Er ging een week voorbij Na ruim drie eeuwen Curacao tfauilleton ET SCHIP DER VERSCHRIKKING herman antonsen. DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT van ZATERDAG 29 JANUARI 1938. Uit de bevolkingsopgave van Hoorn blijkt dat het zielental het vorig jaar niet vooruit' maar achteruit is gegaan. Blijkbaar kan hier nog niet van een Hoorn van overvloed worden gesproken. Op een uitvoering van de vereenigine „Getrouw schoolbezoek" te Bovenkarspel zoo meldt men aan een blad in onze omge ving, hebben Daan Pool en Tommy Bouw man humoristische en dramatische liedjes gegeven waarbij zij de aanwezigen deden brullen van het lachen. Wy kennen meer dramaturgen, die tever geefs getracht hebben hun publiek in dë gepaste stemming te brengen. Er bestaat niets angtswekkender dan een leeg tooneel, zegt de kunstcriticus van een blad in onze omgeving. Wij gelooven, dat voor de artisten een leege zaal een nog veel angstwekkender aanblik kan bieden. In het verslag van een voetbalwedstrijd tusschen de Alkmaarders en de Kennemers lezen wij, dat Van Urk een gloeienden ko gel schitterend gekeerd heeft, maar dat de laatste minuten zonder veel vuur verstre ken zijn. Wij veronderstellen, dat men al het beschikbare vuur gebruikt had om den ko gel gloeiend te maken. Bij een bespreking van de feestverlich ting zegt de Enkh. Crt., dat, waneer alles brandt, op het leegloopen van de stad kan worden gerekend. Wij kunnen ons voorstellen, dat de Enk- huizenaren bij een zoodanige ramp zoo spoedig mogelijk hun toevlucht in het vrije veld zullen zoeken. Nadat de thee gereserveerd was, gingen alle bezoekers huiswaarts, schrijft een cor respondent. Als zij toch niets kregen vonden de be zoekers het blijkbaar doelloos langer te blij ven wachten. Er zat een levende muur voor het doel, maar telkens bracht een S-been redding, schrijft de sportverslaggever van de Nieuwe Hoornsche Crt. Het is een allesbehalve fraai gezicht als men voetballers met O-beenen of met X-beenen aan het werk ziet. Voetballers met S-beenen behooren, op een wedstrijd niet in het veld te verschijnen. Ds. van Krevelen, die Zondag in de ka- pelkerk in Alkmaar zou spreken heeft de kerkgangers voor niets laten komen, omdat hij, naar gemeld wordt, zich met de dienst regeling vergist had. De bezoekers moesten blijkbaar zelf uit- m.ak.en dominee zich in het preekbeurten- lijstje dan wel in het spoorboekje heeft ver keken. De Enkh. Crt. vertelt, dat de snoeken in het IJsselmeer in kleine scholen voorkomen en dat vele visschers er buitengewoon op gesteld zijn zich daarvan meester te maken. Wij hebben meer volksgroepen gekend, die hun best gedaan hebben zich van een schooltje meester te maken. Tegen 15 Juni zijn in Amsterdam de mili tairen van den luchtdoeldienst te verach ten, zegt hetzelfde blad. t Waar het hier een garnizoen van 800 tot 1000 man betreft, veronderstellen wij, dat men er in de hoofdstad zelf wel anders over zal denken. Uit Weesp wordt gemeld, dat een 102- jarige weduwe op den Nationalen feestdag voor de radio over de vorstelijke geboorte zal spreken. Wij vermoeden, dat men hier met een van de bekende Weespermoppen te doen heeft. In Den Haag is een man in overspannen toestand van huis gegaan en daarin niet terug gekomen. Zijn familie, zoo wordt ge meld, verkeerde in groote ongerustheid om dat de man voor zijn vertrek over verdrin ken had gesproken. De politie in Amsterdam heeft hem in middels in een café in de hoofdstad aange troffen. Blijkbaar was de man tot de conclusie ge komen, dat hjj beter zijn geld dan zich zelf kon verdrinken. De school met den bijbel te Bunnik is voorloopig gesloten omdat de schoolarts vele gevallen van bof geconstateerd had. Waarschijnlijk zijn de gezond gebleven leerlingen tot dezelfde conclusie als de schoolarts gekomen. Bij de Rotterdamsche haven is een slee- perspaard met den wagen