DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Wellington Koo vraagt materieelen steun
voor China.
No. 269 Oit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Maandag 15 November 1937
139e Jaargang
De algemeene toestand.
De vergadering van Zaterdag te Brussel.
Eden en Delbos spreken.
PIRITUS voor aanmaken
van haarden. (Houtskool
gedrenkt in spiritus)
ideaal middel.
De Hoogdagen van de
Vlaamsche Letteren.
In het teeken van den Vlaamschen
opgang.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COS TER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telel 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Alkmaar, 15 November.
Drie maanden lang heeft de strijd om het
bezit van Sjanghai geduurd en in die meer
dan 90 dagen zijn de Japanners er in ge
slaagd, de Chineezen uit hun stad te ver
drijven en een belangrijk strategisch punt
in bezit te nemen, waardoor zij een voort
durend en directe bedreiging van Nanking
zijn geworden. En met den val van Sjanghai
is een belangrijk fase van den geheelen
strijd geëindigd.
Die verovering van Sjanghai is echter
duur gekocht en de tegenstand der Chinee
zen was onnoemelijk veel grooter dan
Japan verwacht. Groote versterkingen wer
den al spoedig opgecommandeerd en met
een zeer groote troepenmacht en een gewel
dig materieel overwicht heeft Japan ten
slotte iederen duim gronds in het gebied
rondom Sjanghai moeten bevechten. Het
plotselinge succes, dat een eir.de gemaakt
heeft aan den strijd, danken de Japanners
ten slotte aan een aanval, die de Chinee
zen volkomen verrast heeft, n.L de plotse
linge landing van Japansche troepen aan de
Hangtsjou-baai. De Japanners hebben deze
landing vooraf laten gaan door een tweetal
schijnmanoeuvres. Eenige dagen tevoren
verschenen plotseling een aantal troepen-
transportschepen en oorlogsschepen voor
Lioeho, waaruit de Chineezen afleidden, dat
de Japanners hier een landingsmanoeuvre
beraamden. Ongeveer gelijktijdig versche
nen oorlogsschepen aan den mond van de
Wangpoe om het Chineesche hoofdkwartier
in den waan te brengen, dat men van de
zijde van de rivier een aanval op Poetoeng,
de wijk van Sjanghai ten Zuiden van de
Wangpee in den zin had. De Chineezen zon
den naar beide punten versterkingen. Tot
voor korten tijd hadden de Chineezen het
gebied tusschen de Hangtsjou-baai en
Sjanghai bezet gehouden, een deel van deze
troepen was thans echter teruggetrokken
naar de nieuwe bedreigde punten. De Ja
panners gingen toen over tot een landing
op groote schaal van troepen en materiaal
aan de Hangtsjou-baai en met het militaire
talent dat de Japanners toch zeker ken
merkt, trokken zij in enkele dagen over een
front van acht kilometer 24 kilometer ver
het land in, tot den oever van de Wangpoe.
Het lot van Poetoeng was bezegeld en voorts
kon toen een aam al georganiseerd worden
in den rug van de Chineesche troepen aan
de Soetsjou-kreek. De Chineezen boden
nog even feilen tegenstand. Zoo gauw ech
ter bleek, dat de2e nutteloos was, organi
seerden zij hun terugtocht en kwam deze
terugtocht tot de grenzenlooze verba
zing van de Japansche militaire leiders op
nieuw op volkomen regelmatige wijze tot
stand. Nog een paar dagen is gevechten om
het bezit van Nai-tao, de wijk grenzende
aan de Fransche concessie, maar ook deze
viel spoedig en daarmede waren de Chinee
zen van Sjanghai afgesneden. De inter
nationale concessie met haar barricaden
tegen binnendringende vluchtelingen, is
daarmede plotseling een gevangenis gewor
den. Een gevangenis, die de Japanners op
het oogenblik nog als zoodanig respecteeren,
doch die mogelijk spoedig niet meer als
neutraal terrein te handhaven zal zijn.
