HET BETOVERDE BOS. DE WERELDJAMBOREE TEN EINDE Het Prinselijk Echtpaar op de Jambpree. Binnenland het laatste défilé op Vogelenzang. Ontroerende afscheidsrede van den Chief-ScouL Nu de Jamboree ten einde is Na het laatste kampvuur. Grootsch einde van het wereld-padvinderskamp. Het l»*tste kampvuur, om nooit te vergeten. de zware lasten op het motorwegverkeer. De k.n.a.C. wendt zich andermaal tot den ministerraad. loonen van mannen en vrouwen in de tricotage- industrie. Wederom wapperden gistermiddag langs de ruime arena de vlaggen, weder om schetterden de trompetten en rom melden de trommels hun rhythmische blijheid over het zonnige grasveld, ter wijl een koele wind de warme zon tot een genot maakt. De Schotsche bagpipes joedelen, muziekkorpsen trekken voor bij, stoet na stoet rukt op en stelt zich in verband op het groote opmarschter- rein achter de arena het laatste défilé van deze wereldjamboree zal zoo dade lijk aanvangen. In het kamp zijn de jongens gistermorgen al begonnen met afscheid te nemen. Zin gende trokken vroolijke groepjes rond om nog een laatste bezoek te brengen aan de vele vrienden, die zij in den loop van de week hebben leeren kennen en waardeeren. Hier en daar wordt reeds een tent onder gejuich, maar tegelijkertijd*met een zekeren weemoed, opgebroken. Het is zoo goed als voorbij. Nog zijn ze bij elkaar, de jeugdige dragers der heldere idealen. Nog een dag en de jamboree is teneinde. Laat ons hopen, dat de boys veel goeds en schoons van ons kleine vaderland, dat zijn best gedaan heeft hen zoo hartelijk mogelijk te ontvangen, zul len kunnen vertellen. De chief scout', Baden Powell, heeft reeds een afscheidsbezoek gebracht aan het voor trekkerskamp, waar hij de jongens dank bracht voor het werk dat zij aan de voorbe reiding en tijdens de jamboree verricht heb ben. Hij zeide te hebben gehoord, dat velen van hen niets van de jamboree gezien had den, maar wees op de groote vormende waarde van het zich opofferen voor ande ren. De voortrekkers moeten niet vergeten, dat zij aan de verkenners het voorbeeld moeten geven en daarin zijn zij volgens den chief scout ook heel goed geslaagd. Het succes van deze bijeenkomst is grootendeels aan de voortrekkers te danken. Na deze toe spraak heeft Baden Powell het kamp der voortrekkers bezichtigd. Tegen half drie begonnen de arena-tribu nes vol te loopen. Op de eeretribune hadden de chief scout, Baden Powell, en generaal Behrens benevens eenige andere autoritei ten plaats genomen. Van den grooten mast wapperde boven de vlaggen der andere naties uit, de Nederland- sche driekleur. Dan begint de muziek en trekken de contingenten de arena binnen. Voorop de kampleider en de sub-kampleider. Dan in omgekeerde alphabetische volgorde de padvinderscontingenten: de blauwe Zwe den, de IJslanders, de Venezolanen enz. Staande aanschouwde de chief scout zijn na li deze vermoeiende dagen nog steeds voorbijtrekkende jongens, voor iedere natio nale vlag het padvinderssaluui brengende. Onafgebroken rukten de duizenden scouts op, marcheerden de arena rond, tot zij aan den ingang de volgende groepen ontmoetten, en sloten dan aan de binnenzijde aan, zoodat steeds breeder rijen onder een steeds kleu riger beweeg van vlaggen, zich langs de tri bunes bewogen een machtig schouwspel. In het middenman het terrein stond de „raadsrots" opgesteld, omringd door een cordon voortrekkers. Steeds meer en meer vulde zich de groote arena, en het werd een golvende massa. Toen de Nederlandsche groep met haar acht duizend man voorbijgetrokken was, leek het of er niets meer bij kon en toch moesten er nog zoovelen komen. Steeds compacter werd de menigte op het middenterrein, maar steeds opnieuw werd er plaats gevonden voor de duizenden die nog voorbij marcheer den. Gister waren het de Franschen, die de aardige gedachte hadden wuivend met aller lei kleurige