Verkleining leerlingenschaal afgewezen. Ruwe schrale huid PUROL1 A B u PARLEMEMT Landbouwbelangen aan bespreking onderworpen. KABINET ONVERMURWBAAR. J^XidwpZ&QtXlliUiiQ t 8 Seuilletcn 'T OOG 6 TWEEDE BLAD (Van onzen parlementairen medewerker.) De avondvergadering van. gisteren is begonnen met de rede van minister Slote maker de Bruine, welke de vorige week was oitgesteldd. in antwoord op hetgeen door vele sprekers bij de afdeeliog lager onderwijs der onderwijsbegrooting was op gemerkt. Er was zeer veel belangstelling op de tribunes. De minister behandelde eerst eenige vragen. Zoo zette hij uiteen, dat bet niet mogelijk is een betrouwbare statistiek van het aantal werkloozer. met akte te verkrijgen, waarna hij beoogde, dat blijkens een aantal getroffen maatregelen, de toestand dezer jongelui hem ter harte gaat. Aan de opleidingen is reeds beper king opgelegd; een „numerus clausus" is staatsrechtelijk niet mogelijk. Tegen de in voering van een „jeugdsalaris" voor kwee- kelingen met akte gevoelde de minister niets, ook persoonlijk niet. Vervolgens kwam hij tot de leerlingen- schaal. Hij verklaarde dat de houding der regeering, sedert minister de Wilde op 16 November, verklaarde dat er geen geld voor is, niet is gewijzigd. De regeering maakt onderscheid tus- sctoen „onvermijdelijke" en „zeer ge- wenschte" uitgaven. Bij de eerste categorie behooren de militaire uitgaven, tot de tweede, en wel in rang vooraan, de ver betering van de leerlingenschaal. In ver band nu met het feit dat de verbetering langen tijd moet kunnen werken gelijk bij de algemeene beschouwingen reeds was betoogd en de kosten op jaarlijks 8 millioen worden geraamd, welk bedrag niet beschikbaar is, verklaarde de mi nister dat de regeering het tijdstip voor een positieve beslissing niet aangebroken acht. Wanneer de financieele toestand verbetert, zal zij dat tijdstip bepalen. Het was duidelijk gezegd. De heer Thijs- sen (s.d.) wenschte bij de replieken alleen nog te weten wat de minister zou doen nu hij weet dat er een meerderheid in de Kamer vóór verbetering van de leerlin genschaal was, al zou er zijnerzijds ook geen motie worden ingediend, nu de r.-k. fractie, bij monde van den heer Suring, de vorige week had verklaard aan een motie geen behoefte te hebben, daar de minister heel duidelijk wist hoe de katholieken er over dachten. In antwoord waarop de minister slechts herhaalde dat het standpunt der regeering onveranderd bleef. Inmiddels gold dit antwoord ook den teleurgestelden mr. Oud (v.d.), die er nogmaals op aangedrongen had, dat de minister althans de excessen van de leer lingenschaal zou wegwerken. De minister stelde daartegenover dat gebruikmaking van de bevoegdheid, welke de wet in art. 56 2e lid toekent om een extra onderwijzer aan te stellen, niet hel pen kan, evenmin kon de hergroepeering van leerlingen helpen, omdat men dan weer in andere excessen zou vervallen. In elk geval is de zaak niet zoo eenvoudig. Dr. Vos (lib.) en de heer van Houten (c.d.u.) betuigden hun teleurstelling over des ministers antwoord, doch ook hunner zijds bleef een motie uit. De heer Suring (r.k.) zweeg. Toen de waarnemende voorzitter, de heer Smeenk vroeg: „Verlangt nog iemand het woord?" viel ir. Albarda (s.d.) in; „De heer Su ring!" Maar de katholieke onderwijs- specialiteit bleef zwijgen Toen dit tijdens de replieken al bleek, merkte de heer Woudenberg (n.s.b.) op, dat de loop der gebeurtenissen zijn betoog in eersten termijn in 't gelijk heeft gesteld. Hij was er benieuwd naar of de r.