Generaal Matsoei, die bij zijn strijd om
Sjanghai de concessie min of meer als een
fort gebruikt heeft door zijn oorlogsschepen,
aie de Chineesche linies aan een voortdu
rend artillerievuur onderwierpen onder
dekking van de nederzetting vrijwel onaan
tastbaar op te stellen, heeft reeds aange
kondigd de waterwegen door de concessie
noodig te hebben. De dam, welke de Chi
neezen in de Wangpoe hadden gelegd om
het verder varen van 'de Japansche oorlog
schepen te voorkomen, wordt reeds door de
japanners opgeruimd evenals de dam in de
Soetsjou-kreek.
Dat het Chineesche verzet thans gebro
ken is, kan men niet aannemen. De Chinee
zen hebben tot dusver een groote vastbe
radenheid ten toon gespreid en een groote
dapperheid en wat meer zegt groote organi
satorische talenten ontwikkelt en als de
regeering er in slaagt de onuitputtelijke
hulpbronnen van het land op doeltreffende
wijze te organiseeren, dan kan dit een
drachtig verzet nog lang duren. Dat de Chi
neezen daarbij op zich zelf zijn aangewezen
zal hen zeker duidelijk zijn. De Japanners
zullen mogelijk spoedig verder trekken naar
Nanking, zij kunnen daarbij al heel gemak
kelijk met hun schepen de Jangtse opstoo-
men en wat voor onoverkomelijke hinder
palen zij dan zouden ontmoeten, is gezien
het beloop van den strijd tot dusverre, niet
te zien. Behalve dan natuurlijk die eene
groote hinderpaal, dat het er tegen dien tijd
voor de Chineezen, militair gesproken, niet
zoo veel meer toe zal doen, waar hun nieu
we verdedigingslinies liggen op 100 of op
200 kilometer het binnenland in. Dan wordt
het voor de Japanners een andere zaak en
er zal voor de Chineezen dan zeer veel van
afhangen of zy een organisatie kunnen
handhaven om de Japanners inderdaad
deze kwestie tot een bedenkelijke onder
neming te kunn n maken.
In de ochtendvergadering van de
conferentie te Brussel heeft Zaterdag
de Chineesche gedelegeerde Wellington
Koo het woord gevoerd.
Over de nota aan Japan zeide Wel
lington Koo, dat daarin duidelijk werd
gedaagd om zijn onwettige daden in
gezegd, dat Japan niet voor een recht
bank werd gedaagd om zijn onwettige
daden in China te rechtvaardigen.
Japan werd ter conferentie genoodigd op
een voet van absolute gelijkheid met de
andere partijen. Alles wat de gevoeligheid
van de Japansche regeering kon kwetsen,
werd angstvallig weggelaten. De conferen
tie was zelfs zoover gegaan voor te stellen,
dat slechts een klein aantal staten zou wor
den aangewezen om met Japan van ge
dachten te wisselen. Wij, Chineesche dele
gatie, hebben steeds aan de conferentie de
verzekering gegeven, dat de Chineesche
regeering onvoorwaardelijk wil meewer
ken aan het herstel van een vrede, die met
de rechtvaardigheid overeenkomt en aan
een oplossing van het conflict volgens de
beginselen, vastliggende in het verdrag.
Wij hebben zelfs voorgesteld de privé-
vergaderingen van de conferentie te verla
ten ten einde aldus de besprekingen ge
makkelijker te maken. Noch de verzoe
ningsgezinde termen waarin de uitnoodi-
gingen en de jongste nota waren gesteld,
noch dit toegeven hebben de Japansche
regeering een anderen toon doen aanslaan.
Het Japansche antwoord is absoluter dan
ooit en de taal evenals de toon van het
antwoord blijken duidelijk te bewijzen, dat
de pogingen, door de conferentie gedaan
om den vrede te dienen, als teekenen van
zwakheid worden beschouwd en alleen Ja-
pan's hoogmoed verhoogen.
De Chineesche gedelegeerde handelde
verder nog over het vele dat door China
is gedaan om den toestand op te helderen.
De Japansche regeering vraagt aan de
mogendheden ter conferentie vertegen
woordigd, bij te dragen tot de stabiliteit in
Oost-Azië, overeenkomende met den wer-
kelijken toestand.
