ZIJN STIJVE NEK IN 8 UUR GENEZEN KLOOSTERBALSEN DE GOUDEN Voor 100 jaar. 2 Sympathieën van de jeugd. Dorus Rijkers boven Napoleon, Shirley Temple boven Lindbergh verkozen. DOOR KLOOSTERBALSEM Een stijve nek behoeft Ge dus niet langer te hebben Kantongerecht te Alkmaar. De Herfst dichtbij. VIERDE BLAD „Uit den mond der kinderen zult ge de Waarheid hooren" Inderdaad, wanneer kinderen zich moeten uitspreken over hun sympathie of anti pathie voor bepaalde personen, doen zij dit meestal in positieven zin; de motiveering moge vaak wat primitief zijn, zij is in ieder geval zuiver en vrij van bijgedachten of min of meer „politieke" overwegingen. Reeds eenige malen zijn er ook onder de heel-jonge kinderen enquêtes naar hun sympathieën ingesteld. Doch indien men de vragen niet zeer scherp stelde, kon men verzekerd zijn van antwoorden als: „Ik hou het meest van den „meester" van de vijfde klas", of van me vriendinnetje Ma- rietje". Om dit te voorkomen heeft de redactie van het kinderblad „Doe Mee" eenigen tijd geleden haar jeugdigen lezers en lezeressen een rijtje van twaalf bekende persoonlijk heden voorgezet, daarbij de vraag stellend welke van de twaalf naar ieders oordeel de belangrijkste was. Voor de beste motivee ring van ieders keuze werd een belooning in het vooruitzicht gesteld. De twaalf waren gekozen uit figuren van het verleden en het heden: Willem Ba- rentsz, Napoleon, Tromp, Dorus Rijkers, sir Malcolm Campbell, prof. Piccard, Shirley Temple, Lindbergh, Willem Mengelberg, Bakhuys, Guus Weitzel en Willy den Ouden. Het feit, dat Dorus Rijkers niet minder dan 52 van het totale aantal ingezonden antwoorden behaalde het blad heeft een zeer uiteenloopenden lezerskring mag er een bewijs voor zijn, dat de sympathieën van het opgroeiende geslacht zeer menschelijk zijn. De motiveeringen. Dit bleek nog veel duidelijker uit de mo tiveeringen van hen, die Napoleon als den belangrijkste aanwezen (25 van het aan tal deelnemers). Want al waren er motivee ringen die luidden: „omdat hij den meesten invloed op de meeste menschen had en om dat hij kijzer(!) was" aldus een zeven jarige inzender het gros der Napoleon vereerders wees op zijn beteekenis als diplo maat, als vervaardiger van wetten enz. ter wijl een uiterst gering percentage deel nemers hem had gekozen „omdat hij zooveel oorlogen gevoerd heeft" een 10- jarig meisje! of „o m d a t hij in den oorlog 17 millioen Franschen verloren heeft!", zooals een dertienjarige jongen schrijft. Een erg bloeddorstig jongmensch was van oordeel: ,Hij had een groot leger om te regeeren. Hij maakte veel oorlog. Hij heb ook vaak gewonnen. Ook beroofde hij veel legers. Ook werd hij gekroond als koning. Hij maakte arme(!) rijk en rijke arm. Ver der weet ik er niets van af". Doch verreweg de meesten verklaren hun keuze met de woorden „ingrijpende be stuursmaatregelen, die aan de tegenwoor dige ten grondslag liggen", „hij zorgde er voor, dat we onze namen kregen", terwijl een 13-jarige knaap Napoleon sierde met den roem van Champollion, daarbij klaar blijkelijk uitgaande van de gedachte, dat de steen van Rosette nooit gevonden zou zijn, indien Napoleon zijn expeditie naar Egypte niet had ondernomen. Een 15-jarige Hagenaar toont eerst de be trekkelijkheid van het woord „belangrijk" aan, erkent de belangrijkheid voor het vaderland van mannen als Tromp en Ba- rentsz, doch geeft de voorkeur aan den mensch Dorus Rijkers, die zonder eenige eerzucht herhaaldelijk zijn leven in de waagschaal stelde. „Hij, die zooveel voor de menschen deed is toch zeker veel meer waard dan een mooie film of een uitvin ding. In de zekere