Dr. ABRAHAM KUYPER.
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 29 OCTOBER 1937
Staatsman, theoloog, partijleider,
sociaal werker en groot journalist.
29 Oct. 1837-8 Nov. 1920.
ST. PAN CR AS
Glimlachje
DERDE BLAD
en
naar
Bij gemis aan historisch perspectief komt
men niet licht tot een juist of rechtvaardig
oordeel. Het levenswerk van een staatsman,
die dat nog slechts betrekkelijk kort ge
leden afsloot, wordt gewoonlijk gemeten
met maatstaven, die aan de subjectiviteit
van onze huidige politieke en sociale be
wogenheid zijn ontleend. Dit bezwaar klemt
te meer bij de herdenking van een figuur,
die door religieuze bezieling en een onge
woon heftig temperament sterk van de
meeste zijner tijdgenooten afwijkt.
Wie de moeilijkheden uit den weg wil
gaan, kan zich beperken tot de opsomming
van de data, die men in iedere Kuyper-
biographie kan vinden. Abraham Kuyper
werd als zoon van een predikant den 29sten
October 1937 een eeuw geleden te
Maassluis geboren. Hij bracht zijn jongens
jaren door te Middelburg, waar zijn vader
in 1841 werd beroepen. In 1849 verhuisde
het gezin Kuyper naar Leiden, waar de
jeugdige Bram het gymnasium bezocht en
waar hy in 1855 aan de Universiteit als
student in de letteren en de theologie werd
ingeschreven. In 1862 promoveerde Kuyper
tot doctor in de theologie en in 1863 begon
zijn loopbaan als predikant te Beesd. Eenige
jaren later vestigde hij zich te Utrecht
tenslotte, in 1870, volgde een beroep
Amsterdam.
Vooral in zyn Amsterdamschen tijd begon
Kuyper een merkwaardige activiteit te ont
plooien. Hij was met hart en ziel predikant,
maar vond tegelijkertijd gelegenheid om
veel en intensief te studeeren. Bovendien
trok de politiek, sedert zyn kennismaking
met Groen van Prinsterer, hem steeds meer
aan. Reeds toen stond hem het ideaal van
een christelijk-sociale politiek als noodzake
lyk gevolg van een calvinistische maat
schappijbeschouwing voor oogen. Men be
greep hem niet altijd, doch sedert Kuyper
in 1872 hoofdredacteur was geworden van het
nieuw-opgerichte dagblad „De Standaard",
vond hij ruimschoots gelegenheid zijn in
zicht te verdedigen. In enkele jaren werd
Kuyper, of men het met zyn opvattingen
eens was of niet, algemeen als een van onze
meest eminente journalisten beschouwd. De
verkiezingen van 1873 brachten Kuyper in
de Tweede Kamer. Bij de oprichting van de
Vrije Universiteit te Amsterdam speelde hij
een groote rol en in 1880 begon hij aan deze
stichting zijn colleges als hoogleeraar in de
theologie. Beperken wij ons tot de belang
rijkste data, dan vormt 1886, het jaar waar
in de gereformeerde kerken met de Her
vormde Synode braken, een hoogtepunt van
Kuyper's carrière. Later voerde de politiek
hem weer naar Den Haag terug, totdat
eindelijk de verkiezingen van 1901 de kroon
op het werk zetten: Kuyper trad op als ka
binetsformateur en leidde van 1901 tot 1905
het coalitiekabinet, dat een bijzondere
plaats in onze staatkundige geschiedenis in
neemt. Door verschillende omstandigheden
heeft Kuyper niet meer voor een tweeden
keer een ministerszetel bezet, al bleef zijn
invloed in de Anti-Revolutionnaire partij
groot, terwijl hij door zijn ervaring, zijn
kennis en journalistieke strijdvaardigheid
ook buiten dien kring van zijn geestver
wanten ontzag inboezemde.
Over het geheel genomen een brillante
carrière dus. Doch er zijn staatslieden, die
in hun loopbaan niet voor Abraham Kuyper
onderdoen. Wanneer wij er ons rekenschap
van willen geven wat Kuyper voor ons land
is geweest, moeten wij ons de geheele per
soonlijkheid en zijn levenswerk voor den
geest halen en daarmede beginnen de
moeilijkheden van de historische beeldvor-
ming.
