Gemeenteraden JeuittetoH VERSCHRIKKING EN NOORDSCHERMER GRAFT Uit hat Amerikaansch door HERMAN ANTONSEN. DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT van VRIJDAG 21 JANUARI 1938. De gistervoormiddag gehouden raadsver gadering werd niet bijgewoond door den heer Posch, die wegens ziekte afwezig was. De burgemeester, de heer Kolb, opende de vergadering met een welkom en de hoop, dat het nieuwe jaar voor de leden en hun gezinnen en de heele gemeente een goed jaar zal mogen worden. Wat de ziekte van den heer Posch betreft, deelde spr. mede, dat de toestand van den wethouder wel vooruitgaande is. Spr. hoop te, dat de heer Posch in beterschap moge toenemen en binnen niet te langen tyd weder geheel hersteld zal zijn. Spr. vond het niet noodig om een uitge breid overzicht te geven van het afgeloopen jaar, maar wilde toch een paar belangrijke zaken memoreeren: in de eerste plaats dat de werkloosheid iets is afgenomen. Spr. hoopte, dat in 1938 wederom verbetering zal zijn te constateeren. Voorts herinnerde spr. aan het zeer be langrijke raadsbesluit, waarbij besloten werd tot restauratie van de beide recht huisjes en zegde toe, dat de heer A. A. Kok, architect te Amsterdam, die by het agenda punt „Bouw van een ambtswoning voor den burgemeester" eenige toelichting zou geven, ook mededeelingen zou doen over de ter zake van de restauratie gemaakte vorde ringen. Ingekomen stukken. Ingekomen was van de commissie tot wering van schoolverzuim het jaarverslag over hare werkzaamheden over 1937. Bij de mededeeling van den voorzitter over de ingestelde kascontrole bü het bur gerlijk armbestuur merkte mevr. S 1 o o- t e n op, dat het kasprocesverbaal geteekend was door den heer Goedhart als loco-secre taris, hetgeen zij onjuist oordeelde. De burgemeester gaf toe, dat zulks was gebeurd, maar het was geschied in zijn af wezigheid en dus z.i. volkomen toelaatbaar, al had de heer G. ook den daarvoor ver- eischten leeftijd nog niet bereikt. Van Ged. Staten was bericht ingekomen, dat zij de beslissing over de begrooting hebben verdaagd, maar toestemming ver leenden om voorloopig de noodige uitgaven te doen. Van datzelfde college was de toe zegging ontvangen van een subsidie voor de restauratie van de beide rechthuisjes in de gemeente. Al deze mededeelingen werden voor ken nisgeving aangenomen. In verband met de notulen maakte mevr. S 1 o o t e n een opmerking over het in de vorige vergadering behandelde punt van de werkverschaffing, naar aanleiding waarvan devoorz itter antwoordde, dat het N.V.V. nog bezig is met het onderzoek van een en ander. Bouw ambtswoning voor den burgemeester. Zooals wij in ons nummer van gister nog konden mededeelen, heeft de raad besloten in principe over te gaan tot den bouw van een ambtswoning voor den burgemeester. De bij dit punt gevoerde besprekingen kon den wü gister niet meer opnemen, wij laten het verslag daarvan hier volgen. De heer vanderLaan deelde mede, dat de heer Stekelbos, lid van den raad, Woensdag hem en den anderen wethouder, den heer Posch, een bezoek had gebracht en had medegedeeld, dat er voorloopig en misschien zelfs heelemaal geen predikant bij de herv. gemeente te Grootschermer zou worden beroepen, zoodat de burgemeester nog wel in de pastorie kon blijven wonen. Dit was te laat geweest om het punt nog van de agenda af te voeren. Spr. meende, dat de heer Kok dus gevoegelijk zyn mededee lingen over den voorgenomen bouw zou kunnen geven, de raad kon dan in principe besluiten tot dien bouw over te gaan zoodra de omstandigheden dit wenschelijk deden zijn. Den voorzitter bevreemdde het, dat de heer Stekelbos wel de beide wethouders en niet den burgemeester een en ander had verteld. De heer Stekelbos had veronder