overtuiging dat u er net zoo over denkt als ik", aldus het slot van het betoog van een 14-jarige Amsterdam- sche, die een realistische schildering geeft van het gevaar, waaraan Dorus Rijkers zich telkenmale bloot stelde. De overigen. Na Dorus Rijkers en Napoleon heeft prof. Piccard het hoogste percentage (7 be haald, die volgens sommigen „veel heeft uitgevonden", en volgens anderen de „stra tosfeer maakte", waar aldus een derde „de vliegeniers een route kunnen nemen, die een groote besparing aan benzine geeft". mIk had den geheelen dag door regen achtig weer geloopen mei een sner penden wind. Toen ik s'avonds thuis kwam, kon ik mijn hoofd niet meer bewegen, zoo stijf waren de spieren van mtfn nek. Ik ging vroeg naar bed maar liet mij tevoren eens stevig wre ven met Kloosterbalsem, 's Morgens was ik verrast te bemerken, dat er van mijn stijve nek niets meer te be speuren was. De Klooste. balsem had mij in een enketen nacht, of in 8 uur van m'n hevige stijve nek af geholpen. S. Sch. te den B. A K K E R'S omomssi ren inzage „Geen goud zoo goed" Onovertroffen b|j brand-en snij wonden Ook ongeëvenaard als wrijfmlddel bij Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren Schroef dooi 35 et Potten; 62 et en 1.04 Op hem volgt Tromp (6 „Zeker, 'n Barentsz, 'n Dorus Rijkers, ook Bakhuys en Willy den Ouden hebben den roem van Nederland op elk gebied verspreid, maar er is niets mooiers dan z'n leven voor 't vader land op te offeren", schrijft een 14-jarige jongen. De overigen behaalde elk nauwelijks een heel percent: drie meisjes, twee van 8 en één van 9 jaar, verklaarden zich voor Shirley Temple „ze is een reuze meid en als zij speelt mag ik altijd mee naar den bioscoop". Campbell kreeg twee stemmen. Weitzel, Lindbergh en Bakhuys „hij is de belangrijkste, omdat we dank zij hem al vaak een voetbalwedstrijd gewonnen heb ben", schrijft een zevenjarige ieder één. Wel merkwaardig, dat de prestatie van Lindbergh vrij wel in het vergeetboek ge raakt is, terwijl toch de belangstelling van de jeugd voor de luchtvaart uitermate groot genoemd mag worden. Barentsz, Mengelberg en Willy den Ouder, kregen geen enkele stem. Slechts 2% der inzendingen waren onvoldoende gemoti veerd. £cuid= en Jxim&üuw VERGADERING KON. NED. LANDBOUW-COMITE. De heer Nysingh over den toestand in landbouw en veeteelt. In het gebouw van de Eerste Kamer te 's-Gravenhage hield het Kon. Ned. Land- bouwcomité een vergadering. Aan de daar uitgesproken openingsrede door den voorzitter, den heer J. L. Nijsingh, ontleenen wij het volgende: Spr, constateerde de verbetering van den economischen toestand in ons land, waar bij zich helaas enkele minder gunstige ver schijnselen voordoen: de algemeene bewa pening en de daling der goederen prijzen op de internationale goederenmarkten. De landbouw. Wat den toestand van den landbouw aan gaat, kan worden geconstateerd, dat voor de voortbrenging van dierlijke producten de omstandigheden zijn verbeterd. De rundveehouderij, de voornaamste tak van het landbouwbedrijf, kwam in betere omstandigheden doordat de veeprijzen zijn gestegen. Evenwel is, waarschijnlijk mede als gevolg van het mond- en klauwzeer, in de laatste weken eeen aanzienlijke terug slag ingetreden. Uit de cijfers van het centraal bureau voor de statistiek blijkt, dat de vleesch- prijzen beneden het niveau van 19271930 en zelfs nog beneden het vooroorlogsche peil van 19101914, liggen. De centrale landbouworganisaties hebben een adres gericht tot den minister van economische zaken, waarin werd gewezen op het moeilijk te rijmen samengaan van een rundveebeperking hier te lande en