-k. frac tie „de comedie zou voortzetten, die zich afspeelt op de ruggen der jonge onder wijzers." Zonder dat er iets gebeurde, werden de beschouwingen over de afdeeling lager onderwijs gesloten. Bij de afdeeling „kunsten en weten schappen" werd nog wat gedebateerd over de wenschelijkheid om meer geld te be steden voor de restauratie van monumen ten en voor de kur.stbelangen in 't alge meen, orkesten, cultureele vertegenwoor diging van Nederland op de tentoonstel ling te New-York. De heeren van den Tempel (s.d.) en Moller (r.k.) brachten bij de bespreking van restauraties van oude gebouwen ook de Groote Kerk te Alkmaar ter sprake, welke zij als voorbeeld er voor aanhaalden hoe 't gaan kon met gebouwen die niet tijdig worden vernieuwd. De minister zette in zijn antwoord den bekenden gang van zaken uiteen, er op wijzend dat het Rijk bijgesprongen is, ofschoon het eigen lijk, evenals de eigenaar onmachtig is. Het Rijk kom niet alles tegelijk doen. Dat mag men niet verwachten. Toen werd er nog een langdurige discus sie bij de artikelen gevoerd, omtijd te rekken, immers men verwachtte minis ter Steenberghe, die in de Eerste Kamer bij de behandeling van de crisisimvoerwet was. Doch aan de spreeklust van kamerleden komt een einde, zelfs in den begrootings- tijd. De stof raakte uitgeput. Heel, heel lang zaam hamerde de voorzitter de artikelen af, doch nog steeds geen minister Steen berghe. Mevr. BakkerNort (v.d.) trachtte uit komst te brengen door bij een artikel nog eens een pleidooi te houden voor subsidie aan 't Rotterdamsche orkest. Zij werd met een hoera'tje begroet. De heer van Sleen (s.d.) vulde haar betoog nog aan, er op wijzend dat dit het eenige groote orkest is, dat géén Rijkssubsidie geniet, de heer Moller (r.k.) deed ook nog een duit in 't zakje, de minister zeide geen beslissing op dit oogenblik te kunnen nemen, en nog altijd was minister Steenberghe er niet. Voorzitter Smeenk moest 't eindelijk op geven en schorste om 11 uur de vergade ring voor één uur. Hij wachtte tot kwart over twaalf, her opende de vergadering, constateerde dat de minister van economische zaken er niet was, verdaagde de vergadering tot van morgen elf uur, de leden op 't hart bin dend, dat zij de uiterste beknoptheid zou den betrachten. We hoopten dat de hoogedelachtbare heeren gevolg aan dien wenk zouden geven ECONOMISCHE ZAKEN. von handen en gelaat, schrale lippen, gesprongen handen genezen snel met 0ooi30.60ct.BijAporh.en Orogiiten MIJNHARDT Ons vorige overzicht werd besloten met de mededeeling dat minister Steenberghe kort na middernacht nog een aanvang aan I reed was, gingen we door met de afdee betere positie van den tuinbouw bij han delsbesprekingen met het buitenland. Hun voegde hij toe, dat 2ijn aandacht daar voortdurend op gevestigd blijft. Aan het probleem der vaste lasten zal de regeering niets meer doen. Zij is niet voor nemens eenige wettelyken maatregel te nemen en zij hechtte er aan dat dit dui delijk zou blijken, teneinde te voorkomen dat door geruchten over een en ander het vertrouwen in het crediet wordt geschokt. Een der sprekers 't was de heer Stum- pel, als we ons goed herinneren had een lacune in de winkelsluitingswet vermoed doordat toegestaan is dat met de kerst dagen de winkels open zijn. De minister ontkende het bestaan daarvan. De