Gemeenteraden
JeuittetoH
VERSCHRIKKING
EN NOORDSCHERMER
GRAFT
Uit hat Amerikaansch door
HERMAN ANTONSEN.
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 21 JANUARI 1938.
De gistervoormiddag gehouden raadsver
gadering werd niet bijgewoond door den
heer Posch, die wegens ziekte afwezig was.
De burgemeester, de heer Kolb, opende
de vergadering met een welkom en de
hoop, dat het nieuwe jaar voor de leden
en hun gezinnen en de heele gemeente een
goed jaar zal mogen worden.
Wat de ziekte van den heer Posch betreft,
deelde spr. mede, dat de toestand van den
wethouder wel vooruitgaande is. Spr. hoop
te, dat de heer Posch in beterschap moge
toenemen en binnen niet te langen tyd
weder geheel hersteld zal zijn.
Spr. vond het niet noodig om een uitge
breid overzicht te geven van het afgeloopen
jaar, maar wilde toch een paar belangrijke
zaken memoreeren: in de eerste plaats dat
de werkloosheid iets is afgenomen. Spr.
hoopte, dat in 1938 wederom verbetering
zal zijn te constateeren.
Voorts herinnerde spr. aan het zeer be
langrijke raadsbesluit, waarbij besloten
werd tot restauratie van de beide recht
huisjes en zegde toe, dat de heer A. A. Kok,
architect te Amsterdam, die by het agenda
punt „Bouw van een ambtswoning voor den
burgemeester" eenige toelichting zou geven,
ook mededeelingen zou doen over de ter
zake van de restauratie gemaakte vorde
ringen.
Ingekomen stukken.
Ingekomen was van de commissie tot
wering van schoolverzuim het jaarverslag
over hare werkzaamheden over 1937.
Bij de mededeeling van den voorzitter
over de ingestelde kascontrole bü het bur
gerlijk armbestuur merkte mevr. S 1 o o-
t e n op, dat het kasprocesverbaal geteekend
was door den heer Goedhart als loco-secre
taris, hetgeen zij onjuist oordeelde.
De burgemeester gaf toe, dat zulks was
gebeurd, maar het was geschied in zijn af
wezigheid en dus z.i. volkomen toelaatbaar,
al had de heer G. ook den daarvoor ver-
eischten leeftijd nog niet bereikt.
Van Ged. Staten was bericht ingekomen,
dat zij de beslissing over de begrooting
hebben verdaagd, maar toestemming ver
leenden om voorloopig de noodige uitgaven
te doen. Van datzelfde college was de toe
zegging ontvangen van een subsidie voor de
restauratie van de beide rechthuisjes in de
gemeente.
Al deze mededeelingen werden voor ken
nisgeving aangenomen.
In verband met de notulen maakte mevr.
S 1 o o t e n een opmerking over het in de
vorige vergadering behandelde punt van de
werkverschaffing, naar aanleiding waarvan
devoorz itter antwoordde, dat het
N.V.V. nog bezig is met het onderzoek van
een en ander.
Bouw ambtswoning voor den
burgemeester.
Zooals wij in ons nummer van gister nog
konden mededeelen, heeft de raad besloten
in principe over te gaan tot den bouw van
een ambtswoning voor den burgemeester.
De bij dit punt gevoerde besprekingen kon
den wü gister niet meer opnemen, wij laten
het verslag daarvan hier volgen.
De heer vanderLaan deelde mede,
dat de heer Stekelbos, lid van den raad,
Woensdag hem en den anderen wethouder,
den heer Posch, een bezoek had gebracht
en had medegedeeld, dat er voorloopig en
misschien zelfs heelemaal geen predikant bij
de herv. gemeente te Grootschermer zou
worden beroepen, zoodat de burgemeester
nog wel in de pastorie kon blijven wonen.
