Vreugdevuren in Alkmaar. Minister Colijn spreekt voorde radio. Fakkeloptocht en défilé voor den burgemeester. Vuurwerk in het Nassaukwartier. Ons Wilhelmus. G elu ksteleg rammen verzonden. Plechtige kerkdienst. Ongekend groote belangstelling. Ehhait BLAD. 2 Van de Alkmaarsche festiviteiten, welke gisteren overdag hebben plaats gemaakt, hebben we uitvoerig in ons vorig nummer geschreven. Tot aan den in spoedvergadering bijeengeroepen ge meenteraad hebben we indrukken ge geven van „hoe Alkmaar het nieuws ontving" en laat in den middag werden overal nog versieringen aangebracht. Het stadhuis b.v. werd in een feestkleed gestoken en toen op de gaspylonen aan weerszijden van de trap mooie vreug devuren tot ontbranding waren ge bracht, toen ook de feestverlichting meerdere luister aan het geheel gaf en ons raadhuis in groen gehuld was, heb ben velen zich aan dezen aanblik ver lustigd. De traditioneele beiaardbespe ling door den heer W. J. Crefeld werd al evenzeer op prijs gesteld. Trouwens, ook vele particulieren hebben in bijzondere mate door mooie versieringen aan de huisgevels onze stad 'n feestelijk aan zien gegeven. Het is uiteraard ondoenlijk van al deze op persoonlijk initiatief aangebrachte ver sieringen melding te maken, men zou al spoedig niet volledig zijn. Naarmate de middag verstreek en de avond over de stad viel, werd het in het centrum van Alkmaar drukker en drukker. De jeugd, die feitelijk den geheelen dag de stad in bezit genomen had, bleef in opgeto gen stemming, al dansende en zingende, zich meester maken van de straten en de ouderen zagen dit jeugdspel blijkbaar met genoegen aan. Tegen het etensuur werd het even stiller in de stad, doch niet zoodra was dit uur voorbij of bij duizenden en duizenden trok men naar het Waagplein, vanwaar na het groote vreugdevuur, de fakkeloptocht zou vertrekken. De politie had de grootste moeite de dei nende en ongeduldig wordende menigte in bedwang te houden, doch naar wij verne men, hebben zich gelukkig geen incidenten van ernstigen aard voorgedaan. Wat het vreugdevuur op het Waagplein betreft, daarvoor had de brandweer onder leiding van den commandant, den heer F. H. Ringers, de zorg op zich genomen. Op het midden van het plein stond de groote ijzeren bak, waarin bijna 100 liter stookolie gegoten was, welke door middel van 10 liter benzine tot ontbranding moest worden gebracht. Een hei-geel, fel-oplaaiende vlammen zee, zette het historische plein met zijn dui zendkoppige omlijsting in een hellen gloed en langen tijd hebben de Alkmaarders ge boeid het vuurschouwspel. gade geslagen. Doordat de wind in hevige vlagen over het plein joeg, vertoonde het vuur zich in de meest grillige vormen en alhoewel enorme rook- en walmkolommen het schouwspel wel even belemmerde, mag dit vreugde vuur toch wel als een der hoogtepunten van den dag beschouwd worden. Inmiddels hielden de heeren optocht-or ganisatoren onder leiding van den heer Margadant zich bezig met de opstelling van den stoet. Dit had veel voeten in de aarde, want op een zoo groote deelname had men eigenlijk niet gerekend. Tientallen clubs en vereenigingen waren in dezen fakkeloptocht vertegenwoordigd en het kostte dan ook de grootste moeite een juiste opstelling te ver krijgen. Doch nadat de honderden en honderden fakkels eveneens waren ontstoken en dit in niet geringe mate het fantastisch schouwspel verlevendigde, kon om ruim 8 uur het sein tot vertrek gegeven worden. Om alle deelnemende vereenigingen te noemen is niet mogelijk, daarvoor was er een te groote verscheidenheid. Maar van