Kuyper's heftig temperament heeft nem
menigmaal parten gespeeld. Hij kon scherp
uitvallen en menigen tegenstander heeft hy
persoonlijk gegriefd zonder dat het belang
der zaak waarover de discussie liep, daar
door cok maar eenigermate werd gediend.
Gedurende de jaren van Kuyper's kamer
lidmaatschap hing er soms in de Kamer een
geladen atmosfeer door de felheid van de
debatten, waaraan Kuyper deelnam. Voor
al wanneer Kuyper en Troelstra hun scherp
ste pijlen op elkander richtten, werd een
dramatische spanning bereikt, welke wy
tegenwoordig in onze Kamer niet meer ken
nen.
Men heeft Kuyper vaak verweten, dat hij
bij iedere gelegenheid het volle licht liet
vallen op „de antithese", de scheidslijn tus
schen het kerkelijk en het onkerkelijk Ne
derland. Maar kon men anders van hem
verwachten? Uit de volheid van zijn sterk
calvinistisch geloof welde zijn vijandschap
op jegens al wat hem onchristelijk leek.
Voor den Calvinist vormen staat en maat
schappij een christelijke levensgemeen
schap, waarin iedere ware geloovige ter
eere Gods met inzet van alle krachten
werkzaam moet zijn. Het geloof staat buiten
en boven iedere intellectualistische discus
sie. Aan de linkerzijde toonde men echter
steeds de neiging Kuyper's opvattingen met
bepaalde argumenten te bestoken. De poli
tieke constellatie, bijvoorbeeld bij de be
raadslagingen over de liberale schoolwet
van 1878, was dikwijls zoo, dat Kuyper c.s.
geheel in het defensief werden gedreven.
Onder zulke omstandigheden kon Kuyper
toornen als een oud-testamentische profeet,
zoodat soms de gematigden onder zijn ge-
loofsgenooten bedenkelijk opkeken. Koning
Willem III toonde zich meermalen ontstemd
door Kuyper's strijdlust. Toen de Kamers
de liberale schoolwet van 1873 hadden aan
genomen, wefd een algemeene petitiebe
weging in kerkelijke kringen georganiseerd.
De Koning toonde zich bereid op Het Loo
een deputatie, welke hem een smeekschrift
zou komen aanbieden, te ontvangen „be
halve mijnheer Kuyper".
Wij kunnen nu achteraf wel erkennen,
dat de strijd voor de rechten van het bij
zonder onderwijs de onvermijdelijke conse
quentie was van de geloofsovertuiging van
de meerderheid van het volk. Van liberale
zijde heeft men zich wel eens te veel op het
standpunt gesteld, daarin van Thor-
becke's breede visie afwijkend dat alleen
het godsdienstloos openbaar onderwijs prin
cipieel in overeenstemming was met het
karakter van den staat. Wenscht men echter
democratie, dan kan men den wil van een
christelijke meerderheid, voor zoover deze
het Dolerantiebeginsel erkent, niet negeeren.
Kuyper heeft het christelijk standpunt
schitterend verdedigd. Zijn groote verdien
ste is geweest, dat hij vooral voor de uni-
verseele beteekenis van de calvinistische
wereldbeschouwing weer respect heeft kun
nen afdwingen in een tyd van relativeering
van alle waarden. Onjuist is het om hier
tegenover het oude argument te plaatsen,
dat godsdienst en politiek gescheiden moe
ten blijven. Kuyper's neo-calvinisme steeg
ver uit boven vaderlandsche politiek en
theologisch krakeel. Zyn interpretatie van
het Calvinisme en zijn opvattingen over de
beteekenis van deze wereldbeschouwing
voor den modernen tijd trokken tot ver
buiten onze grenzen de aandacht. In 1896
werd Kuyper tot doctor honoris causa van
de Princeton-Universiteit benoemd en twee
jaar later trok hij naar de Vereenigde Sta
ten tot het houden van een aantal lezingen.