Moet dit beteekenen, dat de conferentie
de duidelijke successen door de macht der
wapenen behaald, dient te aanvaarden en
Japan de openlijke schending van zijn ver
dragsverplichtingen zooals zij vastgelegd
zijn niet alleen in het verdrag der negen
mogendheden maar ook in het Briand-
Kellog-pact, moet toegeven? De Chineesche
regeering kan dit niet aanvaarden.
De problemen door het huidige conflict
gesteld, betreffen niet alleen de territoriale
en politieke onschendbaarheid van China,
maar de rechten en aanzienlijke belangen
van de vreemde regeeringen in China zijn
eveneens er bij betrokken, China vraagt al
leen maar, dat het met vrede zal worden
gelaten en de reusachtige zaken van zijn
politiek en economisch herstel zal kunnen
voorzetten.
Het verdrag van de negen mogendheden
had de mogelijkheid daartoe geschapen,
maar de Japansche overval heeft dit weer
onmogelijk gemaakt. Wij vragen dat er dus
'n einde wordt gemaakt aan den Japanschen
inval en dat het verdrag van de negen
mogendheden geëerbiedigd zal worden. Het
is een instrument, waarvan de eerbiediging
door alle mogendheden, die het ondertee
kenen, moet worden verzekerd.
China heeft voor zijn deel het leven en
het bloed van zijn kinderen gegeven om
een einde te maken aan den Japanschen
aanval en het verdrag te doen eerbiedigen.
Het heeft en het zal steeds zijn beste krach
ten inspannen om zijn politieke zelfstan
digheid te doen eerbiedigen en het principe
van de heiligheid der verdragen te doen
zegevieren.
In onzen strijd tegen de Japansche leger
machten, aldus Welington Koo, hebben wij
de geheele natje achter ons. Wij zijn vast
besloten, aldus te blijven handelen en vra
gen niet aan de andere staten die het
verdrag onderteekenden aan onze zijde te
strijden, maar wel ons materieelen steun te
verleenen om het ons mogelijk te maken
onzen tegenstand op afdoende wijze voort
te zetten.
Ten einde de vijandelijkheden te beper
ken en het herstel van den vrede te bevor
deren is het gewenscht, dat men zich ont
houdt van 't verstrekken van economischen
financieele en andere voordeelen aan den
aanvaller en hem ook wapenen of grond
stoffen voor zjjn oorlogsindustrie weigert.
De internationale vrede, evenals de na
tionale vrede moet verdedigd worden, wil
len zjj werkelijk van blyvenden aard zijn.
Wellinton Koo
Het herstel en de verdediging van den vre
de in het Verre Oosten vergen thans een
actie, die een moreel, materieel en econo
misch karakter moet dragen en dient uit te
gaan van de andere mogendheden, welke
deelnemen aan de conferentie.
Een dergelijke actie moet tijdig worden
ondernomen, want indien zij werd ingesteld
tengevolge van twijfel of aarzelen, dan zal
het geweld, dat thans in het Verre Oosten
heerscht, weldra dergelijke proporties aan
nemen, dat het onmogelijk zal zijn, dit ge
weld te controleeren of te beperken zonder
zich bloot te stellen aan de mogelijkheid
van het uitbreken van een wereldoorlog.
Eden en Delbos spraken.
Eden en Delbos hebben uiteengezet dat
men niet kan aanvaarden dat dit conflict
China en Japan alleen aangaat. De verliezen
zijn geenszins tot deze twee landen beperkt
en bovendien komen uit deze situatie ge
varen voor den wereldvrede voort. Beiden
hebben er den nadruk op gelegd, dat deze
wereld slechts voor een ramp als twintig
jaar geleden gespaard kan worden door het
recpect voor het recht, de eerbiediging van
de verdragen en de trouw aan het gegeven
woord. Zij hebben toegegeven, dat geen
verplichting als eeuwig kan worden be
schouwd, maar alle aanpassing moet voort
vloeien uit vrije en vredelievende samen
werking tusschen belanghebbende landen
en niet door methoden van geweld, die ge
baseerd zjjn op de opvatting dat de be
hoeften, die men zou hebben en waarover
men alleen kan oordeelen, machtigen om
tot deze methode zjjn toevlucht te nemen.