van een steenen trap gegleden. Naar gemeld wordt, kostte het groote moeite het dier weer op den be- ganen grond te krijgen. Wij kunnen ons voorstellen, dat het ge makkelijker is een trap van een paard dan een paard van een trap te krijgen. door B. W. Th. van Slobbe, oud-gouverneur van Curacao. De economische waarde van 't Nederlandsche gebiedsdeel in de Caraibische Zee moet men niet onderschatten. Curacao is op het oogenblik vrij welvarend, maar men moet van de tegenwoordige welvaart gebruik maken om zich tegen een mogelijke toekomstige inzinking te vrijwaren. In 1934 is het feit herdacht, dat vóór drie honderd jaar Curacao in Nederlandsche handen kwam. In 1634 namelijk gebeurde het, dat Johannes van Walbeeck de Anna- baai binnenvoer en, voor en namens Hol land, Curacao in bezit nam. Later werden daaraan nog vijf andere eilanden toege voegd. Hierdoor maken wij deel uit van de mo gendheden, die in Midden-Amerika koloniën of gebiedsdeelen bezitten. Dat zijn buiten ons: Engeland, Frankrijk en de Vereenigde Staten. De economische waarde van deze Europeesche bezittingen in de Caraibische zee moet men niet onderschatten. Zij geven den bezitters een nauw contact met een voor den handel zeer belangrijk deel van de wereld. Zij vergemakkelijken het verkeer met Midden- en Zuid-Amerika, bieden steunpunten voor scheepvaartlijnen en luchtvaart, en maken een goede bescher ming mogelijk van de groote belangen, die deze eilanden ongetwijfeld, o.a. tegenover de olieindustrie, bezitten. Ook de Nederlandsche Antillen hebber, in vele opzichten de beteekenis, die ik hier uiteen heb gezet. Tot het Nederlandsche rijk behooren de Benedenwindsche eilanden: Curacao, Aruba en Bonaire; de Bjvenwindsche eilanden: Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. De laatste hebben tesamen pl.m. 5500, de Be nedenwindsche eilanden pl.m. 79.500 inwo ners. Op Curacao bestaat de bevolking groo- tendeels uit negers en kleurlingen, verder uit oude Hollandsche families, Nederlan ders, die er tijdelijk verblijven, een 700-tal Portugeesche Israëlieten en ten slotte uit een mengelmoes van allerlei vreemde natio naliteiten. Op Aruba vertoont de oorspron kelijke bevolking meer Indiaansche ken merken. Sint Maarten en Saba herbergen, behalve de negers, vele blanken van Schot- schen oorsprong. De Benedenwindsche eilanden behooren geografisch bij Venezuela, welks bergach tige kust men bij helder weer van Curacao en Aruba af kan zien liggen. Het is zeer begrijpelijk, door deze geografische nabij heid, en ook andere redenen, b.v. door het feit, dat Venuzolaansche olie in Curacao ge raffineerd wordt, dat onze eilanden voor Venezuela van beteekenis zijn. De ligging van Curacao is gunstig met betrekking tot handel en scheepvaart. De Benedenwindsche eilanden liggen in de verkeersroute langs de Noordkust van Zuid-Amerika en bieden daar feitelijk de eenige havens van belang. Op de Westelijke helft van die Noordkust toch staat de N.O. passaat. De havens aan den Zuidkant onzer Benedenwindsche eilanden liggen geheel beschut. De economische toestand. Tot een goed begrip van den economischen toestand van onze West-Indische bezittingen dient naar voren te worden gebracht, dat zij zeer heterogeen in hun wezen zijn. Heerscht op Curacao en Aruba, voorname lijk door de daar gevestigde oliemaatschap pijen, groote bedrijvigheid, is er bloeiende handel, scheepvaart én industrie, Bonaire ligt op korten afstand, als vergeten, stil en passief, terwijl de drie Bovenwindsche eilanden in een toestand van hulpbehoevend heid verkeeren. Ook op het kleine eiland Curacao treft men groote tegenstellingen aan. Om de haven en olieindustrie heerscht betrekke lijk veel welvaart, doch in de uithoeken leven negers onder omstandigheden, die in den loop der jaren onveranderd zijn ge bleven. Het gebiedsdeel heeft tijden van groote armoede, doch