Herdenking alkmaar'S ontzet. Belangwekkende redevoering van mr. C. J. de Lange. De stad in feesttooi gestoken. Willem van Oranje waakte over zijn volk ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 8 OCTOBER 1937 Aan den vooravond van de Ontzet-feesten. Alkmaar herdenkt vandaag het ontzet van 1573 en als zoovele keeren heeft de stad zich opgemaakt, om feest te vieren. Vele straten zijn versierd en verlicht, dank zij het werk van buurt- en straatcommissies. Optochten worden gehouden door het grootste ge deelte der stad. Haar het hoogtepunt is altijd geweest en zal altijd blijven de plechtigheid bij het Victoriebeeld. De lampionoptocht. De nationale gedachte leve in ons. Herdenkingsrede bij het beeld. DERDE BLAD Wie de jeugd heeft, heeft ook de toe komst. En als dit gezegde werkelijk waarheid bevat, dan ziet het er met de herdenkingsfeesten van Alkmaar's ont zet zeker niet slecht uit. Want de jeugd heeft in vele opzichten een voorbeeld gegeven. Dat hebben wij vorige jaren al gezien en gehoord, dat werd gisteravond ten overvloede nog eens weer bevestigd. Het was op onzen traditioneelen rondgang door de verlichte straten dat wij in buurten kwamen, die voorheen nooit versierd of ver licht waren geweest en die nu mede waren opgenomen in de steeds langer wordende rij van versierde straten. En ziet, in elk van deze gevallen hoorden we het merkwaardi ge, maar tevens verheugende: de kinderen begonnen er mee en toen Toen hebben de ouderen hun plicht ge daan; zij hebben leiding gegeven aan de werkzaamheden en zij hebben de koppen bij elkaar gestoken, om meer een geheel te krij gen. En al is dat misschien nog niet in alle opzichten geheel gelukt, de fundamenten voor de toekomst zijn gelegd en wij twijfe len er niet aan, of bij den eerstvolgenden keer zal alles tot in de puntjes geregeld zijn. Om dan met het eigenlijke verslag te be ginnen: Alkmaar was gisteravond al heel vroeg in de stemming om feest te vieren Dichte drommen menschen jong en oud trokken door de verlichte straten en langs de versierde pleinen, of golfden achter den optocht aan. En zij stremden op prettige wijze het verkeer zoo nu en dan. Wat voor zoon enkelen avond heelemaal niet erg is; wat misschien voor één zoo'n keer misschien wel gewenscht is. Want het verhoogt zonder dat men het weet, de feestvreugde. Alkmaar was gereed, om zijn herden kingsfeesten te vieren. Het weer werkte ge lukkig mede, want al was het vrij frisch, het was ook droog en dat moeten feestvierenden op straat nu eenmaal hebben. Muziek zat er in de lucht enin de luidsprekers, die hoog boven alles uit hun klanken de in dit geval beperkte ruim te inzonden; muziek zat er in de duizend koppige menigte, die al heel vroeg begon te hossen Muziek zat er in den optocht, mu ziek zat in de huizen, kortom muziek zat in gansch de stad. En al moge het dan waar zijn, dat deze eerste avond hoofdzakelijk de avond van het kijken naar de verlichting was, de inzet van de feesten is goed geweest. De binnenstad. Wat die versiering en verlichting betreft, we hebben in de binnenstad heel wat oud- Iiieuws gezien. De Langestraat en Laat bijvoorbeeld hadden vrijwel dezelfde aan kleeding als vorige jaren. Dat beteekent ge lukkig niet, dat het er nu ongezellig was; het beteekent veel meer, dat de eenmaal ge creëerde ideeën burgerrecht verworven heb ben en het werkelijk „doen". En zoo hebben we weer de groote „achten" In de Langestraat kunnen zien en de verdere versiering van deze winkelstraat kunnen bewonderen en waardeeren. En met de Laat was het al evenzoo. De tallooze pila ren en de ontelbare vlaggetjes en wimpels en de fraaie herauten boden weer een fris- schen aanblik, terwijl tal van moeilijkheden hier goed overwonnen waren. Er was meer, dat bekend voorkwam. Zoo het Hofplein, dat