, en daarom besloot een
van de oppassers, de verschillende stuk
ken weer bij elkaar te zoeken en als hij
alle foto's weer compleet heeft, ze op
te plakken en aan de dieren te geven.
Het is een heel geduldwerkje geweest,
maar het is gelukt. Zien jullie daar ook
kans toe
Jht
Ook
maal
door Carly Vos.
is fijn, gaan jullie
Kom binnen
WOU..
kon
zien,
kon
per
ii
en
het echt aan Anton zijn ge-
dat hij altijd ontevreden was.
je hem minstens wel tien
dag horen zeggen„Hè, ik
had hij weer de een
ig h
dan
of andere wens
Toch kreeg hij zoveel
ipeelgoed, op zijn ver
jaardag, met St. Nicolaas,
met Kerstmis, zelfs als
hij zo maar eens ergens
am vroeg. Zijn kastje
stond vol mooie dingen.
Maar nooit speelde An
ton met zijn mooie
Mecanodoos. met zijn
slectrieche trein, zijn
vliegende Hollander. Hij
haa een prachtig India-
nenpak, dat hem nu al
veel te klein was ge
worden, en dat hij maar
één keer had aangehad.
Hij wilde zo graag
duiven hebben. Vader
maakte een mooie dui
ventil en kocht er enkele
paren duiven in, doch
toen Anton ze eenmaal
had, voelde hij er niets
meer voor en Hanna,
hetdienstmeisje kon nu
voor de dieren zorgen.
Zo ging het met alles
wat hij kreeg, alles ver-
verveelde hem na een korte tijd en
verhuisde dan in zijn speelgoedkastje,
waarna er nooit meer naar om werd
gekeken. Ook op school mopperde hij
steeds„Hè, ik wou,..." en werkelijk
wilde hij steeds wat anders.
«Hfc-
?Maar vooralbenijdde hij in stilte
één jongen in zijn klas Kees heette
hij die het dan toch zeker wel zo
heerlijk thuis had en zulk leuk speel
goed bezat, dat hij niet kon nalaten in
het speeluur er tegen zijn vriendjes over
op te scheppen. Kees kon, geloof ik,
nooit ernstig kijken er stond de hele
dag een lach op zijn gezicht. Eigenlijk
kon Anton niet goed begrijpen, waar
over Kees toch zo in zijn schik was,
want zijn kleren waren gelapt en gestopt
en als je hem soms hoorde juichen op
de speelplaats en je keek wat het was,
dan hield Kees een knikker, een ke
vertje of een bloem in zijn hand. Maar
de leeh van Kees was aanstekelijk en
als hij zo blij uitriep„Jó, kijk eens,
wat een pracht van een knikker heb ik
gewonnen, wat zal mijn moeder hem
mooi vinden, moet je al die kleuren eens
zien, blauw, rood, geel en groen 1" dan
vond je het ook opeens ongelooflijk
mooi, die knikker, dat het je een schat
toeleek. En het duurde niet lang, of
Anton meende, dat Kees de benijdens
waardigste jongen was van de hele school
Op een dag zuchtte Anton aan tafel
„Hè, ik wou, dat ik Woensdagmiddag
eens bij Kees mocht spelen. Hij vroeg
het mij en ik wou zo graag. Mag tMs
„Waar woont Kees dan?'' vroeg zijp
moeder.
„O, dat weet ik niet, maar als ik
mag, komt hij me afhalen en hij brengt
me ook weer thuis."
„Nu", zei de moeder van Anton, „laat
die Kees dan Woensdagmiddag maar
komen."
Toen Kees kwam en Anton's moeder
een poosje met hsm had zitten praten,
wist ze al heel gauw, wat voor een
jongen Kees was en zij lachte zachtjes
in zichzelf.
„Ja, ja," dacht zij, terwijl zij vriende-
„het is goed,
heel
mee
lijk naar Kees keek, „het is go
goed, dat Anton eens met hem
naar huis gaat heel goed 1"
Druk pratend ging het tweetal op
weg Kees woonde in een nauwe
straat, waor haast geen zon kwam
en Anton keek een beetje vreemd, toen
hij achter Kees aan de donkere smalle
trappen, zonder loper, moest opstom-
melen naar „drie-hoog-achter."
