Dr. ABRAHAM KUYPER. ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 29 OCTOBER 1937 Staatsman, theoloog, partijleider, sociaal werker en groot journalist. 29 Oct. 1837-8 Nov. 1920. ST. PAN CR AS Glimlachje DERDE BLAD en naar Bij gemis aan historisch perspectief komt men niet licht tot een juist of rechtvaardig oordeel. Het levenswerk van een staatsman, die dat nog slechts betrekkelijk kort ge leden afsloot, wordt gewoonlijk gemeten met maatstaven, die aan de subjectiviteit van onze huidige politieke en sociale be wogenheid zijn ontleend. Dit bezwaar klemt te meer bij de herdenking van een figuur, die door religieuze bezieling en een onge woon heftig temperament sterk van de meeste zijner tijdgenooten afwijkt. Wie de moeilijkheden uit den weg wil gaan, kan zich beperken tot de opsomming van de data, die men in iedere Kuyper- biographie kan vinden. Abraham Kuyper werd als zoon van een predikant den 29sten October 1937 een eeuw geleden te Maassluis geboren. Hij bracht zijn jongens jaren door te Middelburg, waar zijn vader in 1841 werd beroepen. In 1849 verhuisde het gezin Kuyper naar Leiden, waar de jeugdige Bram het gymnasium bezocht en waar hy in 1855 aan de Universiteit als student in de letteren en de theologie werd ingeschreven. In 1862 promoveerde Kuyper tot doctor in de theologie en in 1863 begon zijn loopbaan als predikant te Beesd. Eenige jaren later vestigde hij zich te Utrecht tenslotte, in 1870, volgde een beroep Amsterdam. Vooral in zyn Amsterdamschen tijd begon Kuyper een merkwaardige activiteit te ont plooien. Hij was met hart en ziel predikant, maar vond tegelijkertijd gelegenheid om veel en intensief te studeeren. Bovendien trok de politiek, sedert zyn kennismaking met Groen van Prinsterer, hem steeds meer aan. Reeds toen stond hem het ideaal van een christelijk-sociale politiek als noodzake lyk gevolg van een calvinistische maat schappijbeschouwing voor oogen. Men be greep hem niet altijd, doch sedert Kuyper in 1872 hoofdredacteur was geworden van het nieuw-opgerichte dagblad „De Standaard", vond hij ruimschoots gelegenheid zijn in zicht te verdedigen. In enkele jaren werd Kuyper, of men het met zyn opvattingen eens was of niet, algemeen als een van onze meest eminente journalisten beschouwd. De verkiezingen van 1873 brachten Kuyper in de Tweede Kamer. Bij de oprichting van de Vrije Universiteit te Amsterdam speelde hij een groote rol en in 1880 begon hij aan deze stichting zijn colleges als hoogleeraar in de theologie. Beperken wij ons tot de belang rijkste data, dan vormt 1886, het jaar waar in de gereformeerde kerken met de Her vormde Synode braken, een hoogtepunt van Kuyper's carrière. Later voerde de politiek hem weer naar Den Haag terug, totdat eindelijk de verkiezingen van 1901 de kroon op het werk zetten: Kuyper trad op als ka binetsformateur en leidde van 1901 tot 1905 het coalitiekabinet, dat een bijzondere plaats in onze staatkundige geschiedenis in neemt. Door verschillende omstandigheden heeft Kuyper niet meer voor een tweeden keer een ministerszetel bezet, al bleef zijn invloed in de Anti-Revolutionnaire partij groot, terwijl hij door zijn ervaring, zijn kennis en journalistieke strijdvaardigheid ook buiten dien kring van zijn geestver wanten ontzag inboezemde. Over het geheel genomen een brillante carrière dus. Doch er zijn staatslieden, die in hun loopbaan niet voor Abraham Kuyper onderdoen. Wanneer wij er ons rekenschap van willen geven wat Kuyper voor ons land is geweest, moeten wij ons de