alle bekende vereenigingen zagen we deel nemers en ook de kaasdragers waren pre sent, alsmede vele verpleegsters van het Centraal Ziekenhuis (voor zoover de dienst dit toeliet), afgevaardigden van den B. V. L., van het Roode Kruis, honderden padvin ders, dames van den Vryz. Chr. Jeugdbond en vele, vele anderen. In flink tempo trok men door de straten, via het Waagplein, Marktstraat, Nieuwe- sloot, v. d. Boschstraat, Langestraat, Houttil, Waagplein, Voordam, Luttik-Oudorp, St. Annastraat, Verdronkenoord Z.Z., Kraan- buurt, Langestraat, Koorstraat, Laat, Ridder straat, Oudegracht Z.Z., Ritsevoort naar den NieuwlandersingeL Overal waar de stoet doortrok, trok hij een enorme belangstelling, ryen-dik stond men aan beide zijden van de straten opge steld en het geheel heeft niet nagelaten een groote feeststemming in de stad te verwek ken. En reeds lang vóór de stoet voor het huis van onzen burgemeester defileerde, stond het ook daar zwart van de menschen. Bij honderden stond men in het park en zeer velen hadden aan weerszijden van het bur gemeestershuis een plaatsje gezocht. Dit huis was feestelijk versierd en maakte een allerprettigsten indruk. Tegen den tijd, dat de optocht naderde en de politie den weg had vrijgemaakt, werden de teertonnen aan den overkant van den Singel ontstoken en dit leverde evenals op het Waagplein een sprookjesachtigen aanblik op. En toen de stoet al nader en nader kwam, kwamen de burgemeester en mevr. v. Kin schot en de vele genoodigden naar buiten om vanaf het bordea het défilé in oogen- schouw te nemen. Bij tijden weerklonk een hartelyk gejuich •n dat moge eenerzijds zijn oorzaak vinden in het heuglijke nieuw» van gisteren, ander zijds meenen we, dat voor een deel deze spontane en hartelijke hulde bedoeld was om uitdrukking aan de vreugde te geven, dat de burgemeester weer zoo goed als ge heel hersteld persoonlijk deze feesten heeft kunnen bijwonen. Een hulde, even ver diend als oprecht. Het muziekcorps „Soli Deo Gloria", dat zich heel den dag al zoo kranig geweerd had en van wiens krachten in deze dagen veel gevergd wordt, bracht nog een laatste pit tige marsch ten gehoore en daarmee was aan den fakkeloptocht een einde gekomen. In het Nassau-kwartier Ook het Nassau-kwartier heeft zich bij de feestelijkheden niet onbetuigd gelaten. Tus- schen de meidoorn-boomen waren touwen gespannen, waarachter het publiek het fan tastisch schouwspel, dat een twintigtal bran dende teertonnen, langs de lage ijzeren hekjes rond het rosarium geplaatst, oplever de, kon gadeslaan. Enkele geluidsverster kers gaven voortdurend populaire muziek, welke afgewisseld werd door twee couplet ten van het Wilhelmus, door een inmiddels gearriveerd muziekkorps gespeeld. De heer Grondsma vergastte ons op de declamatie van een paar strofen, eveneens van het Volkslied jammer echter, dat door den wind deze declamatie niet altijd even goed te volgen was. Zij, die aan den Zuidkant van het Nassauplein stonden, zullen haar waarschijnlijk wel het beste gehoord hebben en dat kwam goed uit, want het grootste deel van het publiek had dien kant in ver band met den heerschenden wind juist op gezocht. Het vuurwerk tot slot slaagde ge heel naar wensch. De diverse vuurpijlen, „gouden regens", „water"-vallen, molens en hoe deze vuurwerkstukken ook meer mogen heeten, hebben alle aanwezigen en dat waren er velen zeer gewaardeerd. De brandweer, die-gelukkig-voor-niets op haar qui-vive geweest is, kon zich tenslotte toch nog verdienstelijk maken met het blusschen van de teertonnen, terwijl de toeschouwers