een versterkten rundvleeschinvoer uit Dene marken. Op een zoo spoedig mogelijke be ëindiging van dien extra-invoer is aange drongen. n Echter is niet gepleit voor afschaffing van de teeltregeling. Door de centrale landbouworganisaties werd de vrees uitgesproken, dat de aanfok dan nog grooter zou worden dan voor de beperking. In korten tijd zouden de prijzen zeer sterk dalen. Intusschen valt niet weg te cijferen, dat er groote bezwaren zijn verbonden aan de tegenwoordige teeltregeling. Door voor afschaffing der rundveeteelt- regeling te pleiten, speelt men echter in de kaart van diegenen, die de landbouw crisismaatregelen zoo spoedig mogelijk wil len afschaffen. Men verliest te veel uit het oog, dat men zoodoende den boer van de voordeelen der conjunctuurstijging berooft. Bovendien wordt in de kringen buiten den landbouw maar al te zeer de indruk gevestigd, dat het den boeren thans reeds goed zou gaan. Een ieder die ten plattelande bekend is, weet, dat zulks niet het geval is. De toestand is wel verbeterd maar roos kleurig is hij nog geenszins. Van opheffing van de landbouwcrisismaatregelen mag dan ook geen sprake zijn. De melkveehouderij. Ten aanzien van de melkveehouderij zijn de vooruitzichten ongetwijfeld opgeklaard. De boter is op de internationale markt be langrijk hooger in prijs gekomen. Het was duidelijk, dat onder deze omstandigheden de toeslag op de melk eenigermate moest worden verlaagd. Intusschen is met ingang van 3 October de toeslag op de melk opnieuw verlaagd en wel tot 1.52 per 100 K.G. melk, terwijl tevens het uitzicht is geopend op een hoo- geren toeslag op de z.g. wintermeik. Met dezé verlaging kan spr. niet instemmen, aangezien de mekproductie voortdurend daalt en we niet ver meer van den staltijd af zijn en dus de productiekosten van de melk hooger worden. In normale tijden werden melk- en boter- prijzen in den herfst ook hooger. Na langen tijd onrendabel te zijn ge weest is de varkenshouderij thans reeds sedert eenige maanden een loonend bedrijf. Voor het akkerbouwbedrijf schijnen de vooruitzichten iets minder rooskleurig. Onze boerenstand is ontsnapt, zoo zeide spr., aan het gevaar van een algeheelen ondergang, die even snel als volkomen zou zijn geweest, indien er geen landbouwcrisis- maatregelen waren geweest. Hierna sprak de heer J. J. A. Charbo, directeur van den nat. coöperatieven raad te Rotterdam over: „Noodzaak en zegen van de coöperatieve organisatie voor den boe renstand". Rechtszaken Uitspraken van de strafzitting van Vrijdag 22 October 1937. Overtredingen van de Mo tor- en R ij w i e 1 w e t: A. L. G. te Bergen, 3.boete of 1 week tucht school. L. J. V. te Oude-Niedorp, J. S. te Heerhugowaard, ieder 1.boete of 1 dag hechtenis. P. J. O. v. d. D. de W. te Huitham, S. P. te Utrecht, ieder 2. boete of 2 dagen hechtenis. K. de G. te Schagen, 2.50 boete of 2 dagen hechte nis. E. H. H. te Zaandam, D. O. te Koedijk, S. B. te Uitgeest, C. M. te Limmen, B. J. D. te Bergen, ieder 3.boete of 3 dagen hechtenis. P. A. B. te Alkmaar, 2 maal 2.boete of 2 maal 2 dagen hechtenis. C. N. te Zijpe, 4.boete of 4 dagen hechtenis. C. M. te Bergen, B. M. B. te Ankeveen, ieder 5.boete of 5 dagen hechtenis. G. V. te Bergen, M. S. te Am sterdam, M. v. d. P. te Lisse, P. P. v. E. te Heemskerk, ieder 6.boete of 4 dagen hechtenis. J. K. te Amsterdam, W. P. K. te Bergen, ieder 6.boete of 6 dagen hechtenis, J. v. d. M. te Amsterdam, H. P. te Amsterdam, J. H. B. te Schagen, ieder 7.50 boete of 5 dagen hechtenis. P. C. te Heiloo, 2.en 6.boete of 1 en 3 dagen hechtenis. Overtredingen van de Po litieverordeningen: B. B. te Uit geest, 