DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Wellington Koo vraagt materieelen steun voor China. No. 269 Oit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Maandag 15 November 1937 139e Jaargang De algemeene toestand. De vergadering van Zaterdag te Brussel. Eden en Delbos spreken. PIRITUS voor aanmaken van haarden. (Houtskool gedrenkt in spiritus) ideaal middel. De Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren. In het teeken van den Vlaamschen opgang. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COS TER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telel 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Alkmaar, 15 November. Drie maanden lang heeft de strijd om het bezit van Sjanghai geduurd en in die meer dan 90 dagen zijn de Japanners er in ge slaagd, de Chineezen uit hun stad te ver drijven en een belangrijk strategisch punt in bezit te nemen, waardoor zij een voort durend en directe bedreiging van Nanking zijn geworden. En met den val van Sjanghai is een belangrijk fase van den geheelen strijd geëindigd. Die verovering van Sjanghai is echter duur gekocht en de tegenstand der Chinee zen was onnoemelijk veel grooter dan Japan verwacht. Groote versterkingen wer den al spoedig opgecommandeerd en met een zeer groote troepenmacht en een gewel dig materieel overwicht heeft Japan ten slotte iederen duim gronds in het gebied rondom Sjanghai moeten bevechten. Het plotselinge succes, dat een eir.de gemaakt heeft aan den strijd, danken de Japanners ten slotte aan een aanval, die de Chinee zen volkomen verrast heeft, n.L de plotse linge landing van Japansche troepen aan de Hangtsjou-baai. De Japanners hebben deze landing vooraf laten gaan door een tweetal schijnmanoeuvres. Eenige dagen tevoren verschenen plotseling een aantal troepen- transportschepen en oorlogsschepen voor Lioeho, waaruit de Chineezen afleidden, dat de Japanners hier een landingsmanoeuvre beraamden. Ongeveer gelijktijdig versche nen oorlogsschepen aan den mond van de Wangpoe om het Chineesche hoofdkwartier in den waan te brengen, dat men van de zijde van de rivier een aanval op Poetoeng, de wijk van Sjanghai ten Zuiden van de Wangpee in den zin had. De Chineezen zon den naar beide punten versterkingen. Tot voor korten tijd hadden de Chineezen het gebied tusschen de Hangtsjou-baai en Sjanghai bezet gehouden, een deel van deze troepen was thans echter teruggetrokken naar de nieuwe bedreigde punten. De Ja panners gingen toen over tot een landing op groote schaal van troepen en materiaal aan de Hangtsjou-baai en met het militaire talent dat de Japanners toch zeker ken merkt, trokken zij in enkele dagen over een front van acht kilometer 24 kilometer ver het land in, tot den oever van de Wangpoe. Het lot van Poetoeng was bezegeld en voorts kon toen een aam al georganiseerd worden in den rug van de Chineesche troepen aan de Soetsjou-kreek. De Chineezen boden nog even feilen tegenstand. Zoo gauw ech ter bleek, dat de2e nutteloos was, organi seerden zij hun terugtocht en kwam deze terugtocht tot de grenzenlooze verba zing van de Japansche militaire leiders op nieuw op volkomen regelmatige wijze tot stand. Nog een paar dagen is gevechten om het bezit van Nai-tao, de wijk grenzende aan de Fransche concessie, maar ook deze viel spoedig en daarmede waren de Chinee zen van Sjanghai afgesneden. De inter nationale concessie met haar barricaden tegen binnendringende vluchtelingen, is daarmede plotseling een gevangenis gewor den. Een gevangenis, die de Japanners op het oogenblik nog als zoodanig respecteeren, doch die mogelijk spoedig niet meer als neutraal terrein te handhaven zal zijn. Generaal Matsoei, die bij zijn