doeken den chief luide toe te jui chen, terwijl de Poolsche vliegers in de for matie van een vliegtuig voorbijtrokken. Bij het Amerikaansche contingent hadden de In dianen thans ook weer veel bewondering. Het Engelsche contingent, dat door luide kre ten zijn aanhankelijkheid aan den chief uit te, trok gearm voorbij de eeretribune, als een symbool van de verbroedering. In de achterste gelederen marcheerde de lord bisschop van Jarrow mede. Inmiddels hadden de padvinders op het middenterrein zich met het front naar de eeretribune opge steld en waarachter de laatst defileerenden zich aansloten. Toen was het groote moment aangebroken, waarop de chief scout zijn jongens zou toespreken. Een pad naar de raadsrots was opengehouden, en tot aan de eeretribune was een eerehaag van scouts op gesteld. De chief liet toen de duizenden pad vinders op den grond plaats nemen, en schreed onder luide toejuichingen naar de raadsrots, gevolgd door een staf van offi cials. Op de raadsrots aangekomen, plaatste lord Baden Powell zich voor de microfoon, maar kon geruimen tijd niet aan het woord ko men, doordat vliegtuigen, waarmede de zoo genaamde handicaped scouts een rondvlucht maakten, laag over de arena vlogen. En het geronk der motoren alles overstemde. Toen de stilte eindelij ke ingetreden was, begon Baden Powell zijn rede. Hij zeide: „Padvinders, gij zijt hier na lange marschen bijeengekomen. Gij moet ver moeid zijn, na al deze dagen van rondtrekken door het kamp. Ik zal kort zijn, en daarom alleen zeggen, dat wij thans gekomen zijn aan het einde van de jamboree, die slechts gisteren schijnt te zijn begonnen. Geduren de de korte dagen van deze wereldjamboree hebben tot mijn vreugde alle padvinders het grootste deel van hun tijd besteed aan het sluiten van vriendschappen. Dat is ook het doel der padvinders: zooveel mogelijk vriendschap met andere landen te sluiten. De dagbladen hebben geschreven over een kinderkruistocht. Dit is een zeer juiste be schrijving, omdat jullie werkzaam zijt voor een groote zaak, den kruistocht voor den vrede. Vroeger trokken de kruisridders op om de Saracenen te bestrijden en de heilige stad Jerusalem te veroveren. Zij slaagden daarin niet De kinderen waren daarover zoo ontdaan en ontevreden, dat zij zeiden: wij willen zelf uittrekken voor een groote zaak en 't Heilige Land veroveren. Ook hun kruistocht is mislukt, want hij was slecht ge organiseerd en de kinderen hadden geen middelen van vervoer en geen voedsel voor den tocht. De kruistocht dien jullie hebt on dernomen, heeft in sommige opzichten geleid. Ook jullie komen uit alle deelen van de we reld bijeen, om vriendschap te sluiten, een taak even groot als van iederen anderen kruistocht. Probeer daarom zooveel mogelijk vrienden te maken in andere landen. Over enkele jaren zijn jullie volwassen mannen in jullie land. Dan zullen de moeilijkheden komen, dan zullen zich conflicten voordoen, dan zal wellicht weer gesproken worden over oorlog en vrede. Maar als je veel vrien den hebt in andere landen, wil je geen oor log met hun maken. Dan weet je, dat er een betere weg is tot oplossing van de conflic ten: onderling overleg en vriendschappelijke regeling. Toen de groote kruisvaarders uittrokken, hadden zij op hun schepen bij zich een Ja- cobsstaf, die thans de totem is van deze jamboree. Het is een instrument om den weg te kunnen vinden. Laat deze totem voor ons een gids zijn om ons de richting te bepa len naar den vrede. Onze totem is veelom vattend. Zij draagt een kruis en kan dus een gids zijn voor alle christenen, maar zij draagt nog veel meer en kan dgn ook alle landen en klassen omvatten. Daarom is het een goede totem voor de padvinders. Ook de tien punten van de padvinderswet zijn daar in opgenomen. Laat ons thans onze campag ne voor den vrede voortzetten. Ik zal nu aan den leider van ieder contingent