steld, dat de burgemeester met de heele kwestie voldoende op de hoogte was. De v o o r z i 11 e r: Ja, in zooverre, dat er gezegd is, dat van het beroep allicht dit jaar niets meer zou komen, maar waar- schijnlijk wel het volgende jaar. Spr. had een brief van het kerkbestuur ontvangen met opzegging van de huur tegen 1 Febr. a.s., waarbij tevens was medegedeeld, dat hü voor den volgenden tijd, gedurenden welken er nog geen predikant zou zyn, de woning van week tot week kon huren. De president-kerkvoogd had een en ander nog toegelicht en gevraagd om spoed te betrach ten voor het eventueele bouwen van een ambtswoning, opdat 't beroepingswerk geen stagnatie zou behoeven te ondervinden van het gemis van een pastorie. Spr. had daar in toegestemd. Daarop was er een kink in den kabel gekomen, toen bleek dat er geen voldoende geld was toegezegd voor het pre dikantssalaris, echter de ontbrekende 350 zou er wel tegen het volgende jaar komen, zoodat dan dus een beroep zou kunnen wor den uitgebracht. De president-kerkvoogd had er niet in willen toestemmen een be- hoorlyke huurovereenkomst aan te gaan voor dit jaar en omdat spr. er •■•oor bedankte „op een schopstoel" te zitten, had hij thans, nu er nog voldoende tijd was om een huis te bouwen, het voorstel aanhangig gemaakt om een ambtswoning te bouwen. Spr. achtte het voor het dorp wel van belang, dat er een predikant zou komen. Gezien het hem medegedeelde, vond spr. het zeer bevreemdend, dat de zaak van het beroep van een predikant nu ineens weer zoozeer op de lange baan zou zyn ge schoven. De heer Stekelbos zeide, dat de toe zegging van den Raad van Beheer weer was ingetrokken en spr. meende, dat den bur gemeester dit was medegedeeld. Neen, zei de voorzitter, my is daarvan niets verteld. Alleen is gezegd, dat men zich vergist had ten aanzien van de kerkvoogdij. Spr. meende stellig te weten dat de brief van den Raad van Beheer niet was ingetrokken. Intusschen blijft het feit bestaan, dat spr. de huur is opgezegd en dat het schrijven, waarbij zulks gebeurde, niet is ingetrokken, en daarom moet er een of andere maatregel worden getroffen. De heer vanderLaan zou niet voor een ambtswoning zijn, als er geen predikant komt, maar zou toch, ondanks de verrassen de mededeeling van den heer Stekelbos, de besprekingen over het aanhangige voorstel willen voeren; men kon zich dan nog met het kerkbestuur in verbinding stellen en hooren hoe de vork eigenlijk in den steel zit. Devoorzitter wilde het verwijt ontgaan van de zaak der ambtswoning te hebben doorgedreven en liet daarom den predikant te De Ryp, ds. Kastein, opbellen. Van spr.'s zijde was er slechts medewerking geweest om te maken dat 't beroepingswerk niet uitgesteld behoefde te worden. Tot den heer Stekelbos zei spr., dat deze stellig verkeerd moet zijn ingelicht. Mevr. S 1 o o t e n meende, dat afgezien van alles het bouwen van een ambtswoning thans voordeeliger voor de gemeente zal zijn dan wanneer men daartoe over een Jaar zou besluiten. De materialen zyn dan stellig veel duurder. De heer vanderLaan vond dit taal die kant noch wal raakt, omdat er in dezen geen voorspellingen te doen zyn. De voorzitter was het met dezen uitval niet eens, want als er geen voorspel lingen te doen zijn, kan ook de heer v. d. L. niet zeggen, dat de materialenpryzen niet zullen stijgen. De heer Vaalburg meende te mogen zeggen, dat men den burgemeester nimmer van doordryverij ten aanzien van een ambts woning zou mogen beschuldigen, want over het bouwen daarvan is al lang geleden ge sproken en het is heelemaal niet verwon derlijk dat die nu op de convocatie voor deze vergadering vermeld is. Als de burge meester de pastorie zal moeten verlaten, moet er een woning voor hem