Herdenking alkmaar'S ontzet.
Belangwekkende redevoering
van mr. C. J. de Lange.
De stad in feesttooi gestoken.
Willem van Oranje waakte over zijn volk
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 8 OCTOBER 1937
Aan den vooravond
van de Ontzet-feesten.
Alkmaar herdenkt vandaag het ontzet van 1573 en
als zoovele keeren heeft de stad zich opgemaakt,
om feest te vieren.
Vele straten zijn versierd en verlicht, dank zij het
werk van buurt- en straatcommissies.
Optochten worden gehouden door het grootste ge
deelte der stad.
Haar het hoogtepunt is altijd geweest en zal altijd
blijven de plechtigheid bij het Victoriebeeld.
De lampionoptocht.
De nationale gedachte leve in ons.
Herdenkingsrede bij
het beeld.
DERDE BLAD
Wie de jeugd heeft, heeft ook de toe
komst. En als dit gezegde werkelijk
waarheid bevat, dan ziet het er met de
herdenkingsfeesten van Alkmaar's ont
zet zeker niet slecht uit. Want de jeugd
heeft in vele opzichten een voorbeeld
gegeven.
Dat hebben wij vorige jaren al gezien
en gehoord, dat werd gisteravond ten
overvloede nog eens weer bevestigd.
Het was op onzen traditioneelen rondgang
door de verlichte straten dat wij in buurten
kwamen, die voorheen nooit versierd of ver
licht waren geweest en die nu mede waren
opgenomen in de steeds langer wordende rij
van versierde straten. En ziet, in elk van
deze gevallen hoorden we het merkwaardi
ge, maar tevens verheugende: de kinderen
begonnen er mee en toen
Toen hebben de ouderen hun plicht ge
daan; zij hebben leiding gegeven aan de
werkzaamheden en zij hebben de koppen bij
elkaar gestoken, om meer een geheel te krij
gen. En al is dat misschien nog niet in alle
opzichten geheel gelukt, de fundamenten
voor de toekomst zijn gelegd en wij twijfe
len er niet aan, of bij den eerstvolgenden
keer zal alles tot in de puntjes geregeld zijn.
Om dan met het eigenlijke verslag te be
ginnen: Alkmaar was gisteravond al heel
vroeg in de stemming om feest te vieren
Dichte drommen menschen jong en oud
trokken door de verlichte straten en langs
de versierde pleinen, of golfden achter den
optocht aan. En zij stremden op prettige
wijze het verkeer zoo nu en dan. Wat voor
zoon enkelen avond heelemaal niet erg is;
wat misschien voor één zoo'n keer misschien
wel gewenscht is. Want het verhoogt zonder
dat men het weet, de feestvreugde.
Alkmaar was gereed, om zijn herden
kingsfeesten te vieren. Het weer werkte ge
lukkig mede, want al was het vrij frisch, het
was ook droog en dat moeten feestvierenden
op straat nu eenmaal hebben.
Muziek zat er in de lucht enin de
luidsprekers, die hoog boven alles uit hun
klanken de in dit geval beperkte ruim
te inzonden; muziek zat er in de duizend
koppige menigte, die al heel vroeg begon te
hossen Muziek zat er in den optocht, mu
ziek zat in de huizen, kortom muziek zat in
gansch de stad.
En al moge het dan waar zijn, dat deze
eerste avond hoofdzakelijk de avond van het
kijken naar de verlichting was, de inzet van
de feesten is goed geweest.
De binnenstad.
Wat die versiering en verlichting betreft,
we hebben in de binnenstad heel wat oud-
Iiieuws gezien. De Langestraat en Laat
bijvoorbeeld hadden vrijwel dezelfde aan
kleeding als vorige jaren. Dat beteekent ge
lukkig niet, dat het er nu ongezellig was;
het beteekent veel meer, dat de eenmaal ge
creëerde ideeën burgerrecht verworven heb
ben en het werkelijk „doen".
En zoo hebben we weer de groote „achten"
In de Langestraat kunnen zien en de
verdere versiering van deze winkelstraat
kunnen bewonderen en waardeeren. En met
de Laat was het al evenzoo. De tallooze pila
ren en de ontelbare vlaggetjes en wimpels
en de fraaie herauten boden weer een fris-
schen aanblik, terwijl tal van moeilijkheden
hier goed overwonnen waren.