ook jaren van voorspoed be leefd. De jaren onmiddellijk voorafgaande aan die, waarin de olieindustrie zich op Curacao en Aruba vestigde, waren, ook voor deze tegenwoordig welvarende eilanden, verre van rooskleurig te noemen. De landbouw en de veeteelt brachten slechts weinig op. Zij hadden en hebben ook nu nog met vele moeilijkheden te kam pen; gebrek aan water, gebrek aan arbeids krachten, lage prijzen, enz. Uitgevoerd werden in geringe hoeveel heden aloëhars, dividivi, oranje-appelschil len, geitevellen, stroohoeden en huiden. Het vee, dat zonder goede voeding op de noodlijdende plantages werd gehouden, voorzag ontoereikend in de melkbehoefte van het land. De zoutwinning had haar vroegere waarde bijna geheel verloren. Alleen op Bonaire en Sint Maarten werd nog met gebrekkige mid delen zout gewonnen. Aruba's goudindustrie was stilgelegd, om dat de productie niet meer loonend. was. Eenige geringe inkomsten bracht het ver vaardigen van stroohoeden aan de arme be volking. De phosphaatontginning op Cura cao bood nog wat gelegenheid tot brood winning. Het meest belangrijk waren wel de han del en de scheepvaart; de doorvoerhandel was vroeger zelfs nog van meer beteekenis dan tegenwoordig (indien men tenminste den huidigen doorvoerhandel van olieproduc ten buiten beschouwing laat). Ook kwam het den hahdel ten goede, dat in dien tijd vreemdelingen, b.v. Venezolanen en Colum- bianen, in Curacao hun inkoopen kwamen doen. Over het algemeene genomen was de toestand echter zeer onbevredigend, doch de vestiging en de uitbreiding van de olie-in dustrie op Curacao en later op Aruba brachten hierin een aanzienlijke verbete ring. Er kwam geleidelijk zooveel werk, dat arbeidskrachten uit andere landen moesten worden aangevoerd. Van heinde en ver kwamen zoekers naar een bestaan het ge biedsdeel binnen. Later, toen door de wereldmalaise ook de oliemaatschappij haar arbeidskrachten moest beperken, zijn voor- narrfelijk vreemdelingen ontslagen. Natuurlijk leefde de handel op. Kleine industrieën werden opgericht en de bouwbe drijven ontwikkelden zich. Ook de scheep vaart nam aanzienlijk toe. Eiken dag vaart een vloot van zoogenaamde meertankers de havens van Curacao en Aruba binnen om de olie van Venezuela naar de raffinaderijen te voeren en brengt een vloot van zeetan kers de bewerkte producten voornamelijk naar Europa en Noord-Amerika. Bovendien doen vele handels- en passagiersschepen de havens aan, voor aanvoer van materialen en benoodigdheden voor industrieën en handel en voor het personenvervoer. Door de aanwezigheid van de olieindustrie en de gunstige ligging is Curacao zeer ge schikt voor bunkerstation, waardoor ook schepen, die niet in geregelden dienst varen, het eiland aandoen om hun olie voorraad aan te vullen. Tijden van inzinking te vreezen? Wanneer men de verschillende cijfers beschouwt over de jaren, waarin de olie maatschappijen zich vestigden en uitbreid den, ziet men den grooten vooruitgang van industrie, scheepvaart en handeL Maar ook toonen deze cijfers duidelijk het onrust barende feit aan, dat met dien vooruitgang een achteruitgang gepaard gaat van de nor male bestaansmiddelen. (Onder de nor male verstaan wij die bestaansmiddelen die u Uit het Amerikaan»ch door 14) Goed, "^Siur u moet toch heusch mynheer Valcou .iken„( zei mlJn- 's morgens wat fruit e het van heer Sandford „Al a^h dader al een sinaasappelEn te pakken en in boeieng ant- Valcour glimlachte flauwtjes woordde slechts: „Nog m benieuwd "Onteer StlckW „gens ,e naar bijzonderheden. Ik zou zeggen zoeken, naar uw mee g- Die komen onder de bemanning a aanraking dan meer met een marcon u ook de lui in de machinekamer. DenK niet?" „Niet noodzakelijkerwijze hij „Zoo... nu waar denkt u dan, schuilt?" ws onder ons!" „Overal, overal meende mijnheer Sandfor schoof „Onder on.T" W* zijn stoel achteruit. Hu