gebouwd worden, want er is geen andere voor hem in het dorp aan te wijzen. Spr. was het eens met het voorstel-van der Laan. De voorzitter merkte op, dat hy niet de kans zou willen loopen plotseling het huis te moeten verlaten en dat zou toch kunnen komen, want het kerkbestuur had geen herziening van de huur gewild en had de huuropzegging niet ingetrokken. Spr. zou weieens genoodzaakt kunnen wor den verlof te vragen buiten de gemeente te mogen wonen, ofschoon hij dat liever niet deed, omdat de burgemeester z.i. in de eigen gemeente moet wonen. Hij had graag gezien, dat men èn den burgemeester èn den dominé in de gemeente had, maar het zou er van kunnen komen, dat men een keus moet doen: den burgemeester houden of misschien den predikant. De heer vanderLaan vond het voor de gemeente van belang beiden te hebben en zou in elk geval den burgemeester hier willen houden, reden waarom spr. voor stelde nu de kwestie van den bouw af te handelen en dan de aanbesteding te zyner tyd te doen plaats hebben. De voorzitter kon zich hiermee wel vereenigen, maar stelde voorop dat hy van het kerkbestuur de absolute toezegging wenscht van een behoorlijke huurovereen komst, omdat hy niet van week tot week de pastorie wil huren. De hee rvanderLaan achtte de mo gelijkheid wel aanwezig, dat B. en W. eens naar het kerkbestuur gaan om de zaak te bespreken. Devoorzitter merkte op, dat hy zelf de woning huurt en zich wel capabel rekent om alléén over een contract te spre ken. De heer vanderLaan zei, met zijn gezegde niets kwaads te hebben bedoeld; als de burgemeester liever alléén erover spreekt, is dit natuurlyk ook goed. Inmiddels was de aangevraagde tele fonische verbinding met den predikant te De Rijp tot stand gekomen en nu bleek, dat de voorzitter gelijk had gehad met zijn bewering, dat de door den Raad van Beheer gegeven dispensatie niet was ingetrokken. De voorzitter protesteerde ertegen, dat de heer Stekelbos stellig volhield, dat de R. v. B. den brief had ingetrokken en had gezegd ervan verzekerd te zijn, dat er voorloopig nog geen predikant zou komen, terwijl het bericht over een aanstaande be roeping reeds in de kranten is gemeld. Vol gens spr. kan het beroep eiken dag worden uitgebracht; zoodra de Synode het ontbre kende bedrag van 350 heeft toegezegd, kan het predikantssalaris op het vastgestelde bedrag worden bepaald. De heer Stekelbos merkte op, dat het kerkbestuur den burgemeester altijd vol doende tijd zal geven om een woning te krygen. De voorzitter wenschte de besprekin gen nu maar liever te beëindigen en gaf den heer Kok het woord om het door hem ge maakte ontwerp voor een ambtswoning te bespreken en te verduidelijken. De heer Kok begon met te zeggen, dat hij als kenner van Noordhollands platte land (hij is Alkmaarder van afkomst) zich allereerst de vraag had gesteld welke de eischen zyn voor een burgemeesterswoning in Groetschermer. Daarvan uitgaande, had hy een ontwerp geteekend voor een moder ne, niet te groote woning: beneden twee ka mers plus een klein vertrek en een keuken, boven een drietal slaapkamers met zolder, ernaast een schuur, gedeeltelyk zoonoodig te gebruiken als garage, en daarin tevens een eenvoudige installatie voor centrale verwar ming. Het geheel zou gebouwd kunnen wor den voor een zuinigen prijs (cijfers werden door spr. niet hardop genoemd, ze waren wel aan de raadsleden medegedeeld) en was zoo opgesteld, dat volstaan zou kunnen wor den met een minimum aan onderhoud. Het is de bedoeling te bouwen op het ter rein der gemeente tegenover van Truyen. Na de uitvoerige toelichtingen, waarvoor de voorzitter dank betuige, zei deze dat het hem speet dat de zaök geloopen was zooals nu is geschied, omdat men nu toch zal moeten afwachten