Zijn „Stone-lectures" zijn in verschillende
talen vertaald en gelden nog steeds als een
der bondigste en gloedrijkste samenvattin
gen van het calvinistisch geloof.
Als minister van Binnenlandscfie Zaken
heeft Kuyper veel en belangrijk werk ver
richt. Zijn wetgevende arbeid is echter
overschaduwd door de ernstige conflicten
in het veelbewogen jaar 1903, toen de
spoorwegstakingen ons land in een periode
van sociale onrust stortten. De krachtige
wijze, waarop Kuyper de stakers bestreed,
heeft groote beroering verwekt. Ook op dit
punt dwingt de tijd ons tot het herzien van
onze opvattingen. Eerst de na-oorlogsjaren
hebben ons geleerd dat een staking, spe
ciaal in de openbare diensten, een revolu
tionnaire actie kan zijn, die de openbare
orde ernstig in gevaar brengt. Het recht
van de overheid om met alle middelen, die
haar ten dienste staan tegen dergelijke
ordeverstoringen op te treden, wordt thans
meer algemeen erkend dan in 1903, toen
velen Kuyper's anti-stakingswet nog als
een onduldbare inbreuk op „de vrijheid'
beschouwden.
De scherpe aanvallen van arbeiderszijde
hebben Kuyper soms ernstig gegriefd. Hij
was immers een der eersten hier te lande,
die de diepte van het sociale vraagstuk wist
te peilen. Lang vóór er een socialistische
partij bestond, kwam hy in de Kamer op
voor „de rechtspositie van den arbeid" en
hij kon het conservatisme van bepaalde
kapitaalkrachtige groepen hekelen op een
wijze, die de tegenpartij lang heugde. Merk
waardig was zijn talent om steeds uitdruk
kingen en termen te vinden, die als ge
vleugelde woorden jarenlang in de pers
opgeld deden. Hij vertoonde deze gave zoo
wel in zijn soms schitterend geïmproviseer
de redevoeringen als in zijn snel neerge
schreven hoofdartikelen voor De Standaard
Gedurende de jaren van zijn voorzitter
schap van den Nederlandschen Journalis
tenkring kwam hen meer dan daarvóór met
bekende journalisten van andere geloofs
overtuiging dan de zijne, in aanraking
Door dit persoonlijk contact is veel misver
stand uit den weg geruimd. Geleidelijk be
gon men oog te krijgen voor de merkwaar
dige kwaliteiten van Kuyper's groote figuur,
Staatsman, theoloog, partijleider, sociaal
werker en groot journalist, vereenigde hij
een aantal eigenschappen in zich, die vriend
en vijand verbaasden, soms tot verzet prik
kelden, doch nooit iemand onverschillig
lieten. In menig opzicht was hij grooter dan
de partij-verdeeldheid van ons kalme
vaderland kon verdragen. Nog steeds is het
niet duidelijk waarom Kuyper na zijn ver
kiezingsnederlaag van 1905 zoo in de scha
duw bleef. Het materiaal voor een volledige,
diep-gravende biographie is nog niet voor
handen. De geschriften van partij- en ge-
loofsgenooten laten ons over menige kwestie
van beteekenis in het onzekere. De school
strijd werd voortgezet ook zonder Kuyper's
leiding en de coalitie betrad andere banen
dan de oude staatsman in zijn laatste
levensjaren had verwacht. Geleidelijk
kwam de eenzaamheid om hem heen. De
oude medestrijders waren voor het meeren-
deel gestorven. Het drong in de laatst
jaren van het oorlogstijdperk ternauwer
nood tot vele Nederlandsche door dat de
oude staatsman zijn bestaan nog rekte.
Het .gebeurt niet dikwijls dat iemand
reeds tijdens zijn leven een legendarische
figuur wordt. Eerst bij het bericht van zyn
overlijden, 8 November 1920, leefde de be
langstelling op, zooals wij ons ook thans,
honderd jaar na de geboorte van Abraham
Kuyper, weer rekenschap trachten te geven
van de weergalooze activiteit van een onzer
groote mannen. Dr. P. J. BOUMAN.
