LEED 3 JAAR AAN
RHEUMATIEK
KLOOSTERBALSEM
Dg (JOUDEN
Rechtszaken
HeuUleton
Koos Speenhoff wil een
boek uitgeven.
KON ZICH NIET BEWEGEN
Dank zl] KLOOSTERBALSEM kan
hi| weer wandelen en fietsen
AKKER'S
Fluiten in den herfstnacht.
Kantongerecht te Alkmaar.
VIERDE BLAD
Maar dat kan niet, want het
manuscript is zoek.
De bekende dichter-zanger J. H. Speen-
hoff, die om zijn eigen zoo dikwijls ge
bezigde woorden te gebruiken overal
waar hij voor zijn publiek optreedt een
lach en een traan toovert, wordt sinds een
anderhalf jaar gekweld door een geheim
zinnige geschiedenis, welke hij al dien tijd
voor zichzelf heeft gehouden, maar welke
hij nu toch aan de openbaarheid prijs
wenscht te geven in de hoop, dat het myste-
rieuze raadsel daardoor tot een oplossing zal
komen.
De hulp, welke hij langs dezen weg in
roept, houdt verband met de opsporing van
een manuscript, hetwelk hij na zijn Indische
reis schreef over het leven in onze oost, in
het bijzonder, dat op de olieondernemingen.
De heer Speenhoff leende anderhalf jaar
geleden dit manuscript ter lezing uit aan
één van zijn intieme vrienden. Sindsdien
is het werk, bestaande uit circa 100 getypte
vellen spoorloos verdwenen.
Reeds tijdens zijn verblijf in Nederlandsch-
Indië begon de dichter-zanger te werken
aan een boek, dat hij onder den titel „In
ons Indië" na zijn terugkomst in het moeder
land wilde uitgeven.
In het tweede deel beschreef de heer
Speenhoff de toestanden in en rond de
plantages en in het bijzonder het leven der
Europeanen, zooals dat in werkelijkheid is
en niet zooals dat dikwijls wordt voor
gesteld. Dit deel van Speenhoff's werk ver
telt van een jongeman, die naar Indië wordt
uitgezonden en in een olieonderneming zal
worden geplaatst. Hem is meegedeeld, dat
Europeanen op de plantage leven als bees
ten en niets anders doen dan vechten,
luieren, drinken en zich rijk stelen. Tijdens
de bootreis stelt hij zich alvast op een der
gelijke levenswijze in. In zijn nieuwe om
geving aangekomen, ziet hy tot zijn niet
geringe verbazing en blijdschap, dat men
hem het Indische leven in Holland valsch
heeft voorgesteld. Het manuscript geeft dan
een beschrijving van het leven, zooals het in
werkelijkheid is en dat zich in niets onder
scheidt van dat, hetwelk men van een be
schaafd en ontwikkeld mensch mag ver
wachten.
Dit tweede gedeelte leende de dichter-
zanger ter lezing aan een van zijn beste
vrienden, omdat hij een uitgever bereid had
gevonden het boek uit te geven en hij er
prijs op stelde het oordeel te vernemen van
iemand, die daartoe zijns inziens bevoegd is
en die wellicht eenige correcties zou kunnen
aanbrengen. Deze vriend stond het werk
voor eenigen tyd weer ter lezing af aan
een derden persoon en sindsdien is het
spoorloos verdwenen. Naar de heer Speen
hoff meedeelt, is gedurende anderhalf jaar
op alle mogelijke manieren getracht het
manuscript terug te vinden. Dat is evenwel
hoe vreemd dat ook is niet gelukt.
Omdat het niet uitgesloten is, dat het
manuscript op de een of andere wijze in
het bezit is gekomen van nog een vierden
persoon, verzoekt de heer Speenhoff langs
dezen weg ieder, die het moge aangaan, zijn
werk terug te willen zenden aan zijn
adres: Seinpostduin, Scheveningen.