natuurlijk vanavond heel erg druk bezet zal zijn. Want ligt Haar niet een groote dansvloer te wachten? Die dansvloer met zijn entourage is trouwens de eenige versiering van dit plein. Dat het in elk geval beter doet dan het Waagplein, waar niets er op wijst, dat Alkmaar eens bange dagen heeft gehad, en dat het nu recht en reden heeft om feest te vieren Trouwens, daar rondom het Waagplein is het overal „koud". Wat zou de Houttil aar dig versierd kunnen zijn en hoe goed zou een eenvoudige versiering in de Boterstraat tot haar recht komen Dan zijn de Magdalenenstraat-be- woners veel actiever. Elk jaar weer zorgen zij voor een prettige straat en juist de ge ringe breedte van dezen verkeersweg is oor zaak, dat de Magdalenenstraat steeds weer opvalt. Ook nu, terwijl toch de versiering en verlichting op zich zelf heel eenvoudig, maar precies voldoende zijn. Datzelfde is trouwens het geval met an- déR Sïrfalle straten, zooals het Fnidsen, waar evenals in de Magdalenen straat een luidspreker aan het werk is gezet, om noodige en vooralonnoo- dige mededeelingen te doen. En dan de Hekelstraat. Met kunst vaardige hand is hier de geheele straat ver sierd en verlicht en men trekt hier werke lijk onder een zee van licht door, zooals men ook in de St. Annastraat een sublieme be lichting aantreft. Er is echter meer in de binnenstad, dat de aandacht trekt. Daar zijn de Schouten straat en de Breedstraat, die elk op haar eigene wijze met wimpels, vlaggen en groen versierd zijn en die met ontelbare lampjes des avonds alles in een flikkerend licht zetten. De Doelenstraat blijft evenmin als het vorig jaar achter en trekt ook de verdiende aandacht van de zeer vele voor bijgangers. En als we dan en passant ook nog even de Huigbrouwerstraat noemen, die haar beste beentje heeft voorgezet, dan ko men we bij de Mient en haar directe omge ving. De Mient is anders geworden. De hoo rnen zijn verdwenen en de walmuren zijn hecht en sterk geworden. Vandaar, dat men het heeft aangedurfd, om rood en wit ge kleurde lampjes op te hangen langs de wal muren, laag boven het water, hetgeen een zeer effectvollen indruk maakt, mede door de weerkaatsing in het water. Waar de be woners verder gezorgd hebben voor een hoogere versiering en verlichting, daar is dit hoekje van de stad wel weer zeer aantrek kelijk. De Koningsweg is niet druk, maar toch wel aardig en smaakvol versierd. Onge veer in het midden (vóór de Lombardsteeg) hangt boven den weg een verlichte burcht, en verder zijn er aan verschillende standaards oranjeballons opgehangen, ter wijl over den weg vlaggen-guirlandes hin gen. En dan zijn we meteen aangeland bij het water. Telkenjare valt het weer op, dat ver siering en verlichting van grachten een dankbaar werk is. En hoe men het ook doet, welke hulpmiddelen men ook gebruikt, het effect is steeds volkomen. En zoo is de Oudegracht met zijn oranje-lampions, het Verdronkenoord met zijn over de geheele breedte van het water gespannen lampjes en de Zaadmarkt met zijn wimpels en vlaggen en zijn eenvou dige verlichting, zoo is elke gracht de moeite waard, om bezichtigd te worden. En als we de grachten verlaten hebben en eens even gaan kijken in de Koorstraat en op het Ritsevoort, danzien we helaas heel weinig dat op een verlichting of ver siering lijkt. Waarschijnlijk zijn de bewoners daar nog niet ontwaakt en droomen zij nog van de zomersche dagen van voor de ker mis Buiten de wallen. In het begin van dit verslag spraken wij over de jeugd, die meer dan eens het initia tief heeft genomen tot een versiering. Zulks is thans weer jiet geval op eenige plaatsen buiten de oude stad. Daar is n.L de Dr. Schaepmankade. De jeugd heeft een gedeelte van deze nieu we straat met vlaggen, wimpels en groen versierd en hier en daar lampions aange