Qemeeaietaden
Gistermiddag kwam de raad dezer ge
meente in voltallige vergadering bijeen. De
burgemeester, de heer J. Kroonenburg,
opende de zitting met den wensch, dat het
mooie weer een gunstigen invloed zou heb
ben op de te houden besprekingen, zoodat
de verschillende agenda-punten vlot, zake
lijk en op aangename wijze zouden worden
behandeld.
De voorzitter-secretaris las
vervolgens de notulen, naar aanleiding
waarvan de heer van Kampen nog even
terug kwam op de benoeming van de vrou
welijke gemeente-ontvanger, mej. Gootjes.
Het ging hem hierbij niet om de door den
raad gedane keuze, die zou wel goed zijn,
maar spr. keurde het af, dat bij de indie
ning van de aanbeveling voor die benoe
ming niet is medegedeeld, dat zij uitging van
de meerderheid van het college van B. en
W. Het geval heeft zich nu voorgedaan, dat
één der wethouders niet op een der op de
aanbeveling geplaatsten heeft gestemd.
De voorzitter zei, dat hij by de in
diening der aanbeveling niet de noodzaak
had ingezien van mede te deelen, dat er
hierbij eigenlijk sprake was van een meer
derheid en een minderheid, omdat het een
officieele aanbeveling was, op geheel nor
male wijze door B. en W. gegeven.
Weth. Lek voegde hier nog aan toe, dat
hij een ander op het oog had gehad dan de
andere leden van het college en dat, toen
zijn candidaat gezakt was, met algemeene
stemmen de heer Peereboom op no. 2 was j hadden B. en W. geen vrijheid kunnen vin-
voordracht had gehouden. Dat de andere
wethouder dat niet deed, was zijn eigen
zaak, maar hij had daarvan van te voren
kennis dienen te geven.
Hierna kwamen aan de orde de
Ingekomen stukken en mede
deelingen.
a. Van den minister van sociale zaken be
richt, dat de werkzaamheden aan de be
graafplaats als werkverschaffingsobject
voorloopig kunnen worden voortgezet tot
31 Dec. a.s. Voor kennisgeving aangeno
men.
b. Een ministerieel bericht, dat niet kan
worden voldaan aan het verzoek van B. en
W. om den steunnorm te brengen van 15
op 16.
De voorzitter lichtte dit schrijven
nader toe door mede te deelen, dat van
werkloozen in de gemeente het verzoek
was gekomen om een hoogeren loonnorm,
waardoor de steunnorm meteen in een
hoogere klasse zou komen. Na ampel over
leg waren B. en W. tot de overtuiging ge
komen, dat 15, zooals de steunnorm voor
St. Pancras geldt, wel wat laag mag wor
den genoemd, reden waarom zij aan den
minister hadden verzocht dien te bepalen op
16.
De heer Kloosterboer betoogde, dat
B. en W. in® hun verzoek abuis zijn geweest,
want de loonen in het vrije bedrijf zijn voor
St. Pancras niet 16, maar 18 krachtens
'een contract met den N.T.B. en den L.T.B.
Spr. zelf betaalt ook altijd dat loon.
De voorzitter gaf toe dat een derge
lijk contract bestaat, maar, voegde hij er
aan toe, er wordt hier gewerkt voor een
groot deel voor 15.50 en 16, en daarom
geplaatst. Maar spr. had zich toen tegen
over de aanbeveling geheel vry gevoeld.
De heer van Kampen dankte weth.
Duijff ervoor, dat hü zich toch nog aan de
den om bij hun advies af te wijken van den
werkelijken toestand, zoodat zij verzochten
om te gaan tot 16.
Weth. D u f f wilde wel aannemen, dat
de heer Kloosterboer 18 uitbetaalt, maar
geloofde toch dat, ondanks het bestaande
contract, het gemiddelde loon, hetwelk hier
wordt betaald, niet boven 16 zal uitgaan.
De heer Kloosterboer stelde vast,
dat het contract bestaat, maar dat verschil
lende arbeiders tengevolge van de omstan
digheden wel gedwongen zyn om voor la
ger loon te werken. Dat wil echter niet zeg
gen dat dit lagere loon het loon hier ter
plaatse is, en dat hadden B. en W. moeten
bedenken.