geheele per soonlijkheid en zijn levenswerk voor den geest halen en daarmede beginnen de moeilijkheden van de historische beeldvor- ming. Kuyper's heftig temperament heeft nem menigmaal parten gespeeld. Hij kon scherp uitvallen en menigen tegenstander heeft hy persoonlijk gegriefd zonder dat het belang der zaak waarover de discussie liep, daar door cok maar eenigermate werd gediend. Gedurende de jaren van Kuyper's kamer lidmaatschap hing er soms in de Kamer een geladen atmosfeer door de felheid van de debatten, waaraan Kuyper deelnam. Voor al wanneer Kuyper en Troelstra hun scherp ste pijlen op elkander richtten, werd een dramatische spanning bereikt, welke wy tegenwoordig in onze Kamer niet meer ken nen. Men heeft Kuyper vaak verweten, dat hij bij iedere gelegenheid het volle licht liet vallen op „de antithese", de scheidslijn tus schen het kerkelijk en het onkerkelijk Ne derland. Maar kon men anders van hem verwachten? Uit de volheid van zijn sterk calvinistisch geloof welde zijn vijandschap op jegens al wat hem onchristelijk leek. Voor den Calvinist vormen staat en maat schappij een christelijke levensgemeen schap, waarin iedere ware geloovige ter eere Gods met inzet van alle krachten werkzaam moet zijn. Het geloof staat buiten en boven iedere intellectualistische discus sie. Aan de linkerzijde toonde men echter steeds de neiging Kuyper's opvattingen met bepaalde argumenten te bestoken. De poli tieke constellatie, bijvoorbeeld bij de be raadslagingen over de liberale schoolwet van 1878, was dikwijls zoo, dat Kuyper c.s. geheel in het defensief werden gedreven. Onder zulke omstandigheden kon Kuyper toornen als een oud-testamentische profeet, zoodat soms de gematigden onder zijn ge- loofsgenooten bedenkelijk opkeken. Koning Willem III toonde zich meermalen ontstemd door Kuyper's strijdlust. Toen de Kamers de liberale schoolwet van 1873 hadden aan genomen, wefd een algemeene petitiebe weging in kerkelijke kringen georganiseerd. De Koning toonde zich bereid op Het Loo een deputatie, welke hem een smeekschrift zou komen aanbieden, te ontvangen „be halve mijnheer Kuyper". Wij kunnen nu achteraf wel erkennen, dat de strijd voor de rechten van het bij zonder onderwijs de onvermijdelijke conse quentie was van de geloofsovertuiging van de meerderheid van het volk. Van liberale zijde heeft men zich wel eens te veel op het standpunt gesteld, daarin van Thor- becke's breede visie afwijkend dat alleen het godsdienstloos openbaar onderwijs prin cipieel in overeenstemming was met het karakter van den staat. Wenscht men echter democratie, dan kan men den wil van een christelijke meerderheid, voor zoover deze het Dolerantiebeginsel erkent, niet negeeren. Kuyper heeft het christelijk standpunt schitterend verdedigd. Zijn groote verdien ste is geweest, dat hij vooral voor de uni- verseele beteekenis van de calvinistische wereldbeschouwing weer respect heeft kun nen afdwingen in een tyd van relativeering van alle waarden. Onjuist is het om hier tegenover het oude argument te plaatsen, dat godsdienst en politiek gescheiden moe ten blijven. Kuyper's neo-calvinisme steeg ver uit boven vaderlandsche politiek en theologisch krakeel. Zyn interpretatie van het Calvinisme en zijn opvattingen over de beteekenis van deze wereldbeschouwing voor den modernen tijd trokken tot ver buiten onze grenzen de aandacht. In 1896 werd Kuyper tot doctor honoris causa van de Princeton-Universiteit benoemd en twee jaar later trok hij naar de Vereenigde Sta ten tot het houden van