strijd om Sjanghai de concessie min of meer als een fort gebruikt heeft door zijn oorlogsschepen, aie de Chineesche linies aan een voortdu rend artillerievuur onderwierpen onder dekking van de nederzetting vrijwel onaan tastbaar op te stellen, heeft reeds aange kondigd de waterwegen door de concessie noodig te hebben. De dam, welke de Chi neezen in de Wangpoe hadden gelegd om het verder varen van 'de Japansche oorlog schepen te voorkomen, wordt reeds door de japanners opgeruimd evenals de dam in de Soetsjou-kreek. Dat het Chineesche verzet thans gebro ken is, kan men niet aannemen. De Chinee zen hebben tot dusver een groote vastbe radenheid ten toon gespreid en een groote dapperheid en wat meer zegt groote organi satorische talenten ontwikkelt en als de regeering er in slaagt de onuitputtelijke hulpbronnen van het land op doeltreffende wijze te organiseeren, dan kan dit een drachtig verzet nog lang duren. Dat de Chi neezen daarbij op zich zelf zijn aangewezen zal hen zeker duidelijk zijn. De Japanners zullen mogelijk spoedig verder trekken naar Nanking, zij kunnen daarbij al heel gemak kelijk met hun schepen de Jangtse opstoo- men en wat voor onoverkomelijke hinder palen zij dan zouden ontmoeten, is gezien het beloop van den strijd tot dusverre, niet te zien. Behalve dan natuurlijk die eene groote hinderpaal, dat het er tegen dien tijd voor de Chineezen, militair gesproken, niet zoo veel meer toe zal doen, waar hun nieu we verdedigingslinies liggen op 100 of op 200 kilometer het binnenland in. Dan wordt het voor de Japanners een andere zaak en er zal voor de Chineezen dan zeer veel van afhangen of zy een organisatie kunnen handhaven om de Japanners inderdaad deze kwestie tot een bedenkelijke onder neming te kunn n maken. In de ochtendvergadering van de conferentie te Brussel heeft Zaterdag de Chineesche gedelegeerde Wellington Koo het woord gevoerd. Over de nota aan Japan zeide Wel lington Koo, dat daarin duidelijk werd gedaagd om zijn onwettige daden in gezegd, dat Japan niet voor een recht bank werd gedaagd om zijn onwettige daden in China te rechtvaardigen. Japan werd ter conferentie genoodigd op een voet van absolute gelijkheid met de andere partijen. Alles wat de gevoeligheid van de Japansche regeering kon kwetsen, werd angstvallig weggelaten. De conferen tie was zelfs zoover gegaan voor te stellen, dat slechts een klein aantal staten zou wor den aangewezen om met Japan van ge dachten te wisselen. Wij, Chineesche dele gatie, hebben steeds aan de conferentie de verzekering gegeven, dat de Chineesche regeering onvoorwaardelijk wil meewer ken aan het herstel van een vrede, die met de rechtvaardigheid overeenkomt en aan een oplossing van het conflict volgens de beginselen, vastliggende in het verdrag. Wij hebben zelfs voorgesteld de privé- vergaderingen van de conferentie te verla ten ten einde aldus de besprekingen ge makkelijker te maken. Noch de verzoe ningsgezinde termen waarin de uitnoodi- gingen en de jongste nota waren gesteld, noch dit toegeven hebben de Japansche regeering een anderen toon doen aanslaan. Het Japansche antwoord is absoluter dan ooit en de taal evenals de toon van het antwoord blijken duidelijk te bewijzen, dat de pogingen, door de conferentie gedaan om den vrede te dienen, als teekenen van zwakheid worden beschouwd en alleen Ja- pan's hoogmoed verhoogen. De Chineesche gedelegeerde handelde verder nog over het vele dat door China is gedaan om den toestand op te helderen. De Japansche regeering vraagt aan de mogendheden ter conferentie vertegen woordigd, bij te dragen tot de stabiliteit in Oost-Azië, overeenkomende met den wer- kelijken toestand. Moet dit beteekenen, dat de