Er was meer, dat bekend voorkwam. Zoo
het Hofplein, dat natuurlijk vanavond
heel erg druk bezet zal zijn. Want ligt Haar
niet een groote dansvloer te wachten? Die
dansvloer met zijn entourage is trouwens de
eenige versiering van dit plein. Dat het in
elk geval beter doet dan het Waagplein,
waar niets er op wijst, dat Alkmaar eens
bange dagen heeft gehad, en dat het nu recht
en reden heeft om feest te vieren
Trouwens, daar rondom het Waagplein is
het overal „koud". Wat zou de Houttil aar
dig versierd kunnen zijn en hoe goed zou een
eenvoudige versiering in de Boterstraat
tot haar recht komen
Dan zijn de Magdalenenstraat-be-
woners veel actiever. Elk jaar weer zorgen
zij voor een prettige straat en juist de ge
ringe breedte van dezen verkeersweg is oor
zaak, dat de Magdalenenstraat steeds weer
opvalt. Ook nu, terwijl toch de versiering en
verlichting op zich zelf heel eenvoudig, maar
precies voldoende zijn.
Datzelfde is trouwens het geval met an-
déR Sïrfalle straten, zooals het Fnidsen,
waar evenals in de Magdalenen
straat een luidspreker aan het werk is
gezet, om noodige en vooralonnoo-
dige mededeelingen te doen.
En dan de Hekelstraat. Met kunst
vaardige hand is hier de geheele straat ver
sierd en verlicht en men trekt hier werke
lijk onder een zee van licht door, zooals men
ook in de St. Annastraat een sublieme be
lichting aantreft.
Er is echter meer in de binnenstad, dat de
aandacht trekt. Daar zijn de Schouten
straat en de Breedstraat, die elk op
haar eigene wijze met wimpels, vlaggen en
groen versierd zijn en die met ontelbare
lampjes des avonds alles in een flikkerend
licht zetten. De Doelenstraat blijft evenmin
als het vorig jaar achter en trekt ook de
verdiende aandacht van de zeer vele voor
bijgangers. En als we dan en passant ook
nog even de Huigbrouwerstraat noemen, die
haar beste beentje heeft voorgezet, dan ko
men we bij de Mient en haar directe omge
ving.
De Mient is anders geworden. De hoo
rnen zijn verdwenen en de walmuren zijn
hecht en sterk geworden. Vandaar, dat men
het heeft aangedurfd, om rood en wit ge
kleurde lampjes op te hangen langs de wal
muren, laag boven het water, hetgeen een
zeer effectvollen indruk maakt, mede door
de weerkaatsing in het water. Waar de be
woners verder gezorgd hebben voor een
hoogere versiering en verlichting, daar is dit
hoekje van de stad wel weer zeer aantrek
kelijk.
De Koningsweg is niet druk, maar
toch wel aardig en smaakvol versierd. Onge
veer in het midden (vóór de Lombardsteeg)
hangt boven den weg een verlichte burcht,
en verder zijn er aan verschillende
standaards oranjeballons opgehangen, ter
wijl over den weg vlaggen-guirlandes hin
gen.
En dan zijn we meteen aangeland bij het
water. Telkenjare valt het weer op, dat ver
siering en verlichting van grachten een
dankbaar werk is. En hoe men het ook doet,
welke hulpmiddelen men ook gebruikt, het
effect is steeds volkomen.
En zoo is de Oudegracht met zijn
oranje-lampions, het Verdronkenoord
met zijn over de geheele breedte van het
water gespannen lampjes en de Zaadmarkt
met zijn wimpels en vlaggen en zijn eenvou
dige verlichting, zoo is elke gracht de moeite
waard, om bezichtigd te worden.
En als we de grachten verlaten hebben en
eens even gaan kijken in de Koorstraat en
op het Ritsevoort, danzien we helaas
heel weinig dat op een verlichting of ver
siering lijkt. Waarschijnlijk zijn de bewoners
daar nog niet ontwaakt en droomen zij nog
van de zomersche dagen van voor de ker
mis
Buiten de wallen.
In het begin van dit verslag spraken wij
over de jeugd, die meer dan eens het initia
tief heeft genomen tot een versiering. Zulks
is thans weer jiet geval op eenige plaatsen
buiten de oude stad.
Daar is n.L de Dr. Schaepmankade.
De jeugd heeft een gedeelte van deze nieu
we straat met vlaggen, wimpels en groen
versierd en hier en daar lampions aange
bracht.