een aantal lezingen. Zijn „Stone-lectures" zijn in verschillende talen vertaald en gelden nog steeds als een der bondigste en gloedrijkste samenvattin gen van het calvinistisch geloof. Als minister van Binnenlandscfie Zaken heeft Kuyper veel en belangrijk werk ver richt. Zijn wetgevende arbeid is echter overschaduwd door de ernstige conflicten in het veelbewogen jaar 1903, toen de spoorwegstakingen ons land in een periode van sociale onrust stortten. De krachtige wijze, waarop Kuyper de stakers bestreed, heeft groote beroering verwekt. Ook op dit punt dwingt de tijd ons tot het herzien van onze opvattingen. Eerst de na-oorlogsjaren hebben ons geleerd dat een staking, spe ciaal in de openbare diensten, een revolu tionnaire actie kan zijn, die de openbare orde ernstig in gevaar brengt. Het recht van de overheid om met alle middelen, die haar ten dienste staan tegen dergelijke ordeverstoringen op te treden, wordt thans meer algemeen erkend dan in 1903, toen velen Kuyper's anti-stakingswet nog als een onduldbare inbreuk op „de vrijheid' beschouwden. De scherpe aanvallen van arbeiderszijde hebben Kuyper soms ernstig gegriefd. Hij was immers een der eersten hier te lande, die de diepte van het sociale vraagstuk wist te peilen. Lang vóór er een socialistische partij bestond, kwam hy in de Kamer op voor „de rechtspositie van den arbeid" en hij kon het conservatisme van bepaalde kapitaalkrachtige groepen hekelen op een wijze, die de tegenpartij lang heugde. Merk waardig was zijn talent om steeds uitdruk kingen en termen te vinden, die als ge vleugelde woorden jarenlang in de pers opgeld deden. Hij vertoonde deze gave zoo wel in zijn soms schitterend geïmproviseer de redevoeringen als in zijn snel neerge schreven hoofdartikelen voor De Standaard Gedurende de jaren van zijn voorzitter schap van den Nederlandschen Journalis tenkring kwam hen meer dan daarvóór met bekende journalisten van andere geloofs overtuiging dan de zijne, in aanraking Door dit persoonlijk contact is veel misver stand uit den weg geruimd. Geleidelijk be gon men oog te krijgen voor de merkwaar dige kwaliteiten van Kuyper's groote figuur, Staatsman, theoloog, partijleider, sociaal werker en groot journalist, vereenigde hij een aantal eigenschappen in zich, die vriend en vijand verbaasden, soms tot verzet prik kelden, doch nooit iemand onverschillig lieten. In menig opzicht was hij grooter dan de partij-verdeeldheid van ons kalme vaderland kon verdragen. Nog steeds is het niet duidelijk waarom Kuyper na zijn ver kiezingsnederlaag van 1905 zoo in de scha duw bleef. Het materiaal voor een volledige, diep-gravende biographie is nog niet voor handen. De geschriften van partij- en ge- loofsgenooten laten ons over menige kwestie van beteekenis in het onzekere. De school strijd werd voortgezet ook zonder Kuyper's leiding en de coalitie betrad andere banen dan de oude staatsman in zijn laatste levensjaren had verwacht. Geleidelijk kwam de eenzaamheid om hem heen. De oude medestrijders waren voor het meeren- deel gestorven. Het drong in de laatst jaren van het oorlogstijdperk ternauwer nood tot vele Nederlandsche door dat de oude staatsman zijn bestaan nog rekte. Het .gebeurt niet dikwijls dat iemand reeds tijdens zijn leven een legendarische figuur wordt. Eerst bij het bericht van zyn overlijden, 8 November 1920, leefde de be langstelling op, zooals wij ons ook thans, honderd jaar na de geboorte van Abraham Kuyper, weer rekenschap trachten te geven van de weergalooze activiteit van