Minister Goseling verdedigt zijn beleid. AM PUROL^: ^Binnenland De positie der vreemdelingen. PARLEMENT Werktijd P.T.T.-personeel. HeuUletm 'T OOG VAN 00000000 JladiopcaycoMMa ®0OÖOO000000e000030^i0€)0000 Ruwe huid Ruwe handen verzacht en geneest TWEEDE BLAD (Van onzen parlementairen medewerker.) De Tweede Kamer is gistermiddag flink met haar begrootingsarbeid opgeschoten. Zij leeft weer onder het tempo van mr. van Schaik, die er niet tegen opziet, om nog aan wat nieuws te beginnen, als de leden (en nog andere lieden in de vergaderzaal) in ge dachten bijna den eersten aardappel in den mond steken. Dus begonnen we nog om half zes, nadat de Justitiebegrooting was afge handeld en aangenomen, nog aan de begroo ting van Sociale Zaken. Maar, om nu met het voornaamste te be ginnen: minister Goseling heeft een interes sante rede ter verdediging van zijn beleid en ter inlichting van de leden gehouden. Natuurlijk kon hij op alle opmerkingen niet uitvoerig ingaan. Hij kent evenwel het recept, om aan het verwijt van onachtzaam heid te ontkomen en toch niets te zeggen over bepaalde wenschen; hij is niet voor niets zelf jaren lang een van de vragers bij Justitie geweest! En zoo plaatst hij met een allervriendelijkst gezicht de zegswijze, welke hem zoo bekend was: „Ik zal de Han delingen nog eens rustig nalezen en over wegen tot welke conclusies uw betoog mij nader zal brengen". Overigens kan men ook niet verwachten, dat een minister op alles met een gereed ontwoord reageert. We zullen eerst eenige concrete mededee- lingen van den bewindsman de revue laten passeeren. Het doorzetten van een regeling betref fende de inning van kleine vorderingen stuit vooralsnog af op het kostenbezwaar. De verplichte verzekering tegen gelde lijke gevolgen der wettelijke aansprakelijk heid, voortvloeiende uit het gebruik van motorrijtuigen, wordt ter onderzoek aan een commissie voorgelegd, waarin naast een paar departementsambtenaren deskundigen op het gebied van het verkeer en het ver zekeringswezen zitting hebben; Codificatie van het arbeidsrecht wijst de minister in dit tijdsgewricht nog af. Aan de bepalingen betreffende het concurrentie beding en aan het ontslagrecht valt wellicht nog wat te verbeteren. Plannen voor een tweede jeugdgevange nis zijn gereed. De minister is bereid te overwegen of het verzamelen van gegevens betreffende den duur en de toepassing van de preventieve hechtenis kan worden opge dragen bij wijze van intellectüeele werk verschaffing aan het Criminologisch Insti tuut te Utrecht. Positie van vreemdelingen. Met voorbijgaan van enkele minder be langrijke punten, komen we nu tot 's mi nisters uiteenzetting van de positie der vreemdelingen in ons land en het weren van politieke propaganda. Met een zekere voorkeur haast knoopte hij vast aan het, ook door hem geprezen, be toog van mr. van der Goes van Naters. Bij beide kwesties moet het belang van onze eigen Staatsgemeenschap op den voorgrond staan. Nederland moet hierin zich zelf zijn. Maar de gevaren dreigen niet alleen van nationaal-socialistische zijde. De heer van der Goes van Naters had gemeend de com munistische propaganda als weinig bedui dend en niet aanwijsbaar gevaarlijk te kun nen beschouwen, doch de bewindsman was 't daar in het geheel niet mee eens. Men vergeet te veel, dat de Communis tische Partij Nederland een sectie is van de Communistische Internationale, en dat uit de instructies daarvan volgen moet: inmen ging met de binnenlandsche politiek. En