De voorzitter voerde hiertegen aan,
dat men te maken had met de loonen in de
practijk en niet met die welke op papier
zijn vastgesteld.
Weth. Lek verdedigde nog de opvatting
van B. en W. om zich te houden aan de in
werkelijkheid betaalde loonen, hoewel spr.
gaarne zou wenschen dat die hooger wa
ren.
De heer van Kampen was van mee
ning, dat B. en W. het oordeel van de orga
nisaties hadden moeten jjragen, dan was er
misschien wel wat bereikt.
De heer Kloosterboer vond, dat, ook
met het oog op de omstandigheden welke
toch zeker wel eens weer beter worden, had
moeten worden vastgehouden aan het con-
tractueele loon van f 18.
Na eenig zoeken vond de voorzitter
den brief terug, waarin de werkloozen vroe
gen om verhooging van den steunnorm, en
daaruit bleek dat zij zelve hadden gevraagd
om opvoering tot f 16.50, welk verzoek B.
en W. hadden gemeend met het oog op de
practijk der loonen te mogen reduceeren
tot 16.
De mededeeling van den minister werd
hierna voor kennisgeving aangenomen.
c. Van den minister van economische za
ken bericht, dat hij het raadsbesluit tot
vaststelling eener verordening op het
melkventen op Zondag ter goedkeuring aan
de Kroon zal voordragen. Als voren.
d. Mededeeling van Ged. Staten dat zij
hun beslissing op het raadsbesluit tot het
converteeren van geldleeningen verdagen.
Naar de voorzitter meende, zal dit in
verband staan met het feit, dat onder deze
geconverteerde leeningen ook bedragen zijn
voor de lichtbedrijven, waarover de andere
betrokken gemeenten nog moeten beraad
slagen. Als voren.
e. Mededeeling van den voorzitter,
dat de controle over het baggeren met in
gang van 1 Oct. j.L is opgedragen aan de
Ned. Heide-Maatschappij en dat met ingang
van dien datum aan den heer Lek als con
troleur eervol ontslag is verleend. De kosten
zullen bedragen 4 van 't betaalde loon,
maar door de controle over het baggerwerk
te combineeren met die over het werk aan
de begraafplaats zullen deze kosten zeker
meevallen.
De heer Lek zei nog, dat er als regel wel
goed werd gebaggerd, maar dat hij soms
toch waarschuwend moest optreden, en dit
vond hij tegenover dorpsgenooten onaange
naam, zoodat hij de controle liever zag op
gedragen aan de Ned. Heide-Maatschappij.
Voor kennisgeving aangenomen.
f. De voorzitter deelde mede, dat de
Vereeniging van Ned. Gemeenten heeft ge
organiseerd een verzekering tegen fraude
risico voor wat betreft gelden van den ge
meente-ontvanger en het burgerlijk arm
bestuur. De kosten «ijn voorloopig bepaald
op 5 tot 7.50 per duizend gulden. Daar
voor zijn de gemeenten dan verzekerd te
gen nadeel tengevolge van brand, diefstal,
fraude en verlies van gelden waarmee een
ambtenaar onderweg mocht zyn. Spr. stelde
voor, dat de gemeente zich bij deze nieuwe
verzekering zal aansluiten, waardoor de be
staande verzekering ten aanzien van de gel
den van den gemeente-ontvanger, welke
15 kost, kan vervallen.
Na eenige besprekingen, waarbij de voor
zitter nog opmerkte dat op de polis de te
verzekeren bedragen van B. A. en gem.-
ontvanger apart kunnen worden vermeld,
werd overeenkomstig dit voorstel besloten.
g. Van de maatschappij voor gemeente-
crediet was bericht gekomen, dat zij bereid
is een geldleening te sluiten tot het bedrag
van de geconverteerde leeningen, maar dat
de definitieve afsluiting ervan nog moet
wachten op hoogere goedkeuring. Voor ken
nisgeving aangenomen.
h. De voorzitter gaf een uitvoerige
uiteenzetting van de kwartjes-spaarrege
ling voor werkloozen en deelde mede dat
gistermiddag de daarvoor bestemde collec
te in de gemeente werd gehouden.