Ook moet de onafhankelijkheid van de
staten gerespecteerd worden. Ieder land
mag zjjn binnenlandsch regime voeren zoo
als het dat zelf wil. Iedere poging om een
ideologie buiten de eigen grenzen te ver
breiden, of te verbieden geeft een nieuw
element van wantrouwen. De conferentie
moet de situatie, door het Japansche ant
woord geschapen, opnieuw onder het oog
zien. In ieder geval, aldus besloot Delbos
zjjn rede en het slot van Eden's woorden
was soortgelijk kan geen enkele oplos
sing van geweld, noch in rechte noch in
feite op bevredigen ie en duurzame wijze
de betrekkingen tusschen twee landen re
gelen. En de vrede in het Verre Oosten is
evenals de wereldvrede gebonden aan het
respecteeren van het internationale recht.
Rede van Norman Davis.
De Amerikaansche gedelegeerde Norman
Davis sloot zich in hoofdzaak aan bij de
vorige sprekers. Hij legde den nadruk op
het feit, dat het antwoord van Japan de
belangen van de andere staten in het ge
drang brengt. Wjj hopen, dat Japan zoowel
van het standpunt der toepassing van de
tractaten als van zjjn materieele belangen
en ook van den wereldvrede zal inzien, dat
er dringende reden bestaan om ons zjjn
medewerking te verleenen en den weg open
te houden.
Potemkin nam het woord namens de
Russische delegatie voor een korte ver
klaring, welke hierop neerkwam, dat Rus
land zich zal aansluiten bij iedere vrede
lievende regeling van het conflict.
De Italiaansche gedelegeerde, Aldrovandi,
constateerde dat zekere redevoeringen,
thans in deze vergadering gehouden!
buiten het kader gaan van het verdrag der
negen mogendheden. Hjj stelde de vraag:
Wat gaat men thans doen?
Maatregelen ten gunste van China?
Naar verluidt is men het op de negen-
mogendhedenconferentie in beginsel eens
geworden over bepaalde maatregelen ten
gunste van China, in het bijzonder wat be
treft de levering van wapens en munitie en
het verleenen van credieten. De steunver-
leening zou door ieder land afzonderlijk op
eigen verantwoording geschieden. Op ver
langen van Frankrijk worden echter rege
lingen getroffen, voor wederzijdsche hulp
verleening voor het geval deze actie tot in
cidenten zou leiden.
De verwachte verklaring.
In groote lijnen zal de verklaring, waarbij
de conferentie vandaag kennis zal nemen
van het Japansche antwoord, steunen op de
redevoeringen van Norman Davis, Eden en
Delbos. Nadat de verklaring besproken zal
zijn en in het ontwerp wellicht eenige wij
zigingen gebracht zullen zijn, zal zij uiting
geven aan het standpunt der conferentie.
Zij zal het betreuren, dat Japan blijft
weigeren aan een gedachtenwisseling mede
te werken, en den nadruk leggen op de
verschillen tusschen de Japansche opvat
ting en die der andere mogendheden.
Zij zal verder melding maken van de
door den internationalen handel geleden
verliezen en van de verontwaardiging en den
afschuw, in de wereld gewekt. In tegen
stelling tot de Japansche opvatting, dat het
conflict slechts de beide strijdende landen
aangaat, zal de verklaring zeggen, dat het
conflict een schending van het Verdrag van
Washington van 1922 en van het Briand-
Kellogg-verdrag beteekent. Tenslotte zal
de conferentie in haar verklaring haar
diensten blijven aanbieden en een toe
speling maken op de gemeenschappelijke
houding, die mogelijk in overweging ge
nomen zou kunnen worden.
(Van onzen Brusselschen correspondent.)
Vrijdag werden, met deelneming van
670 gasten die uit Nederland zijn ge
komen, te Brussel de „Hoogdagen van
de Vlaamsche Letteren" ingezet, dagen
die in het teeken staan van den Vlaam
schen opgang, welke in de laatste jaren
zoo verheugend is waar te nemen, niet
alleen op politiek maar vooral op cul
tureel gebied. Het is een feeestelijke ge
beurtenis waarmee ieder ontwikkelde
Vlaming meeleeft, zooniet met het pro
gramma, dat symbolisch en synthetisch
is opgevat om de innige gemeenschap
tusschen de Vlaamsche kunstenaars en
het Vlaamsche volk vast te stellen, dan
toch met de beteekenis welke deze
synthesis met zich brengt.