winkel sluitingswet dient, volgens haar grondslag, niet in de eerste plaats voor de bevordering van de Zondagsheiliging ofschoon de regeering gaarne zou zien, dat deze er mede gepaard ging doch ter bevorde ring van een wekelijksche rustdag voor den winkelier. De regeering kon aan .scheepvaartmaat schappijen niet verbieden schepen in 't buitenland te laten bouwen, maar wel stelt de minister er prijs op door de reederijen omtrent dergelijke voornemens te worden ingelicht, in welken zin deze dan ook namens hem zijn aangeschreven. Wat de wanverhouding tusschem de loonen op 't land en in de stad betreft, wees hij er op, dat er ook groote verschil len tusschen de loonen in verschillende industrieën onderling zijn. I Zijn eerste streven blijft gericht op de bestrijding van de werkloosheid. De mi nister zou de ordening van het bedrijfs leven, in den zin van stimuleering van het geen uit het bedrijfsleven voortkomt, ook na de crisis-omstandigheden', willen laten voortbestaan. Een agressieve handelspolitiek ligt geenszins in de bedoeling van de regee ring; haar eenige doel met de voorziening van haar handelspolitieken arsenaal van krachtiger wapenen, is de bescherming van de werkgelegenheid. Bij de onderhandelingen van den laat- sten tijd hebben onze haven- en scheep- vaartbelangen gevaar geloopen; waaruit blijkt dat zij in de gedachten der regee ring èen vooraanstaande plaats hebben ingenomen. Het kan niet anders of de re geering moet een opportunistische politiek voeren ter verruiming van ons handels verkeer; hierin worden de belangen van den tuinbouw waarlijk niet achtergesteld. De minister verklaarde aan bilaterale boven plurilateriale, handelsverdragen de voorkeur te geven. Wat het cadeaustelsel aangaat, welke materie, toen minister Steenberghe in 1935 aftrad, is blijven liggen, werd aan de Ka mer de mededeeling gedaan, dat een nieuw onderzoek naar den stand van zaken wordt ingesteld. Landbouwdebat. Toen minister Steenberghe om kwart voor twee in den r.acht met zijn rede ge- zijn rede maakte, ter beantwoording van de 22 sprekers bij de algemeene beschou wingen over zijn begrootimg. De bewindsman herinnerde aan zijn verklaring in de memorie van antwoord, dat hij weinig positieve toezeggingen kan, maar de voorkeur gaf aan daden. De Kamer toonde zich in 't algemeen bereid daden af te wachten, al bleken de sociaal-democratische afgevaardigden nog al sceptisch tegenover 's ministers beleid te staan, vooral wat de sociaal-economi sche politiek aangaat. Uit diens rede brengen wij de volgende punten, feitelijke mededeelingen, naar voren. Met betrekking tot de vet-conventie zal hij zijn beslissing nemen, óók, wanneer hij 2/3 der belanghebbenden tegen zich in het harnas zou jagen. Vele leden hadden gepleit voor een ling landbouw en met de daarbij aan de orde zijnde begrooting van het landbouw- crisisfonds. Vijf sprekers hebben we nog gehoord tot kwart voor vier, toen de nacht vergadering werd opgeheven. Gistermiddag zijn er nog opgevolgd. Tal van onderwerpen hebben zij bespro ken; te veel om op te noemen. Over 't algemeen achtten de landbouw- specialiteiten de handhaving van de steun en prijsregelingen onmisbaar, al zouden velen hunner het toejuichen indien in de bedoeling der regeering schijnt te lig gen de landbouworganisaties deze (mits onder controle) zouden uitvoeren. Slechts één spreker, den heer Dieters (n.s.b.) hoorden we pleiten voor vervanging van den toeslag door hooge invoerrechten aan de grens, waarvan hij meer vrijheid voor het bedrijf en vereenvoudiging van het administratieve apparaat verwacht, in Vrijdag 24 December. HILVERSUM, 301 M. (8.