een onzer groote mannen. Dr. P. J. BOUMAN. Qemeeaietaden Gistermiddag kwam de raad dezer ge meente in voltallige vergadering bijeen. De burgemeester, de heer J. Kroonenburg, opende de zitting met den wensch, dat het mooie weer een gunstigen invloed zou heb ben op de te houden besprekingen, zoodat de verschillende agenda-punten vlot, zake lijk en op aangename wijze zouden worden behandeld. De voorzitter-secretaris las vervolgens de notulen, naar aanleiding waarvan de heer van Kampen nog even terug kwam op de benoeming van de vrou welijke gemeente-ontvanger, mej. Gootjes. Het ging hem hierbij niet om de door den raad gedane keuze, die zou wel goed zijn, maar spr. keurde het af, dat bij de indie ning van de aanbeveling voor die benoe ming niet is medegedeeld, dat zij uitging van de meerderheid van het college van B. en W. Het geval heeft zich nu voorgedaan, dat één der wethouders niet op een der op de aanbeveling geplaatsten heeft gestemd. De voorzitter zei, dat hij by de in diening der aanbeveling niet de noodzaak had ingezien van mede te deelen, dat er hierbij eigenlijk sprake was van een meer derheid en een minderheid, omdat het een officieele aanbeveling was, op geheel nor male wijze door B. en W. gegeven. Weth. Lek voegde hier nog aan toe, dat hij een ander op het oog had gehad dan de andere leden van het college en dat, toen zijn candidaat gezakt was, met algemeene stemmen de heer Peereboom op no. 2 was j hadden B. en W. geen vrijheid kunnen vin- voordracht had gehouden. Dat de andere wethouder dat niet deed, was zijn eigen zaak, maar hij had daarvan van te voren kennis dienen te geven. Hierna kwamen aan de orde de Ingekomen stukken en mede deelingen. a. Van den minister van sociale zaken be richt, dat de werkzaamheden aan de be graafplaats als werkverschaffingsobject voorloopig kunnen worden voortgezet tot 31 Dec. a.s. Voor kennisgeving aangeno men. b. Een ministerieel bericht, dat niet kan worden voldaan aan het verzoek van B. en W. om den steunnorm te brengen van 15 op 16. De voorzitter lichtte dit schrijven nader toe door mede te deelen, dat van werkloozen in de gemeente het verzoek was gekomen om een hoogeren loonnorm, waardoor de steunnorm meteen in een hoogere klasse zou komen. Na ampel over leg waren B. en W. tot de overtuiging ge komen, dat 15, zooals de steunnorm voor St. Pancras geldt, wel wat laag mag wor den genoemd, reden waarom zij aan den minister hadden verzocht dien te bepalen op 16. De heer Kloosterboer betoogde, dat B. en W. in® hun verzoek abuis zijn geweest, want de loonen in het vrije bedrijf zijn voor St. Pancras niet 16, maar 18 krachtens 'een contract met den N.T.B. en den L.T.B. Spr. zelf betaalt ook altijd dat loon. De voorzitter gaf toe dat een derge lijk contract bestaat, maar, voegde hij er aan toe, er wordt hier gewerkt voor een groot deel voor 15.50 en 16, en daarom geplaatst. Maar spr. had zich toen tegen over de aanbeveling geheel vry gevoeld. De heer van Kampen dankte weth. Duijff ervoor, dat hü zich toch nog aan de den om bij hun advies af te wijken van den werkelijken toestand, zoodat zij verzochten om te gaan tot 16. Weth. D u f f wilde wel aannemen, dat de heer Kloosterboer 18 uitbetaalt, maar geloofde toch dat, ondanks het bestaande contract, het gemiddelde loon, hetwelk hier wordt betaald, niet boven 16 zal uitgaan. De heer Kloosterboer stelde vast, dat het contract bestaat, maar dat verschil lende arbeiders tengevolge van de omstan digheden wel gedwongen zyn om voor la ger loon te werken. Dat