Moge het volgend jaar de geheele straat
versierd zijn
En de jeugd heeft zich verder bezig ge
houden in de Wildemanstraat maar daar heb
ben de ouderen het werk overgenomen en in
twee dagen tijds was alles voor elkaar. Een
heel eenvoudige versiering en verlichting
in het donkere hoekje van de stad. Maar
toch in al haar soberheid juist zeer attractief
en verrassend.
Het Nassaukwartier biedt ook dit
jaar weer een bijzonder feestelijken aan
blik. Het Nassauplein en de daarop uitko
mende straten, t.w. de Egmonderstraat, La-
moraalstraat, Cabeljaustraat en de v. d.
Meijstraat, zijn versierd door de aan weers
zijden van de straten in een lange rij tus-
schen de boomen gehangen roode lampions,
telkens afwisselend een ronde en een lang
werpige. Op het Nassauplein is bovendien
van het rosarium veel werk gemaakt: alle
bogen zijn met roode electrische lampjes ver
sierd, terwijl de groote, met schijnwerpers
verlichte driekante zuilen tegen de hui
ven. Van de Nassaulaan zijn de rijen in het
middenstaande boomen versierd door slin
gers roode lampjes.
De Li n d e 1 a a n en het Varnebroek
hebben twee rijen electrische lampen, met
aardige oranje en rood-witte kapjes, terwijl
het Varnebroek bovendien versierd is met
de verlichte driekante ruiten tegen de hui
zen. De boomen aan de Lindelaan zijn met
bloemen versierd. Bijzondere vermelding
verdient wel v. d. Pol's bakkerij, waarvan de
omtrekken geheel met electrische lampjes
verlicht zijn.
Dan is er weer de Lamoraalsluis, op
traditioneele wijze versierd door de met tien
tallen electrische lampjes verlichte omtrek
ken. Elk jaar opnieuw geeft deze illuminatie
een verrassend effect.
De Anjelierstraat was niet verlicht.
Een aantal versierde eerepoorten zijn in deze
straat geplaatst.
Noemen we tenslotte nog de Groene-
laan. Dat de kinderen, die deze straat zou-
'den versieren en verlichten, niet stilgezeten
hebben, bewijzen de rijen kleurige lampions
W6Ü
In de Spoorstraat heeft de romantiek
plaats moeten maken voor de techniek. Im
mers, de kaars-lampions zijn vervangen door
electrische oranje-bollen en het effect is er
niet op achteruitgegaan. De wimpelversie
ring en de beide eerepoorten zijn hetzelfde
gebleven, eenige zaken hebben hier hun
etalage extra verfraaid.
De Kinheimstraat en de Stuart-
s tra at, beide in feestkleed gestoken, al
hoewel onverlicht, doen op bescheiden, eige
ne wijze mee met de feestvreugde.
En zoo komen wij op onze wandeling van
zelf op de Stationsweg. Deze is
evenals alle jaren in oranje-kleuren ge
houden. De aardige „omgekeerde schemer-
lampjes"-versiering levert een fantastisch
gezicht op en de kleine oranje-gekleurde
pylonen „doen" het uitstekend.
En passant komen we voorbij de Fores-
tusstraat en ziedaar, welk een aardig
feestbeeld wordt hier geboden. Groote, wit-
rood-verlichte eerepoorten en een frissche
lampjesgarneering maken deze straat wer
kelijk tot iets bijzonders. Een groot draai
orgel, van welks muziek de buurtgenooten
in een dansje een gretig gebruik maken,
verhoogt er de ongedwongen feestvreugde.
De martiale eerepoorten, welke 't Schar-
1 o o insluiten, maken met de verlichtende
omlijsting een aardig en boeiend schouwspel.
Reeds vóór half 7 stonden in de Lombard-
steeg vele menschen opeengepakt in afwach
ting van den lampionoptocht, die toen ech
ter nog niet opgesteld was. Dat men reeds
zoo ver van te voren vol belangstelling in
de richting van het Doelenveld was gegaan,
wijst wel op een groote mate van meeleven
der burgerij met den inzet der feestelijkne-
den. En waar men nu na vele jaren afzij
dig te hebben gestaan ook het soc.-dem.
volksdeel officieel aan het ontzetfeest mee-
Klokslag twaalf uur hief Corn. Jonker
zijn arm omhoog en na drie tellen
klonk het Victorie-lied, zuiver en mooi
gezongen door het kinderkoor, en onder
absolute stilte door de menigte aange
hoord.