bracht. Moge het volgend jaar de geheele straat versierd zijn En de jeugd heeft zich verder bezig ge houden in de Wildemanstraat maar daar heb ben de ouderen het werk overgenomen en in twee dagen tijds was alles voor elkaar. Een heel eenvoudige versiering en verlichting in het donkere hoekje van de stad. Maar toch in al haar soberheid juist zeer attractief en verrassend. Het Nassaukwartier biedt ook dit jaar weer een bijzonder feestelijken aan blik. Het Nassauplein en de daarop uitko mende straten, t.w. de Egmonderstraat, La- moraalstraat, Cabeljaustraat en de v. d. Meijstraat, zijn versierd door de aan weers zijden van de straten in een lange rij tus- schen de boomen gehangen roode lampions, telkens afwisselend een ronde en een lang werpige. Op het Nassauplein is bovendien van het rosarium veel werk gemaakt: alle bogen zijn met roode electrische lampjes ver sierd, terwijl de groote, met schijnwerpers verlichte driekante zuilen tegen de hui ven. Van de Nassaulaan zijn de rijen in het middenstaande boomen versierd door slin gers roode lampjes. De Li n d e 1 a a n en het Varnebroek hebben twee rijen electrische lampen, met aardige oranje en rood-witte kapjes, terwijl het Varnebroek bovendien versierd is met de verlichte driekante ruiten tegen de hui zen. De boomen aan de Lindelaan zijn met bloemen versierd. Bijzondere vermelding verdient wel v. d. Pol's bakkerij, waarvan de omtrekken geheel met electrische lampjes verlicht zijn. Dan is er weer de Lamoraalsluis, op traditioneele wijze versierd door de met tien tallen electrische lampjes verlichte omtrek ken. Elk jaar opnieuw geeft deze illuminatie een verrassend effect. De Anjelierstraat was niet verlicht. Een aantal versierde eerepoorten zijn in deze straat geplaatst. Noemen we tenslotte nog de Groene- laan. Dat de kinderen, die deze straat zou- 'den versieren en verlichten, niet stilgezeten hebben, bewijzen de rijen kleurige lampions W6Ü In de Spoorstraat heeft de romantiek plaats moeten maken voor de techniek. Im mers, de kaars-lampions zijn vervangen door electrische oranje-bollen en het effect is er niet op achteruitgegaan. De wimpelversie ring en de beide eerepoorten zijn hetzelfde gebleven, eenige zaken hebben hier hun etalage extra verfraaid. De Kinheimstraat en de Stuart- s tra at, beide in feestkleed gestoken, al hoewel onverlicht, doen op bescheiden, eige ne wijze mee met de feestvreugde. En zoo komen wij op onze wandeling van zelf op de Stationsweg. Deze is evenals alle jaren in oranje-kleuren ge houden. De aardige „omgekeerde schemer- lampjes"-versiering levert een fantastisch gezicht op en de kleine oranje-gekleurde pylonen „doen" het uitstekend. En passant komen we voorbij de Fores- tusstraat en ziedaar, welk een aardig feestbeeld wordt hier geboden. Groote, wit- rood-verlichte eerepoorten en een frissche lampjesgarneering maken deze straat wer kelijk tot iets bijzonders. Een groot draai orgel, van welks muziek de buurtgenooten in een dansje een gretig gebruik maken, verhoogt er de ongedwongen feestvreugde. De martiale eerepoorten, welke 't Schar- 1 o o insluiten, maken met de verlichtende omlijsting een aardig en boeiend schouwspel. Reeds vóór half 7 stonden in de Lombard- steeg vele menschen opeengepakt in afwach ting van den lampionoptocht, die toen ech ter nog niet opgesteld was. Dat men reeds zoo ver van te voren vol belangstelling in de richting van het Doelenveld was gegaan, wijst wel op een groote mate van meeleven der burgerij met den inzet der feestelijkne- den. En waar men nu na vele jaren afzij dig te hebben gestaan ook het soc.