De heer Lek verklaarde zich geen voor
stander van deze spaarregeling, maar omdat
de werkloozen toch zoo nu en dan gedwon
gen zullen zijn tot uitgaven voor schoeisel,
kleeding of dekking, kon hij zijn steun ge
ven aan de nieuwe regeling, wijl zij den
menschen een toeslag waarborgt op die uit
gaven.
De mededeeling werd voor kennisgeving
aangenomen.
i. Van B. en W. van Alkmaar was ontvan
gen de begrooting voor den keuringsdienst
voor waren over het jaar 1938, waarbij de
bijdrage van Sint Pancras was geraamd op
7.52 cent per inwoner. Voor kennisgeving
aangenomen.
j. Verder waren nog een paar jaarversla
gen ingekomen, welke eveneens voor ken
nisgeving werden aangenomen.
Aanvulling ambtenaren-reglement voor
de(n) gemeente-ontvanger.
Den voorzitter was gebleken, dat de
meerderheid van den raad wenschte te zien
bepaald dat de nieuwe (vrouwelijke) gem.-
ontvanger in de gemeente zal moeten wo
nen en bij het sluiten van een huwelijk eer
vol zal worden ontslagen. In verband hier
mee stelde hij voor deze gewenschte bepa
lingen in het ambtenaren-reglement op te
nemen, waarbij hy nog wenschte te zien
bepaald, dat ontslag ook zal volgen bij het
gaan leven in concubinaat.
Verschillende leden achtten dit laatste niet
noodig, maar de voorzitter meende, dat
een dergelijke bepaling dient te worden op
genomen, nu men toch het reglement gaat
aanvuljen.
Het voorstel werd zonder stemming goed
gekeurd.
Reglement burgerlijk armbestuur.
In verband met de bemerkingen van den
heer Kloosterboer in de vorige vergadering
op het reglement van hfet burgerlijk arm
bestuur (waarbij het in de practijk erop zou
neerkomen, dat de leden daarvan als raads
leden hun eigen werk krijgen te controlee
ren) had de voorzitter deze zaak bij
een hoogere instantie uiteengezet. Hij las
nu het antwoord van Ged. Staten voor,
waaruit bleek, dat dit college ook bezwaren
had tegen een samenstelling van het B.A.,
zoodanig, dat alle leden op één na lid van
den gemeenteraad zijn, reden waarom in
overweging werd gegeven dezen toestand
alsnog te veranderen. Tegen het lidmaat
schap van twee wethouders zouden zij geen
bezwaar maken, mits de overige leden ge
zocht werden buiten den raad. In verband
Hoe laat vertrekt de eerst
volgende trein!
Bedoelt U den goederentrein?
met dezen wenk hadden Ged. Staten hun
beslissing over het wijzigingsbesluit ver
daagd.
Spr. stelde nu voor, om het in de vorige
vergadering genomen besluit weer in te
trekken en de zaak te laten zooals zij was.
Hij nam aan, dat Ged. Staten er wel mee
accoord zullen gaan, dat er één wethouder
in het B.A. zit, omdat het zwaartepunt toch
niet valt op twee, maar op den eisch, dat de
meerderheid der leden geen deel mag uit
maken van den raad. Nu had één der wet
houders wel zyn terugtrekking aangeboden,
maar spr. zou ook niet gaarne de medewer
king missen van de leden die al zoo lang
als armvoogden optreden. Bovendien wees
spr. erop, dat hij toch bijna steeds als ad-
viseerend lid de zittingen van het B.A. bij
woont, zoodat hij voor de gemeente toch
met de zaken op de hoogte blijft. Met het
oog op een en ander kwam spr. tot zijn
voorstel, om de zaak te laten zooals zij was.
De heer Kloosterboer, wijzende op
de groote subsidie, welke het B.A. van de
gemeente ontvangt, vond het toch wensche-
lijk, dat een der wethouders zitting in dat
college krygt.