Het was de inzet van het meest
plechtige oogenblik van den dag.
Rondom het Victorie-beeld hadden zich
weer zeer velen geschaard, om de plechtig
heid bij te wonen. Daar waren, behalve na
tuurlijk het voltallige bestuur der 8-Octo-
ber-vereeniging, burgemeester en mevr.
van Kinschot (aan Welke laatste bloemen
werden aangeboden), de wethouders Bon-
sema, van Slingerland en Klaver, verschil
lende raadsleden als mr. de Groot en de
heer Sietsma, verder de heeren Hoek, direc
teur van plantsoenen, Walraven, commis
saris van politie, enz.
Bovendien waren het bestuur van de 3 Oc-
tober-vereeniging uit Leiden en de Senaat
van het Leidsche Studentencorps aanwezig.
Toen het kinderkoor het Victorie-lied
zong, werd de traditioneele krans aan het
beeld gehecht, terwijl de zang besloten
werd met het „Gelukkig is het land" van
Valer ius.
De rede van mr. de Lange.
Mr. C. J. de Lange, voorzitter van de 8 Oc-
tober-vereeniging „Alkmaar Ontzet" hield
daarna de volgende rede:
Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
Den Vaderlant ghetrouwe
Blijf ick tot inden doet:
Een Prince van Oraengien
Ben ick vrij onverveert,
Den Coninck van Hispaengien
Heb ick altijt gheeert.
Niet doet my meer erbarmen
In mynen wederspoet,
Dan datmen siet verarmen
Des Conincks Land en goet,
Dat u de Spaengiaerts crencken
O Edel Neerlandt soet,
Als ick daer aen ghedencke
Mijn Edel hert dat bloet.
Het zal U misschien bevreemden, dat ik
mijn rede aanvang met het uitspreken van
twee strophen van het Wilhelmuslied. Ik
beoog er mede Uw aandacht te vestigen op
de merkwaardigheid, niet dat het Wilhelmus
ons Volkslied is geworden, maar het is ge
bleven en dat wij, wanneer we wenschen
onze gevoelens jegens ons Vaderland tot
uiting te brengen, dit doen door ons te ver
plaatsen in den persoon van Prins Willem
van Oranje en te herhalen de getuigenis, die
naar de woorden van den dichter de
Prins omtrent zich zeiven gaf.
Kunnen wq een verklaring hiervoor vin
den door vast te stellen, dat we ons eigen
lijk de beteekenis van die woorden niet te
binnen brengen en dat we ze dus min of
meer onbewust en uit kracht der gewoonte
herhalen? Onmogelijk, immers, hoe zou dan
te verklaren zijn de ontroering, die ons
iederen keer bij het hooren van dit lied
bevangt? En dan toch ook zou reeds lang
geleden of in ieder geval in onzen tijd,
waarin het nationaal bewustzijn zooveel
sterker dan tevoren leeft, dit volkslied zijn
losgelaten en vervangen door een ander,
waarin onze gevoelens jegens ons Vaderland
op duidelijker en directer wijze tot uitdruk
king worden gebracht. Maar wat voor zin
heeft het dan voor ons om telkens wanneer
wij onze liefde en trouw jegens Vaderland
en Vorstin willen vertolken, er aan te her
inneren, dat Willem van Nassau van Duit-
schen bloed was en dat hij den Koning van
Spanje altijd heeft geëerd? Ten deele vindt
dit hierin zijn verklaring, dat we ons nog
steeds de onmetelijke verdiensten van
Prins Willem van Oranje voor de vrijmaking
van ons volk ten volle bewust zijn en geen
mogelijkheid zien om de liefde voor ons
Vaderland op sterker en tegelijk inniger
wijze tot uiting te brengen dan door ons in
de figuur van den Vader des Vaderlands in
te leven en zijn gevoelens van liefde jegens
„Neerlant Soet" en van bekommernis en
bezorgdheid over het lot van zijn volk te
herhalen.
Moge ik teneinde dit toe te lichten Uw
gedachten voor enkele oogenblikken naar
het verleden terugvoeren.
In 1567 was Alva in de Nederlanden ge
komen met de opdracht van Koning Filips
den Tweeden om de opstandige gewesten
tot onderwerping te brengen. Wilde de
bevolking ook nu nog aan de verwezenlij
king der eenmaal gestelde doeleinden vast
houden, dan zou ook van haar kant geweld
moeten worden aangewend. Op 14 April
1568 ontving Prins Willem van Oranje te
Dillenburg de Nederlandsche afgezanten,
die hem tot den vrijheidskamp opriepen.