„Een werk van bijna twee jaren en hon
derd getypte vellen omvattende, kan toch
niet zoo maar verloren gaan", aldus rede
neert de dichter-zanger. Voor hem betee-
kent deze mysterieuze verdwijning een
groot verlies, want een nieuw boek schrijven
is in de gegeven omstandigheden niet mo
gelijk en het eerste deel ook een werk
van vele maanden en bevattende een be
schrijving van de bootreis naar Indië is
waardeloos, zoolang het tweede gedeelte
niet is teruggevonden.
STEUN AAN DE VERRE VISSCHERIJ.
Blijkens de crisis-steunbeschikking 1937
zal uit het Landbouw-crisisfonds voor het
tijdvak van 1 November tot 1 Mei 1938 tot
ten hoogste 50.000 steun worden verleend
aan reeders, die de verre visscherij uitoefe
nen.
De steun zal slechts worden verleend aan
reeders, die de door hen van verre vissche
rij aangevoerde, voor menschelyke con
sumptie geschikte zeevisch afleveren over
een openbaren afslag.
.Het kwam in eens, maar S laar tang
was het of tk die pijn in mijn rug
nooit meer kwijt zou raken. Alles was
mij teveel. Men zei mij dat ik rheu-
matiek had en daarvan wel nooit meer
af zou komen. Toen werd ik opmerk
zaam gemaakt op Kloosterbalsem, die
heerlijk verzachtende zalf en werkelijk,
na een behandeling van nog geen 6
weken zijn mijn pijnen verdwenen. Ik
heb van niets meer last en beveel daarom
iedereen den Klooaterbalsem aan."
S. SI te B.
OMiaiNeil TL INZAQE
„Geen goud zoo goed"
Onovertroffen bij brand- en snU wonden
Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel bij
Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren
Sehroefdoos 85 et Potten; et en f 1.04
DISTILLEERDERIJ ONTDEKT.
Te Delft.
Rijksambtenaren te Delft hebben, in sa
menwerking met de politie, een inval gedaan
in een pand in de Dirk Langenstraat te
Delft, waar een geheime distilleerderij werd
ontdekt. Twee distilleerketels werden in be
slag genomen, benevens een hoeveelheid
gedistilleerd. Tegen den eigenaar van de
distilleerderij de M. is procesverbaal opge
maakt.
ONBETROUWBARE BODEN.
Accu uit Hoorn gestolen.
Gistermiddag vervoegden zich aan een
agrage aan de Aelbrechtskolk te Rotterdam
twee mannen, die een accu te koop aan
boden. De eigenaar van de garage vertrouw
de het zaakje niet, waarom hij de politie
van de aanbieding in kennis stelde. De bei
de manen zijn aangehouden en naar het
politiebureau overgebracht. Het bleken ta
zijn de 22-jarige chauffeur J. L. en de 23-
jarige metaalslijper A. F., beiden uit
Hoorn, die ee,n bodedienst op Rotterdam
onderhielden. Den accu hadden zij te
Hoorn gestolen. Tegen de beide mannen
is proces-verbaal opgemaakt, waarna zij zyn
heengezonden. Dit is gebeurd in verband
met het feit, dat het tweetal een wagen vol
goederen bij zich had, welke goederen nog
bezorgd moesten worden. Om het publiek
niet te dupeeren heeft men beiden laten
gaan.
HET VERMISTE JONGETJE
TE ROTTERDAM.
Opsporing verzocht.
In een buitengewoon politieblad ver
zoekt de commissaris van politie (bureau
Oostervantstraat), te Rotterdam opsporing
en terugbrenging van Martinus Antonius
Louis Speters, geb. te Rotterdam 23
Februari 1934, die sedert 1 November
1397 te 11.30 uur v.m. voor de ouderlijke
woning aan de Puntstraat 66b aldaar
wordt vermist.