Dit was te laat geweest om het punt nog van
de agenda af te voeren. Spr. meende, dat
de heer Kok dus gevoegelijk zyn mededee
lingen over den voorgenomen bouw zou
kunnen geven, de raad kon dan in principe
besluiten tot dien bouw over te gaan zoodra
de omstandigheden dit wenschelijk deden
zijn.
Den voorzitter bevreemdde het, dat
de heer Stekelbos wel de beide wethouders
en niet den burgemeester een en ander had
verteld.
De heer Stekelbos had veronder
steld, dat de burgemeester met de heele
kwestie voldoende op de hoogte was.
De v o o r z i 11 e r: Ja, in zooverre, dat
er gezegd is, dat van het beroep allicht dit
jaar niets meer zou komen, maar waar-
schijnlijk wel het volgende jaar. Spr. had
een brief van het kerkbestuur ontvangen
met opzegging van de huur tegen 1 Febr.
a.s., waarbij tevens was medegedeeld, dat
hü voor den volgenden tijd, gedurenden
welken er nog geen predikant zou zyn, de
woning van week tot week kon huren. De
president-kerkvoogd had een en ander nog
toegelicht en gevraagd om spoed te betrach
ten voor het eventueele bouwen van een
ambtswoning, opdat 't beroepingswerk geen
stagnatie zou behoeven te ondervinden van
het gemis van een pastorie. Spr. had daar
in toegestemd. Daarop was er een kink in
den kabel gekomen, toen bleek dat er geen
voldoende geld was toegezegd voor het pre
dikantssalaris, echter de ontbrekende 350
zou er wel tegen het volgende jaar komen,
zoodat dan dus een beroep zou kunnen wor
den uitgebracht. De president-kerkvoogd
had er niet in willen toestemmen een be-
hoorlyke huurovereenkomst aan te gaan
voor dit jaar en omdat spr. er •■•oor bedankte
„op een schopstoel" te zitten, had hij thans,
nu er nog voldoende tijd was om een huis
te bouwen, het voorstel aanhangig gemaakt
om een ambtswoning te bouwen. Spr. achtte
het voor het dorp wel van belang, dat er
een predikant zou komen.
Gezien het hem medegedeelde, vond spr.
het zeer bevreemdend, dat de zaak van het
beroep van een predikant nu ineens weer
zoozeer op de lange baan zou zyn ge
schoven.
De heer Stekelbos zeide, dat de toe
zegging van den Raad van Beheer weer was
ingetrokken en spr. meende, dat den bur
gemeester dit was medegedeeld.
Neen, zei de voorzitter, my is
daarvan niets verteld. Alleen is gezegd, dat
men zich vergist had ten aanzien van de
kerkvoogdij. Spr. meende stellig te weten
dat de brief van den Raad van Beheer niet
was ingetrokken. Intusschen blijft het feit
bestaan, dat spr. de huur is opgezegd en dat
het schrijven, waarbij zulks gebeurde, niet
is ingetrokken, en daarom moet er een of
andere maatregel worden getroffen.
De heer vanderLaan zou niet voor
een ambtswoning zijn, als er geen predikant
komt, maar zou toch, ondanks de verrassen
de mededeeling van den heer Stekelbos, de
besprekingen over het aanhangige voorstel
willen voeren; men kon zich dan nog met
het kerkbestuur in verbinding stellen en
hooren hoe de vork eigenlijk in den steel
zit.
Devoorzitter wilde het verwijt
ontgaan van de zaak der ambtswoning te
hebben doorgedreven en liet daarom den
predikant te De Ryp, ds. Kastein, opbellen.
Van spr.'s zijde was er slechts medewerking
geweest om te maken dat 't beroepingswerk
niet uitgesteld behoefde te worden. Tot
den heer Stekelbos zei spr., dat deze stellig
verkeerd moet zijn ingelicht.
