Overkluizing of demping van 't water tusschen de beide Steenenbruggen. Stad en Omgeving B. en W. stellen voor de kwestie vooreerst op haar beloop te laten. DESKUNDIGE ADVIEZEN. De conclusie van B. en W. TWEEDE BLAD Z De instorting op de Mient op 21 April 1937, welke de oorzaak der algemeene actie is geweest. In verband met de besprekingen in de Raadsvergadering van 3 Juni j.1. met be trekking tot ons voorstel tot het verleenen van een crediet voor herstelling van den •valmuur bij de Steenenbrug en van een d>-el van die brug (bijlage Nr. 79) hebben wij, zeggen B. en W. ir. bijlage No 152, aan verschillende deskundigen op het ge bied van het verkeer advies gevraagd over de demping of overkluizing van het Ver- dronkenoord tusschen de beide Steenen bruggen. Tevens hebben wij advies uitge lokt over de vraag, welke gevolgen uit een overkluizing of demping van het hierbedoel- de gedeelte zullen voortvloeien voor de bio logische reiniging van het water van het Verdronkenoord. Tenslotte is advies inge wonnen zoowel over den te verwachten in vloed van de overkluizing of demping op het vreemdelingenbezoek als omtrent de stedebouwkundige zijde van het vraagstuk. B. en W. laten de ingekomen antwoorden in extenso hier volgen: De K. N. A. C. a. Koninklijke Nederlandsche Automo bielclub: „In aansluiting op ons schrijven dd. 17 Juli j.1. berichten wij Uw College, dat tot onze spijt eenige vertraging in de afdoening dezer aangelegenheid is ontstaan door uitstedigheid van onzen provinciaal-vertegenwoordiger, die over kluizing of demping van het Verdron kenoord gepaard gaande met verbree ding van b.v. de Kapelsteeg van zeer veel belang acht voor het verkeer in Uw stad, terwijl tevens de parkeer gelegenheid in 't midden der stad niet onbelangrijk zou worden verruimd. Wanneer het autoverkeer over de overkluizing door de verbreede Kapel steeg grootendeels naar de Laat gespuid kon worden, dan zou dit èn voor de Langestraat èn voor de zeer smalle zij straten van de Langestraat, waardoor thans dat verkeer moet worden afge voerd, een groote verbetering beteeke- nen. Hoewel voor het doorgaande verkeer in Uw stad van geen beteekenis, zóuden wij Uw College in overweging willen geven tot demping, dan wel overklui zing van het Verdronkenoord en ver breeding van de Kapelsteeg of Huig- brouwerstraat te besluiten, teneinde tot een vlottere verkeersafwikkeling ter plaatse te geraken". De Alg. Ned. Verkeersfederatie. b. Algemeene Nederlandsche Verkeers federatie: „In antwoord op Uw schrijven van den 12en j.1., 4e afdeeling Nr. 813.11 betreffende de instorting van den wal- muur bij de Steenenbrug, geven wij U in overweging zich terzake te wenden tot de Directie Wegen en Verkeer van den Koninklijken Nederlandschen Toe ristenbond A.N.W.B., dan wel tot het Secretariaat van de Koninklijke Neder landsche Automobiel Club". De A. N. W. B. c. Koninklijke Nederlandsche Toeristen bond A.N.W.B.: „Naar aanleiding van Uw nevenver- meld verzoek om advies inzake ver keersregeling te Alkmaar, hebben wij het genoegen U het navolgende mede te deelen: Het doorgaande verkeer wordt ge heel langs den Kennemersingel, de Ka naalkade en den Achterweg geleid, zoodat de straten in het centrum alleen door plaatselijk verkeer worden ge bruikt. De Laat is voor het verkeer door zijn vrij groote breedte zeer geschikt; met de Langestraat is dit minder het geval, ofschoon de straat niet onvoldoende is. Daar de Langestraat een drukke win kelstraat is, is er veel verkeer. De Laat heeft aan beide einden een goede aan sluiting op de Koorstraat respectievelijk de Bierkade, terwijl de Langestraat slechts aan één zijde een goede aan sluiting heeft, namelijk bij het Kerk plein. Het andere uiteinde loopt eigen lijk dood op de Mient, aangezien op drie dagen van 7 tot 14 uur alle gele genheid de Langestraat hier te verlaten ontbreekt en den overigen tijd de auto's alleen langs de Westzijde van de Mient, waar de rijweg slechts 4 M. breed is, de Langestraat kunnen verlaten. Een gelukkige omstandigheid is, dat de Mient aan het einde van de Lange straat zóó breed is, dat keeren mogelijk is door hen, die met de