—12.— 4.—7.30 en 9—12.— VARA, de AVRO van 12.4.en de VPRO van 7.309.nur). 8.Gr.pl. 10.VPRO-morgenwijding. 10.20 Deel. 10.40 Viool en piano. 11.10 Vervolg deel. 11.30 Orgelspel. 12. Gr.pl. 12.30 Kovacs Lajos' orkest en soliste. 2.Muzikale causerie (met gr.pl.) 3.Gr.pl. 3.15 Orgel en viool. 4.Gr.pl. 5.Voor de kinderen. 5.30 The Lucky Birds en solist. 5.55 Amateurs-uitz. 6.30 Po litiek radiojournaal. 6.50 Hammond orgelconcert. 7.Het geld en zijn koopkracht, causerie. 7.20 Gr.pl. 7.25 ANP-ber. 7.30 Toespraak over weldadigheidspostzegels. 7.35 De ezel en de heilige stal, causerie. 8.Orgelconcert. 8.30 Literaire lezing. 9.Gr.pl. 9.30 Radiotooneel met muziek. 10.Soc. wijdings halfuurtje (gr.pl.) en toespraak. 10.30 ANP-ber. 10.40 VPRO-avond- wijding. 11.Sopraan en piano. 11.30 Jazzmuziek (gr.pl.) 11.55 12.— Gr.pl. HILVERSUM, 1875 M. (Tevens over de Jaarsveldzender 415,5 M.) (Alg. progr. KRO). 8.9.15 en 10.Gr.pl. 11.30 Bijbelsche cause rie. 12.Ber. 12.15 De KRO-me- lodisten en solist. 1.Gr.pl. 1.20 KRO-orkest. 2.Orgelconcert. 3.05 Gr.pl. 4.15 Kamermuziek (gr.pl.) en deel. (opn.) 5.15 De KRO-melo- disten en solist. (6.Gr.pl.) 7. Ber. 7.15 De huidige stand van het- vreemdelingenvraagstuk, causerie. 7.35 Musica catholica. 8.ANP- ber. 8.15 KRO-orkest. 9.Het werk voor moeder <»n kind, cause rie. 9.15 Het KRO-orkest. 9.45 KRO- koor, deel. en carillonspel. 10.30 ANP-ber. 10.40—12— Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 11.20 De Wessex Players. 12.05 Orgelcon cert. 12.50 H. Hali's Band. 1.35 Het Kutcher-Trio. 2.20 The lost trea- sure of the incas, causerie. 2.40 Het MacArthur-kwintet. 3.05 Gr.pl. 3.45 Kerstdienst. 5.05 No Room. A preface for Christmas, causerie. 5.20 Zang. 5.35 Mario de Pietro's Mandoline-orkest. 6.20 Ber. 6.40 BBC Schotsch-orkest. 7.20 Radio tooneel. 8.20 Cabaret. 8.50 Het Cave-Strykkwartet. 9.20 Ber. 9.40 BBC-Empire-orkest en sprekers. 10.20 BBC-Theaterorkest. 11. Radiotooneel. 11.35 J. Loss en zijn Band. 11.5012.20 Dansmuziek (gr.pl.) RADIO PARIS, 1648 M. 7.50, 8.55 en 10.40 Gr.pl. 12.20 F. Bouillon orkest en zang. 3.05 Zang. 5.20 Ca- pelle-kwartet en solisten. 8.35 Vioolvoordracht. 8.50 Radiotooneel 10.50 Gr.pl. 11.20 Noyon-koor en solisten. 1.203.20 Visciano-dans- orkest. KEULEN, 456 M. 5.50 Militair con cert. 7.50 Omroep-Amusements- orkest. 11.20 Landes-Symph.-orkest Saarpalts. 1.35 VrooLyk concert. 2.50 Gr.pl. 4.20 Kerstconcert. 6.20* Bielefelder Kinderkoor. 7.20 Kerst rede (Rijksuitz.) 7.40 Kerstliede ren. 8.10 Solistenconcert. 9.10 Om. roepkoor en solisten. 10.1011.20 Gr.pl. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.; 12.20 Gr.pl. 12.50 Omroeporkest 1.50—2.20 Gr.pl. 5.20 Omroeporkest en gr.pl. 6.20 Pianokwintet. 7.20 Zangvoordracht. 8.20 Kamerorkest, Martenot-ensemble en Vocaal kwartet. 10.3011.20 Omroepdans- orkest. 484 M.; 12.20 Gr.pl. 12.40 Zang. 12.50 Omroepsalonorkest. I.30 Gr.pl. 1.50 Zang. 2.2.20 Gr.pl. 5.20 Deel. en gr.pL 5.40 Klarinet- soli. 6.Gr.pl. 6.50 Pianovoordr. 7.35 Zang. 8.20 Omroepsymph.-" orkest en solisten. 10.30 Gr.pL II.20 Omroepsalonorkest en solis ten. 12.20 Middernachtmis. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.20 Kerstrede (Rijksuitz.) 7.40 Omroep-Amusementsorkest en de clamatie. 