Mevr. S 1 o o t e n meende, dat afgezien
van alles het bouwen van een ambtswoning
thans voordeeliger voor de gemeente zal
zijn dan wanneer men daartoe over een Jaar
zou besluiten. De materialen zyn dan stellig
veel duurder.
De heer vanderLaan vond dit taal
die kant noch wal raakt, omdat er in dezen
geen voorspellingen te doen zyn.
De voorzitter was het met dezen
uitval niet eens, want als er geen voorspel
lingen te doen zijn, kan ook de heer v. d. L.
niet zeggen, dat de materialenpryzen niet
zullen stijgen.
De heer Vaalburg meende te mogen
zeggen, dat men den burgemeester nimmer
van doordryverij ten aanzien van een ambts
woning zou mogen beschuldigen, want over
het bouwen daarvan is al lang geleden ge
sproken en het is heelemaal niet verwon
derlijk dat die nu op de convocatie voor
deze vergadering vermeld is. Als de burge
meester de pastorie zal moeten verlaten,
moet er een woning voor hem gebouwd
worden, want er is geen andere voor hem in
het dorp aan te wijzen. Spr. was het eens
met het voorstel-van der Laan.
De voorzitter merkte op, dat hy
niet de kans zou willen loopen plotseling
het huis te moeten verlaten en dat zou
toch kunnen komen, want het kerkbestuur
had geen herziening van de huur gewild en
had de huuropzegging niet ingetrokken.
Spr. zou weieens genoodzaakt kunnen wor
den verlof te vragen buiten de gemeente te
mogen wonen, ofschoon hij dat liever niet
deed, omdat de burgemeester z.i. in de
eigen gemeente moet wonen. Hij had graag
gezien, dat men èn den burgemeester èn den
dominé in de gemeente had, maar het zou
er van kunnen komen, dat men een keus
moet doen: den burgemeester houden of
misschien den predikant.
De heer vanderLaan vond het voor
de gemeente van belang beiden te hebben
en zou in elk geval den burgemeester hier
willen houden, reden waarom spr. voor
stelde nu de kwestie van den bouw af te
handelen en dan de aanbesteding te zyner
tyd te doen plaats hebben.
De voorzitter kon zich hiermee wel
vereenigen, maar stelde voorop dat hy van
het kerkbestuur de absolute toezegging
wenscht van een behoorlijke huurovereen
komst, omdat hy niet van week tot week
de pastorie wil huren.
De hee rvanderLaan achtte de mo
gelijkheid wel aanwezig, dat B. en W. eens
naar het kerkbestuur gaan om de zaak te
bespreken.
Devoorzitter merkte op, dat hy
zelf de woning huurt en zich wel capabel
rekent om alléén over een contract te spre
ken.
De heer vanderLaan zei, met zijn
gezegde niets kwaads te hebben bedoeld;
als de burgemeester liever alléén erover
spreekt, is dit natuurlyk ook goed.
Inmiddels was de aangevraagde tele
fonische verbinding met den predikant
te De Rijp tot stand gekomen en nu
bleek, dat de voorzitter gelijk had gehad
met zijn bewering, dat de door den
Raad van Beheer gegeven dispensatie
niet was ingetrokken.
De voorzitter protesteerde ertegen,
dat de heer Stekelbos stellig volhield, dat
de R. v. B. den brief had ingetrokken en
had gezegd ervan verzekerd te zijn, dat er
voorloopig nog geen predikant zou komen,
terwijl het bericht over een aanstaande be
roeping reeds in de kranten is gemeld. Vol
gens spr. kan het beroep eiken dag worden
uitgebracht; zoodra de Synode het ontbre
kende bedrag van 350 heeft toegezegd,
kan het predikantssalaris op het vastgestelde
bedrag worden bepaald.
De heer Stekelbos merkte op, dat het
kerkbestuur den burgemeester altijd vol
doende tijd zal geven om een woning te
krygen.