wil echter niet zeg gen dat dit lagere loon het loon hier ter plaatse is, en dat hadden B. en W. moeten bedenken. De voorzitter voerde hiertegen aan, dat men te maken had met de loonen in de practijk en niet met die welke op papier zijn vastgesteld. Weth. Lek verdedigde nog de opvatting van B. en W. om zich te houden aan de in werkelijkheid betaalde loonen, hoewel spr. gaarne zou wenschen dat die hooger wa ren. De heer van Kampen was van mee ning, dat B. en W. het oordeel van de orga nisaties hadden moeten jjragen, dan was er misschien wel wat bereikt. De heer Kloosterboer vond, dat, ook met het oog op de omstandigheden welke toch zeker wel eens weer beter worden, had moeten worden vastgehouden aan het con- tractueele loon van f 18. Na eenig zoeken vond de voorzitter den brief terug, waarin de werkloozen vroe gen om verhooging van den steunnorm, en daaruit bleek dat zij zelve hadden gevraagd om opvoering tot f 16.50, welk verzoek B. en W. hadden gemeend met het oog op de practijk der loonen te mogen reduceeren tot 16. De mededeeling van den minister werd hierna voor kennisgeving aangenomen. c. Van den minister van economische za ken bericht, dat hij het raadsbesluit tot vaststelling eener verordening op het melkventen op Zondag ter goedkeuring aan de Kroon zal voordragen. Als voren. d. Mededeeling van Ged. Staten dat zij hun beslissing op het raadsbesluit tot het converteeren van geldleeningen verdagen. Naar de voorzitter meende, zal dit in verband staan met het feit, dat onder deze geconverteerde leeningen ook bedragen zijn voor de lichtbedrijven, waarover de andere betrokken gemeenten nog moeten beraad slagen. Als voren. e. Mededeeling van den voorzitter, dat de controle over het baggeren met in gang van 1 Oct. j.L is opgedragen aan de Ned. Heide-Maatschappij en dat met ingang van dien datum aan den heer Lek als con troleur eervol ontslag is verleend. De kosten zullen bedragen 4 van 't betaalde loon, maar door de controle over het baggerwerk te combineeren met die over het werk aan de begraafplaats zullen deze kosten zeker meevallen. De heer Lek zei nog, dat er als regel wel goed werd gebaggerd, maar dat hij soms toch waarschuwend moest optreden, en dit vond hij tegenover dorpsgenooten onaange naam, zoodat hij de controle liever zag op gedragen aan de Ned. Heide-Maatschappij. Voor kennisgeving aangenomen. f. De voorzitter deelde mede, dat de Vereeniging van Ned. Gemeenten heeft ge organiseerd een verzekering tegen fraude risico voor wat betreft gelden van den ge meente-ontvanger en het burgerlijk arm bestuur. De kosten «ijn voorloopig bepaald op 5 tot 7.50 per duizend gulden. Daar voor zijn de gemeenten dan verzekerd te gen nadeel tengevolge van brand, diefstal, fraude en verlies van gelden waarmee een ambtenaar onderweg mocht zyn. Spr. stelde voor, dat de gemeente zich bij deze nieuwe verzekering zal aansluiten, waardoor de be staande verzekering ten aanzien van de gel den van den gemeente-ontvanger, welke 15 kost, kan vervallen. Na eenige besprekingen, waarbij de voor zitter nog opmerkte dat op de polis de te verzekeren bedragen van B. A. en gem.