het is slechts een kwestie van opportuniteit of en hoe dit gebeurt. Daarom zou eenzijdige waakzaamheid onverantwoordelijk zijn. Door zyn wisselwerking met andere stroo mingen is het communisme een infectiege vaar voor ons land. En dat is ook het ge val met het nationaal-socialisme. De publi caties van den te Hamburg gevestigden Fichte-Bund, welke op geheimzinnige wijze in ons land worden verspreid, hebben de volle aandacht van de regeering en zy is op een strafrechtelijke vervolging bedacht. Maar eer het daartoe kan komen, dient men eerst met een daad te maken te hebben. De Justitie tracht den invoer van die geschrif ten tegen te gaan. In de diplomatieke taal van „Buitenlandsche Zaken" zou een bila terale overeenkomst met het land waar die geschriften vandaan komen, wellicht beter zijn dan ingrijpen; pogingen, om een oplos sing in die richting te verkrijgen, worden niet verwaarloosd. Mocht evenwel blijken, dat ons arsenaal van strafrechtelijke bepa lingen in deze tekort schiet, dan zal de mi nister niet aarzelen, om het aan te vullen. De emigranten. Er verblijven thans honderdduizenden vreemdelingen in ons land. Van het over- groote deel ondervindt men geen last. Er zijn maatregelen tegen de vestiging in be roepen en bedrijven genomen. De moeilijk heden beginnen echter eerst met de poli tieke vluchtelingen. De emigranten mogen zich hier alleen vereenigen teneinde steun bij elkaar te zoeken, maar politieke doel einden mogen zij niet nastreven. Zij verbeelden zich wel en dat doen de vreemdelingen in het algemeen dat zij een subjectief recht op asyl hier hebben, maar dat is niet zoo. Elke staat regelt op eigen wijze het verblijf van vreemdelingen. Nu wordt, ook door een deel der Kamer, de huidige regeling van het vreemdelingen recht niet voldoende geacht, maar de mi nister denkt er niet aan, om dit in dezen tijd te verbeteren of aan te vullen. „In een storm gaat men niet zijn schip opkalefateren". En in een storm in geeste lijken zin verkeeren wij. Dat zal niemand kunnen ontkennen. Bij de vreemdelingen, in het bijzonder bij de politieke vluchtelingen, gaat het in de eerste plaats om het vaststellen van hun omstandigheden. Daarbij werken zij zelf niet altijd voldoende mee. Dat zij tijdens het langdurige onderzoek, dat vaak in hech tenis wordt doorgebracht (die over het al gemeen niet te lang duurt, volgens mr. Go seling) in pijnigende onzekerheid verkeeren, valt te begrijpen, döch daaraan is niet te ontkomen. Aan rechtskundigen bijstand ontbreekt het hun niet. Integendeel, zij ont vangen van verschillende zijden goeden raad. De minister was het er volkomen mee eens, dat voor den vreemdeling, „die om des gewetens wil hier is", een oplossing moet worden gevonden. Voor een land als -het onze, dat een door- laat-land jf, is die vreemdelingenkwestie vooral heel moeilijk. Maar we moeten ons eigen belang hier zwaar laten wegen; daar in gedragen we ons heusch niet eng-nationa- listisch. We kunnen niet anders! We zullen gaarne medewerken aan pogingen om een internationale regeling te treffen. De minister had niet den indruk, dat het den vreemdelingen onbekend is, dat zij, staande voor een uitwijzing, bij hem in hoo- ger beroep kunnen komen. De politie-auto-, riteiten zijn in deze voldoende geïnstrueerd. Ter wille van de vreemdelingen zelf, die erger lot verwachten in eigen land, zal in- terneering op daartoe geschikte plekken in ons land in sommige gevallen overwogen kunnen worden. Van een herziening van het