De voorzitter wenschte de besprekin
gen nu maar liever te beëindigen en gaf den
heer Kok het woord om het door hem ge
maakte ontwerp voor een ambtswoning te
bespreken en te verduidelijken.
De heer Kok begon met te zeggen, dat
hij als kenner van Noordhollands platte
land (hij is Alkmaarder van afkomst) zich
allereerst de vraag had gesteld welke de
eischen zyn voor een burgemeesterswoning
in Groetschermer. Daarvan uitgaande, had
hy een ontwerp geteekend voor een moder
ne, niet te groote woning: beneden twee ka
mers plus een klein vertrek en een keuken,
boven een drietal slaapkamers met zolder,
ernaast een schuur, gedeeltelyk zoonoodig te
gebruiken als garage, en daarin tevens een
eenvoudige installatie voor centrale verwar
ming. Het geheel zou gebouwd kunnen wor
den voor een zuinigen prijs (cijfers werden
door spr. niet hardop genoemd, ze waren
wel aan de raadsleden medegedeeld) en was
zoo opgesteld, dat volstaan zou kunnen wor
den met een minimum aan onderhoud.
Het is de bedoeling te bouwen op het ter
rein der gemeente tegenover van Truyen.
Na de uitvoerige toelichtingen, waarvoor
de voorzitter dank betuige, zei deze
dat het hem speet dat de zaök geloopen was
zooals nu is geschied, omdat men nu toch
zal moeten afwachten wat er van terecht
komt.
De heer Schot herinnerde aan het ge
beurde van plm. een jaar geleden, toen er
sprake was van aankoop van de veldwach
terswoning, iets wat toen door de volgens
spr. „rechtsche raadsfractie" was afgewe
zen. Er is nu eenmaal geen ambtswoning,
de burgemeester mag niet op den „schop
stoel" zitten. De gang van zaken moet voor
dezen wel zeer onaangenaam zijn en daarom
stelde spr. voor tot den bouw van een
ambtswoning mee te werken.
De heer H e i n i s zei, dat het bouwen van
een ambtswoning afhangt van verschillende
factoren, o.a. ook van den prijs. In principe
was spr. wel voor den bouw, omdat hy den
burgemeester in het dorp wil houden. Spr.
herinnerde eraan hoe men wegens het niet
hebben van een geschikte woning geen dok
ter kon krijgen en wilde nu meewerken dat
niet ook de burgemeester weggaat.
De heer van der Laan beantwoordde
de bemerking van den heer Schot. De zoo
genaamde rechtsche fractie was altijd tegen
het maken van schulden geweest; had zy
er niet zoo over gedacht, dan „zaten we nu
in het moeras". Als een gemeente eigendom
men heeft, kost dat altyd. De heer Schot
zal toch niet bedoeld hebben, dat de ge
meente de veldwachterswoning had moeten
koopen, om er nu den burgemeester in te
laten wonen?
Mevr. Sloot en had in de woorden van
den heer van der Laan een klacht beluis
terd ten aanzien van voorstellen van de
soc.-dem. en vroeg wat dan wel van dien
kant was voorgesteld wat schulden zou ver
oorzaken.
De heer van der Laan antwoordde te
bedoelen het voorstel om huizen aan te koo
pen voor wegverbreeding en daarna nieuwe
woningen te bouwen, zooals in Schermer-
horn is gebeurd, waar men er een groote
strop aan heeft. Aan dergelijke dingen heeft
de „rechtsche fractie" niet willen meedoen.
De voorzitter vond deze besprekin
gen buiten de orde. Terugkomend op het
eigenlijk aanhangige agenda-punt, zei spr.,
dat een groot deel van de kosten van den
bouw terug komt door de huur, welke voor
de ambtswoning zal moeten worden betaald.
Het voorstel-van der Laan werd hier
op zonder stemming aangenomen.
Rondvraag.