- ontvanger apart kunnen worden vermeld, werd overeenkomstig dit voorstel besloten. g. Van de maatschappij voor gemeente- crediet was bericht gekomen, dat zij bereid is een geldleening te sluiten tot het bedrag van de geconverteerde leeningen, maar dat de definitieve afsluiting ervan nog moet wachten op hoogere goedkeuring. Voor ken nisgeving aangenomen. h. De voorzitter gaf een uitvoerige uiteenzetting van de kwartjes-spaarrege ling voor werkloozen en deelde mede dat gistermiddag de daarvoor bestemde collec te in de gemeente werd gehouden. De heer Lek verklaarde zich geen voor stander van deze spaarregeling, maar omdat de werkloozen toch zoo nu en dan gedwon gen zullen zijn tot uitgaven voor schoeisel, kleeding of dekking, kon hij zijn steun ge ven aan de nieuwe regeling, wijl zij den menschen een toeslag waarborgt op die uit gaven. De mededeeling werd voor kennisgeving aangenomen. i. Van B. en W. van Alkmaar was ontvan gen de begrooting voor den keuringsdienst voor waren over het jaar 1938, waarbij de bijdrage van Sint Pancras was geraamd op 7.52 cent per inwoner. Voor kennisgeving aangenomen. j. Verder waren nog een paar jaarversla gen ingekomen, welke eveneens voor ken nisgeving werden aangenomen. Aanvulling ambtenaren-reglement voor de(n) gemeente-ontvanger. Den voorzitter was gebleken, dat de meerderheid van den raad wenschte te zien bepaald dat de nieuwe (vrouwelijke) gem.- ontvanger in de gemeente zal moeten wo nen en bij het sluiten van een huwelijk eer vol zal worden ontslagen. In verband hier mee stelde hij voor deze gewenschte bepa lingen in het ambtenaren-reglement op te nemen, waarbij hy nog wenschte te zien bepaald, dat ontslag ook zal volgen bij het gaan leven in concubinaat. Verschillende leden achtten dit laatste niet noodig, maar de voorzitter meende, dat een dergelijke bepaling dient te worden op genomen, nu men toch het reglement gaat aanvuljen. Het voorstel werd zonder stemming goed gekeurd. Reglement burgerlijk armbestuur. In verband met de bemerkingen van den heer Kloosterboer in de vorige vergadering op het reglement van hfet burgerlijk arm bestuur (waarbij het in de practijk erop zou neerkomen, dat de leden daarvan als raads leden hun eigen werk krijgen te controlee ren) had de voorzitter deze zaak bij een hoogere instantie uiteengezet. Hij las nu het antwoord van Ged. Staten voor, waaruit bleek, dat dit college ook bezwaren had tegen een samenstelling van het B.A., zoodanig, dat alle leden op één na lid van den gemeenteraad zijn, reden waarom in overweging werd gegeven dezen toestand alsnog te veranderen. Tegen het lidmaat schap van twee wethouders zouden zij geen bezwaar maken, mits de overige leden ge zocht werden buiten den raad. In verband Hoe laat vertrekt de eerst volgende trein! Bedoelt U den goederentrein? met dezen wenk hadden Ged. Staten hun beslissing over het wijzigingsbesluit ver daagd. Spr. stelde nu voor, om het in de vorige vergadering genomen besluit weer in te trekken en de zaak te laten zooals zij was. Hij nam aan, dat Ged. Staten er wel mee accoord zullen gaan, dat er één wethouder in het B.A. zit, omdat het zwaartepunt toch niet valt op twee, maar op den eisch, dat de meerderheid der leden geen deel mag uit maken van den raad. Nu had één der wet houders wel zyn terugtrekking aangeboden, maar spr. zou ook niet gaarne de medewer king missen van de leden die al zoo lang als armvoogden optreden. Bovendien wees spr. erop, dat hij toch bijna steeds als ad- viseerend lid de zittingen van het B.A. bij woont, zoodat hij voor de gemeente toch met de zaken op de hoogte blijft. Met het oog op een en ander kwam spr. tot zijn voorstel, om de zaak te laten zooals zij was. De heer Kloosterboer, wijzende op de groote subsidie, welke het B.A. van de gemeente ontvangt, vond het toch wensche- lijk, dat een der wethouders zitting in dat college krygt. De heer J b. D u ij f f bood aan