Er werd besloten den vijand langs vier
kanten aan te vallen. Dit besluit werd ten
uitvoer gelegd, maar de aanvallen misten
het verwacht gevolg.
Een broeder van den Prins, Adolf van
Nassau, sneuvelde bij Heiligerlee. Enkele
andere pogingen werden ondernomen, maar
met even weinig resultaat. Het kruit was ras
verschoten, de middelen waren uitgeput.
En zoo hopeloos was de toestand, dat de
Prins in het begin van 1569 besluit om naar
zijn bezittingen in Duitschland terug te
keeren en daar gunstiger omstandigheden
af te wachten.
Drie jaren lang zal dit verblijf duren.
Dan valt er als een onverwachte zonne
straal vanuit donkere wolken van verdruk
king en onmacht een gebeurtenis van groot
belang: op 1 April 1572 nemen de Water
geuzen in naam van den Prins den Briel in.
De uitwerking van deze gebeurtenis is ge
weldig. Van alle kanten schiet het verzet
weer op en uit talrijke steden worden de
Spanjaarden verdreven. In Augustus 1572
verlaat de Prins zijn Duitsche bezittingen
en valt met een gering aantal troepen de
Spaansche macht aan. Weer wordt hij ver
slagen en tot den aftocht gedwongen, het
geen den Spanjaarden de gelegenheid biedt
om een nieuwen veldtocht ter onderdruk
king van de opstandelingen te ondernemen.
Mechelen, dat de poorten voor den Prins
had geopend, wordt geplunderd, Zutphen
en Naarden worden uitgemoord. Meer
weerstand biedt Haarlem, maar na een
maandenlang beleg moet het zich overge
ven. Dan is Alkmaar aan de beurt. Het
weerstaat de Spaansche aanvaller» en als
dank zij de bemiddeling van den Prins tot
het doorsteken der dijken is besloten, ver
drijft het water de Spanjaarden. De stad
is ontzet, voor goed bevrijd van de Spaan
sche overheersching en met haar het ge
heele Noorderkwartier. Het volgend jaar
vangt de belegering van Leiden aan. Ook
hier bewerkt de invloed van den Prins,
dat de dijken worden doorgestoken, ter
wijl bovendien een poging tot ontzet van
buiten af wordt ondernomen. Men kent
den uitslag: op 3 October 1574 blijken de
Spanjaarden weggetrokken. Holland is
voor den Prins!
Dit is in korte trekken weergegeven het
verloop van de eerste zes jaren van den
tachtig jarigen oorlog. Het is zeer waar
schijnlijk, dat het Wilhelmus aan het einde
van 1568 of in het begin van 1569 na het
mislukken der pogingen om de macht van
Alva te breken is gedicht en wel door
iemand uit de naaste omgeving van den
Prins. Op dat tijdstip, toen alle bemoeiin
gen van den Prins vruchteloos waren ge
bleken en de vrijmaking van ons volk zóó
onmogelijk scheen, dat de Prins geen bete
ren uitweg zag dan zich voorloopig terug te
trekken, heeft naar men met evengroote
waarschijnlijkheid mag aannemen Filips
van Marnix, Heer van Sint Aldegonde, een
man van voortreffelijke hoedanigheden,
geboren in de Zuidelijke Nederlanden,
maar aan de zaak der Nederlanden in het
algemeen even verknocht als aan zijn heer,
die hem als trouwen raadsman en vriend
had aanvaard, dit lied „ter eeren des Door-
luchtichsten Heeren Heere Wilhelm Prince
van Oraengien, Grave van Nassou, Patris
Patriae" (d.w.z. Vader des Vaderlands) ge
dicht, teneinde aldus zoowel den Koning van
Spanje als het Volk der Nederlanden bekend
te maken, welke gevoelens op dat oogenblik
den Prins vervulden. En men weet het: de
figuur van den Prins is alleen dan te be
grijpen, indien men in het oog houdt, dat
hij zich wel degelijk als onderdaan van den
Koning van Spanje beschouwde en bereid
was diens bevelen op te volgen en diens
opdrachten te vervullen, maar alleen en op
dringende voorwaarde, dat het volk, welks
lot aan hem was toevertrouwd, van alle
verdrukking zou worden bevrijd.