wat er van terecht komt. De heer Schot herinnerde aan het ge beurde van plm. een jaar geleden, toen er sprake was van aankoop van de veldwach terswoning, iets wat toen door de volgens spr. „rechtsche raadsfractie" was afgewe zen. Er is nu eenmaal geen ambtswoning, de burgemeester mag niet op den „schop stoel" zitten. De gang van zaken moet voor dezen wel zeer onaangenaam zijn en daarom stelde spr. voor tot den bouw van een ambtswoning mee te werken. De heer H e i n i s zei, dat het bouwen van een ambtswoning afhangt van verschillende factoren, o.a. ook van den prijs. In principe was spr. wel voor den bouw, omdat hy den burgemeester in het dorp wil houden. Spr. herinnerde eraan hoe men wegens het niet hebben van een geschikte woning geen dok ter kon krijgen en wilde nu meewerken dat niet ook de burgemeester weggaat. De heer van der Laan beantwoordde de bemerking van den heer Schot. De zoo genaamde rechtsche fractie was altijd tegen het maken van schulden geweest; had zy er niet zoo over gedacht, dan „zaten we nu in het moeras". Als een gemeente eigendom men heeft, kost dat altyd. De heer Schot zal toch niet bedoeld hebben, dat de ge meente de veldwachterswoning had moeten koopen, om er nu den burgemeester in te laten wonen? Mevr. Sloot en had in de woorden van den heer van der Laan een klacht beluis terd ten aanzien van voorstellen van de soc.-dem. en vroeg wat dan wel van dien kant was voorgesteld wat schulden zou ver oorzaken. De heer van der Laan antwoordde te bedoelen het voorstel om huizen aan te koo pen voor wegverbreeding en daarna nieuwe woningen te bouwen, zooals in Schermer- horn is gebeurd, waar men er een groote strop aan heeft. Aan dergelijke dingen heeft de „rechtsche fractie" niet willen meedoen. De voorzitter vond deze besprekin gen buiten de orde. Terugkomend op het eigenlijk aanhangige agenda-punt, zei spr., dat een groot deel van de kosten van den bouw terug komt door de huur, welke voor de ambtswoning zal moeten worden betaald. Het voorstel-van der Laan werd hier op zonder stemming aangenomen. Rondvraag. Mevr. Sloot en vroeg den voorzitter maatregelen te willen nemen, opdat de werkverschaffing in de baggerregeling weer zal kunnen aanvangen. Spr. was wel tegen het nu gevolgde principe, maar nu dit een maal is gehandhaafd, zou zy wenschen dat in deze gemeente de baggerregeling kon worden gevolgd, het is toch altyd voor ons beter dat het hier gebeurt dan dat onze menschen naar andere plaatsen gaan, zei zij. De voorzitter merkte op, dat de ar beiders niet geholpen zouden zyn door wat mevr. Slooten wil. Als zy nu in de bagger regeling kwamen en niet uitgetrokken waren uit hun steünkas, zouden zy den heelen zomer geen vollen steun kunnen ont vangen. Verleden jaar werden toch immers ook eenige lieden gedupeerd, toen in dezen geest was besloten tegen den wensch van B. en W. in. De heer H e i n i s wilde den stempeltijd wat verschuiven, om den menschen nu ge legenheid te geven te gaan baggeren. Maar als ze dan daarna in het vrye bedrijf komen aldus de voorzitter en dan geen gelegenheid meer hebben om uitge trokken te raken, zijn ze weer gedupeerd. Mevr. Slooten meende, dat hetgeen de menschen dan in den zomer minder aan steun ontvangen, niet opweegt tegen wat ze nu méér zouden kunnen verdienen. De voorzitter zou de kwestie nog weieens willen nagaan en zoo noodig be spreken met den inspecteur. De heer Stekelbos wilde de straat „aan de Zuid" doen nazien en de kuilen wegnemen. De voorzitter zegde onderzoek toe. De heer Schot wilde nog ingaan op het betoog van den heer v. d. Laan ten aanzien van de schuldpositie der gemeente, maar de voorzitter wenschte dit niet toe te staan. De overige raadsleden hadden echter geen bezwaar en