Welke de aanleiding tot de organisatie
is? Niets dan een zuiver genoegen, zooals de
voornaamste inrichter, de letterkundige
Maurits Roelants, heeft verklaard, en het
verlangen een rustpunt te plaatsen in het
letterkundige leven van het land, om dit
leven naar zjjn juiste waarde naar voren te
brengen. Dat hierbij de Vondelherdenking
is aangegrepen als een gelegenheid en de
omstandigheid dat het honderd jaar geleden
is dat de „Leeuw van Vlaanderen" het "licht
zag, het baanbrekende werk van Hendrik
Conscience, hij „die zjjn volk leerde lezen",
is van minder belang. Maar het dient onder
streept, omdat het juist wijst op de wissel
werking tusschen Noord en Zuid, dat een
hoofdpunt is van deze Hoogdagen, hetwelk
op de academische zitting wordt behandeld,
door een Nederlander, terwijl de Vlaming
prof. Aug. Vermeylen spreekt over
„Conscience, Multatuli en Vondel in ver
band met het thema: Letterkunde, Volk en
Staat". Dit wordt omlijst door bezoeken aan
het Vlaamsch letterkundig museum te Ant
werpen, aan het Guido Gezellemuseum te
Brugge, door tentoonstelling van Neder-
landsche boeken, waarop de Vlamingen
trotsch zijn, een voorstelling van het nieu
we werk van Herman Teirlinck „De Ekster
op de Galg" en een andere, in aanwezigheid
van den Koning, van Vondel's Lucifer. Het
programma ademt den geest van het opzet,
zooals het behoort en het wordt afgewerkt
in aanwezigheid van Fransche, Duitsche,
Engelsche en Italiaansche kunstenaars, die
ongetwijfeld zullen getroffen worden door
het dyanisme dat van de Vlaamsche lette
ren uitgaat, en door wier aanwezigheid de
Vlamingen ook willen duidelijk maken hoe
zij, door goede, ontwikkelde Vlamingen te
zijn, doordrenkt van Nederlandsche bescha
ving, meer en meer Europeeërs worden. De
invloed van de Vlaamsche letteren op het
volk is primordiaal, heel eenvoudig omdat
het in de allereerste plaats doel is geweest.
Toen Conscience zich te schrijven heeft ge
zet aan zijn „Leeuw van Vlaanderen" dan
was het wel, „om het volk te leeren lezen",
om het Vlaamsche volk, na 1830, na de
vestiging van den verfranschenden Staat
van 1830, door een verhaal over zijn roem
rijk verleden, bewust te maken van zijn
waardigheid. De meeste Vlaamsche schrij
vers zijn uit het volk gesproten en wilden
tot het volk gaan, omdat zij zijn nood ken
den. Het contact tusschen schrijver en volk
werd in Vlaanderen nooit verbroken en in
dien dit volkskarakter ook zijn nadeelen
heeft gehad, en deze nu ook nog wel heeft,
in zekere mate, dan is dit slechts van gerin
ge beteekenis. Deze nadeelen zijn een zeker
provincialisme, een regionalisme, een zekere
bekrompenheid in psychologische ontleding,
een beperking in de vlucht van gedachten en
opzet. De Vlaamsche schrijvers hadden iets
te verdedigen, het dierbaarste bezit van een
volk: zijn taal en beschaving, en daar heb
ben zij den slag thuis gehaald. Was hun
werk meer instinctief dan intellectueel, wie
zal het hun verwijten? Was, in het helden
tijdperk van de eerste jaren na 1830, hun
taal soms onbeholpen, en later in al haar
ongekunstelde frischheid soms vol onzui
verheden, wie zal het hun kwalijk nemen?
Hun individualisme hebben zij uitgeleefd
met hun volk en in den dienst van hun
volk, en de opgang is er voortdurend ge
weest, in een vrijwel hartstochtelijk verlan
gen naar hooger intellectueel leven. Met de
ontwikkeling van het Vlaamsche volks
leven langs normaler wegen, de vestiging
van dit leven volgens gezonder staatkundige
beginselen, is dit alles bijna geschiedenis ge
worden en de uiting van het nationaal-
Vlaamsch gevoel zal geleidelijk andere vor
men aannemen.