Het signalement luidt: ong. 80 a 90 c.M.
lang, tenger postuur, lang aangezicht,
gezonde kleur, blond haar, lichtblauwe
oogen, ronde kin, gaaf gebit, praat moei
lijk (slist), gekleed met bruine broek,
grijze trui met ritssluiting, lange grijze
kousen, hooge zwarte schoenen, grijzen
jekker met ceintuur en pet.
DOODELIJK ARBEIDSONGEVAL
TE BREDA.
Gistermiddag was de 58-jarige electricien
J. A. Meervoord te Breda bezig werkzaam
heden te verrichten op een loopkraan in de
fachinefabriek van de N.V. Backer en Rüb,
toen hij tusschen de loopkraan en de muur
bekneld raakte. Hy viel van een hoogte van
twaalf meter naar beneden en was op slag
dood. Het slachtoffer was gehuwd.
M. BOSS. t
Proc. christelijk schrijver.
Op 39-jarigen leeftijd is te Zwolle over
leden de heer M. Boss, die, onder het
pseudoniem J. K. van Eerbeek, een aantal
romans en tal van essays heeft gepubliceerd.
De heer Boss werd in 1898 te Zwolle ge
boren, waar hy aanvankelijk voor het on
derwijs is opgeleid. Hij begon al vroeg te
publiceeren. Zijn bundel „Verhalen en zijn
romans „Lichting '18", „Gesloten grenzen
„Strooschippers" en „Beumer en Co." maak
ten hem tot een van de meest bekende
schrijvers van prot. christelijke richting.
AANRIJDING MET DOODELIJKEN
AFLOOP.
Gistermiddag kwam de heer A. M. Car-
ree, wonende aan de Cronjelaan te Zeist
uit de Montaubanlaan den Utrechtschen
weg oprijden, toen uit de richting Utrecht
een auto naderde. De heer C. weifelde een
oogenblik met het noodlottig gevolg, dat hij
door den wagen werd gegrepen en tegen
den grond geslingerd. De heer C. was vrij
wel op slag dood.
TWEEDE-KAMERSTUKKEN.
Wijziging van de vestigingswet
kleinbedrijf 1937.
In een nota' naar aanleiding van het
verslag zegt de minister dat onder het
thans reeds geldende vestigingsverbod
voor slagers de gevolgde gedragslijn ten
aanzien van den overgang van den eigen
dom van een ondernemer op diens weduwe
en/of zijn wettige minderjarige kinderen
bij overlijden geen enkel bezwaar op
levert. De meening, dat bij overlijden van
den ondernemer de opvolging door een
meerderjarigen zoon gedurende den z.g.
spertijd moeilijkheden zal ondervinden,
kan de minister niet deelen. Hij is steeds
bereid in deze gevallen de noodige soe
pelheid in de uitoefening van de hem ten
dienste staande bevoegdheden te betrach
ten.
De minister deelt de opvatting van die
leden, welke van meening zijn, dat het
uitponden d. i. het, zonder van het
slagersbedrijf een beroep te maken, van
tijd tot tijd slachten van een enkel stuk vee
en verkoopen van het vleesch geacht
moet worden te vallen onder artikel 1,
zoowel onder het eerste als onder het
vijfde lid.
Men adverteerde in de courant en...
de zaak moest worden uitgebreid
Een zaak in kinderschoenen ging
eenigen tyd geleden zeer geregeld
met advertenties van slechts 56 regels
in couranten adverteeren. Het gevolg?
Na verloop van tijd constateerde de
eigenaar, dat hij 40 meer had ver
kocht, terwijl hij zijn zaak aanzienlijk
moest uitbreiden.
Er klinkt door de nachten van Novem
ber en ook wel door de dagen een wee
moedig schoon geluid. Hoog in de lucht,
in het duister verborgen, bij daglicht zich
als een scherp silhouet afteekenend tegen
den blauwen of zachtgrijzen najaarshemel,
gaan de fluitende wulpen voorbij. Hun
stem is wel een van de meest bekorende
geruchten in de stille en de mysterieuze
sfeer van den herfst.