Kee* uitpuilende oogen aan. „Wilt u daarmee zeggen, dat u ons ook verdenkt?" Valcour keek mijnheer Stickney niet rechtstreeks aan. Hij keek naar niemand. „Wel, waarom niet?" vroeg hij om zichtig. De dames Sidderby geleken opeens twee reuzenkonijnen, die doodelijk verschrikt in eén stoel zaten ineengedoken en mevrouw Sandford werd zoo bleek als een doek. Het kwabberige gezicht van mijnheer Wrigth verstrakte' en dikke zweetdruppels pa relden op zijn voorhoofd. „U veronderstelt dusdat heteen van ons die hier zitten zou kunnen wezen?" vroeg Wrigth. Valcour's stem bleef onbewogen en on persoonlijk. „Mijnheer Dumarque is nog niet van de partij. Waarom zouden we hem uitsluiten?" Force had zijn stoel omgedraaid en zat bijna recht tegenover Valcour. „Wat wilt u daarmee zeggen, mijnheer Valcour?" „Dat ik onszelf niet boven verdenking ver heven acht, mijnheer Force". „Ja", antwoordde Force met strakken blik. „Het is een gemeene beschuldiging, die u daar uit en u voelt zelf wel, in welk een onmogelijke positie die ons brengt!" De eetzaal geleek eenige oogenblikken op een wassenbeeldenspel, zoo stil en roerloos zat het heele gezelschap. „U maakt gebruik van een puimsteentje, niet waar, mijnheer Force?" vroeg Valcour. De blik van Force werd nog strakker. „En wat zou dat?" Mevrouw Poole stapte juist over den drempel; en toen Valcour haar stem hoorde, vroeg hy zich af, hoe lang ze reeds voor de deur had gestaan. „Iedereen gebruikt het immers wel eens, niet waar?" zei ze, terwijl ze naar haar plaats ging en zich neerzette. „Ted doet het ook". Ze legde haar hand even op die van haar man en voelde zich blijkbaar tevreden en gelukkig. „Ik gebruik zelf ook wel eens een puimsteentje". „Ik heb altijd belang gesteld in de gekke wendingen, die ontbijtgesprekken somtijds nemen", klonk de stem van Dumarque, die net binnenkwam en plaats aan tafel nam. Hij zag er precies als den vorigen dag uit niet frisscher en niet minder frisch. Alsof hij zich niet met zeep en water, maar met crème en pomade bewerkt had reuke- looze crème en pomade, die met zorg waren aangewend. „Waarom is er sprake van een puim steentje?" Mevrouw Poole lachte loom en hield de hand van haar man nog wat steviger vast. „Het heeft iets met den moord uit te staan". „Ah dat is goed!" Miss Sidderby, die voelde, dat ze bijna verstijfde, bracht er met moeite uit: „Goed?" „Jazeker, waarde miss Sidderby, het is goed, omdat het zoo buitennissig is. Ik ben beu van vinger- en voetafdrukken. Maar puimsteen ben ik nog niet beu." Mijnheer Stickney snoot langzaam zijn neus en zei dan: „Nou, u zult er toch wel nog niet beu van zijn, te hooren, dat wij alle maal verdacht worden!" „Van dien moord?" „Ja, mijnheer Dumarque", zei Valcour droog zakelijk. „Er bestaat geen enkele af doende reden, om -iemand aan boord niet te verdenken." „Och toe dat niet!" riep miss Sid derby opstaande en naar de deur loopend. „U moet dergelijke dingen niet zeggen. Ik heb hem immers gevonden, zooals u weet H en „Kom mee naar onze hut, lieve", zei Ella en trok haar mee naar den uitgang. Daar gekomen, keerde Ella zich om en vroeg met bitterheid, die blijkbaar nutteloos was: „Meent u nu heusch, dat dit noodig was, mijnheer Valcour?" „Zeker wel!" zei mijnheer Stickney met vinnig sarcasme. „U behoort toch gewaar schuwd te zijn, voor 't geval iemand onzer het in zijn hoofd zou halen, u vannacht een mes tusschen uw ribben te steken? Ja zeker, waarde dame, eiken keer, dat u hier aan tafel komt zitten, moet u duidelijk be seffen dat u mogelijkerwijze met een moor denaar zit te eten. Valcour moest be slist „Heeren!" Kaptein Sohrrje, met rood gerande oogen tengevolge van een slape- loozen nacht, stond in de deuropening, hoog boven de dames Sidderby uitstekend. „Zoo dadelijk neemt de uitvaart van mijnheer Gans een aanvang. Degenen, die de plech tigheid willen bijwonen, worden