conferentie de duidelijke successen door de macht der wapenen behaald, dient te aanvaarden en Japan de openlijke schending van zijn ver dragsverplichtingen zooals zij vastgelegd zijn niet alleen in het verdrag der negen mogendheden maar ook in het Briand- Kellog-pact, moet toegeven? De Chineesche regeering kan dit niet aanvaarden. De problemen door het huidige conflict gesteld, betreffen niet alleen de territoriale en politieke onschendbaarheid van China, maar de rechten en aanzienlijke belangen van de vreemde regeeringen in China zijn eveneens er bij betrokken, China vraagt al leen maar, dat het met vrede zal worden gelaten en de reusachtige zaken van zijn politiek en economisch herstel zal kunnen voorzetten. Het verdrag van de negen mogendheden had de mogelijkheid daartoe geschapen, maar de Japansche overval heeft dit weer onmogelijk gemaakt. Wij vragen dat er dus 'n einde wordt gemaakt aan den Japanschen inval en dat het verdrag van de negen mogendheden geëerbiedigd zal worden. Het is een instrument, waarvan de eerbiediging door alle mogendheden, die het ondertee kenen, moet worden verzekerd. China heeft voor zijn deel het leven en het bloed van zijn kinderen gegeven om een einde te maken aan den Japanschen aanval en het verdrag te doen eerbiedigen. Het heeft en het zal steeds zijn beste krach ten inspannen om zijn politieke zelfstan digheid te doen eerbiedigen en het principe van de heiligheid der verdragen te doen zegevieren. In onzen strijd tegen de Japansche leger machten, aldus Welington Koo, hebben wij de geheele natje achter ons. Wij zijn vast besloten, aldus te blijven handelen en vra gen niet aan de andere staten die het verdrag onderteekenden aan onze zijde te strijden, maar wel ons materieelen steun te verleenen om het ons mogelijk te maken onzen tegenstand op afdoende wijze voort te zetten. Ten einde de vijandelijkheden te beper ken en het herstel van den vrede te bevor deren is het gewenscht, dat men zich ont houdt van 't verstrekken van economischen financieele en andere voordeelen aan den aanvaller en hem ook wapenen of grond stoffen voor zjjn oorlogsindustrie weigert. De internationale vrede, evenals de na tionale vrede moet verdedigd worden, wil len zjj werkelijk van blyvenden aard zijn. Wellinton Koo Het herstel en de verdediging van den vre de in het Verre Oosten vergen thans een actie, die een moreel, materieel en econo misch karakter moet dragen en dient uit te gaan van de andere mogendheden, welke deelnemen aan de conferentie. Een dergelijke actie moet tijdig worden ondernomen, want indien zij werd ingesteld tengevolge van twijfel of aarzelen, dan zal het geweld, dat thans in het Verre Oosten heerscht, weldra dergelijke proporties aan nemen, dat het onmogelijk zal zijn, dit ge weld te controleeren of te beperken zonder zich bloot te stellen aan de mogelijkheid van het uitbreken van een wereldoorlog. Eden en Delbos spraken. Eden en Delbos hebben uiteengezet dat men niet kan aanvaarden dat dit conflict China en Japan alleen aangaat. De verliezen zijn geenszins tot deze twee landen beperkt en bovendien komen uit deze situatie ge varen voor den wereldvrede voort. Beiden hebben er den nadruk op gelegd, dat deze wereld slechts voor een ramp als twintig jaar geleden gespaard kan worden door het recpect voor het recht, de eerbiediging van de verdragen en de trouw aan het gegeven woord. Zij hebben toegegeven, dat geen verplichting als eeuwig kan worden be schouwd, maar alle aanpassing moet voort vloeien uit vrije en vredelievende samen werking tusschen belanghebbende landen en niet door methoden van geweld, die ge baseerd zjjn op de opvatting dat de be hoeften, die men zou hebben en waarover