Mevr. Sloot en vroeg den voorzitter
maatregelen te willen nemen, opdat de
werkverschaffing in de baggerregeling weer
zal kunnen aanvangen. Spr. was wel tegen
het nu gevolgde principe, maar nu dit een
maal is gehandhaafd, zou zy wenschen dat
in deze gemeente de baggerregeling kon
worden gevolgd, het is toch altyd voor ons
beter dat het hier gebeurt dan dat onze
menschen naar andere plaatsen gaan, zei zij.
De voorzitter merkte op, dat de ar
beiders niet geholpen zouden zyn door wat
mevr. Slooten wil. Als zy nu in de bagger
regeling kwamen en niet uitgetrokken
waren uit hun steünkas, zouden zy den
heelen zomer geen vollen steun kunnen ont
vangen. Verleden jaar werden toch immers
ook eenige lieden gedupeerd, toen in dezen
geest was besloten tegen den wensch van
B. en W. in.
De heer H e i n i s wilde den stempeltijd
wat verschuiven, om den menschen nu ge
legenheid te geven te gaan baggeren.
Maar als ze dan daarna in het vrye bedrijf
komen aldus de voorzitter en dan
geen gelegenheid meer hebben om uitge
trokken te raken, zijn ze weer gedupeerd.
Mevr. Slooten meende, dat hetgeen de
menschen dan in den zomer minder aan
steun ontvangen, niet opweegt tegen wat ze
nu méér zouden kunnen verdienen.
De voorzitter zou de kwestie nog
weieens willen nagaan en zoo noodig be
spreken met den inspecteur.
De heer Stekelbos wilde de straat
„aan de Zuid" doen nazien en de kuilen
wegnemen.
De voorzitter zegde onderzoek toe.
De heer Schot wilde nog ingaan op het
betoog van den heer v. d. Laan ten aanzien
van de schuldpositie der gemeente, maar de
voorzitter wenschte dit niet toe te
staan. De overige raadsleden hadden echter
geen bezwaar en toen de heer Schot toe
zegde kort te zullen zyn, kreeg hy nog het
woord. Hy betoogde dan, dat het de schuld
is van de groote werkgevers, dat de ge
meente in zulk een scheeve positie is ge
komen. Immers deze menschen haalden
„altemet" een arbeider en dan liepen de
goedgeschoolden werkloos rond. Zoo zitten
we nu met vele werkloozen en die willen
bedoelde werkgevers nu graag voor een
klein beetje exploiteeren.
De heer H e i n i s zei hierop, dat hy na
de openbare raadsvergadering wel van ant
woord zou dienen.
De restauratie van de beide recht
huisjes.
Aan de hand van kaarten gaf de heer
Kok hierop een uiteenzetting van de plan
nen tot restauratie van het raadhuis en af
breken van het oude kleine rechthuisje en
het weder opbouwen hiervan by het raad
huis. Aangezien wy van een en ander
reeds uitvoerige beschouwingen opnamen,
meenen wy hierover thans te kunnen
zwygen. Wy willen alleen nog melding
maken van een paar opmerkelijke uit
spraken van den architect. Ten eerste dat
hij door bemiddeling van het archief te
Alkmaar in het bezit van oorspronkelyke
teekeningen van het oude raadhuis was
gekomen. Hij noemde het een zeldzaamheid
dat zulke teekeningen, die oorspronkelijk
hadden gediend voor illustratie van boeken,
waren bewaard gebleven; dat gebeurde
hoogst zelden, omdat slechts by uitzonder™
de archieven zich daarvoor interesseere
Ten tweede trok onze aandacht de bewerin"
dat het heele terrein in de omgeving in d
loop der eeuwen circa driekwart met!£
moet zyn gezakt, wat blykt uit de oud
teekeningen. De blauwe band cement rond
om het raadhuis zou niet anders zyn d
een bedekking van de fundamenten, welk"
door de verzakking van het terrein boven
den grond waren gekomen. Om dezelfde
reden had men ook de stoep vóór het
gebouw moeten verhoogen met een na
treden. paar
Dinsdag vergaderde de Raad- Voorrttfer
was de heer Jn. Blaauw Azn., wethouder.