4.boete of 1 week tuchtschool. D. P. te Limmen, 2.boete of 1 dag hechtenis. J. M. te Alkmaar, J. W. te Dirkshorn, W. v. d. L. te Heiloo, P. P. te Alkmaar, J. J. B. te Alkmaar, A. H. te Meppel, ieder 2.boete of 2 dagen hechtenis. J. J. K. te Alkmaar, A. R. te 's Gravenhage, A. H. te Meppel, P. W. M. te Alkmaar, A. R. te 's Gravenhage, A. R- te 's Gravenhage, A. v. d. H. te Anna Pau- lowna, ieder 3.boete of 3 dagen hech tenis. A. v. d. H. te Anna Paulowna, 4. boete of 4 dagen hechtenis. Overtredingen van Artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht (openbare dronkenschap) J. J. O. te Beemster, 10.boete of 10 dagen hechtenis. S. W. te Heiloo, 3 dagen hechtenis. Overtredingen van Artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht (loopen over verboden grond): L. B. te Egmond aan Zee 3. boete of 3 dagen hechtenis. P. K. te Eg- mond aan Zee, 12.boete of 8 dagen hechtenis met bevel tot vernietiging van de in beslag genomen schop en konijn. Overtredingen van de IJk- wet: G. L. te Limmen, P. B. te De Rijp, L. v. R. te Schagen, ieder ƒ1.boete of 1 dag hechtenis. G. K. te Noordscharwou- de, 2 maal 1.boete of 2 maal 1 dag hechtenis. J. A. H. M. B. te Alkmaar, A. A. W. te Alkmaar, G. M. V. te Alkmaar, A. K. te Alkmaar, N. B. te Alkmaar, H. S. te Alkmaar, M. D. te Noordscharwoude, Th. B. te Schagen, B. de W. te Oudkarspel, ieder 2.boete of 2 dagen hechtenis. A. v. V. te Oudkarspel, 6 maal 0.50 en 2.boete of 6 maal 1 en 2 dagen hech tenis. C. A. M. B. te Alkmaar, 8 maal 0.50 boete of 8 maal 1 dag hechtenis. S. H. te de Rijp, 2 maal 1.— boete en 3.boete of 2 maal 1 en 3 dagen hech tenis. F. L. D. te Alkmaar, 2 maal 1- en 3.boete of 2 maal 1 en 3 dagen hechtenis, allen met verbeurdverklaring van de resp. inbeslag genomen maatstok ken, maten en gewichten. Overtreding van de Vis- s c h e r ij w e t: C. M. J. te Krommenie, F. J. K. te Amsterdam, J. W. H. S. te Am sterdam, A. F. D. te Amsterdam, F. W. J. tè Amsterdam, ieder 4.boete of 4 da gen hechtenis. Overtreding van de Jacht wet: P. K. en L. B. te Egmond aan Zee, ieder 15.boete of 10 dagen hechtenis met bevel tot vernietiging van de inbeslag genomen lichtbakken. Overtreding van de Win kelsluitingswet: H. T. te Uitgeest, ƒ3.boete of 3 dagen hechtenis. Ja, de herfst is dichtbij. Hij staat schoon en stralend, in gloed van kleuren, in nog warmen zonneglans van October dicht om ons heen. Of hij kruipt met dichte nevels, met vale mistsluiers rondom ons huis en ons leven. Wij staan er in elk geval middenin, hij is meer dan dichtbij ons, hij is in deze weken een deel van ons leven en wij, wij zijn een deel van hem. Maar dit bedoel ik toch eigenlijk niet. Niet dat wij hem verwacht hebben en dat hij steeds nader gekomen is, steeds dichter bij ons en dat wij nu midden in zijn glorie en midden in zijn weemoed staan. Dit bedoel ik, dat de herfst, met iets van zijn schoonheid, die wij allen zoeken willen in deze dagen, overal is. Dat hij niet alleen is in de bosschen, al toont hij zich daar mis schien het allermooist. Wij kunnen nu een maal niet allen naar de bosschen gaan, wij kunnen nog veel minder allen in of vlakbij de bosschen wonen. Wie daar wel zijn woning heeft, die is een bevoorrecht mensch in deze weken. Maar wie dat niet heeft, die behoeft zich toch niet te zeer een misdeelde te voelen. Ook hem zal het najaar groete» met iets van zijn schoon en kleurig ornaat. Toen ik den vorigen keer over hei en bosch sprak, wist ik het wel en ik heb het ook gezegd dat hei en bosch ver zijn voor zoovelen. Ik behoef maar bij mij zelf te beginnen. Als ik hei en bosch wil zien, moet ik er een