Trekkende wulpen, wie tusschen de vele
andere vogelstemmen eenmaal hun lied
heeft gehoord, die zal het niet licht ver
geten. En voor hem zal dit geluid altijd
verbonden blijven met den klaren dag of
de grijze tinten van November en October,
toen over wei en wateren, over zee en
strand de herfst het lied van scheiden en
sterven, van dorren en welken zong, het
lied van vergaan: het stralend schoone en
dan ook weer diep weemoedige lied van
den najaarstijd.
De wulpen van de herfstavonden, waar
vinden we ze terug? Of het dezelfde zijn
of hun soortgenooten, is de vraag; vele
trekkers komen van elders en gaan in het
voorjaar terug naar hun broedgebied ver
van onze grenzen. Maar of het dezelfde
zijn of anderen, als het ons aankomt op
hun melodieuze geluid en op hun verschij
ning, dan doet dat er weinig toe. In den
mensch zoeken wy de persoonlijkheid, de
individualiteit, hèm willen we niet als
nummer zien, maar bij den wilden vogel
kan die individualiteit moeilijk tot ons
spreken.
Waar zullen wy straks, als een nieuwe
lente als altijd weer na den winter een
nieuwen glans over de aarde leggen zal en
een nieuw leven wekken zal uit bodem,
stam en struik, waar zullen wy dan de
wulpen vinden?
We zullen ze hooren kunnen al van heel
ver en zien kunnen, al zijn ze schuw, toch
Wel van heel dichtbij soms, en herkennen
aan hun forsche gestalte en lange gebogen
snavel overal waar wijde, niet of weinig
gecultiveerde natuurgebieden zijn. Dat
wil dus zeggen: op drie plaatsen vooral.
In het duin, op de heide en in 't veenland,
het moeras.
Ik heb den indruk, dat zij op al die
plaatsen achteruitgaan helaas. Om de een
voudige reden, dat veenland, heide en
duin zelf, wat hun oppervlakte betreft,
snel verminderen. Het veen wordt ontgon
nen, het moeras drooggelegd, de heide
omgeploegd. Niet overal gelukkig maar
toch heel veel, té veel. En ook de duinen
blijven niet onaangetast, afgraving en be-
bossching doet ook hun oppervlak vermin
deren. Dat alles moet wel de wulp, die de
eenzaamheden, zonder veel menschen,
verkiest, in aantal doen achteruitgaan.
Het is mij dan ook altijd een raadsel ge
weest, hoe Herman Löns, de beroemde
Duitsche natuurschrijver en heidedichter,
in een van zijn boeken in het Nederlandsch
vertaald als „De Wulpen roepen", zeggen
kan, dat voor heel Noord-Duitschland is
geconstateerd, dat deze trotsche vogel de
laatste twintig jaren belangrijk in aantal
is toegenomen, een feit, zoo vervolgt hij,
dat iederen dierenvriend des te meer za»
verheugen, daar het naast den aanwas van
den zwarten specht het eenige geval uit
maakt, dat een groote, mooie en onschade
lijke vogel by ons talrijker is geworden.
Löns schrijft dit o. a. toe aan het feit, dat
hem op den trek weinig gevaar dreigt,
omdat hij te voorzichtig en te hoog vliegt,
„zoodat hij door de massa vogelmoorde
naars aan de Middellandsche Zee maar
heel zelden bemachtigd wordt" en hieraan,
dat de vervorming der venen tot weiden
en hooilanden, o. a. voor de watersnippen
zoo schadelijk, hem goed te pas komt, om
dat hij een steltlooper van de groene wei
den bij uitstek is.