men alleen kan oordeelen, machtigen om tot deze methode zjjn toevlucht te nemen. Ook moet de onafhankelijkheid van de staten gerespecteerd worden. Ieder land mag zjjn binnenlandsch regime voeren zoo als het dat zelf wil. Iedere poging om een ideologie buiten de eigen grenzen te ver breiden, of te verbieden geeft een nieuw element van wantrouwen. De conferentie moet de situatie, door het Japansche ant woord geschapen, opnieuw onder het oog zien. In ieder geval, aldus besloot Delbos zjjn rede en het slot van Eden's woorden was soortgelijk kan geen enkele oplos sing van geweld, noch in rechte noch in feite op bevredigen ie en duurzame wijze de betrekkingen tusschen twee landen re gelen. En de vrede in het Verre Oosten is evenals de wereldvrede gebonden aan het respecteeren van het internationale recht. Rede van Norman Davis. De Amerikaansche gedelegeerde Norman Davis sloot zich in hoofdzaak aan bij de vorige sprekers. Hij legde den nadruk op het feit, dat het antwoord van Japan de belangen van de andere staten in het ge drang brengt. Wjj hopen, dat Japan zoowel van het standpunt der toepassing van de tractaten als van zjjn materieele belangen en ook van den wereldvrede zal inzien, dat er dringende reden bestaan om ons zjjn medewerking te verleenen en den weg open te houden. Potemkin nam het woord namens de Russische delegatie voor een korte ver klaring, welke hierop neerkwam, dat Rus land zich zal aansluiten bij iedere vrede lievende regeling van het conflict. De Italiaansche gedelegeerde, Aldrovandi, constateerde dat zekere redevoeringen, thans in deze vergadering gehouden! buiten het kader gaan van het verdrag der negen mogendheden. Hjj stelde de vraag: Wat gaat men thans doen? Maatregelen ten gunste van China? Naar verluidt is men het op de negen- mogendhedenconferentie in beginsel eens geworden over bepaalde maatregelen ten gunste van China, in het bijzonder wat be treft de levering van wapens en munitie en het verleenen van credieten. De steunver- leening zou door ieder land afzonderlijk op eigen verantwoording geschieden. Op ver langen van Frankrijk worden echter rege lingen getroffen, voor wederzijdsche hulp verleening voor het geval deze actie tot in cidenten zou leiden. De verwachte verklaring. In groote lijnen zal de verklaring, waarbij de conferentie vandaag kennis zal nemen van het Japansche antwoord, steunen op de redevoeringen van Norman Davis, Eden en Delbos. Nadat de verklaring besproken zal zijn en in het ontwerp wellicht eenige wij zigingen gebracht zullen zijn, zal zij uiting geven aan het standpunt der conferentie. Zij zal het betreuren, dat Japan blijft weigeren aan een gedachtenwisseling mede te werken, en den nadruk leggen op de verschillen tusschen de Japansche opvat ting en die der andere mogendheden. Zij zal verder melding maken van de door den internationalen handel geleden verliezen en van de verontwaardiging en den afschuw, in de wereld gewekt. In tegen stelling tot de Japansche opvatting, dat het conflict slechts de beide strijdende landen aangaat, zal de verklaring zeggen, dat het conflict een schending van het Verdrag van Washington van 1922 en van het Briand- Kellogg-verdrag beteekent. Tenslotte zal de conferentie in haar verklaring haar diensten blijven aanbieden en een toe speling maken op de gemeenschappelijke houding, die mogelijk in overweging ge nomen zou kunnen worden. (Van onzen Brusselschen correspondent.) Vrijdag werden, met deelneming van 670 gasten die uit Nederland zijn ge komen, te Brussel de „Hoogdagen van de Vlaamsche Letteren" ingezet, dagen die in het teeken staan van den Vlaam schen opgang, welke in de laatste jaren zoo verheugend is waar te nemen, niet