plaatselijke om standigheden niet voldoende op de hoogte zijn en voor de bezoekers van de Langestraat die terug moeten rijden. Dit keeren veroorzaakt evenwel veel stagnatie. Een directe afvoer van het verkeer uit de Langestraat naar de Laat is dan ook zeer gewenscht. Door overkluizing van een klein gedeelte van het Ver dronkenoord tusschen de Mient en de Kapelsteeg en verbreeding van de Ka pelsteeg of Huigbrouwerstraat zal deze afvoer zeer goed kunnen geschieden. Indien de Huigbrouwerstraat ver breed wordt, kan zelfs met een kleinere overkluizing volstaan worden, zoodat het gedeelte Verdronkenoord tusschen Huigbrouwerstraat en Kapelsteeg dan gepaard zal kunnen worden, waardoor het stadsschoon minder geschaad zal worden, terwijl tevens het verkeer een tweetal bochten minder behoeft te ma ken. Concludeerende adviseeren wij Uw College de Huigbrouwerstraat als door gaande verkeersweg in te rchten. Het stadsverkeer zal hier zeer mede gebaat zijn". De Ned. Ver. tegen water-, bodem en luchtverontreiniging. d. Nederlandsche Vereeniging tegen wa ter-, Bodem- en Luchtverontreiniging: „In Uw nevenaangehaalden brief werd, naar aanleiding van den wensch van den Raad van Uwe gemeente, om door deskundigen te worden voorge licht over de gevolgen, welke uit een overkluizing of demping van het Ver dronkenoord tusschen de beide Stee nenbruggen zullen voortvloeien voor de biologische reiniging van het water van het Verdronkenoord, tot ons de vraag gericht, hieromtrent van voor lichting te willen dienen. Na kennisneming der op deze aange legenheid betrekking hebbende beschei den, en van het verslag door onze des kundigen mevr. dr. N. L. Wibaut Isebree Moens en ir. F. E. Samson uit gebracht omtrent hun bezoek ter plaatse, hebben wij de eer U het vol gende te berichten: 1. Met betrekkng tot de overkluizing van het Verdronkenoord tusschen de beide Steenenbruggen. De gevolgen van de overkluizing moeten worden onderscheiden in: a. gevolgen voor het water van het te overkluizen deel zelf; b. gevolgen voor het water van de aangrenzende grachtgedeelten. a. Gevolgen voor het water van het te overkluizen deel zelf. Het niet langer toetreden van zon en regen tot het te overkluizen water, is geen bezwaar van beteekenis. Echter de vermindering van de bewe ging in het water, door het niet meer aanwezig zijn van eenige scheepvaart verkeer, zal de bezinking van modder bevorderen. De sterke bocht in het tracé is daarbij een ongunstige factor. Daar de doorvaarthoogte na overklui- zng niet méér dan 1 meter zal zijn. zal het verwijderen van het drijvend vuil niet gemakkelijk en het behoorlijk schoonhouden van den bodem zelfs hoogst bezwaarlijk zijn. De toestand van den bodem en van het water onder de overkluizing zal dus sterk achteruit gaan. Als secundair bezwaar is mogelijke uitbreiding van den rattenstand te noe men. b. Gevolgen voor het water van de aan grenzende grachtgedeelten. De vpor grachtwater redelijk goede toestand waarin het water van het Ver dronkenoord en van de Mient zich be vindt is voor een overwegend deel te danken aan de waterbeweging (door strooming), welke in die grachten plaats heeft. Daar deze grachten echter slechts een nevenverbinding vormen tusschen twee punten van het Noordhollandsch Kanaal, en bij een niveau-verschil tus schen de waterspiegels van die beide punten het water dus niet gedwongen is zjjn weg door deze grachten te kie zen, is de doorstrooming in deze grach ten in hooge mate afhankelijk van den weerstand dien het water op zijn weg door deze grachten ontmoet. Deze weerstand variëert o.a. sterk met het profiel van doorstrooming. Een vernauwing van het profiel, hetzij door versmalling van de gracht, hetzij door verondieping van het water, hetzij door beide, zal den weerstand doen toene men. Als gevolg hiervan zal de water beweging in de gracht verminderen, de bezinking van in het water zwevende stoffen zal toenemen en de algemeene toestand van 't water zal achteruitgaan (gasvorming, stank). Een eventueele overkluizing zou der halve zoodanig moeten zijn, dat de weerstand van het doorstroomingspro- fiel zoo weinig mogelijk wordt ver groot, m.a.w. het doorstroomingspro- fiel van het overkluisde gedeelte zal niet kleiner mogen zijn dan het thans is, en maatregelen tegen verondieping van het water zullen regelmatig moeten worden genomen. 