Maar juist dat laatste is toch wel zeer
de vraag. De weiden en hooilanden, waar
de kieviten en de grutto's zoo gaarne toe
ven en broeden, zijn de wulpen toch over
het geheel niet woest en niet eenzaam ge
noeg. Zij houden niet van menschen dicht
in de buurt, maar ook niet van eikaars al
te dichte nabijheid. In de duinen van de
Amsterdamsche waterleiding bij Vogelen
zang, die een 4400 H.A. groot zijn en waar
ze het rustig hebben, wordt het aantal
wulpenparen op pl.m. 50 geschat. Eén
paar dus per 100 H.A. Dat is niet veel.
Het is zeer te hopen, om vele redenen,
maar ook om een van onze mooiste broed-
vogels in stand te houden, dat het wilde
wijde land niet al te zeer wordt ingekrom
pen. Pas dan wanneer wij van onze eigen
wulpen weten, dat hun voortbestaan on
bedreigd is, kunnen wij ten volle genieten
van het wulpenfluiten in de najaars
nachten.
A. L. B.
Uitspraken van de Strafzitting van
Vrijdag 5 November 1937.
Overtredingen van de
motor en rywielwet:
G. de G. te Castricum, M. v. W. te Cas-
tricum, ieder teruggave aan de ouders zon
der toepassing van straf. W. K. te Oudkar
spel, J. B. te St. Pancras, A. G. te Egmond
aan Zee, ieder 3 boete of 1 week tucht
school. J. A. N. te Alkmaar, 6 boete of
I week tuchtschool. B. V. te Noordschar-
woude, L. H. O. te Zuidscharwoude, ieder
1 boete of 1 dag hechtenis. P. P. te Am
sterdam, Th. van D. te Alkmaar, H. J. te
Sneek, ieder 2 boete of 2 dagen hechtenis.
A. v. d. G. te Katwijk, G. M. te Schoorl,
ieder 3 boete of 2 dagen hechtenis. C. M.
W. S. te Utrecht, C. T. te Harenkarspel,
J. O. te Bergen, F. S. te Oudorp, o,
Heerhugowaard, J. P. de B. te Scho
ieder 3 boete of 3 dagen hechtenis, c v'
T. te Assendelft, 4 boete of 2 dage-
hechtenis. A. C. S. te Hoorn, D. M. D
Alkmaar, J. W. te Schagen, G. v. W te
Bergen, P. Z. te Oudkarspel, ieder 4
boete of 4 dagen hechtenis. J. H. te Alk
maar, 3 pl. f 2 boete of 2 pl. 1 dag hech
tenis. P. v. d. B. te Alkmaar, 5 boete of
3 dagen hechtenis. J. B. te Egmond Binnen
C. S~ te Uitgeest, ieder 6 boete of 4
gen hechtenis. L. W. S. te Schagen 3 pi
4 boete of 1 pl. 2 dagen hechtenis. M. R.
te Amsterdam, 15 boete of 10 dagen hech
tenis T. B. te Alkmaar, 15 boete of iq
dagen hechtenis.
Overtredingen van de
politieverordeningen:
G. J. de R. te Beverwijk, P. v. H. te Alk
maar, B. R. te Alkmaar, ieder 2 boete ot
2 dagen hechtenis. J. v. D. te Utrecht, J. j.
P. te Enkhuizen, ieder 3 boete of 2 dagen
hechtenis. A. v. d. H. te Alkmaar, 3 boete
of 3 dagen hechtenis. G. van C. te Amster
dam, 4 boete of 3 dagen hechtenis. A. S.
te Alkmaar, 4 boete of 4 dagen hechtenis.
R. de J. te Amsterdam, 5 boete of 3 da
gen hechtenis.
Overtredingen van Artikel
453 van het Wetboek van
Strafrecht (openbare dronkenschap);
S. v. d. S. te Koog aan de Zaan, J. A. te
Amsterdam, A. M. te Alkmaar, ieder 6
boete of 6 dagen hechtenis. A. W. te Alk
maar, 3 dagen hechtenis en 6 maanden op
zending naar een Rijkswerkinrichting.