9.20 Fehse-kwartet. 9.45 Militair progr. 10.05 Weerber. 10.20 —11.20 Barnabas v. Geczy's orkest en solisten. GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.9.20, Parijs R. 9.2011.05, Keulen 11.0513.20,' Brussel VI. 13.2014.20, Radio PTT Nord 14.2016.20, Keulen 16.20 19.15, Boedapest 19.1519:40, Keu len 19.4021.50, Weenen 21.50 24—. Lijn 4: Brussel VI. 8—9.20, Nor- mandië 9.2010.35, Lond. Reg. 10.3511.35, Droitwich 11.35 13.35, Lond. Reg. 13.35—15.35, Droitwich 15.3518.40, Lond. Reg. 18.40=19.20, Weenen 19.20—20.20, Droitwich 20.2023.Lond. Reg. 23.23.35, Droitwich 23.3524.—,, Lijn 5: Diversen. andere woorden: hij prees het plan van „Landbouw en Maatschappij" aan. De aandacht der regeering werd door allen gevestigd op de lage loonen der land- en tuinarbeiders; uitbreiding van de werkgelegenheid op 't land door ont- ginnings- of inpolderingswerken en in dustrialisatie; uitbreiding van het land bouwonderwijs in verband met de hooge eischen, welke een intensievere bebouwing aan den grond stelt; inwerkingtreding van de nieuwe Pachtwet, teneinde etere pacht- pachtverhoudingen te scheppen. Verder waren er nog eenige afzonder lijke punten, welige vermelding behoeven. Zoo spraken de heer van der Goes van Naters (s.d.) en mevr. BakkerNort (v.d.) over de onjuiste toepassing van de nieuwe Vogelwet, waardoor tóch nog massa-vangst van zangvogeltjes kon plaats vinden; de heer v. d. Heuvel (a.r.) achtte hun bezwaren evenwel overdreven. De heer Ebels (v.d.) drong aan 't slot van zijn betoog aan op instelling van een staatscommissie tot onderzoek van het vraagstuk der grond- en pachtprijzen, de heer Hilgenga (s.d.) bepleitte, in navol ging van zijn partijgenoot van' der Sluis voor nationalisatie van den grond, de heer Dieters (n.s.b.) daarentegen wenschte aan den landbouw, den boer, de eerste plaats in het rijk der economie toe te kennen. Van zijn kant kwam de scherpste critiek op het regeeringsbeleid, waarvan letterlijk niets deugde. Aan 't slot van zijn rede welke de voorzitter een paar malen we gens ontoelaatbare uitdrukkingen moest onderbreken sprak deze afgevaardigde zijn verwondering uit over het „kinder- lijk geloof" der landbouwdeskundigen in de Kamer, dat onder dit staatsbestel de boeren de plaats zouden krijzen, „welke hun van Godswege toekomt." De minister is niet meer aan 't woord gekomen. De Eerste Kamer hield hem te lang vast. Wijziging crisis-invoerwet. In de Eerste Kamer bleek tegen de wijziging van de crisis-invoerwet een groot aantal bezwaren, hoofdzakelijk tegen de uitgebreide machtigingen der regeering, te bestaan. De opposanten waren de heeren Droog- leever Fortuyn (lib.), ter Haar (c.h.), van Embden (v.d.), en von Bönninghausen (n.s.b.), de heer Pollema (c.h.) zeide eerst het antwoord van den minister te willen afwachten. Een enkele, die het ontwerp met warmte verdedigde, prof. Diepenhorst deed 't op zijn bekende oratorisch knappe en dikwijls geestige wijze alle opgeroepen „geesten van Genève, Oucky en Oslo verbannend van den weg der realiteit. Hij herinnerde aan het eervolle verleden van dezen mi nister, die een actieve handelspolitiek Door ALAN DAREj 38) De onmeedoogende gezichten om haar heen gaven haar de overtuiging, dat ant woord nutteloos zou zijn. Zij had een gevoel, alsof zij stikte, alsof zij vergeven was. Phenuit zei iets en Peters greep haar bij den arm. Langs een steil pad begon het troepje het