een kleine copie uitreiken van den Jacobsstaf om mee te nemen als een symbool dat herinneren kan aan ons doel: goede wil en vriendschap als voornaamste middelen om vrede te bevorde ren en in stand te houden". Na deze rede, die in aandachtige stilte door de padvinders werd aangehoord, reikte de chief scout de Jacobsstaven uit en richtte toen voor de tweede maal, zeer ontroerd het woord tot de jongens: „De tijd is nu voor mij gekomen om vaar wel te zeggen! Ik hoop, dat jullie een geluk kig leven zullen leiden. Jullie weet, dat ik in mijn een-en-tachtigste jaar ben en het einde van mijn leven nader. De meesten van jullie staan aan het begin en ik wensch, dat jullie leven gelukkig en vol succes zal zijn. Je kunt dit bereiken door je best te doen de padvinderswet uit te dragen, je leven lang, wat ook je functie moge zijn en waar je ook bent. Ik wensch, dat jullie allen den Jacobsstaf van de jamboree op je uniform zult houden. Ik hoop, dat je zult trachten er aan te blijven denken, wat de beteekenis is van dezen staf. Door deze beteekenis in acht te blijven nemen, zul je geholpen worden bij je streven God's rijk van den vrede en den goeden wil te vestigen. Deze totem zal je altijd de padvinderswet in herinnering houden en den prachtigen tijd, dien wij in Nederland hebben gehad. -Hij zal je helpen uitgerust te zijn voor de pad vinderswet gedurende heel je leven en steeds meer onze padvindersidealen van goeden wil en de helpende band der kameraadschap verbreiden onder al degenen, die wij ontmoe ten. Mijn boodschap aan jullie is vriend schap te verspreiden en broederschap over de geheele wereld. Vaarwel en God zegene jullie allen". Drie geestdriftige cheers volgden na een ontroerende stilte op deze indrukwekkende woorden, nog drie cheers voor den Neder- landschen hoofdverkenner en het laatste de- file was ten einde. Diep onder den indruk verlieten de padvinders langzaam het ter rein. Het vertrek van den chief. De chief scout Baden Powell, zal Zon dagavond naar Londen terugkeeren. Men schrijft ons: Vogelenzang, 10 Aungustus. De scheerlijnen worden ontspannen, de haringen uit den grond getrokken, de tenten opgerold. De linnen stad ver dwijnt. Ruim een week hebben bijna dertigduizend jongens door Nederland een geest van onbezorgde blijheid doen waaien, hebben zij de wereld laten zien, wat er onder de jeugd van dezen tijd leeft. Elders in de wereld mogen de menschen op hartelooze wijze hun onderlinge twisten trachten te beslechten, hier in Vogelenzang is een week lang getoond, hoe de jeugd wil, dat de volken onder elkaar zullen leven. En geheel Nederland heeft een stroom van warme vreugde door zich heen voelen gaan, geheel ons land heeft meegeleefd met de rijke weelde van zooveel jeugdige geest drift, van zooveel onverwoestbaar toe- komstvertrouwen. En nu dan al deze jon gens weer naar hun verschillende Janden terugkeeren en wederom uitzwermen over de wereld roepen wij hun uit het volst van ons, door hen zoozeer rijker geworden, hart een vaarwel toe, wetende, dat men hen een krachtig leger uittrekt om de wereld te veroveren, een leger van voorttrekkers der toekomst. „M aakt vriende n", heeft de chief-scout tot zijn jongens gezegd, en zij hebben zijn edel en hoog bevel uitgevoerd en fundamenten gelegd, waarop de toe komst voort kan bouwen. Zooals een Hon gaar dezer dagen tegen ons zeide: „De menschen weten en beseffen niet, van hoe veel belang in het leven, niet alleen van de enkelingen, maar van heele volkeren, ja van heel de wereld, persoonlijke vriendschap pen zijn. Er is niets belangrijkers. Zou het oude Polen zijn jonge onafhankelijkheid zóó hebben kunnen terugkrijgen als thans het geval is, indien Paderewski en Wilson niet zulke vrienden waren geweest, zou Tsjecho-Slowakije als staat zich zoo ge makkelijk hebben kunnen ontwikkelen zonder de persoonlijke vriendschappen