alleen op politiek maar vooral op cul tureel gebied. Het is een feeestelijke ge beurtenis waarmee ieder ontwikkelde Vlaming meeleeft, zooniet met het pro gramma, dat symbolisch en synthetisch is opgevat om de innige gemeenschap tusschen de Vlaamsche kunstenaars en het Vlaamsche volk vast te stellen, dan toch met de beteekenis welke deze synthesis met zich brengt. Welke de aanleiding tot de organisatie is? Niets dan een zuiver genoegen, zooals de voornaamste inrichter, de letterkundige Maurits Roelants, heeft verklaard, en het verlangen een rustpunt te plaatsen in het letterkundige leven van het land, om dit leven naar zjjn juiste waarde naar voren te brengen. Dat hierbij de Vondelherdenking is aangegrepen als een gelegenheid en de omstandigheid dat het honderd jaar geleden is dat de „Leeuw van Vlaanderen" het "licht zag, het baanbrekende werk van Hendrik Conscience, hij „die zjjn volk leerde lezen", is van minder belang. Maar het dient onder streept, omdat het juist wijst op de wissel werking tusschen Noord en Zuid, dat een hoofdpunt is van deze Hoogdagen, hetwelk op de academische zitting wordt behandeld, door een Nederlander, terwijl de Vlaming prof. Aug. Vermeylen spreekt over „Conscience, Multatuli en Vondel in ver band met het thema: Letterkunde, Volk en Staat". Dit wordt omlijst door bezoeken aan het Vlaamsch letterkundig museum te Ant werpen, aan het Guido Gezellemuseum te Brugge, door tentoonstelling van Neder- landsche boeken, waarop de Vlamingen trotsch zijn, een voorstelling van het nieu we werk van Herman Teirlinck „De Ekster op de Galg" en een andere, in aanwezigheid van den Koning, van Vondel's Lucifer. Het programma ademt den geest van het opzet, zooals het behoort en het wordt afgewerkt in aanwezigheid van Fransche, Duitsche, Engelsche en Italiaansche kunstenaars, die ongetwijfeld zullen getroffen worden door het dyanisme dat van de Vlaamsche lette ren uitgaat, en door wier aanwezigheid de Vlamingen ook willen duidelijk maken hoe zij, door goede, ontwikkelde Vlamingen te zijn, doordrenkt van Nederlandsche bescha ving, meer en meer Europeeërs worden. De invloed van de Vlaamsche letteren op het volk is primordiaal, heel eenvoudig omdat het in de allereerste plaats doel is geweest. Toen Conscience zich te schrijven heeft ge zet aan zijn „Leeuw van Vlaanderen" dan was het wel, „om het volk te leeren lezen", om het Vlaamsche volk, na 1830, na de vestiging van den verfranschenden Staat van 1830, door een verhaal over zijn roem rijk verleden, bewust te maken van zijn waardigheid. De meeste Vlaamsche schrij vers zijn uit het volk gesproten en wilden tot het volk gaan, omdat zij zijn nood ken den. Het contact tusschen schrijver en volk werd in Vlaanderen nooit verbroken en in dien dit volkskarakter ook zijn nadeelen heeft gehad, en deze nu ook nog wel heeft, in zekere mate, dan is dit slechts van gerin ge beteekenis. Deze nadeelen zijn een zeker provincialisme, een regionalisme, een zekere bekrompenheid in psychologische ontleding, een beperking in de vlucht van gedachten en opzet. De Vlaamsche schrijvers hadden iets te verdedigen, het dierbaarste bezit van een volk: zijn taal en beschaving, en daar heb ben zij den slag thuis gehaald. Was hun werk meer instinctief dan intellectueel, wie zal het hun verwijten? Was, in het helden tijdperk van de eerste jaren na 1830, hun taal soms onbeholpen, en later in al haar ongekunstelde frischheid soms vol onzui verheden, wie zal het hun kwalijk nemen? Hun individualisme hebben zij uitgeleefd met hun volk en in den dienst van hun volk, en de opgang is er voortdurend ge weest, in een vrijwel hartstochtelijk verlan gen naar hooger intellectueel leven. Met de