vreemdelin genrecht wil de minister dus absoluut niets weten; hij acht het niet verantwoord. Het echtscheidingsvraagstuk. De minister heeft in zijn memorie van antwoord zijn principieele opvatting van het huwelijk uiteengezet, om ten aanzien van zyn houding met betrekking tot het echt scheidingsvraagstuk en de tegenwoordige rechtsprocedure niet te worden misver staan. Hij betreurde het echter, dat degenen, die op verruiming van de echtscheidings gronden aandrongen aan dit principieele standpunt geen voldoende recht hadden doen wedervaren door zelf hun beginselen ten aanzien van het huwelijk te verzwijgen, 's Ministers opvatting is, geciteerd uit zijn memorie van antwoord: „Het huwelijk ziet hij als de eerste en voornaamste natuurlijke gemeenschap, die het Staatsverband omsloten houdt, en die gericht is op de voortplanting van het men- schelyk geslacht. De wezenstrekken zijn: eenheid en onverbreekbaarheid. Dit alles niet naar eenige menschelijke ordening, die naar goeddunken kan worden gewijzigd, maar krachtens Goddelijk bestel. Individu en Staat hebben ook in dit opzicht Gods wet te eerbiedigen; ook de Staat, die geen regelingen mag treffen, die het huwelijk in zijn wezenlijke elementen raken". Ziedaar des minister principieele opvat ting, welke die der rechterzijde is. Hij achtte het intusschen al voldoende duide lijk geworden, waar de scheidingslijn ligt. Het gaat slechts om de vraag: „Gaat men zelf uit vrije hand regelen of aanvaardt men hoogere normen". Het standpunt van het kabinet is echter: geen verruiming van echt scheidingsgronden; ook niet in het geval van ongeneeslijke krankzinnigheid. Hoe nu ten aanzien van de huidige, ver keerde, processueele practijk zal worden gehandeld, moet de mnister nog overwegen. Zoo blijven kan het niet. De minister hoopte, dat de gehouden beschouwingen ons dich ter bij de oplossing van het vraagstuk zou den brengen, een oplossing waarvoor het nageslacht ons dankbaar zal kunnen zijn. Replieken. Er werd nog gerepliceerd. Van hetgeen nog te berde werd gebracht, releveeren we alleen, dat mr. Rost van Tonningen ver klaarde, dat zijn strijd zich richt tegen het brengen van de kerk in de politieke strijd- arena. „Wie tegen de heeren Deckers en Kortenhorst vecht, strijdt daarom nog niet tegen den Paus", was zijn uitspraak. Wat het „weggeraakte" dossier in de zaak van 't Sant betreft, bleven de verklaringen van den woordvoerder der n.s.b. staan tegen over die van den minister, die zich weder om op het onmiddellijk opgemaakte proces verbaal, beriep. Nadat nog eenige beschouwingen bij di verse onderafdeelingen waren gehouden werd de Justitiebegrooting zonder hoofde lijke stemming aangenomen; -de n.s.b. vroeg geen stemming of vergat het. Sociale Zaken. Bij de begrooting van Sociale Zaken kre gen we een korte schermutseling tusschen den n.s.b.-er Woudenberg (die voor het eerst sprak) en minister Romme. Deze afgevaar digde achtte een vruchtbare discussie met een minister die rekent op een residu van 200.000 werkloozen, niet mogelijk. Waar er echter iets zakelijks op te merken zou val len, zou zijn fractie zich laten hooren. De minister herinnerde aan de passage in het voorloopig verslag, waarvan de rede van den heer Woudenberg de weerslag was en waarin o.a. werd beweerd, dat er op het ge bied van de werkloozenzorg en bestrijding van de werkloosheid hier -.niets gebeurt. Met wie dat beweren, is eeni vruchtbare dis cussie inderdaad onmogelijk. De zaak was echter te belangrijk om