2. Met betrekking tot demping van het Verdronkenoord tusschen de beide Steenenbruggen. Wanneer het gedeelte van het Ver dronkenoord gedempt wordt, zal een rioleering moeten worden aangebracht, die het water van de Mient verbindt met het overblijvende deel van het Verdronkenoord. Deze rioleering zal de loozingen moeten opnemen welke thans uitmonden in het te dempen deel van het Verdronkenoord. Er zullen zoowel in de Mient als in het Verdronkenoord, aansluitende aan het gedempte gedeelte, plaatsen ont staan, waar zich veel drijvend vuil ver zamelt. Het voornaamste bezwaar is echter, dat voldoende doorstrooming van het water van de Mient en van het Ver dronkenoord niet meer kan plaats vin den, zoodat ernstige vervuiling van deze grachten is te verwachten, met hinder van stank en onoogelijk aanzien. Demping van een deel van het Ver dronkenoord moet uit dien hoofde dan ook zeer ongewenscht geacht worden. Zou men tot rioleering willen over gaan, dan is met betrekking tot de hygiënische zijde van de zaak, de eeni ge aanvaardbare oplossing, dat de dem ping en de rioleering zich uitstrekt over de geheele lengte van het Ver dronkenoord, dus van de Bierkade tot de Huigbrouwerstraat, en over de ge heele lengte van de Mient (van Huig brouwerstraat tot Noordhollandsch Ka naal). Bovendien zal demping van het water langs het Luttik Oudorp dan tevens moeten plaats vinden, daar dit anders een doodloopend water zou worden dat de vorenomSchreven be zwaren zou opleveren. De inhoud van de voor deze grachten in de plaats tredende riolen zal niet zonder voorafgaande zuivering in het Noordhollandsch Kanaal kunnen wor den geloosd. De conclusie van deze overwegingen is dus de volgende: Overkluizing, ook indien daardoor het profiel niet versmald zou worden, moet van hygiënisch standpunt sterk worden ontraden, omdat het practisch onmoge lijk zal blijken bij voortduring de maat regelen te nemen, welke noodig zijn om de bezwaren, welke door de overkluizing met betrekking tot den toestand van bodem en water te verwachten zijn, te ondervangen. D e m p i n g is uit een hygiënisch oogpunt alleen te aanvaarden, wanneer ze zich uitstrekt over de geheele lengte van het Verdronkenoord, de Mient en het Luttik-Oudorp". De A. N. V. V. e. Alg. Ned. Ver. voor Vreemdelingen verkeer. „In antwoord op Uw schrijven van 12 dezer 4e afd. 8.13.11 hebben wij de eer U te berichten, dat demping of over brugging van het Verdronkenoord tus schen de beide Steenenbruggen naar onze meening een zoo geringe wijziging zal brengen in het algemeen stadsbeeld van Alkmaar, dat van eenigen invloed op het bezoek van vreemdelingen aan Alkmaar hierdoor wel geen sprake zal zijn". De Prov. Vaste Commissie. f. Prov. Vaste Commissie voor uitbrei dingsplannen in Noordholland. „In antwoord op Uw nevenaange haalden brief heeft de Vaste Commissie voor Uitbreidingsplannen in Noordhol land de eer Uw College het volgende te berichten. Stedebouwkundig gezien is Alkmaar een bijzonder mooi voorbeeld van een oude Hollandsche stad. Het Verdronkenoord tusschen de beide Steenenbruggen is, niet het minst door de aanwezigheid van het water, één der meest karakteristieke stadsge deelten, dat tot nu toe nog vrij gaaf bewaard is gebleven. Overkluizing of demping daarvan zou dan ook ongetwijfeld een stuk stads schoon van bijzondere beteekenis ver loren doen gaan. Voor de verkeerstoestanden in de binnenstad zou dit niet een zoodanige verbetering beteekenen, dat daarvoor een dergelijke maatregel gewettigd zou zijn. De ingestorte walmuur is intusschen, naar de Commissie bemerkte, reeds hersteld en wel op aesthetisch zeer be vredigende wijze. Aangenomen mag worden, dat zich deze instorting niet zal herhalen en uit een oogpunt van veilig heid dus overkluizing of demping evenmin noodig is. De Commissie meent dan ook Uw Col lege ten sterkte te moeten ontraden tot demping of overkluizing van het be doelde deel van het Verdronkenoord over te