ontwikkeling van het Vlaamsche volks leven langs normaler wegen, de vestiging van dit leven volgens gezonder staatkundige beginselen, is dit alles bijna geschiedenis ge worden en de uiting van het nationaal- Vlaamsch gevoel zal geleidelijk andere vor men aannemen. Er is, zoo pas, een polemiek gevoerd ge worden in een gedeelte van de Vlaamsche letterkundige wereld in verband met een beschuldiging, dat de Vlaamsche letterkun digen aan zelfoverschatting lijden, en dat het voldoende is Vlaming te zijn, en als Vlaming te schrijven „voor het volk", in „dienst van het volk", om tot een kunste naar te worden verheven. Deze polemiek heeft een nogal pijnlijken indruk gemaakt, misschien \frel omdat, ongetwijfeld zelfover schatting in de omstandigheden waarin de Vlaamsche schrijvers jaren lang hebben ge werkt, vrijwel onvermijdelijk moest zijn. Maar met het afwentelen van het minder waardigheidscomplex waaronder de Vla mingen tot nu toe hebben geleden ver dwijnt ook deze fout, is zij zelfs verdwenen zouden wij liever zeggen, om plaats te ma ken voor den gezonden critischen geest van het ontwikkelde Vlaamsche publiek zelf, dat zijn schrijvers naar hun juiste waarde weet te kiezen en te waardeeren. Zij, die in dictatoriale landen spreken over de „volksgebondenheid" ook op stuk van letteren, kunnen in Vlaanderen erva ren hoe dat ook zonder dictatuur een wer kelijkheid kan zijn, waarschijnlijk veel minder kunstmatig. Het is de cultureele be teekenis van de omstandigheid dat in de kleinste gemeente sedert jaren toch een of meer vereeni<?in«en bestaan die er zich op toe leggen een kunstwerk uit Noord en Zuid, of uit de wereldletterkunde voor het voetlicht te brengen. Het is het verschijn sel van de werkzaamheid der groote cultu reele vereenigingen als Willemsfonds en Davidsfonds, als de Vlaamsche Wetenschap Congressen. Dat alles en nog zooveel meer is er op berekend om deze gebondenheid te verzekeren. Hoe treffend is het vast te stellen dat het in Vlaanderen is waar het eerst een Vlaamsch letterkundig museum is tot stand gekomen, waar een museum is ontstaan dat de liefde materialiseert van een geslacht voor zijn grooten dichter: Guido Gezelle. Dat zijn overwegingen die moeten en kunnen worden gezegd bij een dergelijke gebeurtenis, die als een keerpunt is, waar van men zich vooral rekenschap geeft bij een bezoek b.v. aan de jaarlijksche prachtige en grootsch opgevatte boekententoonstel lingen, in Antwerpen, Brussel en andere groote steden van het Vlaamsche land, waar ruime belangstelling is waar te nemen. In dezen tijd van neerdrukkende onheilen is dat een gelegenheid tot optimisme en blijd schap. De geestelijke en intellectueele waar den stijgen in Vlaanderen en weldra zal ook een oplossing van het vraagstuk der Vlaam sche academiën een stap vooruit beteeke nen in deze richting. Het is opvallend hoe van Franschspreken- de zijde dit openbloeien van Vlaamsch cul tureel leven, gesteund op het volk en met zijn medewerking, belangstelling opwekt. Men doet als het ware ontdekkingen. En reeds meer dan een stem is opgegaan om te betreuren dat in het Vlaamsche landsge deelte niet dezelfde beweging bestaat, niet dezelfde geestdriftige deelneming asm het geestelijke leven van zijn kunstenaars. Maar daar zjjn ook de toestanden anders. Zoo zullen om de drie jaren waarschijn lijk deze „Hoogdagen" synthetische kern punten worden van den Vlaamschen uit bouw. Academische zitting. Zondagochtend is in het paleis voor schoone kunsten te Brussel de academische zitting gehouden van de hoogtijdagen voor Nederlandsche litteratuur. Onder talrijk ge hoor merkte men op de ministers Hoste van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 1