Aldus leeren wij het Wilhelmuslied ken
nen als een herhaalde betuiging van trouw
jegens den Koning, mits deze bereid is het
Volk der Nederlanden in vrijheid van ge
dachten te doen voortleven, en als een
woord van voorloopig afscheid tot datzelfde
volk, vergezeld van de verzekering, dat zijn
belangen niet zullen worden vergeten:
„Oorlof mijn arme Schapen Die zijt in
grooten noot, U Herder sal niet slapen Al
zijt ghij nu verstroyt".
Hoezeer Prins Willem van Oranje over
zijn volk heeft gewaakt leert de geschiede
nis van ons Vaderland vanaf den dag,
waarop de Oranjevlag in den Briel werd
ontplooid, tot dien in 1584, waarop het
moordend lood den Vader des Vaderlands
velde. Daarom behoeft het niet te bevreem
den, dat de woorden, die eenmaal de Prins
tot zijn volk sprak, woorden van bemoedi
ging, belofte van trouw, betuiging van lief
de, door ons ook na verloop van eeuwen
worden herhaald als wilden wij daarmede
de bescherming, die van hem over ons volk
is uitgegaan, opnieuw inroepen. Het Neder
landsche Volk weet, dat het de bescherming
van Oranje niet kan ontberen en het ge
niet het onschatbaar voorrecht, dat het na.
verloop van meer dan drie en een halve
eeuw nog steeds die bescherming onder
vindt, nu bestaande in het wijs en liefdevol
regeeringsbeleid van onze geëerbiedigde
Koningin. Aldus is aan het Wilhelmuslied
nieuwe zin, nieuwe inhoud toegevloeid: in
den Stamvader eeren wij de Telg. En dat
wij het thans levend geslacht onzen
eerbied en liefde voor het Huis van Oranje
vermengd weten met onze vreugde over het
aanschouwen van „een nieuwe lente op
Hollands erf", ziet, deze omstandigheid
verleent aan de woorden en klanken van
ons Wilhelmuslied nog dieper beteekenis,
nog inniger waarde.
Maar dit mogen we nimmer vergeten, dat
we onze dankbaarheid voor wat ons ge
schonken werd en wordt niet alleen hebben
te betuigen, maar ook te betoonen. Evenals
andere volkeren hebben ook wij te streven
naar versterking van onze nationale een
heid, hebben ook wij den weg te zoeken, die
leidt tot het behoud van ons volksbestaan.
Wil een volk zich handhaven, dan is noo-
dig, dat de burgers, waaruit het is samen
gesteld, elkander verdragen en begrip heb
ben voor elkanders inzichten, ook wanneer
die sterk mochten uiteenloopen. De natio
nale gedachte leve ook in ons, de wil om het
Vaderland te behouden, het te dienen en
te eeren, vervulle ook ons. Wij zullen ons
Vaderland geven wat het behoeft en wij
zullen elkander begrijpen, indien wij slechts
indachtig zijn de liefde en het begrip, die
de leden van het Huis van Oranje door de
eeuwen heen aan het Nederlandsche Volk
hebben geschonken en die tot op den hui-
digen dag geen schooner vertolking hebben
gevonden dan in deze woorden van het
Wilhelmus:
Lijdt u mijn Ondersaten
Die oprecht zijn van aert, 1)
Godt sal u niet verlaten,
Al zijt ghij nu beswaert:
Die vroom begheert te leven
Bidt Godt nacht ende dach,
Dat h|j mij cracht wil gheven
Dat ick u helpen mach.
1) Weest geduldig, mijn onderdanen, die
rechtgeaard zijt.
Met het zingen van twee coupletten van
het Wilhelmus werd de plechtigheid bij het
beeld besloten en verstrooiden de aanwezi
gen zich.
De A.V.R.O. zond plechtigheid uit.
Voor de Alkmaarders, die niet persoonlijk
bij het beeld aanwezig konden zijn en nog
meer voor de duizenden Nederlanders in den
lande had de A.V.R.O. zorg gedragen voor
de uitzending van de plechtigheid.
Na een korte inleiding van Guus Weitzel
nam de bekende reporter Gustav Czopp het
woord. Hij schetste in het kort de sfeer bij
het beeld en leidde zoowel de zanghulde als
de rede van mr. de Lange met een enkel
woord in. De zang zoowel als het gesproken
woord waren zeer goed hoorbaar en deze
uitzending zal er niet weinig toe hebben bij
gedragen, dat Alkmaar in vele huiskamers
een vertrouwden klank heeft gekregen.