-dem. volksdeel officieel aan het ontzetfeest mee- Klokslag twaalf uur hief Corn. Jonker zijn arm omhoog en na drie tellen klonk het Victorie-lied, zuiver en mooi gezongen door het kinderkoor, en onder absolute stilte door de menigte aange hoord. Het was de inzet van het meest plechtige oogenblik van den dag. Rondom het Victorie-beeld hadden zich weer zeer velen geschaard, om de plechtig heid bij te wonen. Daar waren, behalve na tuurlijk het voltallige bestuur der 8-Octo- ber-vereeniging, burgemeester en mevr. van Kinschot (aan Welke laatste bloemen werden aangeboden), de wethouders Bon- sema, van Slingerland en Klaver, verschil lende raadsleden als mr. de Groot en de heer Sietsma, verder de heeren Hoek, direc teur van plantsoenen, Walraven, commis saris van politie, enz. Bovendien waren het bestuur van de 3 Oc- tober-vereeniging uit Leiden en de Senaat van het Leidsche Studentencorps aanwezig. Toen het kinderkoor het Victorie-lied zong, werd de traditioneele krans aan het beeld gehecht, terwijl de zang besloten werd met het „Gelukkig is het land" van Valer ius. De rede van mr. de Lange. Mr. C. J. de Lange, voorzitter van de 8 Oc- tober-vereeniging „Alkmaar Ontzet" hield daarna de volgende rede: Wilhelmus van Nassouwe Ben ick van Duytschen bloet, Den Vaderlant ghetrouwe Blijf ick tot inden doet: Een Prince van Oraengien Ben ick vrij onverveert, Den Coninck van Hispaengien Heb ick altijt gheeert. Niet doet my meer erbarmen In mynen wederspoet, Dan datmen siet verarmen Des Conincks Land en goet, Dat u de Spaengiaerts crencken O Edel Neerlandt soet, Als ick daer aen ghedencke Mijn Edel hert dat bloet. Het zal U misschien bevreemden, dat ik mijn rede aanvang met het uitspreken van twee strophen van het Wilhelmuslied. Ik beoog er mede Uw aandacht te vestigen op de merkwaardigheid, niet dat het Wilhelmus ons Volkslied is geworden, maar het is ge bleven en dat wij, wanneer we wenschen onze gevoelens jegens ons Vaderland tot uiting te brengen, dit doen door ons te ver plaatsen in den persoon van Prins Willem van Oranje en te herhalen de getuigenis, die naar de woorden van den dichter de Prins omtrent zich zeiven gaf. Kunnen wq een verklaring hiervoor vin den door vast te stellen, dat we ons eigen lijk de beteekenis van die woorden niet te binnen brengen en dat we ze dus min of meer onbewust en uit kracht der gewoonte herhalen? Onmogelijk, immers, hoe zou dan te verklaren zijn de ontroering, die ons iederen keer bij het hooren van dit lied bevangt? En dan toch ook zou reeds lang geleden of in ieder geval in onzen tijd, waarin het nationaal bewustzijn zooveel sterker dan tevoren leeft, dit volkslied zijn losgelaten en vervangen door een ander, waarin onze gevoelens jegens ons Vaderland op duidelijker en directer wijze tot uitdruk king worden gebracht. Maar wat voor zin heeft het dan voor ons om telkens wanneer wij onze liefde en trouw jegens Vaderland en Vorstin willen vertolken, er aan te her inneren, dat Willem van Nassau van Duit- schen bloed was en dat hij den Koning van Spanje altijd heeft geëerd? Ten deele vindt dit hierin zijn verklaring, dat we ons nog steeds de onmetelijke verdiensten van Prins Willem van Oranje voor de vrijmaking van ons volk ten volle bewust zijn en geen mogelijkheid zien om de liefde voor ons Vaderland op sterker en tegelijk inniger wijze tot uiting te brengen dan door ons in de figuur van den Vader des Vaderlands in te leven en zijn gevoelens van liefde jegens „Neerlant Soet" en van bekommernis en bezorgdheid over het lot van zijn volk te herhalen. Moge ik teneinde dit toe te lichten Uw gedachten voor enkele oogenblikken naar het verleden terugvoeren. In 1567 was Alva in de Nederlanden ge komen met de opdracht van Koning Filips den Tweeden om de opstandige gewesten tot onderwerping te brengen. Wilde de bevolking ook nu nog aan de verwezenlij king der eenmaal gestelde doeleinden vast houden, dan zou ook van haar kant geweld moeten worden aangewend. Op 14 April 1568 