Weth. Blaauw opende deze vergadering en
sprak den wensch uit dat de burgemeester
spoedig moge genezen en binnen zeer korten
tyd zyn werkzaamheden kan hervatten. Spr.
sprak eveneens den wensch uit, dat 1935
voor den burgemeester en de leden van den
Raad een gezegend jaar moge zijn.
Een voorstel van B. en W. om *ti
0.25 per leerling beschikbaar te stellen
voor de schoolkinderen by de blyde gebeur
tenis van het Kon. Huis, werd goedgevon-
den.
De heer Brouwer informeerde terzake
naar de dorpen Oost- en West-Graftdyk. Op
den nationalen feesWag zal geen plaatselijke
belasting geheven worden van de caféhou
ders by vermakelykheden.
Naar aanleiding van de ingekomen mis
sive van Ged. Staten van Noordholland d.d.
5 Jan. 1938 betreffende samenvoeging O.L.
scholen, stelden B. en W. aan den raad voor
te besluiten:
1. met ingang van 1 Febr. a.s. op te hef.
fen de O.L. school te Oost-Graftdyk;
2. tot concentratie der bestaande O.L. scho
len t.w. te zyner tyd over te gaan tot het
bouwen van een OXi. school tusschen de
dorpen Oost- en West-Graftdyk, waarvoor
een subsidie uit 's rijks kas zal worden aan
gevraagd;
3. de leerlingen van de met ingang van 1
Febr. 1938 op te heffen O.L. school te Oost-
Graftdyk onder te brengen in de bestaande
O.L. school te West-Graftdyk;
4. wegens opheffing der betrekking aan
het hoofd der O.L. school, den heer J. L.
Lanjouw, eervol ontslag te verleenen;
5. idem aan de schoolschoonmaakster mej.
M.-Madderom te Oost-Graftdyk en een
wachtgeld toe te kennen ingevolge de bepa
lingen van het ambtenarenreglement
Terzake deze voorstellen werden door de
leden van den raad vele beraadslagingen en
besprekingen gevoerd.
De heer Koppen wees o.a. op hetgeen hij
in 1930 en 1934 ten aanzien van het O.L. on-
derwys heeft verlangd. De heer Brouwer
wees op het belang van het dorp Oost-Graft
dyk. De school en de kerk zyn nu eenmaal
in dit dorp 't centrale punt zoodat 't voor de
inwoners zwaar is dit offer te moeten bren
gen. Echter voor een plaatselijk belang moet
het algemeen belang niet ter zijde gesteld
worden, zoodat de heeren Brouwer en van
Ammers zich tegen het te nemen besluit niet
zullen verzetten. Zoowel de heer van Am
mers als Brouwer vonden het jammer dat
het personeel op zoo'n korten termyn ont
slag moet worden verleend.
De heer Brouwer bracht dank aan den
heer Lanjouw voor hetgeen hy voor Oost-
Graftdyk heeft willen zyn.
De heeren J. C. Heijnis en S. Heinis, de voor
zitter en de heer Jongkind, adviseerden het
algemeen belang te dienen, n.L onderwijs in
een centrale school te prefereeren boven een
eenman sschooL
Daama werden de voorstellen van B. en
W. met algemeene stemmen aangenomen.
Tevens werd in principe besloten zoo
mogelijk mej. M. Messchaert na 1 Febr.
as. weer als vast onderwijzeres aan de
school te benoemen.
De voorzitter wees nog op het groote be
lang voor het onderwijs, dat de ouders de
kinderen, die thans te Oost-Graftdijk de
school bezoeken, zullen zenden naar de
school te West-Graftdyk.