van president Masaryk?" Daar is veel waars in! En dan te bedenken, dat de padvinders idealen nog boven deze zuiver nationale oogmerken uitgaan, dat het hun niet in de allereerste plaats is te doen om bevoordee ling van het eigen ik, maar integendeel, dat hun streven een nieuwe kinderkruis tocht zeide lord Baden Powell daar ver boven uitgaat, naar betere wereld, waar de menschen van alle landen en klassen tegen over elkander zullen komen te staan, hulp vaardig en eenvoudig, als menschen en niet meer. „Change" was een geliefde bezigheid op deze Jamboree. Maar niet alleen mutsen en petjes, blouses en geborduurde linten, klompen en bergschoenen, messen en kom passen zijn geruild. Er zijn indrukken uit gewisseld, vooroordeelen weggenomen. Er is in duizenden hoofden en harten weder- zijdsche achting en kennis gevestigd, waar onwetendheid en onkunde heerschte. Vriendschappen zijn gesloten tusschen IJs landers en Siameezen, tusschen Japaneezen en Venezolanen, tusschen Britten en Zuid- Amerikanen, overal hebben we met eigen oogen kunnen aanschouwen, hoezeer het tegendeel van het oude Nederlandsche spreekwoord waar is: bekend maakt be mind. Opofferingsgezindheid is een tweede eisch van de padvinders. Wij, die als jounalisten een geheele week op de Jamboree gewerkt hebben, kunnen er van getuigen, hoe ernstig de padvinders ook naar dit ideaal streven. De jongens, die op zich genomen hadden den persdienst te verzorgen, hebben bijna niets van het kamp gezien, zij zijn van des morgens vroeg tot des avonds laat in de weer geweest, onver moeid altijd bereid en geheel levend n. den ouden en schoenen stelregel: „ick dien". De voortrekkers, die het kamp hebben opge bouwd en aan het goede verloop van den dagelij kschen gang van zaken al hun krach ten hebben gewijd, hebben alleen van de Jamboree deze herinnering: „Het was hard werken". Maar daarnaast hebben zij de wetenschap, dat zij hun duizenden kame raden uit alle deelen der wereld, beschei den en onopvallend, maar daardoor des te verdienstelijker, gediend hebben op onover trefbare wijze. En zoo zouden we nog veel voorbeelden kunnen opnoemen. I)e Jamboree is ten einde!! Honderdduizenden Nederlanders heb ben het kamp een bezoek gebracht, er zijn dagen geweest, dat tientallen extratreinen nauwelijks voldoende waren om den stroom van belangstellenden naar de Jam- Tot groote vreugde van de duizenden padvinders, die gisteravond om acht uur rondom het groote kampvuur zaten ge schaard, verschenen plotseling en zon der dat iemand hun komst had kunnen bevroeden, prinses Juliana en prins Bernhard met een klein gevolg, ten ein de volkomen in den geest van dit ka meraadschappelijke padvindersfeest eenvoudig onder de menigte knapen dit laatste en intieme kampvuur mede te maken. Er was tot dit laatste kampvuur geen pu bliek toegelaten. De padvinders wilden dit afscheidsfeest liever geheel onder elkander blijven. Het was heerlijk weer en vele pad vinders, die met dekens en wollen jakken gewapend naar het kampvuur opgetrokken waren, zullen er weinig gebruik van hebben behoeven te maken. Op de rij uit boomstammen door padvin ders zelf getimmerde eerezetels namen ach tereenvolgens plaats de chief scout, lord Ba den Powell, gehuld in een pittoresken man tel, waarop alle teekens der tot dusverre ge houden wereldjamboree's geborduurd waren, prins Gustaaf Adolf en tal van kampautori teiten, benevens de bisschop van Jarrow, die gisteren voor de Britten de godsdienst oefening had geleid. Pom van Voorthuizen had de leiding van deze vlammenfinale. Zooals gebruikelijk werd het vuur ontsto ken door middel van Indiaansche vuurbo gen, waarmede een rond stukje hout zeer snel in een soort tonder wordt rondgedraaid, tot dit begint te smeulen. Met den gloeien- den tonder wordt dan een viertal fakkels en daarmede het kampvuur ontstoken. Tijdens het vuurmaken werd