Er is, zoo pas, een polemiek gevoerd ge
worden in een gedeelte van de Vlaamsche
letterkundige wereld in verband met een
beschuldiging, dat de Vlaamsche letterkun
digen aan zelfoverschatting lijden, en dat
het voldoende is Vlaming te zijn, en als
Vlaming te schrijven „voor het volk", in
„dienst van het volk", om tot een kunste
naar te worden verheven. Deze polemiek
heeft een nogal pijnlijken indruk gemaakt,
misschien \frel omdat, ongetwijfeld zelfover
schatting in de omstandigheden waarin de
Vlaamsche schrijvers jaren lang hebben ge
werkt, vrijwel onvermijdelijk moest zijn.
Maar met het afwentelen van het minder
waardigheidscomplex waaronder de Vla
mingen tot nu toe hebben geleden ver
dwijnt ook deze fout, is zij zelfs verdwenen
zouden wij liever zeggen, om plaats te ma
ken voor den gezonden critischen geest van
het ontwikkelde Vlaamsche publiek zelf, dat
zijn schrijvers naar hun juiste waarde weet
te kiezen en te waardeeren.
Zij, die in dictatoriale landen spreken
over de „volksgebondenheid" ook op stuk
van letteren, kunnen in Vlaanderen erva
ren hoe dat ook zonder dictatuur een wer
kelijkheid kan zijn, waarschijnlijk veel
minder kunstmatig. Het is de cultureele be
teekenis van de omstandigheid dat in de
kleinste gemeente sedert jaren toch een of
meer vereeni<?in«en bestaan die er zich op
toe leggen een kunstwerk uit Noord en
Zuid, of uit de wereldletterkunde voor het
voetlicht te brengen. Het is het verschijn
sel van de werkzaamheid der groote cultu
reele vereenigingen als Willemsfonds en
Davidsfonds, als de Vlaamsche Wetenschap
Congressen. Dat alles en nog zooveel meer
is er op berekend om deze gebondenheid
te verzekeren. Hoe treffend is het vast te
stellen dat het in Vlaanderen is waar het
eerst een Vlaamsch letterkundig museum is
tot stand gekomen, waar een museum is
ontstaan dat de liefde materialiseert van
een geslacht voor zijn grooten dichter: Guido
Gezelle.
Dat zijn overwegingen die moeten en
kunnen worden gezegd bij een dergelijke
gebeurtenis, die als een keerpunt is, waar
van men zich vooral rekenschap geeft bij
een bezoek b.v. aan de jaarlijksche prachtige
en grootsch opgevatte boekententoonstel
lingen, in Antwerpen, Brussel en andere
groote steden van het Vlaamsche land, waar
ruime belangstelling is waar te nemen. In
dezen tijd van neerdrukkende onheilen is
dat een gelegenheid tot optimisme en blijd
schap. De geestelijke en intellectueele waar
den stijgen in Vlaanderen en weldra zal ook
een oplossing van het vraagstuk der Vlaam
sche academiën een stap vooruit beteeke
nen in deze richting.
Het is opvallend hoe van Franschspreken-
de zijde dit openbloeien van Vlaamsch cul
tureel leven, gesteund op het volk en met
zijn medewerking, belangstelling opwekt.
Men doet als het ware ontdekkingen. En
reeds meer dan een stem is opgegaan om te
betreuren dat in het Vlaamsche landsge
deelte niet dezelfde beweging bestaat, niet
dezelfde geestdriftige deelneming asm het
geestelijke leven van zijn kunstenaars. Maar
daar zjjn ook de toestanden anders.
Zoo zullen om de drie jaren waarschijn
lijk deze „Hoogdagen" synthetische kern
punten worden van den Vlaamschen uit
bouw.
Academische zitting.
Zondagochtend is in het paleis voor
schoone kunsten te Brussel de academische
zitting gehouden van de hoogtijdagen voor
Nederlandsche litteratuur. Onder talrijk ge
hoor merkte men op de ministers Hoste van