heelen middag voor nemen, het is niet naast de deur, het is zelfs niet met een paar uur fietsen te bereiken. Maar dat wil niet zeggen dat ik niet van de schoonheid van den herfst genieten kan. Maar al te veel wordt natuurschoon met boschschoonheid vereenzelvigd en een plaats Uit de Alkmaarsche Courant van 23 October 1837 die geheel in rouwrand verscheen De opperkamerheer van Z. M. heeft bekend gemaakt, dat de rouw, wegens het overlijden van H. M. de Koningin, zal worden aangenomen, te rekenen van den dag der begrafenis, en dat dezelve gedurende 34 weken zal gedragen worden, te weten 25 weken de groote of geheele, 6 weken de mid delbare of halve en 3 weken de kleine of ligte rouw. Aanstaande Donderdag, des mor gens ten 10 ure, zal de plegtige begrafenis van H. M. de Koningin plaats hebben. waar de bosschen ver zijn heet in den volks mond vaak een stad, een dorp, een streek met weinig natuurschoon bedeeld. Dat is volstrekt onwaar. Laat ik eigen woonplaats en omgeving en dezen tijd van het jaar, waarin toch het bosch wel mee het allermooist is en dus een zware concurrent voor al het andere, maar tot voorbeeld nemen. Wij hebben hier den herfst vlakbij en dat hebt u ook, hetzij u op een van de eilanden woont of in Amsterdam, hetzij ge in de Friesche hoofdstad of aan den rand der meren uw domicilie hebt, hetzij uw herfstwind waait over de wijde verre velden of dwarrelt om de heuvels heen. Ligt de glans, de rijpe gloed van de Oc- toberzon niet over oude gevels, over roode daken en stille grachtjes, waaraan de boomen staan in fijne najaarspracht? Waait er niet een krachtige en prikkelende en pittige herfstwind over de zee, die het altijd boeien de uitzicht vaak juist nu zoo vol van fel- bewogen, driftig leven doet zijn? Staan de iepen langs den grooten weg niet in kleurige najaarstinten en bloeien overal in de tuinen de laatste bloemen, de dahlia's, de salvia's, de goudsbloemen, de zonnebloemen, de be gonia's nog en de geraniums niet in gloed van sterke kleuren? Let ge wel op 't wisse lend spel der wolker. in October en op het klare herfstblauw, dat de open plekken vult? Er vallen glanzende vruchten van bruin- en geel gekruinde kastanjeboomen en neemt ge een van die vruchten in de hand, dan glanst u diep donker bruin een stukje herfstpracht tegen. Herfstpracht, waarvan ook de appels deel uitmaken, die veelbelovend hangen tusschen het dorrende blad. Herfstpracht, waarvan de wingerd spreekt, wiens laatste vurige gloed nog tegen de muren ligt, najaarsschoonheid waarvan het herfstrag getuigt en waarvan de rozenbottels spreken. Ge kunt geen stap buiten de deur doen in deze weken, of langs den wegzoom en in het park, in den polder en op het bouwland, in het bosch natuurlijk maar ook aan den rietzoom en den duinrand, overal fonkelt, geurt, glanst, bloeit, zingt en kleurt u iets tegen van den herfst. Zoo als we den weemoed, de nevels, de donker heid, de striemende vlagen van den herfst niet bannen kunnen, zoo kunnen we ook de schoonheid van October niet ontloopen. De herfst is dichtbij u, vlakbij u, naast uw deur, aan uw venster. De herfst met zijn schatten duizendvoud, zijn wonderen Gods waard, meer dan waard, om gedurig bij stil te staan. A. L. B. éteclame mei directe resultaten, John Caples, deskundige op reclame- gebied, schrijver o.a van het bekende boek: „Tested Advertising Methods" („Gecontroleerde Reclame-metho den") liet zich onlangs als volgt uit: „Advertenties in couranten zijr het aangewezen reclamemiddel voor proef-campagnes, omdat zij goedkoop zijn, directe resultaten opleveren en groote aanwendingsmogelijkheden hebben." ieullletcH