toen de heer Schot toe zegde kort te zullen zyn, kreeg hy nog het woord. Hy betoogde dan, dat het de schuld is van de groote werkgevers, dat de ge meente in zulk een scheeve positie is ge komen. Immers deze menschen haalden „altemet" een arbeider en dan liepen de goedgeschoolden werkloos rond. Zoo zitten we nu met vele werkloozen en die willen bedoelde werkgevers nu graag voor een klein beetje exploiteeren. De heer H e i n i s zei hierop, dat hy na de openbare raadsvergadering wel van ant woord zou dienen. De restauratie van de beide recht huisjes. Aan de hand van kaarten gaf de heer Kok hierop een uiteenzetting van de plan nen tot restauratie van het raadhuis en af breken van het oude kleine rechthuisje en het weder opbouwen hiervan by het raad huis. Aangezien wy van een en ander reeds uitvoerige beschouwingen opnamen, meenen wy hierover thans te kunnen zwygen. Wy willen alleen nog melding maken van een paar opmerkelijke uit spraken van den architect. Ten eerste dat hij door bemiddeling van het archief te Alkmaar in het bezit van oorspronkelyke teekeningen van het oude raadhuis was gekomen. Hij noemde het een zeldzaamheid dat zulke teekeningen, die oorspronkelijk hadden gediend voor illustratie van boeken, waren bewaard gebleven; dat gebeurde hoogst zelden, omdat slechts by uitzonder™ de archieven zich daarvoor interesseere Ten tweede trok onze aandacht de bewerin" dat het heele terrein in de omgeving in d loop der eeuwen circa driekwart met!£ moet zyn gezakt, wat blykt uit de oud teekeningen. De blauwe band cement rond om het raadhuis zou niet anders zyn d een bedekking van de fundamenten, welk" door de verzakking van het terrein boven den grond waren gekomen. Om dezelfde reden had men ook de stoep vóór het gebouw moeten verhoogen met een na treden. paar Dinsdag vergaderde de Raad- Voorrttfer was de heer Jn. Blaauw Azn., wethouder. Weth. Blaauw opende deze vergadering en sprak den wensch uit dat de burgemeester spoedig moge genezen en binnen zeer korten tyd zyn werkzaamheden kan hervatten. Spr. sprak eveneens den wensch uit, dat 1935 voor den burgemeester en de leden van den Raad een gezegend jaar moge zijn. Een voorstel van B. en W. om *ti 0.25 per leerling beschikbaar te stellen voor de schoolkinderen by de blyde gebeur tenis van het Kon. Huis, werd goedgevon- den. De heer Brouwer informeerde terzake naar de dorpen Oost- en West-Graftdyk. Op den nationalen feesWag zal geen plaatselijke belasting geheven worden van de caféhou ders by vermakelykheden. Naar aanleiding van de ingekomen mis sive van Ged. Staten van Noordholland d.d. 5 Jan. 1938 betreffende samenvoeging O.L. scholen, stelden B. en W. aan den raad voor te besluiten: 1. met ingang van 1 Febr. a.s. op te hef. fen de O.L. school te Oost-Graftdyk; 2. tot concentratie der bestaande O.L. scho len t.w. te zyner tyd over te gaan tot het bouwen van een OXi. school tusschen de dorpen Oost- en West-Graftdyk, waarvoor een subsidie uit 's rijks kas zal worden aan gevraagd; 3. de leerlingen van de met ingang van 1 Febr. 1938 op te heffen O.L. school te Oost- Graftdyk onder te brengen in de bestaande O.L. school te West-Graftdyk; 4. wegens opheffing der betrekking aan het hoofd der O.L. school, den heer J. L. Lanjouw, eervol ontslag te verleenen; 5. idem aan de schoolschoonmaakster mej. M.