het daarbij te la ten en daarom gaf de minister een opsom ming van allerlei maatregelen, welke van regeeringswege ten behoeve van een en an der waren genomen. Daarbij onthulde de minister, dat het bedrag waarmede het Werkfonds zou worden aangevuld (welk voornemen bekend was) groot zal zijn 13 millioen gulden. De algemeene beschouwingen waren hier mede afgeloopen. Bij de afdeeling Arbeid, een der voornaamste af deelingen dezer be grooting, drong de heer Kupers (s.d.) op krachtige bestrijding van de werkloosheid aan. Alle maatregelen van de regeering zou den niets uithalen, als de werktijd niet werd verkort. Hij betreurde het zeer, dat de mi nister wettelijke regeling van de vacantie voor arbeiders heeft afgewezen en daarom diende hij een motie in, waarin werd ge vraagd een zoodanig wetsontwerp aanhangig te maken. Postbegrooting. We moeten nog even iets mededeelen over de Postbegrooting waarmede Dinsdagnacht nog een half uur werd doorgegaan. De heer van Braambeek (s.d.) klaagde over de te lage winstramingen. Voor 1937 was een winst geraamd van 1yt millioen en het blijken er 10K te zijn. Van de bedrijfspolitiek, indirect ook van die hooge winsten, wordt het personeel de dupe. Door ALAN DARE, 14) Uren verstreken en zy besloot te trach ten, te gaan slapen. Zij deed geen poging, zich te ontkleeden, maar ging geheel ge kleed boven op het bed liggen. Daar zij bemerkte, dat zij onmogelijk kon slapen met het licht aan, liep zij naar de deur en draaide het licht uit. Ten laatste viel zij in slaap, doch die was niet van langen duur. Een half uur later ontwaakte zij plot seling met een onuitsprekelijk gevoel van verschrikkelijken angst. Zij had het raam opengelaten en daardoor scheen het maan licht. Toen zij zich omkeerde, kreeg zij iets afschuwelijks in het oog. Om den haak in de zoldering was een groote, donkere vlek. Terwijl zij er als betooverd naar staarde, werd die vlek al grooter en grooter, en er klonk een geluid als van vallende druppels Zy uitte een zachten kreet en week terug tot den uitersten hoek van het groote bed. Tik tik tik. Het geluid hield aan met de eentonigheid van het tikken eener klok. Zij verbeeldde zich, dat zij iets anders zag twee slappe gedaanten, die van den haak afhingen. Dat het de zelfmoordenaars waren, die zich in deze kamer hadden opgehangen, was zeker. Het zou 'n opluchting voor haar zijn geweest, als zij een luiden gil had kun nen geven, maar haar tong scheen aan haar gehemelte te zijn vastgekleefd. Toen werd haar aandacht getrokken door vreem de geluiden, die klonken als het loopen van bloote voeten. Zij naderden het bed steeds meer. Zij richtte zich hoog op in het kus sen en hijgde zwaar. Het licht! Als zij het licht maar kon opdraaien! Met alle kracht verzamelde zij moed en slaagde er in, haar voeten over den rand van het bed te krij gen, toen plotseling iets kouds haar nek aanraakte. Het bloed stolde haar in de aderen. Weer raakte iets vreemd klams haar aan, en een schorre kreet ontsnapte haar lippen. Toen zag zij iets zwarts tegen de witte gordijnen van het bed. Het bleek een vleer muis te zijn, vreeselijk genoeg, maar ten minste iets natuurlijks. Zij schudde het gordijn en hoorde het dier naar het venster vliegen. Angstig tastte zij met haar voeten naar den grond en al haar moed bijeen rapend, snelde zy naar den lichtknop. Na eenig tasten vond zij hem en drukte hem naar beneden. Er klonk een geklik, maar er kwam geen licht. Nogmaals en nogmaals probeerde zij het zonder