keldergewelf te verlaten. „Dave Dave!" klaagde zij. Toen trok Peters haar voort en zij volg den den Indianen, die de uitrusting droe gen. Zy kwam weer in het vroolijke zon licht, maar alles om haar heen was een zwarte ruïne asch en rook. Zij zag ech ter niets, want zij was geheel overstuur. „Wij moeten de muildieren opvangen", zei Phenuit. „Er zullen er wel eenige zijn, die het overleefd hebben". „Zij wenschte van ganscher harte, dat zij het niet had overleefd. Eerst Bob nu Dave... Had het eenig nut, tegen het blijkbaar onvermijdelijke te strijden? Wat er daarna gebeurde, wist zij niet. Zij had een vagen indruk van kale boom stronken, asch, die mijlen ver lag, de lijken van twee muildieren, en de kwellende ge dachte, dat er bij het graf in Hammuxi nog een wandaad zou bedreven worden. HOOFDSTUK XX. Te laat. Kennedy en Hornblow hadden geen tijd verloren laten gaan. In die anders onge repte wildernis konden zy de indrukken der muildierenhoeven en voetstappen niet misloopen. De spanning voor Kennedy was nu zeer groot, want hy was ervan over tuigd dat nog slechts een mijl of twee hem van zijn tegenstander scheidde. „Het is net, of er iets brandt", zei hij. „Ruik je wel?" „Ja. Ik ruik het al eenigen tijd". „Dat moet hun kampvuur zijn". Zij liepen behoedzaam voort en bemerk ten, dat de brandlucht steeds doordringen der werd. Plotseling hield Kennedy halt en wees op asch op den grond. „Het is meer dan een kampvuur. Sapper loot, Hornblow, ik geloof, dat het bosch voor ons in brand staat. Kijk eens naar die omgekrulde en verdorde bladeren!" „Je hebt gelijk. Dat is rook daarginds!" Toen zij verder gingen, ontmoetten zij meer teekenen van den brand. „Heb je nog wat water over?" vroeg hij: „Het mijne is heelemaal op". „Nog een beetje". Hy nam de helft van wat er in Hom- blows flesch over was en liep weer voort, overal rondspiedend. De schaarschte aan water was op het oogenblik van niet veel belang, want zij wisten, dat zij in de on- dergrondsche gewelven altijd nieuwen voorraad konden krijgen, maar het voed sel was een andere zaak. Als de geconser veerde etenswaren en vruchten waren op, en reeds twee dagen hadden zy geleefd van voedsel, dat het woud hun verschafte. Nu alles tot asch verbrand was, was hun toe stand zeer ernstig. „Hallo! Wat is dit?" riep Hornblow uit. Het bleek een dood muildier te zijn, half verbrand doqr de vreeselijke hitte. Ken nedy deinsde terug voor de grimmige be- teekenis hiervan. Verderop zouden zij op menschelyke lichamen kunnen stuiten het lichaam van de vrouw, die zijn geheele leven veranderd had en met wie hy eenige maanden van volmaakt geluk had gehad. Hornblow begreep, waaraan hij dacht en raakte zacht zijn arm aan. „Pat hoeft nog niet, oude jongen", zei hy. „Muildieren raken bij zoo'n onver wachte gebeurtenis den kop kwijt. Een man of een vrouw is slimmer. Misschien zijn de muildieren op hol geslagen". Zij spraken weinig, terwijl zij zich voort spoedden. Over een uitgestrektheid van vier mijl had het vuur alles platgebrand. Toen kwamen zij op een breede open plek. Hier was de brand gestuit. In de verte zagen zij dicht onberoerd geboomte. „Hij moet hier weer eenige van de muil dieren hebben teruggevonden", zei Kenne dy. „Hier zyn sporen van hoeven". „We kunnen niet ver van Hammuxi meer zijn" Kennedy knikte instemmend. Zijn ge zicht was hard en zijn oogen koud. In zijn gewone doen een zeer vredelievend mensch, was hij nu bezield