-Madderom te Oost-Graftdyk en een wachtgeld toe te kennen ingevolge de bepa lingen van het ambtenarenreglement Terzake deze voorstellen werden door de leden van den raad vele beraadslagingen en besprekingen gevoerd. De heer Koppen wees o.a. op hetgeen hij in 1930 en 1934 ten aanzien van het O.L. on- derwys heeft verlangd. De heer Brouwer wees op het belang van het dorp Oost-Graft dyk. De school en de kerk zyn nu eenmaal in dit dorp 't centrale punt zoodat 't voor de inwoners zwaar is dit offer te moeten bren gen. Echter voor een plaatselijk belang moet het algemeen belang niet ter zijde gesteld worden, zoodat de heeren Brouwer en van Ammers zich tegen het te nemen besluit niet zullen verzetten. Zoowel de heer van Am mers als Brouwer vonden het jammer dat het personeel op zoo'n korten termyn ont slag moet worden verleend. De heer Brouwer bracht dank aan den heer Lanjouw voor hetgeen hy voor Oost- Graftdyk heeft willen zyn. De heeren J. C. Heijnis en S. Heinis, de voor zitter en de heer Jongkind, adviseerden het algemeen belang te dienen, n.L onderwijs in een centrale school te prefereeren boven een eenman sschooL Daama werden de voorstellen van B. en W. met algemeene stemmen aangenomen. Tevens werd in principe besloten zoo mogelijk mej. M. Messchaert na 1 Febr. as. weer als vast onderwijzeres aan de school te benoemen. De voorzitter wees nog op het groote be lang voor het onderwijs, dat de ouders de kinderen, die thans te Oost-Graftdijk de school bezoeken, zullen zenden naar de school te West-Graftdyk. Het adres van de ingezetenen te Wed- Graftdijk werd voor kennisgeving aanga*- men. Het besluit inzake instandhouding van een O.L. school in deze gemeente werd roet algemeene stemmen genomen en ter goed keuring ingezonden aan de bevoegde auto riteiten. 7) „Zeg, Valcour", klonk de stem van kapi tein Sohme, die juist terugkeerde, „Swi- thers zegt, dat hy alleen de vlagsignalen kent. Hy zegt ook, dat als hy maar iemand vinden kon, die dat lamme ding voor hem aan het werk kon krygen, hy misschien wel een bericht voor elkaar kon zetten, maar hy weet met geen mogelijkheid welke van die knoppen of handles hij omdraaien moet. En hoe moet het nu met den doode. We kunnen hem toch niet den heelen nacht aan dek laten liggen? Ik laat de passagiers en het volk liever niet langer naar hem kijken dan strikt noodig is. Dat dient ner gens toe". „Ik kom dadelük mee, kapitein". Mijnheer Dumarque stapte uit de hut het dek op. „We moeten onze discussie later nog maar eens voortzetten, mijnheer Valcour", zei hij. Valcour haalde den sleutel uit de bin nenrijd® van de deur der radio-hut, deed die aan de buitenzijde op slot, stak den sleutel by zich, keek dan mijnheer Du marque een oogenblik afwezig aan en zei: „Ja, dat doen we". De jonge Swithers bevond zich alleen met het lijk van Gans. Swithers, die nog heel vreemd stond tegenover den dood, voelde zich niet op zijn gemak en nu er niemand anders meer in de nabijheid was, toonde zijn gelaatsuitdrukking dit duidelijk genoeg. Hij was onrustigecht onrustig. Niet bepaald bang. Hij vond het beslist grooten onzin, dat de arme drommel niet naar zijn hut gebracht mocht worden Kapitein Sohme en Valcour kwamen het sloependek op en Swithers was maar al te bly, dat hy hen tegemoet kon gaan. Valcour haalde een zaklampje te voor schijn en knielde naast den doode neer. Hy bekeek de koude, magere handen, maar vond er geen spoor van rooden inkt op. Hij haalde een zakdoek uit den borstzak van den doode, maar ook daarop zat geen roode inkt. In geen der andere zakken zat een zakdoek. Dan onderzocht hij de blauwe plekken in den nek en voelde zich ervan overtuigd, dat de dader achter Gans had gestaan, toen hy hem wurgde. Denkelijk had Gans over de verschaning geleund om te kyken naar iets, wat die ander hem aan wees. Op de huid van den nek was geen spoor van rooden inkt te bekennen. De uniform van Gans was niet bijzonder verkreukeld en nergens stuk. Daaruit maakte hy op, dat er niet dan een on- beteekenende worsteling was voorgeval len. Hü bevoelde de bovenarmen van den doode voorzichtig. Ze waren slap en ma ger en tot geen groote