Het adres van de ingezetenen te Wed-
Graftdijk werd voor kennisgeving aanga*-
men.
Het besluit inzake instandhouding van
een O.L. school in deze gemeente werd roet
algemeene stemmen genomen en ter goed
keuring ingezonden aan de bevoegde auto
riteiten.
7)
„Zeg, Valcour", klonk de stem van kapi
tein Sohme, die juist terugkeerde, „Swi-
thers zegt, dat hy alleen de vlagsignalen
kent. Hy zegt ook, dat als hy maar iemand
vinden kon, die dat lamme ding voor hem
aan het werk kon krygen, hy misschien
wel een bericht voor elkaar kon zetten,
maar hy weet met geen mogelijkheid welke
van die knoppen of handles hij omdraaien
moet. En hoe moet het nu met den doode.
We kunnen hem toch niet den heelen nacht
aan dek laten liggen? Ik laat de passagiers
en het volk liever niet langer naar hem
kijken dan strikt noodig is. Dat dient ner
gens toe".
„Ik kom dadelük mee, kapitein".
Mijnheer Dumarque stapte uit de hut
het dek op.
„We moeten onze discussie later nog
maar eens voortzetten, mijnheer Valcour",
zei hij.
Valcour haalde den sleutel uit de bin
nenrijd® van de deur der radio-hut, deed
die aan de buitenzijde op slot, stak den
sleutel by zich, keek dan mijnheer Du
marque een oogenblik afwezig aan en zei:
„Ja, dat doen we".
De jonge Swithers bevond zich alleen
met het lijk van Gans. Swithers, die nog
heel vreemd stond tegenover den dood,
voelde zich niet op zijn gemak en nu er
niemand anders meer in de nabijheid was,
toonde zijn gelaatsuitdrukking dit duidelijk
genoeg. Hij was onrustigecht onrustig.
Niet bepaald bang. Hij vond het beslist
grooten onzin, dat de arme drommel niet
naar zijn hut gebracht mocht worden
Kapitein Sohme en Valcour kwamen het
sloependek op en Swithers was maar al
te bly, dat hy hen tegemoet kon gaan.
Valcour haalde een zaklampje te voor
schijn en knielde naast den doode neer.
Hy bekeek de koude, magere handen, maar
vond er geen spoor van rooden inkt op. Hij
haalde een zakdoek uit den borstzak van
den doode, maar ook daarop zat geen roode
inkt. In geen der andere zakken zat een
zakdoek. Dan onderzocht hij de blauwe
plekken in den nek en voelde zich ervan
overtuigd, dat de dader achter Gans had
gestaan, toen hy hem wurgde. Denkelijk
had Gans over de verschaning geleund om
te kyken naar iets, wat die ander hem aan
wees. Op de huid van den nek was geen
spoor van rooden inkt te bekennen.
De uniform van Gans was niet bijzonder
verkreukeld en nergens stuk. Daaruit
maakte hy op, dat er niet dan een on-
beteekenende worsteling was voorgeval
len. Hü bevoelde de bovenarmen van den
doode voorzichtig. Ze waren slap en ma
ger en tot geen groote krachtsinspanning
in staat. Zelfs tegenover een man van
slechts middelmatige kracht zou Gans
weinig kans gehad hebben. Vreemd dat
de dader het lyk niet overboord gewor
pen had Natuurlyk gestoord. Door die
miss Sidderby vlak voordat ze schreeuw
de Er was niets bijzonders waar te
nemen aan de reeling of op het dek in
de nabyheid.
„Ik zou graag willen weten, wie het laat
ste by hem is geweest", mompelde Val
cour.
„Dat ben ik denkelijk geweest, münheer"
Valcour keek naar het trieste, ongeluk
kige gezicht van den jongen Swithers.
„Hoe laat was dat, mynheer Swithers?"
„Wel, ik ben by hem in de hut geweest,
tot het twee glazen luidde".