De heer J b. D u ij f f bood aan zich daar
voor terug te trekken.
Weth. Lek motiveerde zijn aanbod tot
aftreden met te zeggen, dat hij het met de
in de vorige vergadering gemaakte opmer
kingen geheel eens was.
De heer Wagenaar was er niet vóór
om het genomen besluit nu weer in te trek
ken, want de groote gemeentelijke subsidie
voor het B.A. maakt medezeggenschap van
de gemeente in deze materie wel wensche-
lijk. Spr. zou de beide wethouders namens
den raad zitting willen doen nemen en dan
daarnaast drie leden benoemen buiten den
raad. Deze nieuwe leden zullen zich spoedig
genoeg met de zaken op de hoogte gunnen
stellen, zij zullen er geleidelijk in groeien.
De heer van Kampen merkte op, dat
de voorzitter, die immers de zittingen van
het B.A. bijwoont, toch altijd het recht heeft
om de zaken van dat college in B. en W. en
desgewenscht in den raad te bespreken,
zoodat gerust het genomen raadsbesluit zou
kunnen worden ingetrokken.
Meerdere malen werd door verschillende
heeren nog over dit punt gesproken, maar
het slot was toch, dat het voorstel van den
voorzitter zonder stemming werd aangeno
men, zoodat de in de vorige vergadering
vastgestelde wijziging van het reglement
van het B.A. weer ongedaan is gemaakt.
Begrootingen over 1938.
B. en W. boden aan: a. de gemeentebe-
grooting voor 1938, sluitende in den gewo
nen dienst met een bedrag van 71.900.54
aan ontvangsten en uitgaven, in den kapi-
taaldienst met 42.073.62, terwijl voor on
voorziene uitgaven is uitgetrokken 973.52;
b. de begrooting voor het burgerlijk
armbestuur, sluitend op 93.117.86, met
369.36 voor onvoorziene uitgaven; er is
een subsidie geraamd van de gemeente groot
5000; c. de begrooting voor de lichtbe
drijven. De voorzitter deelde hiervan
geen eindcijfers mee, omdat de gascommis-
sie voor de gezamenlijke belanghebbende
gemeenten deze begrooting nog moet be
handelen.
De raad vereenigde zich met het voorstel
van den voorzitter om de verschillende
stukken door den geheelen raad te doen
nazien, met uitzondering van de beide wet
houders.
Rekening-courant met de bank der
Ned. gemeenten.
Van de Bank van Ned. gemeenten was
bericht ingekomen, dat zij weder bereid is
een crediet te verleenen van 10.000 tegen
een rente van 3 3/4 pCt. voor debetsaldi en
pCt. voor creditsaldi, terwijl voor bijko
mende kosten pCt. zal moeten worden
betaald. Goedgekeurd.
Het P.E.N. wil het electriciteits-
bedrijf overnemen.
In verband met hetgeen te dezer zake is
uitgelekt deelde de voorzitter mede,
dat inderdaad van het P.E.N. een aanbod
is ingekomen voor overname van het elec-
triciteitsbedrijf. Jammer vond hy het, dat
praatjes zyn gelanceerd, volgens welke een
overname van zekere zijde zou worden
voorgestaan. Spr. wilde er op wijzen, dat de
vraag van al dan niet overdragen van het
bedrijf nog niet in de gezamenlijke commis
sie der lichtbedrijven is besproken. Pas als
dat is gebeurd, zal zij in de gemeenteraden
worden ter sprake gebracht. Spr. voor zich
had het aanbod nagegaan en voorzoover als
hy er nu over kon oordeelen, geloofde hij
te mogen zeggen, dat het voor de gemeente
geen voordeel zal brengen. Spr. zei dit on
der voorbehoud van verschillende techni
sche dingen, waarvoor hij zich niet compe
tent achtte. Voor de vervroegde overname
van het bedrijf (het contract loopt nog tot
1 Oct. 1942) stelt het P.E.N. eenige voordee-
len in uitzicht, maar deze worden door an
dere bepalingen weer teniet gedaan.
De heer van Kampen vroeg of ook
iets kan worden meegedeeld ten aauaier.