gaan". Het Ned. Instituut. g. Nederlandsch Instituut voor Volks huisvesting en stedebouw. „In antwoord op Uw schrijven d.d. 12 Juni 1.1., 4e afd. nr. 813.11, inzake de instorting van den walmuur bij de Stee nenbrug in Uw gemeente, heb ik de eer U te berichten dat ons dagelijksch bestuur zich in zijn laatste vergadering met Uw verzoek heeft bezig gehouden. „Het dagelijksch bestuur is van oor deel, dat de demping van oude stads grachten in het aigemeen uit een oog punt van stedenschoon bedenkelijk is. In verband met het karakter van de werk zaamheid van het Instituut meent het dagelijksch bestuur zich tot het uit spreken van dit algemeene oordeel te moeten bepalen. Het zal echter zeker aanBeveling verdienen, dat U zich in deze zaak verzekert van de voorlichting van een bevoegd stedebouwkundige, die in staat zal zijn U over het vraagstuk, zooals dit zich in Uw geval voordoet, een deskundig advies te geven", h. Ir. Arch. J. Klijnen, te 's-Gravenhage. „In antwoord op Uw schrijven d.d. 21 Juli 1.1. heb ik de eer het volgende te berichten: Uit bovengenoemd schrijven en voor al door het onderhoud, dat ik met den Heer Burgemeester ter plaatse vorige week mocht hebben, is mij de draag wijdte van Uw vraag vrij duidelijk ge worden. Wordt de vraag gelimiteerd tot het stedebouwkundige in den engen zin en luidt ze: „Is demping aesthetisch archi tectonisch een achteruitgang", dan is het antwoord even kort als bondig: ja. En de motiveering ligt in het feit, dat uit het ensemble een belangrijk element het water met zijn kadeprofielen wordt gesupprimeerd. Een „ebenbürtig" aequivalent van dit waterelement is nergens ter wereld te vinden. Ik twijfel er niet aan. dat velen dit reeds als een exioma hebben gesteld. Uw vraag luidt echter: „zal een overkluizing dragelijk zijn". Hierop is het antwoord zeer moeilijk omdat nu waarden van verschillende orden tegen elkaar moeten worden af gewogen. Om op eenigermate aannemelijke wijze tot een conclusie te komen is het m. i. noodig een ontwerpje in teeke- ning te brengen, dat de nieuwe situatie zoo duidelijk mogelijk zal suggereeren. Eerst dan is een vergelijking te tref fen tusschen de bestaande en den nieuw te scheppen toestand. Men zal wellicht tegenwerpen, dat een ontwerp onnoodig is; men kan toch met eenige fantasie zich ter nlaatse in den nieuwen toestand indenken! Zoo is het echter niet. Immers, de diverse straatprofielen, stand der hoo rnen, begrenzing der overkluizing, ni- veauverschilen, juiste schaal enz. moe ten in een ontwerp worden afgewogen wil men zich het nieuwe stadsaspect eenigermate kunnen realiseeren. Mijn vraag is nu: ligt dit in Uw be doeling? Zoo ja, dan zou d't ontwerp in samenwerking met Uwen heer direc teur van gemeentewerken moeten ge schieden. De omvang der kosten kan ir: onderling overleg nader worden vast- gesteld. Gaarna zal ik de zienswijze van Uw College vernemen". Al dadelijk zeggen B. en W., trekken de aandacht de adviezen sub a en c, van de beide groote toeristenbonden, de K.N.A.C. en de A.N.W.B. Ze stemmen hierin over een, dat ze beide hier alleen een belang aanwezig achten voor het plaatselijk ver keer. Beide bepleiten ook de verbreeding van Kaoelsteeg of Huigbrouwerstraat, zon der welken maatregel zij een overkluizing of demping van het hierbedoelde gedeelte water blijkbaar slechts van geringe betee kenis achten. Overigens is er verschil. Terwijl de K. N. A. C. adviseert tot demping of overkluizing over te gaan, spreekt de A. N. W. B. alleen van een overkluizing van een klein ge deelte en wijst erop, dat, wanneer de Huig brouwerstraat voor verbreeding wordt aangewezen, zelfs met een kleinere over kluizing volstaan kan worden, waardoor, naar het advies opmerkt, het stadsschoon minder zal worden geschaad, terwijl tevens het verkeer een tweetal bochten minder behoeft te maken. Het uitvoerige advies der Ned. Ver. tegen water-, bodem- en luchtverontreiniging (sub. d.) werpt een helder licht op de ge volgen, welke voor den toestand van het water uit de overkluizing of demping zou den voortvloeien. Deze gevolgen zijn van dien aard, dat zij demping alleen verantwoord acht, wannier