zich daar voor terug te trekken. Weth. Lek motiveerde zijn aanbod tot aftreden met te zeggen, dat hij het met de in de vorige vergadering gemaakte opmer kingen geheel eens was. De heer Wagenaar was er niet vóór om het genomen besluit nu weer in te trek ken, want de groote gemeentelijke subsidie voor het B.A. maakt medezeggenschap van de gemeente in deze materie wel wensche- lijk. Spr. zou de beide wethouders namens den raad zitting willen doen nemen en dan daarnaast drie leden benoemen buiten den raad. Deze nieuwe leden zullen zich spoedig genoeg met de zaken op de hoogte gunnen stellen, zij zullen er geleidelijk in groeien. De heer van Kampen merkte op, dat de voorzitter, die immers de zittingen van het B.A. bijwoont, toch altijd het recht heeft om de zaken van dat college in B. en W. en desgewenscht in den raad te bespreken, zoodat gerust het genomen raadsbesluit zou kunnen worden ingetrokken. Meerdere malen werd door verschillende heeren nog over dit punt gesproken, maar het slot was toch, dat het voorstel van den voorzitter zonder stemming werd aangeno men, zoodat de in de vorige vergadering vastgestelde wijziging van het reglement van het B.A. weer ongedaan is gemaakt. Begrootingen over 1938. B. en W. boden aan: a. de gemeentebe- grooting voor 1938, sluitende in den gewo nen dienst met een bedrag van 71.900.54 aan ontvangsten en uitgaven, in den kapi- taaldienst met 42.073.62, terwijl voor on voorziene uitgaven is uitgetrokken 973.52; b. de begrooting voor het burgerlijk armbestuur, sluitend op 93.117.86, met 369.36 voor onvoorziene uitgaven; er is een subsidie geraamd van de gemeente groot 5000; c. de begrooting voor de lichtbe drijven. De voorzitter deelde hiervan geen eindcijfers mee, omdat de gascommis- sie voor de gezamenlijke belanghebbende gemeenten deze begrooting nog moet be handelen. De raad vereenigde zich met het voorstel van den voorzitter om de verschillende stukken door den geheelen raad te doen nazien, met uitzondering van de beide wet houders. Rekening-courant met de bank der Ned. gemeenten. Van de Bank van Ned. gemeenten was bericht ingekomen, dat zij weder bereid is een crediet te verleenen van 10.000 tegen een rente van 3 3/4 pCt. voor debetsaldi en pCt. voor creditsaldi, terwijl voor bijko mende kosten pCt. zal moeten worden betaald. Goedgekeurd. Het P.E.N. wil het electriciteits- bedrijf overnemen. In verband met hetgeen te dezer zake is uitgelekt deelde de voorzitter mede, dat inderdaad van het P.E.N. een aanbod is ingekomen voor overname van het elec- triciteitsbedrijf. Jammer vond hy het, dat praatjes zyn gelanceerd, volgens welke een overname van zekere zijde zou worden voorgestaan. Spr. wilde er op wijzen, dat de vraag van al dan niet overdragen van het bedrijf nog niet in de gezamenlijke commis sie der lichtbedrijven is besproken. Pas als dat is gebeurd, zal zij in de gemeenteraden worden ter sprake gebracht. Spr. voor zich had het aanbod nagegaan en voorzoover als hy er nu over kon oordeelen, geloofde hij te mogen zeggen, dat het voor de gemeente geen voordeel zal brengen. Spr. zei dit on der voorbehoud van verschillende techni sche dingen, waarvoor hij zich niet compe tent achtte. Voor de vervroegde overname van het bedrijf (het contract loopt nog tot 1 Oct. 1942) stelt het P.E.N. eenige voordee- len in uitzicht, maar deze worden door an dere bepalingen weer teniet gedaan. De heer van Kampen vroeg of ook iets kan worden meegedeeld ten aauaier.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 9