gevolg. Tik, tik! De vlek op de zoldering was er nog. Een zacht gekreun kwam ergens vandaan. Zij kon niet onderscheiden, van waar. Bijna krankzinnig van angst schoof zij den grendel van de deur terug en wilde die openen. Maar ze ging niet open. Zy sloeg er met de handen tegen. Alles was beter dan deze vreeselyke kamer met het neerdruppelende bloed en alles, wat ermee samenhing. Tevergeefs, de deur was niet te bewegen. Op het punt, flauw te vallen, waggelde zij naar het bed terug en ging in den versten hoek zitten, met het gordijn om zich heen. Een geluid, dat van den kant van het venster kwam, deed haar in die richting kijken. Een koude hand scheen zich om haar hart te klemmen. Iemand kroop langs de waranda naar boven. Dui delijk kon zy het bijtrekken van ledematen hooren. Toen greep een hand een der tra lies en een oogenblik later verscheen een gezicht. „O! O!" hijgde zy. „Ssst! Maxine!" Zij ontstelde, toen zy de stem van Ken- nedy herkende, en het volgend oogenblk vloog zij, met nieuwen moed bezield, het bed uit. „Jii! Jij!" snikte ze bijna. Hij legde den vinger op de lippen, om haar tot zwijgen aan te manen en wendde vervolgens al zyn krachten aan op twee der tralies. Een ervan zat eenigszins los, maar niet genoeg, om van eenig nut te zyn. Hij verzocht haar naderbij te komen en zij bracht haar oor vlak bij zijn mond. „Ik moet iets hebben, dat als hefboom kan dienen. Is er zooiets in de kamer?" „Niets". „Is er een andere uitgang?" „Neen, ik ben opgesloten". „Dan moet ik weer naar beneden, om iets te zoeken, waarmee ik tenminste één staaf los kan maken". „Neen, neen!" riep zij. „Verlaat mij in vredesnaam niet! Ik ben bang verschrik kelijk bang!" „Ik zal niet langer dan een paar minuten Vrijdag 26 November. HILVERSUM, 301 M. (8.—12.— 4.—7.30 en 9.—12.— VARA, de AVRO van 12.4.en de VPRO van 7.30—9.—). 8.— Gr.pl. 10.— VPRO-morgenwijding. 10.20 Deel. 10.40 Gr.pl. 11.10 Verv. decL 11.30 Gr.pl. 12.Het Kovacs Lajos- orkest. 12.35 Uit Berlijn: Berlijnsch Philh. orkest. 1.05 Kovacs Lajos' orkest. 2.Deel. 2.30 Zang en or gelspel. 3.15 Avro-dansorkest. 4. De Lucky Birds solist en gr.pl. 5. Voor de kinderen. 5.30 Orgelspel. 6.Optreden van amateurs. 6.35 Politiek radiojournaal. 6.55 Gr.pl. 7.Jeugd in crisistijd, causerie. 7.20 Gr.pl. 7.25 ANP-ber. 7.30 Ber. 7.35 Lezen in den Bijbel, causerie. 8. Sopraan en piano. 8.30 Literaire causerie. 9.Radiotooneel met muziek. 10.Fantasia, mmv. solist. 10.30 ANP-ber. 10.40 VPRO-avond- wyding. 11.Zang en gr.pl. 11.30 Jazzmuziek (gT.pl.) 11.5512. Gramofoonplaten. HILVERSUM, 1875 M. (Alg. progr., KRO-uitz.) 8.—9.15 en 10.— Gr.pl. 11.30 Godsd. halfuur. 12.Ber. 12.15 KRO-orkest en gr.pl. 2.Or gelconcert. 3.05 KRO-Kamerorkest. 4.Gr.pl. 4.15 KRO-melodisten, solist en gr.pl. 6.Land- en tuin- bouwpraatje. 6.20 Vervolg concert. 7.Ber. 7.15 Het vraagstuk der oudere werkloozen. 7.35 Bedrijfs reportage. 8.ANP-ber. 8.15 Gr.pl. 8.20 R.K. Oratoriumver., het Utrechtsch Sted. Orkest en solis ten. (9.3510.— Deel. en gr.pl.) 10.55 ANP-ber. 11.05—12.— Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 11.40—11.50 Pianosoli. 12.10 Alt en orgel. 12.50 H Hall en zijn dansorkest. 1.35 2.20 Birminghamsch Philharmo- nisch Strijkorkest. 4.20 Jazzmuziek (gr.pl.) 4.50 Radiotooneel. 5.20 Het Gershom Parkington kwintet. 6. Zang. 6.20 Ber. 6.45 Duitsche cause rie. 7.05 Dave Frost en zijn Band mmv. solisten. 7.35 Remark and repartee in music, causerie. 8.05 Zang bij de piano. 8.20 Revue- progr. 