Onderwijl praatte Kees vrolijk over
alles en nog wat en eigenlijk babbelden
zij toch zó gezellig samen, dat Anton
de armoedige omgeving, waar Kees
woonde, helemaal vergat. Toen de jon
gens eindelijk boven waren aangeland,
kwam Kees' moeder hen met een gulle
lach tegemoet. Zij was een grote vrouw,
met een rond, blozend gezicht en vro
lijke, blauwe ogen.
„Zo Kees, m'n jongen, breng je een
vriendje mee Dat
maar samen spelen,
hoe heet jij
O ja, Anton, kijk nou 'es, dit is onze
villa, nietwaar Kees, en daar heb je
onze auto en ze wees naar de kin
derwagen, waar het zusje van een jaar
kraaiend haar broertje begroette.
„En Kees z'n speelkamer is op het
balcon daar is hier geen ruimte voor.,,
Ondertussen liep Kees trots als een
Eauw naar het wagentje toe en tilde
andig zijn zusje eruit. „Kijk nou es,
Anton, is dat geen lekkere schat? Ze
heeft al twee tandjes en ze kan al
„Keesje" zeggen. Hop! Hop! Paardje!
met je vlasse staartjeZus gierde het
uit van de pret toen Kees haar op zijn
schouder door de kamer droeg. Toen
legde hij haar weer in de wagen en
liep naar de poesenmand.
„Hier heb je onze Nel, wat een mooie
jongen heeft ze, hè? jammer, dat we ze
moeten weggeven. Kom! En nu zal ik
je mijn hut op het balcon eens laten
zien, daar zal je van opkijken..." Kees
ging voor en wees met een handgebaar
naar „de hut". En Anton zag een paar
droogrekjes met wat oude lappen er om
heen, een stuk oud vloerzeil voor de
vloer, een ander stuk zeil moest het dak
verbeelden. Maar Kees keek hem zo vol
trots aan, dat Anton het opeens een
fijne hut vond, de mooiste, die hij ooit
gezien had. Zijn „echte" kampeertent
thuis had hem zelfs nooit zo in ver
rukking gebracht.
„Nu gaan we Robinson Crusoè spelen,
jij bent Vrijdag en Nel is de hond en
Piet, mijn musje, is de papegaai. O ja,
die heb ik je nog niet laten zien. Hier
is Piet, hij heeft een lam vleugeltje en
is erg tam. Kom 'es Piet!" Tjilpend
wipte Piet uit zijn kooitje op Kees'
vinger. Anton was sprakeloos van be
wondering.
De hele middag speelden de jongens
en hun speelgoed bestond uit doosjes,
blikjes, plankjes en eindjes touw. Maar
Kees had een onuitputtelijke fantasie en
toverde al deze dingen in wonderbaar
lijke heerlijkheden om-
Veel te vroeg moest Anton weer naar
huis. Maar het was al haast etenstijd en
Keesje's moeder zei: Dag beste jongen,
je mag best nog 'ns terug komen, hoor
Toen Kees Anton had thuisgebracht,
vertelde deze honderd uit aan zijn moe-
der van de heerlijke mid
dag en hij vroeg: „Ma,
mag Kees nu ook eens
hier komen spelen 7" Zijn
moeder dacht er lang
over na en zei toen
„Neen liever niet, want
Kees is nu een gelukkige,
tevreden jongen. Vergeet
niet, dat hij eigenlijk neel
arm is en geen enkel echt
stuk speel goed heeft,
zoals jij. Als hij hier
komt en hij ziet jouw
kast met al die mooie
dingen dan ben ik
bang, dat Kees zal zeg
gen „Hè, ik wou
dat ik het speelgoed van
Anton had!"
Moeder bootste Antons
stem na en deze kreeg
een kleur. Opeens be
greep hij, wat een onte
vreden jongen hij was
geweest en r.a die tijd hoorde zijn
moeder hem niet meer zuchten: „Hè,
ik wou
Een paar avonden later werd er een
groot pak bij Kees thuis bezorgd. Daarin
zat... een prachtige Mecano, een trein
met rails, een lndianenpakje, een boek
en... een leuke beer voor het kleine zusje
Anton en Kees zijn jaren lang dikke
vrienden gebleven en Anton is zijn on
tevredenheid helemaal kwijt geraakt.
Met een paar dunne plankjes van een
sigarenkistje bijvoorbeeld en wat kurken
kun je deze pakjesdrager met zijn wa
gentje maken. Het wagentje wordt ge
maakt uit twee- plankjes, die met houten
of kurken wielen worden voorzien. Als
bagage maak je een grote koffer van
een lucifersdoosje, dat leeg is, en dat
je met een mooi papiertje overplakt.