het water van het geheele Verdronkenoojd Luttik-Oudorp en Mient, Voordam en Kaarsemakersgracht daarbij wordt betrok ken. Tegen overkluizing heeft zij het be zwaar, dat de waterbeweging vermindert, de bezinking van modder toeneemt, het verwijderen van drijvend vuil wordt be moeilijkt en het behoorlijk schoonhouden van den bodem hoogst bezwaarlijk zal Zij ontraadt derhalve de overkluizing en zou demping alleen onder het zooeven v«- melde voorbehoud toelaatbaar achten. Het vreemdelingenbezoek zal, volgens het sub. e opgenomen advies, van demping of overkluizing géén invloed ondergaan. De beide adviezen sub f en h wijden be schouwingen aan de aesthetische zijde van het vraagstuk. Zij zijn duidelijk en een stemmig in hun oordeel, dat overkluizing of demping een stuk stadsschoon van bij zondere beteekenis zou doen verloren gaan. Het tweede gedeelte van het advies van Ir. Klijnen heeft betrekking op hetgeen zou moeten geschieden indien de gemeente tot demping of overkluizing het besluit nam. Aangezien hieromtrent niets vaststaat, hebben wij op dat punt geen overleg ge pleegd. Welk standpuat? De vraag is thans, welk standpunt de ge meente in al deze adviezen zal moeten in nemen. Onze zienswijze, heeft door de adviezen in het algemeen geen verandering ondergaan; Alléén moeten wij op gezag van het advies sub d. terugnemen het ar gument, dat de biologische reiniging van 't water bij overkluizing door het niet langer toetreden van zon en regen ernstig zou worden belemmerd. In plaats van dit ar gument treedt dan het andere in het advies genoemde, dat evenzeer tegen overkluizing is gericht. Het Advies der Algemeene Nederland- sche Vereeniging voor VreemdelingenWT- keer heeft ons eenigszins bevreemd. Uiteraard is het onmogelijk, te voorspel len of een wijziging van het stadsbeeld op het vreemdelingenbezoek van invloed zal zijn. Zij, die op dit punt pessimistisch z(jn, zullen wel steeds met de optimisten van meening verschillen, 't Gaat hier echter om de vraag, of Alkmaar als Oud-Hollandsche stad het karakteristieke aspect zal behou den, dat thans haar groote attractie vormt. Elke wegnemmg van een «ukje stadsschoon beteekent in dat opzicht een achteruitgang. En de vreemdeling zal niet meer vinden wat hij hier vroeger vond. Zal dit van in vloed zijn op het vreemdelingenbezoek? Wij weten het niet. Maar wel staat vaor ons vast, dat de aantrekkelijkheid wat er over is van het karakteristieke stadsbeeld zorgvuldiger wordt gehandhaafd en be* schermd. En dat dit stadsbeeld groote sch®* de zal lijden, blijkt duidelijk uit de advie zen zoowel van de provinciale advieewo* m'ssie als van den deskundige op iw*" bouwkundig gebied Ir. Klijnen. adviezen hebben onze U bekende 0** ting op dit punt slechts versterkt, j Het verkeersvrij''1. Bespreking vraagt thans nog het keersvraagstuk. usia* I Wij stemmen, het bleek reeds uit nr. 79, geheel in met de zienswijze van de K. N. A. C. als van den A. N- dat demping of overkluizing geen zin h® zoo men daaraan niet verbindt verbreimj hetzij van de Kapelsteeg, hetzij van Huigbrouwerstraat. iiiAtt E Ook al zouden de aesthetische en hyP nische bezwaren, die wij met de geraadpleegde adviseurs zeer zwaar scheii te laten wegen, niet tellen, dan zou de gemeente, naar ons voorkomt, ning hebben te houden met de ook d°o K. N. A. C en den A. N. W. B. aangBWWg consequentie van straatverbreeding»^ consequentie, die tegelijk een onoverkofl1^™ beletsel vormt. oVer Immers er kan in dezen tijd nie worden gedacht, de financieele ofe brengen die uit een dergelijke ver, zouden voortvloeien. Waren de VezWa»f ter, dan zouden wij desnoods 8een 3 vgn hebben, U in den geest van het ad\ r0p den A. N. W. B. (die, wij vestigen in het bijzonder de aandacht, met be langen van het stadsschoon evenee ^^jjep, ning wenscht te houden) voor e j,et tot verbreeding der Huigbrouwers die besluit te nemen en in aansluiting vgn verbreeding een zeer beperkt ge eCht®r het water te overkluizen. Thans heeft dit geen zin. Eerst zoodra inmerke" cieele toestand van de gemeente rfcojn' lijk is verbeterd, zou naar ons

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6