9.20 Ber. 9.40 The past, cau serie. 10.20 BBC-orkest en solist. 11.20 Oscar Robin's dansorkest en solisten. 11.5012.20 Dansmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 7.50, 8.55, 10.40 en 11.20 Gr.pl. 12.20 V. Pas- cert. orkest. cal-orkest en zang. 3.05 Zang 39n Trioconcert. 4.20 Gr.pl. 4.35 2 5.20 Kamermuziek. 8.35 PianovÜ"8' dracht. 10.50 Gr.pl. Nachtconcert. KEULEN, 456 M. 5.50 Militair 7.50 Omroep-Amusement^* 11.20 Rep. 1.05 Gr. P/ Concert. 3.35 Jeugdconcert' Al Omroep-Amusementssextet en listen. 5.20 Omroepstriikkwarw* 6.30 Dresdens Philh. orkest en listen. 8.30 Omroeptrio. O. Joo.t, orkest, tos,,. kwtotet' BRUSSEL, 322 en 484 M ?9o 1 O OO n1 mea 12.20 Gr.pl. 12.50 Kleinorkest X,* -2.20 Gr.pl. 5.20 Kleinorkest' s'S Gr ol. 7 5n Zang. MO Gr pL Radiotooneel. 9.10 Gr.pL 9.20 Om" roepsymph-orkest en solisten in aê Dito. 10.5011.20 Gr.pl. 434 12.20 Gr.pl. 1.50 Zang. 2-22n Gr.pl. 5.20 Accordeonmuziek r Cellovoordr. 6.35 Gr.pl. 6.50 Pian7 voordracht. 7.10 Gr.pl. 7.35 7 8.20 Voor oud-strijders. 10.30—11 ?n Gr.pl. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 7.20 De Dresdener Philharmonie m m. v. solisten. 8.20 Radiotooneel 9.20 Ber. 9.40 Amerik. nieu' 9.50-11.20 O. Joosfs orkest, w Rostock-kwintet en solist, nnnt Weerbericht). Uö GEMEENTELIJKE RADIO- DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.—9.20, Parij. n 9.20—13.20, Brussel VI. 13.20—14,20 Radio PTT Nord 14.20—15.05, pa.' rijs R. 15.0515.20, D.sender 1520 —16.20, Keulen 16.20—17.20, Brus sel Fr. 17.2017.40, Brussel VI 17.4018.20, Keulen 18.20—20.20 Brussel Fr. 20.2021.20, Lond. Reg'. 21.2022.20, Brussel VI. 22.201 22.30, Berlijn 22.3023.20, Parijs R. 23.20—24.—. Lijn 4: Brussel VI. 8.—9.20, Lu xemburg 9.2010.35, Lond. Reg. 10.35—12.50, Droitwich 12.50—13.35, Lond. Reg. 13.3517.20, Droitwich 17.20—18.40, Lond. Reg. 18.40 19.05, Droitwich 19.0521.40, Brus sel Fr. 21.40—22.20, Droitwich 22 —24.—. Lijn 5: Diversen. Zyn partijgenoot Faber drong op verkorting van den werktijd van het P.T.T.-personeel aan, mevr. Bakker-Nort (v.d.) bepleitte verbetering van de positie der arbeidscon tractanten. In het begin van den middag zou vandaag de rest van deze begrooting worden afge daan, waarna wordt voortgegaan met So ciale Zaken, dat ook voor den avond op de agenda staat. Doos 30-60 ct Bij Apoth. «n Drogisten MIJNHARDT WÊÊÊÊÊÊ AUTO IN WINSCHOTERDIEP. Gladde wegen in Groningen. Na een druiligen regen, bij een tempera tuur om het vriespunt, werden gisteravond in en om Groningen straten en pleinen spie gelglad. Vooral voor automobilisten en wiel rijders was het zeer gevaarlijk. Om één uur vannacht gleed een auto, welker bestuurder verblind werd door een tegenligger, vlak bij Groningen met kalmen gang van den weg in het Winschoterdiep. De heer Brouwer, uit Winschoten, die alleen in den wagen zat, schreeuwde luidkeels om hulp, waarop twee heeren toesnelden en hem bevrijdden. Hadden zij zyn angstig schreeu wen niet gehoord, dan zou de automobilist zeker verdronken zijn. ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE TYPOGRAFIE. Verbindend-verklaring in zicht? De vorige maand is door de Verenigde Typografenbonden bij den minister van sociale zaken een verzoek in gedimd tot verbindend-verklaring van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de typografie, van welke indiening in de Nederlandse!» Staatscourant mededeeling is gedaan, onder vermelding dat binnen een termijn van veertien dagen bezwaren tegen inwilliging van het verzoek by den miniatar zouden kunnen worden ingebracht. 