„Zitten praten?"
„Ja, gewoon een praatje"' Ondenkbaar,
dat nauwelijks een uur geleden die ineen
gekrompen, roerlooze gedaante daar op het
dek nog praten kon.
„Over iets bepaalds?"
„Och, zoo'n beetje over alles en nog
wat
„Hoe scheen hü u toe?"
„Toeschynen?"
„Ja. Was hü gewoon.... niet gejaagd of
neerslachtig of ziek of iets dergelyks?"
„Heel gewoon, münheer. We zaten
de jonge Swithers kreeg een brok in zyn
keel, dat hem het spreken byna belette,
„we zaten gewoon te kletsen'"
„En was hü nog heelemaal gewoon, toen
u om negen uur byJiem wegging?"
„JgT. Eén zoo'n lettergreep ging nog het
gemakkelijkste.
„Weet u soms, of er na uw vertrek nog
iemand by hem geweest is?"
„Neen".
„Niemand in de buurt zien rondhangen,
toen u wegging?"
„Neen".
„Waar bent u heengegaan?"
„Regelrecht naar kooi en gaan slapen".
Stommerd te gaan slapen, terwyl
„Mynheer Gans liet de radio-hut ge
woonlijk openstaan niet? Ik zag een sleu
tel. Gebruikte hü dien nooit?"
„Alleen als we in een haven lagen, mün
heer".
„Dus na uw vertrek kon iedereen bü
hem binnenstappen, die wilde?"
„Ja, maar wie zou dat doen? Niemand
deed het ooit, behalve ik".
„De meesten mochten mynheer Gans
niet lijden, wel0vroeg Valcour omzichtig.
„Toch welmaar ze bemoeiden zich
niet met hem. Ik was de eenige".
„Was er niemand aan boord, die beslist
een hekel aan mynheer Gans had?"
„Goeie hemel, neen!"
„Dank u", zei Valcour vriendelyk. „Het
is een afschuwelyk gemeene misdaad".
„U denkt, dat hü vermoord is, niet waar
mynheer Valcour?"
„Jazeker, münheer Swithers".
„Dan is het toeft maar gelukkig", zei
Swithers. starend naar het witte hoopje
op het dek, „dat de schurk, die het gedaan
heeft, niet van het schip af kan komen!"
HOOFDSTUK VI.
33 4 Noorderbreedte.
64 38 Westerlengte.
Miss Sidderby was nog te opgewonden.
om te beseffen, hoe erg ze geschrokken
was. Haar jongere zuster zat bü haar in
de lounge en mevrouw Stickney had de
handigheid gehad, een hofmeester aan te
klampen en een glas limonade met rum
voor haar te vragen. Deze was het haar
juist komen brengen.
De familie Poole en Sandford zaten in
de nabyheid en münheer Force zat een
beetje in de verdrukking, omdat de dikke
mynheer Wright op de leuning van den
stoel, waarin Force zat, was komen zitten.
Luitenant Valcour was buiten aan dek be
zig, zooals ze allen wisten. Op dat oogen
blik viel het niemand hunner op, dat met
uitzondering dan van Valcour, mynheer
Dumarque de eenige van de passagierslijst
was, die zich niet in het gezelschap bevond.
Later....
Misschien wilde ze graag eentonigheia
vermyden, toen ze haar relaas van het
gebeurde voor de derde maal vertelde,
maar het was een feit, dat miss Sidderby
er allerlei nieuwe omstandigheden hy
maakte. Valcour stond nu juist op den
drempel van het kleine salon en luisterde
aandachtig mee. Met uitzondering van
mevrouw Poole, hield iedereen zün blik
ken op miss Sidderby gevestigd. Mevrouw
Poole keek naar Valcour, die daar "e
buiten den lichtkring stond. En Valcou
luisterde naar miss Siderby, maar kee
naar mevrouw Poole.
(Wordt vervolg*'-