een soort Indiaansche bezweringsformule uitgesproken: roods gloed, roode gloed, behoedt ons tegen de koude, laat de wereld zich aan onze idealen verwarmen, zooals wij ons warmen aan je vlammen. Vervolgens werd de Baden Powell-yell uitgebracht en zouden de jongens be ginnen met het zingen van het Jambo ree-lied in het Engelsch, Fransch en Ne- derlandsch, toen plotseling in een uit hoek van de duinpan, langs welker hellingen de tienduizenden scouts gele gerd waren, groote beroering ontstond, die zich alle aanmaningen van Pom ten spijt, al spoedig over de aanwezigen ver spreidde. Hoeden en mutsen werden in de lucht geworpen, heele groepen stonden te dansen van opgetogenheid en plotseling begonnen ongeveer vijf-en-twintigdui zend frissche jongensstemmen spontaan het Wilhelmus te zingen, dat ontzaglijk en indrukwekkend over het stille duin landschap, waar de avond al begon te schemeren, weerklonk. Een oogenblik om nooit te vergeten. En toen wisten alle jongens het zonder dat iemand het hun gezegd had: prinses Juliana en prins Bernhard waren komen binnenvallen in het groote padvinders gezin om gezamenlijk met de jongens in ongedwongen vreugde dit laatste feest van de jamboree mede te vieren. Prinses Juliana zocht lachend en verheugd over de hartelijke ontvangst, een plaatsje in het zand. Zij wilde er niet van weten plaats te nemen op de eerezetels, vanavond was zij evenals al die tallooze jongens een jong en gelukkig menschenkind onder gelukkige jon gens. Prins Bernhard zette zich eveneens in het zand neer, aan de voeten van Baden Po well en prins Gustaaf Adolf van Zweden, de kleinzoon van den Zweedschen koning, kwam naast hem zitten. Onmiddellijk daarna werd het programma voortgezet, nadat eerst nog uiting aan de blijheid was gegeven door het uiten van den hallo yell, luidende: we are glad to meet you, we are glad te great you, hallo, hallo, hallo. (Wij zijn blij je te zien, wij zijn blij je te verwelkomen, hallo, hallo, hallo). Het Tsjechoslowaaksche padvindersorkest zette toen een aantal Hollandsche liedjes in, die door allen, ook door de koninklijke gasten, lachend en verheugd werden meegezongen. „Dat we toffe jongens zijn, dat willen we weten, en zoolang de lepel in den breipot staat, treuren we nog niet, hallo hallo, bij ons gaat alles zoo en nog eenige andere andere roemruchte liedjes, zooals: laat de klok maar luiden, laat de klok maar slaan, niet te vergeten. Deze „recital" werd beëindigd met een enthousiast, maar helaas volkomen onwaar: we gaan nog niet naar huis, nog lang niet. Er volgde toen een uitgebreid programma van opvoeringen, de een al aardiger dan de ander. Er werd een Hollandsche yell uitge bracht, waarin de prinses met vreugde in stemde: rood, wit, blauw, oranje, Nederland, Nederland, je maintiendrai, leve de N.P.V.; een charmant klein Oostenrijkertje jodelde, dat het een lust was, de Tirolers schuhplat- terden; het bekende varialied werd gezon gen, waarbij het geheele kamp aan het schuitjevaren sloeg, de rij van prinses Ju liana, prins Bernhard en Gustaaf, Adolf al even vroolijk meedeinende als ieder ander, uiteraard tot enorme en uitbundige voldoe ning van de padvinders, wier hart prinses Juliana met dezen avond voor goed gestolen heeft. En zoo ging het den geheelen avond door. Geen lied werd door de padvinders ge zongen, of prinses Juliana stemde van harte in, geen yell werd uitgebracht of onze jonge prinses deed mee, ernstig en volkomen op gaande in haar streven het zoo goed moge lijk te doen. Het was voor de jongens om nooit te vergeten. Achter elkaar volgden de Franschen, de Polen, verschillende yells, o.a. een Hongaar- sche, waarbij de naam Vogelenzang niet werd uitgesproken, maar door vogelgefluit werd aangegeven, een clown, het Piet Hein- lied, John Brown, het Poolsche orkest, te veel om allemaal op te noemen en eigenlijk te aardig om