Naar het Engelsch A "T van PAUL TRENT h\ I door J. SCHOUTEN l\ mm—mm. 69) HOOFDSTUK XXII. Grafton met zijn eenigszins sardonisch gevoel voor humor, had niet ingezien waar om zijn gasten de opwinding van de jacht zouden moeten missen, dus was hij aan de lunch binnen gekomen en had hen ver teld, dat een Engelsch oorlogsschip hen achtervolgde. Hij had Desbrook een oogen- blik apart genomen en met hem gepraat. „Natuurlijk begrijp je hoe moeilijk mijn positie is. Er zijn vrouwen aan boord. Het is onmogelijk om het schip te verdedigen, want we hebben geen schijn van kans tegen hen". „Wat ben je van plan te doen?" vroeg Ralph nieuwsgierig. „Dat weet ik nog niet. Ik geloof dat ik zoowat mijn laatste kruit verschoten heb. Je hoort nog wel van mij", zei hij lachend. Desbrook keerde naar zijn hut terug, want het was hen geen van allen toege staan aan dek te gaan en hij ging zitten om eens ernstig na te denken. Hij twijfelde er geen oogenblik aan, of over eenige uren zouden zij allen vrij zijn en zou Grafton hoogst waarschijnlijk, de gevangene zijn van de Mraine-autoriteiten. En in dat geval moest hij weten wat hem te doen stond. Hij moest in de eerste plaats rekening hou den met de afdeeling, waar hij voor werk te en dus in hoofdzaak met de politieke zijde van de kwestie. Ten slotte was deze van het grootste belang en Grafton's over tredingen van de Engelsche wetten, in ver band met „De Gouden Rat" en de diefstal van de juweelen, waren mnder belangrijk, dan de politieke kwesties. Daarom had Desbrook, toen Carruthers zich gehaast had om zijn matrozen bevel te geven aan boord te komen, sir Charles voorgesteld, dat zoodra Grafton in het „Zwarte Hol" opgesloten zou zijn, zij bei den een bespreking zouden hebben in zijn hut. Toen zij daar beiden plaats genomen hadden, begon sir Charles zachtjes te lachen. „We hebben het er nogal netjes af ge bracht, zou ik zeggen, Desbrook. Ik heb wel eens getwijfeld, of we je ooit weer terug zouden zien". „We hebben geluk gehad, sir Charles". „Waarom, in 's hemelsnaam voeren jullie op eens naar het Zuiden terwijl je vanmor gen in Noordelijke richting voer?" „Ik weet het niet zeker, maar ik meen uit Brockdorf's woorden opgemerkt te heb ben, dat Grafton plotseling van idee ver anderd was en van plan was naar 'n Ame- rikaansche haven koers te zetten een Zuid-Amerikaansche in plaats van naar Rusland". „Dat is zeer interessant'", merkte sir Charles op. „Van Rusland gesproken, ik geloof dat het wel goed zou zijn als de groothertog bij ons gesprek tegenwoordig was. Ik ben van plan ronduit te spreken". „Uitstekend, maar eerst moet ik je ver tellen, dat ik hier niet ben in mijn offi- cieele hoedanigheid van hoofd-commissa- ris van de Londensche politie en dat Gra- ves evenmin als een officieel persoon beschouwd moet worden. Je kunt mij als een gewone particulier behandelen". „Dat is schitterend", riep Desbrook en kwam met uitgestoken hand op sir Charles toe. „Dat is precies wat ik graag wilde. Ik veronderstel, dat u mij dan zult toestaan, dat ik bij het nemen van maatregelen, de belangen van het Ministerie van Buiten- landsche Zaken in de eerste plaats voor oogen houd". „Ja, daar kan ik in toestemmen". „Natuurlijk zal ik u raadplegen en uw on-officieele toestemming vragen, maar ik ben volkomen bereid de geheele verant woordelijkheid op m(j te nemen en mij te genover mijn chef te verantwoorden". „Dat is oprecht gesproken, Desbrook. Vertel nu maar wat je plannen zijn". „Goed, maar ik zou eerst den groothertog wel willen halen". Desbrook verliet de hut en kwam spoe dig daarna terug met den groothertog, die, voordat hij