8 Het bestuur der Vereeniging van uit gevers van nieuwsbladen en tijdschriften „De Nederlandsche Periodieke Pers" heeft thans een schrijven gericht tot den minister, waarin het zich beklaagt een en ander eerst te hebben aangenomen, nadat de genoemd* termijn was verstreken. Het maakt dan ook bezwaar tegen wijze van publicatie, terwijl het den ge noemden termijn onvoldoende acht. Het bestuur verzoekt den minister dtf ook, in den vervolge maatregelen te vvillffl nemen, welke er toe kunnen leiden, dat ifr derdaad alle belanghebbenden voldoen gelegenheid krijgen van hun meeninf *Pr trent de wenschelijkheid van een verT]l< dend-verklaring of on verbindend-vare» ring te doen blijken. ,.ik Voorts zou het bestuur het hoog waardeeren, indien alsnog terzake van onderhavige verzoek de gelegenheid worden geopend eventueele bezwaren merkingen bij den minister in te dien weg blijven. Ik heb in den tuin eenige lange stukken hout gezien. Houd moed!" „Nu, vlug dan! Toe, haast je! Als je niet was gekomen, zou ik, geloof ik, gek zijn geworden". „Je kunt bij het raam blijven staan. Als je eenig gevaar dreigt, roep dan". ..Ja. ja!" Hij liet zich langs de pilaren, waarop de waranda steunde, naar beneden glijden. Zij zag hem achter eenige struiken kruipen en daarna verdween hij vijf minuten uit het oog. Toen zy hem weer zag, had hy een dik stuk hout in de hand. Drie minuten later was hij weer by het venster. „Heb je iets gehoord?" „Neen". „Goed. Dan er op los". Hy stak het eind van den hefboom tus schen twee der tralies en drukte met zijn heele gewicht. De staaf boog langzaam en raakte beneden los. Hij nam ze in beide handen en boog ze terzijde. Een ruimte van ongeveer een kwart meter kwam vrij. „Nog niet genoeg", fluisterde hy. „Nog eens". De tweede staaf zat vaster, maar kwam eindelijk ook los. Verheugd boog hij ze naar binnen en wrong zich door de opening. „Ik geloof, dat er iemand in den tuin is!" zei- hij. „Sapperloot, wat ben ik blij, dat ik je terug zie!" „Voor mij is het een hemelsche vreugde, jou te zien!" zei ze met gedempte stem. „Ik zit in dit vreeselijke huis gevangen. Van nacht ben ik bijna gestorven van angst. Kijk!" Zij wees naar de donkere vlek om den haak in de zoldering. Het druppelen had den nu opgehouden, maar op het tipW vloer was een natte plek. „Dat lijkt wel bloed!" „Het is bloed! Het spookt hier kamer! Hy vertelde het mij, en 1* gezienHij heeft mij hierin ïe om mij zoo te verschrikken, dat ik onderwerpen". „En daar is hy bijna in geslaag hy. „Dit is blijkbaar een deel van eti" Ik zie een klein gat daarboven, den haak. Daar is een of andere v door geworpenVlug! Wij moeten vandaan! Laat mij eens zien of de vrij is". nt|t Hij ging naar het venster en ke beneden in den tuin, die door he licht schitterend verlicht werd. z°° «n kon zien, was de tuin geheel veria zoo stil als een graf. Hy riep haar en zij liep op hem "Ik ga-'" luid De woorden werden door eent._k(. v*r' ratel onderbroken en het maa: nlicht luik dween, toen een verborgen üze naar beneden viel en het venster ""1 afsloot. ginder" „Vervloekt!" mompelde hij. ,^en laag!" „Mr. Kennedy waar bent ur g[ n0f „Hier! Sst! Houdt u kalm, we niet". H»*r „Het is zoo donker, ikk0 8an uitgestoken hand raakte zijn a pi0ts«h een lichte zucht ontsnapte haa h ging het licht aan en scheen nun ^r- in de oogen, dat zij er door v den. „Wie heeft dat gedaan1: (Wordt ver*^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 6