Overtredingen van Artikel
461 van het Wetboek van
Strafrecht (loopen over verboden
grond):
A. M. v. D. te Amsterdam, geen straf op
gelegd, J. B. te Beverwijk, J. B. L. te Am
sterdam, J. B. te Beverwijk, J. H. G. te
Alkmaar, J. B. te Heemskerk, ieder 2
boete of 2 dagen hechtenis.
Overtredingen van de IJk-
wet:
J. van S. te Winkel, 3 X 0.50 boete of
3x1 dag hechtenis. J. Z. te Winkel, l
boete of 1 dag hechtenis. R. K. te Winkel,
2 boete of 2 dagen hechtenis, ieder met
verbeurdverklaring van de resp. in beslag
genomen maten en gewichten.
Overtreding van de Vis-
scherywet:
F. R. R. te Alkmaar, 3 boete of 3 dagen
hechtenis met verbeurdverklaring van de in
beslag genomen hengel.
Overtreding van de Arbeids
wet:
C. J. K. te Alkmaar, 3 boete of 3 dagen
hechtenis.
Overtredingen van de Leer
plichtwet
E. T. te Harenkarspel, J. T. te Haren
karspel, ieder 3 boete of 1 dag hechtenis.
Overtreding van het Alge
meen' Reglement Vervoert
H. J. S. H. te 's-Gravenhage, 4 boete of
2 dagen hechtenis.
UITVINDER VOOR DEN RECHTER.
Van oplichting verdacht.
Eenige maanden geleden had een uitvin
der een nieuwe methode en werktuigen
uitgevonden om schepen te lichten. Het
werktuig, dat electrisch gedreven werd, liet
men op de scheepswand zakken, de bedoe
ling was dan, dat het een cirkelvormig gat
in de scheepshuid sneed, waardoor dan een
opvouwbare haak in het schip terechtkwam.
Aan deze haak, die niet meer door het gat
teruggehaald kon \4»rden bevond zich een
kabel, waaraan dan het schip kon worden
opgetrokken. We hebben enkele malen de
proefnemingen, die toen mislukten, bijge
woond. Deze uitvinding, die in principe door
deskundigen ernstig werd genomen, wilde
de uitvinder in een naamlooze vennoot
schap exploiteeren. Hiervoor was echter
geld noodig; de uitvinder schreef aan een
zijner kennissen een brief, waarin hy schreef
dat de zaken in orde waren, dat na een
vergadering van zeven uur de N.V. tot
stand was gekomen met een kapitaal van
100.000, 50 pCt. der aandeelen was aan
hem den uitvinder kostvrij ter hand
gesteld en de rest van de aandeelen was
volteekend, maar nu moet ik zoo schreef
hij 3000 aan den notaris betalen voor
kosten, 1400 bezit ik zelf. Ik verzoek u
1600 te sturen. Alles is safe en u krijgt het
geld binnenkort terug. Let niet op mijn
schrift, haast en emotie zijn daarvan oor-
Naar het Engelsch
van PAUL TRENT
door J.SCHOUrEN
81)
,Dat weet ik niet. Ik heb hem het laatst
op dek gezien met de anderen. Ik weet
niet of zy in zee gesprongen zijn, of over
boord gespoeld, maar zij waren allemaal
op eens verdwenen. Zou ik van uw hut ge
bruik mogen maken, captain Carruthers?
Zooals u ziet ben ik door en door nat. En
misschien mag ik ook wel een cognac-
grocje hebben? Ik wil liever geen kou vat
ten. Ik zal aanstonds nog al mijn scherp
zinnigheid noodig hebben".
Carruthers riep Stevens, die vlak bij stond
en droeg hem op voor de dame te zorgen
en haar van al het noodige te voorzien.