krachtsinspanning in staat. Zelfs tegenover een man van slechts middelmatige kracht zou Gans weinig kans gehad hebben. Vreemd dat de dader het lyk niet overboord gewor pen had Natuurlyk gestoord. Door die miss Sidderby vlak voordat ze schreeuw de Er was niets bijzonders waar te nemen aan de reeling of op het dek in de nabyheid. „Ik zou graag willen weten, wie het laat ste by hem is geweest", mompelde Val cour. „Dat ben ik denkelijk geweest, münheer" Valcour keek naar het trieste, ongeluk kige gezicht van den jongen Swithers. „Hoe laat was dat, mynheer Swithers?" „Wel, ik ben by hem in de hut geweest, tot het twee glazen luidde". „Zitten praten?" „Ja, gewoon een praatje"' Ondenkbaar, dat nauwelijks een uur geleden die ineen gekrompen, roerlooze gedaante daar op het dek nog praten kon. „Over iets bepaalds?" „Och, zoo'n beetje over alles en nog wat „Hoe scheen hü u toe?" „Toeschynen?" „Ja. Was hü gewoon.... niet gejaagd of neerslachtig of ziek of iets dergelyks?" „Heel gewoon, münheer. We zaten de jonge Swithers kreeg een brok in zyn keel, dat hem het spreken byna belette, „we zaten gewoon te kletsen'" „En was hü nog heelemaal gewoon, toen u om negen uur byJiem wegging?" „JgT. Eén zoo'n lettergreep ging nog het gemakkelijkste. „Weet u soms, of er na uw vertrek nog iemand by hem geweest is?" „Neen". „Niemand in de buurt zien rondhangen, toen u wegging?" „Neen". „Waar bent u heengegaan?" „Regelrecht naar kooi en gaan slapen". Stommerd te gaan slapen, terwyl „Mynheer Gans liet de radio-hut ge woonlijk openstaan niet? Ik zag een sleu tel. Gebruikte hü dien nooit?" „Alleen als we in een haven lagen, mün heer". „Dus na uw vertrek kon iedereen bü hem binnenstappen, die wilde?" „Ja, maar wie zou dat doen? Niemand deed het ooit, behalve ik". „De meesten mochten mynheer Gans niet lijden, wel0vroeg Valcour omzichtig. „Toch welmaar ze bemoeiden zich niet met hem. Ik was de eenige". „Was er niemand aan boord, die beslist een hekel aan mynheer Gans had?" „Goeie hemel, neen!" „Dank u", zei Valcour vriendelyk. „Het is een afschuwelyk gemeene misdaad". „U denkt, dat hü vermoord is, niet waar mynheer Valcour?" „Jazeker, münheer Swithers". „Dan is het toeft maar gelukkig", zei Swithers. starend naar het witte hoopje op het dek, „dat de schurk, die het gedaan heeft, niet van het schip af kan komen!" HOOFDSTUK VI. 33 4 Noorderbreedte. 64 38 Westerlengte. Miss Sidderby was nog te opgewonden. om te beseffen, hoe erg ze geschrokken was. Haar jongere zuster zat bü haar in de lounge en mevrouw Stickney had de handigheid gehad, een hofmeester aan te klampen en een glas limonade met rum voor haar te vragen. Deze was het haar juist komen brengen. De familie Poole en Sandford zaten in de nabyheid en münheer Force zat een beetje in de verdrukking, omdat de dikke mynheer Wright op de leuning van den stoel, waarin Force zat, was komen zitten. Luitenant Valcour was buiten aan dek be zig, zooals ze allen wisten. Op dat oogen blik viel het niemand hunner op, dat met uitzondering dan van Valcour, mynheer Dumarque de eenige van de passagierslijst was, die zich niet in het gezelschap bevond. Later.... Misschien wilde ze graag eentonigheia vermyden, toen ze haar relaas van het gebeurde voor de derde maal vertelde, maar het was een feit, dat miss Sidderby er allerlei nieuwe omstandigheden hy maakte. Valcour stond nu juist op den drempel van het kleine salon en luisterde aandachtig mee. Met uitzondering van mevrouw Poole, hield iedereen zün blik ken op miss Sidderby gevestigd. Mevrouw Poole keek naar Valcour, die daar "e buiten den lichtkring stond. En Valcou luisterde naar miss Siderby, maar kee naar mevrouw Poole. (Wordt vervolg*'-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 10