niet stuk voor stuk te bespre ken en nog eens op te halen. Een alleraar digst moment was, toen de verpleegsters, die in het kamphospitaal de enkele zieken behandeld hebben, op het podium versche nen en op de wijs van: In een blauw gerui- ten kiel, een nieuw vervaardigd gedicht zon gen, dat stormen van gelach ontketende. De Syriërs zongen en dansten, een Hon gaar gaf een solo op een oud-nationaal in strument, de Belgen gaven een aardig, op muziek gedanst kwajongensgevecht te zien, Canons werden gezongen, Indianen lieten een adelaarsdans zien en zoo verliep deze laatste avond van de wereldjamboree in een feeststemming, die door de aanwezigheid van prinses Juliana, tot zoo'n hoogtepunt ge stegen was, dat er wel niemand onder de padvinders zal zijn, die er niet mee zal in stemmen, wanneer wij schrijven, dat het slot tevens het hoogtepunt geworden is van dit op zoo grootsche wijze geslaagde padvinders- feest. boree te vervoeren. Geen wanklank is ge hoord. Wanneer wij de leiders der verschil lende kampen vroegen, wat hun beste in drukken waren van deze Jamboree, was onveranderd het eerste antwoord, dat gege ven werd: „wij zullen nooit vergeten op welke wijze Nederland ons ontvangen heeft. Deze hartelijkheid, deze vriendschap, deze ons bewezen rijke genegenheid, heeft 6ns diep getroffen. Zij zullen een van diepste herinneringen blijven, die wij van de Jam boree zullen meenemen. Daarvoor is Nederland dankbaar. Dank baar ook voor wat het op zijn beurt van de buitenlanders geleerd en ervaren heeft. En daarom, nu over en'-.ele dagen allen ons land verlaten zullen, niet alleen een vaar wel, maar ook een hartelijk: tot weer ziens. STANIOL (zilverpapier) bedrukken wij óók ALKMAARSCHE COURANT. TEL. 3320 131. Opeensbons!! daar viel Flipje. Hij was over zijn lange hansop gestruikeld, én al de kabouters rolden over hem heen. O o, wat was me dat een kabaal. Als de koning het maar niet hoorde. 132. Flipje wilde tusschen de over elkander rollende kabouters wegkruipen, doch Weetgraag had hem bij zijn baard te pakken en het hem niet los. Daar kwamen de anderen ook al weer. Arme Flip! De K.N.A.C. heeft zich andermaal in een adres tot den raad van ministers gewénd met het verzoek op zeer korten termijn ver laging te willen bewerkstelligen van de overdreven hooge financiëele lasten, die op het motorwegverkeer drukken. Zij wijst in dit adres op de onbillijkheid, dat een kleine categorie inwoners des rijks, grootendeels gevormd door personen, die motorrijtuigen voor hun beroep of bedrijf moeten benut ten, blijkbaar omdat ten onrechte de auto nog als luxe object wordt beschouwd, een zijdig tot voorbij de uiterste grens wordt belast, hoofdzakelijk ten gunste van de alge- meene middelen en overigens via de alge- meene middelen ten behoeve van de overige verkeersmiddelen. Tengevolge van de diverse lasten welke onafhankelijk van invoerrechten enz. op ge middeld minstens 450 er automobiel per jaar komen, wordt de gezonde ontwikkeling van het motorwegverkeer ten nadeele van ae ajgemeene volkshuishouding en de ge en gelegenheid tegengehouden, terwijl mede dientengevolge een voortdurende ver- ou eung van het Nederlandsche wagen park laats vindt met alle schadelijke gevol- van dien voor de verkeersveiligheid. bii^f' Jentraal bureau voor de statistiek pu _f, 81111 de onlangs verschenen zevende 'i(-ht6ring Van 'let maandschrift een over ig v, ,v!n i°°nen in de tricotagefabrieken het tweede halfjaar van 1936. n eze fabrieken verdienden meerderja- de8® mannen Per uur gemiddeld 43 ets., en Mouwen en meisjes (weefsters, breisters, (nif1Si 0rS' enz-^ tezamen gemiddeld 19 ets. fluitend meerderjarige vrouwen 24 ets.) 6e8evens zijn in de statistiek verder 1 e'scheiden naar de voornaamste beroe- en r arbeiders en naar de gemeenten, aar de fabrieken gevestigd zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6