Toen Desbrook en de dokter aan land
gingen, benijdde hij hen hevig en de ver
leiding was groot om met hen mee te gaan,
maar hij begreep dat het zijn plicht was
om aan boord van de Shrike te blijven, zoo
lang de storm duurde. Met het grootste on
geduld wachtte hy het oogenblik af, waar
op hij het er op zou kunnen wagen om
met de motorsloep naar het eiland over te
Sir Charles wenschte hem te vergezellen
en samen zochten zij een verzameling jas
sen, olie jassen, pyama's, enz., bij elkaar.
Het was nog niet zoo gemakkelijk als zij
gedacht hadden om de kust te bereiken en
een paar malen kregen zij zware zeeën
overboord. Tenslotte kwamen zij echter
aan land, waar Desbrook hen opwachtte.
Zij begroetten elkaar met een hoofdknik
en Ralph oordeelde het het beste om het
nieuws maar dadelijk mee te deelen, zoo
dat Carruthers geheel voorbereid zou zyn.
als hij Peggy ontmoette.
„Grafton is zooeven gestorven en de
groothertog is verdronken", verkondigde
hij kalm.
„Dood", zei Robin werktuigelijk, terwijl
het bloed hem naar het hoofd steeg.
„Ja, werkelijk dood", merkte Desbrook
droogjes op. „Hoor eens even, oude jongen,
beheersch je een beetje. Ik begrijp je ge
voelens volkomen. Maar zorg dat je Peggy
op het oogenblik niet onder de oogen komt,
je zou alles voor goed kunnen bederven.
Laat ik haar je groeten overbrengen en
haar voor je condoleeren en blijf in elk
geval een paar dagen uit haar buurt. Ik
vrees, dat ik je zal moeten vragen om het
lijk van den groothertog aan boord te ne
men. Het lijkt mij het beste, dat je zyn
vrienden van het gebeurde in kennis stelt,
je hebt immers hun adres. Dan kun je
doorvaren naar Cherbourg, waar zy hem
van je kunnen overnemen".
„Goed!" zei Carruthers.
„Het spijt mij dat Grafton dood is, maar
het vereenvoudigt den toestand aanmerke
lijk. Wel, Carruthers, ik zie niet in waarom
je naar de hut zou komen. Het lykt mij
het beste, dat iedereen met je meegaat in
je boot en als je ze naar de Shrike ge
bracht hebt, kan de boot terugkomen om
het lijk van den groothertog te halen. Ik
persoonlijk ik vraag het je niet officieel
wil wel graag, dat Grafton's lijk ook
meegenomen wordt, zoodat hij een fatsoen
lijke begrafenis kan krijgen. Zie je, als hij
er niet geweest was, zou Jane waarschijn
lijk niet tot de geredden behooren, dus je
begrijpt wel hoe dankbaar ik hem ben".
„Natuurlijk zullen wij Grafton ook mee
nemen. Je hoeft geen rekening te houden
met mij, Desbrook, met het nemen van
maatregelen. Ik ben geheel tot je dienst,
totdat ik mijn bevelen ontvang van den
admiraal".
Sir Charles was vooruit gegaan en was
de hut reeds binnen getreden en Desbrook
volgde hem, na Carruthers gevfaagd te
hebben buiten te blijven wachten. De beide
matrozen werden geroepen en de lijken van
de beide mannen werden bedekt en klaar
gelegd om naar den torpedojager overge
bracht te worden. Terwijl dit gebeurde,
pleegden Desbrook en sir Charles overleg,
hoe een ontmoeting tusschen Carruthers en
Peggy het beste te vermijden zou zijn en
zij kwamen overeen, dat het voor hen bei
den het beste zou zijn, dat Carruthers eerst
de lijden naar de boot zou overbrengen en
dan deze terug sturen om de anderen te
laten halen. Toen zij Carruthers hun be
sluit meedeelden, was hij het volkomen
met hen eens, want hij had tijd gehad om
rustig na te denken en had hegrepen, dat
de raad, dien Desbrook hem gegeven had,
zeer verstandig was. Toen hij op de Shrike
aankwam, stond Graves hem op te wach
ten.