plaats nam, een diepe buiging maakte voor sir Charles. "Voordat wij tot een bespreking van den toestand, zooals hij nu is, overgaan, wil ik u eerst vertellen wat er allemaal gebeurd is, vanaf het oogenblik dat wij ontvoerd werden begon Desbrook en gaf vervol gens een nauwkeurig verslag van alle ge beurtenissen. Sir Charles luisterde vol be langstelling toe en lachte zoo nu en dan, vooral toen Desbróok verslag uitbracht over zijn opsluiting in „Het Zwarte Hol". „Zoo komt boontje dus om zijn loontje. Ik ben blij dat je Grafton daar opgesloten hebt sprak hij. „Ik weet niet wat ik van dien man moet denken. Hij is een zeer vreemd mengsel. Hij is zeker niet door en door slecht. Ik moet bekennen, dat ik hem, door zijn gevoel voor humor, niet geheel onsympathiek kan vinden". „Wel, ik heb het volgende bedacht. Het is onmogelijk voor de Britsche regeering om officieel te doen, wat ik van plan ben te doen. In de eerste plaats, betreffende de aanklacht, die u tegen Grafton kunt in dienen; ik veronderstel, dat het niet ge makkelijk zal zijn, hem een ernstig mis drijf ten laste te leggen, wanneer hij weer in Engeland terug zou zijn?" „Neen, dat zou zeker niet gemakkelijk zgn gaf sir Charles toe. „Dat dacht ik wel; daarom vermoed ik, dat u het niet zoo heel erg zou vinden, als ik mij met zijn lot belaste". „In het minst niet". „Prachtig! Ik heb de kwestie met den groothertog besproken, toen het er op be gon te lijken, dat wij onze vrijheid zouden terugkrijgen. Ik stel voor dat het jacht aan mij wordt overgedragen. Een gedeelte van de bemanning kan zoo gauw mogelijk aan land gezet worden, maar ik verwacht geen moeilijkheden van dien kant, vooral nu met nu w(j Grafton veilig opgeborgen heb ben. Wat kapitein Brockdorf betreft, dien ken ik goed en als hij mij zijn woord wil geven, dat hij mij geen last zal bezorgen, kan hij vrijuit gaan. Heeft u hier bezwaar tegen?" „Tot nu toe heb ik geen bezwaren, maar wat ben je verder van plan?" „Wel, de kwestie is deze. Als het Grafton gelukt was ons naar Leningrad te brengen, zoü hij zeker korte metten met ons ge maakt hebben vooral met den groothertog. Ik geloof, dat u het me mij eens zult zijn, dat wij Grafton onmogelijk zijn vrijheid kunnen hergeven om zijn kuiperijen voort te zetten. Ikzelf ben daar tenminste sterk tegen. Nu heeft de groothertog iets anders geopperd. U weet waarschijnlijk niet dat de „Witten" een groote organisatie hebben in Frankrijk en nu heeft de groothertog voor gesteld om Carteret aan te doen en Graf ton en zijn bemanning aan de „Witter." uit te leveren. De groothertog staat er voor in- dat Grafton eerlijk berecht zal worden en zijn gerechte straf niet zal ontloopen". De groothertog, die met de grootste aan dacht had zitten toeluiseren, nam nu het woord. „Sir Charles, ik verzeker u op mijn woord van eer, dat deze man eerlijk behandeld zal worden". „Maar hoe moet het met de Fransche autoriteiten te Cartere?" vroeg sir Charles. „Dat kan geregeld worden. Ik ben van plan nu dadelijk een draadloos telegram te sturen naar mijn hoofdkwartier in Parijs Er staan verscheidene schepen tot onze beschikking en het jacht kan in de buurt van Carteret opgewacht worden. Ik kan captain Desbrook wel de verzekering g®" ven, dat deze man niet lang meer een be dreiging zal vormen voor andere landen".^ Desbrook's gezicht werd zeer ernstig hij deze woorden, maar de kwestie was zoo be langrijk, dat hij het niet geraden achtte om tusschenbeide te komen. Sir Charles stelde nog eenige vragen, welke de groothertog met de grootje oprechtheid beantwoordde. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 10