ontving Prins Willem van Oranje te Dillenburg de Nederlandsche afgezanten, die hem tot den vrijheidskamp opriepen. Er werd besloten den vijand langs vier kanten aan te vallen. Dit besluit werd ten uitvoer gelegd, maar de aanvallen misten het verwacht gevolg. Een broeder van den Prins, Adolf van Nassau, sneuvelde bij Heiligerlee. Enkele andere pogingen werden ondernomen, maar met even weinig resultaat. Het kruit was ras verschoten, de middelen waren uitgeput. En zoo hopeloos was de toestand, dat de Prins in het begin van 1569 besluit om naar zijn bezittingen in Duitschland terug te keeren en daar gunstiger omstandigheden af te wachten. Drie jaren lang zal dit verblijf duren. Dan valt er als een onverwachte zonne straal vanuit donkere wolken van verdruk king en onmacht een gebeurtenis van groot belang: op 1 April 1572 nemen de Water geuzen in naam van den Prins den Briel in. De uitwerking van deze gebeurtenis is ge weldig. Van alle kanten schiet het verzet weer op en uit talrijke steden worden de Spanjaarden verdreven. In Augustus 1572 verlaat de Prins zijn Duitsche bezittingen en valt met een gering aantal troepen de Spaansche macht aan. Weer wordt hij ver slagen en tot den aftocht gedwongen, het geen den Spanjaarden de gelegenheid biedt om een nieuwen veldtocht ter onderdruk king van de opstandelingen te ondernemen. Mechelen, dat de poorten voor den Prins had geopend, wordt geplunderd, Zutphen en Naarden worden uitgemoord. Meer weerstand biedt Haarlem, maar na een maandenlang beleg moet het zich overge ven. Dan is Alkmaar aan de beurt. Het weerstaat de Spaansche aanvaller» en als dank zij de bemiddeling van den Prins tot het doorsteken der dijken is besloten, ver drijft het water de Spanjaarden. De stad is ontzet, voor goed bevrijd van de Spaan sche overheersching en met haar het ge heele Noorderkwartier. Het volgend jaar vangt de belegering van Leiden aan. Ook hier bewerkt de invloed van den Prins, dat de dijken worden doorgestoken, ter wijl bovendien een poging tot ontzet van buiten af wordt ondernomen. Men kent den uitslag: op 3 October 1574 blijken de Spanjaarden weggetrokken. Holland is voor den Prins! Dit is in korte trekken weergegeven het verloop van de eerste zes jaren van den tachtig jarigen oorlog. Het is zeer waar schijnlijk, dat het Wilhelmus aan het einde van 1568 of in het begin van 1569 na het mislukken der pogingen om de macht van Alva te breken is gedicht en wel door iemand uit de naaste omgeving van den Prins. Op dat tijdstip, toen alle bemoeiin gen van den Prins vruchteloos waren ge bleken en de vrijmaking van ons volk zóó onmogelijk scheen, dat de Prins geen bete ren uitweg zag dan zich voorloopig terug te trekken, heeft naar men met evengroote waarschijnlijkheid mag aannemen Filips van Marnix, Heer van Sint Aldegonde, een man van voortreffelijke hoedanigheden, geboren in de Zuidelijke Nederlanden, maar aan de zaak der Nederlanden in het algemeen even verknocht als aan zijn heer, die hem als trouwen raadsman en vriend had aanvaard, dit lied „ter eeren des Door- luchtichsten Heeren Heere Wilhelm Prince van Oraengien, Grave van Nassou, Patris Patriae" (d.w.z. Vader des Vaderlands) ge dicht, teneinde aldus zoowel den Koning van Spanje als het Volk der Nederlanden bekend te maken, welke gevoelens op dat oogenblik den Prins vervulden. En men weet het: de figuur van den Prins is alleen dan te be grijpen, indien men in het oog houdt, dat hij zich wel degelijk als onderdaan van den Koning van Spanje beschouwde en bereid was diens bevelen op te volgen en diens opdrachten te vervullen, maar alleen en op dringende voorwaarde, dat het volk, welks lot aan hem was toevertrouwd, van alle verdrukking zou worden bevrijd. Aldus leeren wij het Wilhelmuslied ken nen als een herhaalde betuiging