„Mag ik u even spreken?"
„Een oogenblikje, ik moet even een paar
aanwijzingen geven. Het spijt mij u te moe
ten meedeelen, dat de groothertog en Graf
ton beiden dood zijn en ik heb de lijken in
de boot meegenomen", antwoordde Car
ruthers en Graves stond naast hem, terwijl
de noodige bevelen gegeven werden.
„Wel, wat kan ik voor u doen?" vroeg
Carruthers, toen hij ervan overtuigd was,
dat alles voor de ontvangst van geredden
gereed was.
„Zou u mij veilig naar het jacht kunnen
laten brengen?"
„Dat zal wel gaan. Waarom?"
„Wel, de Dolgouroffski-juweelen zijn er
aan boord en ik zou ze wel graag in han
den zien te krijgen, voordat de Emerald
stuk geslagen wordt en dat kan ieder
oogenblik gebeuren, lykt het wel".
„Goed. U kunt er met de motor-sloep
heen gebracht worden, als die de menschen
van het eiland gehaald heeft", antwoordde
de commandant.
Terwijl de boot terugvoer naar 't eiland,
nam Carruthers nog eenige maatregelen
voor de ontvangst van zijn gasten en de
timmerman kreeg opdracht een paar dood
kisten te maken, waarin de lijken gelegd
waren toen de boot terug kwam. Terwijl
Graves naar het jacht gebracht werd, door
de meest bedreven matrozen aan boord,
riep Desbrook een conferentie bijeen in de
hut van den kapitein, waarbij sir Charles
en Carruthers aanwezig waren. Hij deelde
hun in het kort zyn plannen mee, betref
fende het aandoen van Cherbourg en bracht
toen de kwestie te berde, waarover nog
geen beslissing genomen was.
„Wat zullen wij met prinses Nadine
doen?" vroeg hij.
Sir Charles trok een ernstig gezicht,
maar zei niets. Carruthers lachte grimmig.
„Ik geloof niet, dat wy iets kunnen doen
tegen haar", vervolgde Ralph. „Geen van
ons voelt waarschijnlijk iets voor 't schan
daal van een gerechtelijk onderzoek in
Engeland. Bovendien zou ik niet weten ij1
welk opzicht zij de wet overtreden heeft
„Misschien kunnen haar misdaden "ie*
bewezen worden, maar zy heeft er vele be
gaan", zei sir Charles. „Maar ik ben he;
met je eens Desbrook, ik geloof niet dat wy
iets tegen haar kunnen doen. Grafton 1S
dood en ik geloof niet, dat zij zonder hem
nog erg gevaarlijk zal zyn. De mogelijkheid
bestaat natuurlijk, dat zy de brutaliteit zal
hebben, om zich weer in Londen te vesti
gen, maar dan kan ik gemakkelijk genoeg
een bevel tot deportatie uitvaardigen, °P
grond van de vreemdelingenwet".
„Dat is waar", zei Desbrook. „Maar j*
weet niet, of ik haar nog niet liever jn
Londen heb. Dan kan ik haar tenminste m
het oog houden".
„Wel, daar hoeven wy nu geen beslis*
sing over te nemen. Ik zal haar laten roe
pen".
Stevens werd opgedragen de prinses te
balen en eenige minuten later verscheen
hij met haar. Zy droeg een pyama, me
daarover heen een zeemansjas. Ofschoon
haar haar zorgvuldig gekapt was, had zfl
haar gezicht niet opgemaakt, waardoor zlJ
een andere vrouw leek, want haar gelaa
toonde duidelijk teekenen van ouderdom»
die tot nu toe op kunstmatige wijze ver
borgen waren gehouden.
„Excuseer mijn toilet, alstublieft", zei z«
lachend. „Wat willen jullie van mij?
iemand mij misschien een sigarette aan"
bieden en ik zou dolgraag een cognac-groc-
je hebben".
(Wordt vervolgd)