verzocht langs de reeling van de brug plaats te nemen. Het lijk wordt aan stuurboordzijde aan de golven toevertrouwd. Ik moet u ver zoeken, terstond te komen, omdat ik het schip liever niet langer dan noodig is, bij gedraaid laat liggen". „Och, die arme jonge man zoo maar in zeildoek genaaiden dan zoo alleen in dat groote water..." afhankelijk zijn van den bodem of de zee, en dus onder alle omstandigheden blijvend, zooals landbouw, veeteelt, vischvangst, win ning van zout en mijnproducten). Dit verschijnsel is begrijpelijk, daar men, nu men in de nijverheid en bij het haven bedrijf goed betaald werk kan vinden, zich bij voorkeur niet zal toeleggen op deze de moeite zoo weinig loonende bestaansmid delen. Maar het is tevens zeer verontrustend, daar men er lang niet zeker op rekenen kan, dat de omstandigheden, waarin het ge biedsdeel thans verkeert, van blijvenden aard zal zijn. De olieraffinaderijen zetten uit en krim pen in naar de behoefte van deze brandstof en ook naar de verdeeling der markten. Van vele wisselende factoren is hun be drijvigheid afhankelijk. Bovendien is het om verschillende redenen zeer goed mogelijk te achten, dat de raffinaderijen binnen afzien- baren tijd van onze eilanden zullen ver dwijnen. Met de buitengewone inzinking, die dit tengevolge zou hebben, moet het gebieds deel nu reeds terdege rekening houden. Curagao en Aruba op de eerste plaats, doch ook de overige eilanden, die werkkrachten leveren en op deze en nog andere wijze be scheiden voordeelen van de welvaart genie ten, zullen dan weer moeten opnemen het geen thans wordt neergeworpen. Dit pro bleem heeft de volle belangstelling van het bestuur. De kleine landbouw, voornamelijk ook ooft- en groenteteelt, en de veeteelt worden echter zeer belemmerd door de vele fac toren, waarvan er hier boven reeds eenige werden genoemd. De visscherij kan van meer beteekenis worden dan zij nu is. De zoutwinning verkeert in zeer ongun- stigen toestand; herhaaldelijk worden po gingen aangewend deze op meer moderne basis te schoeien en haar daardoor bestaans mogelijkheden te verzekeren. Ook de mogelijkheid de aanwezige mijn- producten te winnen, heeft de aandacht van het bestuur. Men richt vooral het oog op het behoud van een beteekenende scheepvaart en daarom op de eerste plaats van het bestaan de bunkerstation. O.a. door het trekken van vreemdelingen tracht men den handel te bevorderen. Is Curagao op het oogenblik in economi schen zin een vrij welvarend gebiedsdeel te noemen, men moet voor de toekomst op zijn hoede zijn en van de tegenwoordige wel vaart gebruik maken om zich tegen eene mogelijke toekomstige inzinking te bevei ligen. „Stil toch, lieve „Kan een der dames soms zingen?" De oogen van kapitein Sohme dwaalden van de bibberende dames Sidderby, over me vrouw Sandford heen naar mevrouw Poole. „Als dat het geval is, dan zou het wel pas send zijn, als ze een hymne wilde zingen. De reeders zullen het geen exces van me vinden, als ik het schip zoo lang bijgedraaid laat liggen, dat daartoe gelegenheid is. Ik zelf ben niet erg sterk in het zingen van plechtige gezangen". Miss Sidderby voelde haar zwakte als op slag verdwijnen. „Ik zal het heel graag voor u doen, kapi tein", zei ze met vaste stem. HOOFDSTUK VIII. 35 0 1 Noorderbreedte. 64 32 Westerlengte. „Leid mij, vriendelijk licht, door de duis ternis Grijze luchten over een, grauwe zee, fijne druilige motregen, die in vlagen over het schip en de bleeke gezichten der op varenden dreef en loom in de eindelooze verten neerzeeg „Leidt gij mij voort op Miss Sidderby had een heldere stem, die klaar en scherp door den grauwen dag sneed. Ze stond dichtbij de breede plank, waarop het grove zeildoek met den doode lag; en kapitein Sohme, zwaar en breed, stond achter haar. „De nacht is donker (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9