door den lust tot wraak. Hij kon zich voorstellen, wat Maxine moest hebben doorstaan. Ongetwij feld dacht zy, dat hy dood was, en was misschien op ditzelfde oogenblik getuige van het hartbrekende opgraven van haar vaders lyk. „Kijk, een of ander dier!" fluisterde Hornblow. Hy wilde zijn geweer aanleggen, maar Kennedy hield hem tegen. „Het is beter, een poosje honger te lijden, I dan Phenuit te waarschuwen. Misschien vinden wij daarginds wat vruchten". „Je hebt gelijk. Hè, ik heb een honger als een paard". De sporen waren nu moeilijker te onder scheiden, daar de grond hard was en hier en daar steenhoopen lagen. Maar toen zij aan den rand van het woud kwamen, wer den de indrukken weer dieper. „Nu moeten we voorzichtig voortgaan", fluisterde Kennedy. „Hy zal waarschijnlijk in hinderlaag gaan liggen, als hy ons ziet". Voetje voor voetje kropen zij vooruit, met de hand aan hun geweer. De sporen liepen in kronkelende bochten steeds ver der door het woud, alsof zij nooit zouden eindigen. Hornblow haalde zwaar adem en de lust in avonturen blonk hem uit de oogen. Maar Kennedy kon niet in zyn geestdrift deelen. Voor hem was de toe stand zenuwsloopend. Wat kon er nu al niet gebeurd zijn! Phenuit was zoo'n groo te duivel, dat hij best in staat was, met zijn gevangene af te rekenen, zoodra hij zijn doel bereikt had. Ten overvloede begon de -dichte duister nis te vallen. Zy verhaastten hun schre den, niettegenstaande het dreigende ge vaar. Het was bijna geheel donker, toen het smalle pad hen by de ruïne van een prachtigen tempel bracht. Nu was hij klein, maar blijkbaar was hij eens van reusachtige afmetingen geweest. Groote brokken puin lagen er aan alle kanten omheen, en op zij waren vier dikke prach tig gebeeldhouwde kolommen. „Hammuxi!" fluisterde Hornblow. „Het lijkt er wel op. Maar we doen be ter, ons nog wat schuil te houden. Phenuit moet in de buurt zijn". Zij legden hun pakken onder een boom I en namen slechts hun geweer mede, om op verkenning uit te gaan. Links van den tempel waren overblijfselen van een vuur, maar nergens was eenig teeken van leven- Plotseling uitte Hornblow een kreet, die Kennedy aan zijn zijde bracht. Een meter van hen af was een half leeg hol, en daar naast eenige aarde en steenen en een hou ten kruis. „Het graf!" mompelde Kennedy. »HÜ heeft het gevonden!" „Wat een duivel! Hy heeft het niet eer» weer in orde gemaakt! Maar waar ia hij?" „Ja, waar?" Het was ondoenlijk, dien nacht nog ver der te zoeken, want het was nu pikdonker en de maan scheen niet. Zij bleven een poosje stil zitten, in de hoop, dat Phenuit een kampvuur zou aanleggen en zoo z°u verraden, waar hy was, maar zij hoorden of zagen niets. „Hij is blijkbaar weggegaan", zei Ken nedy eindelijk. „Maar waarheen?" „Er was nog een andere plaats aanfP" streept op die kaart in het manuscript- Waar is het?" Zij haalden het boekje te voorschijn en Kennedy legde een klein vuur aan licht te hebben. Toen zy de twee kaartan vergeleken, zagen zij, dat de weg in manuscript op een plaats eindigde, die nl® meer dan twintig mijl van de plek W waar zij zich nu bevonden. „Hy heeft blijkbaar het Tablet naar andere plaats meegenomen", zei }^enn L. „Die moet ten Westen van hier liggen P een groote hoogte. Daar ligt zijn l*"* Laten we nu dadelijk gaan slapen en m gen vroeg by daglicht er heen trekken (Wordt vervolgd-1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1937 | | pagina 8