van trouw jegens den Koning, mits deze bereid is het Volk der Nederlanden in vrijheid van ge dachten te doen voortleven, en als een woord van voorloopig afscheid tot datzelfde volk, vergezeld van de verzekering, dat zijn belangen niet zullen worden vergeten: „Oorlof mijn arme Schapen Die zijt in grooten noot, U Herder sal niet slapen Al zijt ghij nu verstroyt". Hoezeer Prins Willem van Oranje over zijn volk heeft gewaakt leert de geschiede nis van ons Vaderland vanaf den dag, waarop de Oranjevlag in den Briel werd ontplooid, tot dien in 1584, waarop het moordend lood den Vader des Vaderlands velde. Daarom behoeft het niet te bevreem den, dat de woorden, die eenmaal de Prins tot zijn volk sprak, woorden van bemoedi ging, belofte van trouw, betuiging van lief de, door ons ook na verloop van eeuwen worden herhaald als wilden wij daarmede de bescherming, die van hem over ons volk is uitgegaan, opnieuw inroepen. Het Neder landsche Volk weet, dat het de bescherming van Oranje niet kan ontberen en het ge niet het onschatbaar voorrecht, dat het na. verloop van meer dan drie en een halve eeuw nog steeds die bescherming onder vindt, nu bestaande in het wijs en liefdevol regeeringsbeleid van onze geëerbiedigde Koningin. Aldus is aan het Wilhelmuslied nieuwe zin, nieuwe inhoud toegevloeid: in den Stamvader eeren wij de Telg. En dat wij het thans levend geslacht onzen eerbied en liefde voor het Huis van Oranje vermengd weten met onze vreugde over het aanschouwen van „een nieuwe lente op Hollands erf", ziet, deze omstandigheid verleent aan de woorden en klanken van ons Wilhelmuslied nog dieper beteekenis, nog inniger waarde. Maar dit mogen we nimmer vergeten, dat we onze dankbaarheid voor wat ons ge schonken werd en wordt niet alleen hebben te betuigen, maar ook te betoonen. Evenals andere volkeren hebben ook wij te streven naar versterking van onze nationale een heid, hebben ook wij den weg te zoeken, die leidt tot het behoud van ons volksbestaan. Wil een volk zich handhaven, dan is noo- dig, dat de burgers, waaruit het is samen gesteld, elkander verdragen en begrip heb ben voor elkanders inzichten, ook wanneer die sterk mochten uiteenloopen. De natio nale gedachte leve ook in ons, de wil om het Vaderland te behouden, het te dienen en te eeren, vervulle ook ons. Wij zullen ons Vaderland geven wat het behoeft en wij zullen elkander begrijpen, indien wij slechts indachtig zijn de liefde en het begrip, die de leden van het Huis van Oranje door de eeuwen heen aan het Nederlandsche Volk hebben geschonken en die tot op den hui- digen dag geen schooner vertolking hebben gevonden dan in deze woorden van het Wilhelmus: Lijdt u mijn Ondersaten Die oprecht zijn van aert, 1) Godt sal u niet verlaten, Al zijt ghij nu beswaert: Die vroom begheert te leven Bidt Godt nacht ende dach, Dat h|j mij cracht wil gheven Dat ick u helpen mach. 1) Weest geduldig, mijn onderdanen, die rechtgeaard zijt. Met het zingen van twee coupletten van het Wilhelmus werd de plechtigheid bij het beeld besloten en verstrooiden de aanwezi gen zich. De A.V.R.O. zond plechtigheid uit. Voor de Alkmaarders, die niet persoonlijk bij het beeld aanwezig konden zijn en nog meer voor de duizenden Nederlanders in den lande had de A.V.R.O. zorg gedragen voor de uitzending van de plechtigheid. Na een korte inleiding van Guus Weitzel nam de bekende reporter Gustav Czopp het woord. Hij schetste in het kort de sfeer bij het beeld en leidde zoowel de zanghulde als de rede van mr. de Lange met een enkel woord in. De zang zoowel als het gesproken woord waren zeer goed hoorbaar en deze uitzending zal er niet weinig toe hebben bij gedragen, dat Alkmaar in vele huiskamers een vertrouwden klank heeft gekregen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9