Het mannetje wordt uit kurk gemaakt
Voor de ogen en neus gebruik je kra
len, de baard is van watten, armen en
benen buigt men uit takjes of stukjes
ijzerdraad. De handen worden van stuk
jes pleister gemaakt, waardoor het mo
gelijk is, dat hij de koffer vasthoudt.
Het heetSpreek Nederlands
Dit is nu eens een spelletje, waar je
tegelijkertijd bij Nederlands kunt leren en
spreken. )a, er zijn heel wat vreemde
woorden in onze taal binnengeslopen,
die wij dagelijks gebruiken zonder dat
wij er eigenlijk erg in hebben. Maar nu
gaan wij er eens op letten.
Eetsteen aardig versje, dat je zo°
nodig voor het spel gaat beginnen door
de leider van het spel laat opzeggen:
„Nu gaan we spelenTaalverbond,
En ieder geve acht terstond,
Of hij een woord vernemen mocht,
Dat in de vreemde is gezocht,
Doe 't vreemde woord toch in de bar.
Als je 't in 't Nederlands zeggen kan F
Daarop gooit hij een zakdoek naar een
der medespelenden en doet een vraag,
waarin een vreemd woord voorkomt:
b.v. „Wanneer kom je weer op visite?"
De aangesprokene moet nu het vreemde
woord in een zin, maar dan in het
Hollands verwerken bijv.„Als je
weer een feestje geeft, dan kom ik bij
je op bezoek
Nu geeft hij, die het antwoord heefi
gegeven, de zakdoek aan een ander dooi
en stelt een nieuwe vraag„Krijg jij
veel cadeaux?" De antwoordgever zegt
bijv. „Als ik jarig ben krijg ik meestal
veel geschenken".
Het komt er dus op aan het vreemde
woord juist en duidelijk in het Neder
lands te zeggen. Wie geen vreemd woord
meer weet te bedenken, of het Neder
landse woord niet kan zeggen of verkeerd
zegt, moet een pand geven, dat hij later
moet terugverdienen.
Denk er om, als er bij sommige spel
letjes doosjes met lucifers te pas komen,
dan mogen dit alleen lucifers zijn, die
óf een verbrande óf een afgebroken kop
hebben, want anders is het gevaar voor
brand veel te groot.
Neen drie lucifersdoosjes en leg ze
op tafel. Neem er één van in je hand
en schudt die, om te laten horen, dat
er lucifers in zitten. De beide andere
doosjes zijn leeg, dat vertel je er bij.
Nu schudt je de drie doosjes zo door
elkaar, dat de toeschouwers goed kunnen
zien, wat je doet en daarna vraag je
hen het volle doosje aan te wijzen. Zij
zullen het doosje in het oog hebben ge
houden, waarmede je hebt geschud,
maar als zij het openmaken, is het leeg.
Hoe vaak zij het ook zullen proberen,
en hoe goed zij het doosje in het oog
houden, altijd pakken zij een leeg doosje.
En hoe komt dat nu?
Wel, het doosje, dat je in je hand
hebt en waarmede je schudt, zie fig. I
is leeg, maar tegen de binnenkant van
je hand heb je met een stukje pleister
een doosje fig. 11 geplakt, waarin eenige
lucifers zitten en bij het schudden een
geluid van lucifers laten horen.
Hoe goed men dus ook toekijkt en
inderdaad het doosje aanwijst, waarmes
je hebt geschud, altijd zal dat doosje
leeg zijn. Aardig he! Denk er om, dat
niemand het geplakte doosje in de hand
mag zien, want dan is de aardigheid
van het toverkunstje ineens af.
CVoO
Als je het plaatje gewoon bekijkt, zou
je denken, dat er maar één visser op
staat. Toch is dit niet het geval als ie
heel goed kijkt, kun je misschien de
tweede visser ook wel ontdekken.
De Londense Zoologische vereniging
heeft een groot strijd plan ontworpen
tegen de wolhandkrab, die thans ook
w i? 8e wateren komt binnenvallen.
Wel is waar vermeit het dier geen dam-
men, maar wel de vianetten en ook ver-
nu h«i 1
Hier zien jullie, welke foto's er
allemaal gemaakt werden en
welke dieren daardoor wanhopig
waren. Gelukkig, dat alle, weer
in orde is gekomen, zoodat alle
dieren weer blij zijn.