langzamerhand aftrokken en zich naar de meer beschutte binnenstad begaven. Rond het Nassauplein was het alleen de Lindenlaan, die verlicht was met aan weers zijden een rij lampjes, die deze straat een fleurigen aanblik gaven. Binnenshuis. De café's en dansgelegenheden hebben zooals algemeen te verwachten was over het algemeen genomen goede zaken gemaakt. Want toen de avond vorderde, werd het al stiller en stiller op de straten en voor het meerendeel werd daarna de feestvreugde binnenshuis voortgezet. De café's en dancings waren wel niet zoo vol als men aanvankelijk meende, maar ongetwijfeld zal dit vandaag wel beter wor den. In de .Harmonie" en „'t Gulden Vlies", waar dansmuziek de stemming erin hield, was het gezellig en bleef men tot diep in den nacht bijeen. In de „Unie" waar de sociëteit „De Club voor leden, oud-leden en éntroducé's een feestavond georganiseerd had, ging het in de beneden- en bovenzaal tot laat in den nacht vroolijk toe. Onder groot enthousiasme is daar de ko ninklijke geboorte herdacht en vooral op de bovenzaal was de feestvreugde zoo groot, dat menigmaal voor het instorten van den gelukkig nog stevigen dansvloer gevreesd werd. Mr. Ledeboer heeft als president van „De Club" hier de gasten welkom geheeten, er was voor rijkelijk voorziene buffetten ge zorgd en men heeft hier op alleszins gezel lige wijze het feit der koninklijke geboorte herdacht. En de Bijzonder Vrijwillige Landstorm en de Burgerwacht hebben eveneens gister tot laat in den nacht feest gevierd in het lokaal van den heer van Gijzen aan de Breedstraat. Misbruikt het niet. Nationale feestdag! Ingeluid door enthou siaste feestpartijen op den Maandag. Beter kan het niet. Oranje vierde hoogtij. Stemming was er overal, op straat en binnenshuis. En geluk kig, een echte ongedwongen stemming, 't Kon wat lijden, er mocht gelukkig iets meer dan gewoonlijk. Daarvoor was het Oranje-dag. En tocher was gisteravond iets, dat niet heelemaal in orde was en dat vanavond beter moet zijn. Ons volkslied! Daat gaat het om! 't Is prettig, 't is goed, dat wij het Wilhel mus durven zingen De tijden zijn wel eens anders geweest! Het Wilhelmus mag en moet klinken op dagen, zooals wy thans beleven. Maar het klinke op gepaste tijden; er moet werkelijk aanleiding toe zijn. Ons volkslied is mooi en beteekenisvol. Maar het hoort niet gezongen, gegalmd, zelfs gebruld te worden op elk willekeurig oogen- blik. Daarvoor is het.... te heilig! Nou hebben wij vanavond hier voor den zevenden keer het Wilhelmus gehad, vertelde ons iemand in een bekende inrich ting hier ter stede. Voor den zevenden keer stond hij op, wel licht terwille van het publiek. Kijk, zoo moet het niet. Laten wij ons volkslied in eere houden. Laten wij het zin gen zooals het hoort en in de sfeer, zooals deze hoort te zyn! Laten wij er.... zuinig mee zijn en het alleen dan zingen, wanneer er aanleiding toe is. En dan goed! En welgemeend! De gouverneur-generaal van Neder- landsch-Indië zond gisteren onmiddellijk na de bekendwording van de blijde ge beurtenis het volgend telegram aan H. M. de koningin: „Met innige vreugde heeft de bevolking van Nederlaradsch-Indië het bericht ont vangen van de voorspoedige bevalling van H. K. H. prinses Juliana. Uw Majesteit moge mij veroorloven hoogstderzelve mede namens de bevollring dezer gewesten de meest eerbiedige wenschen aan te bieden voor het welzijn van. moeder en kind. STARKENBORGH"; Andere telegrammen. De B. V. L. afdeeling Alkmaar zond gisteren het volgend telegram naar Soest- dijk: Prinselijk Echtpaar Soestdijk. B V. L. afdeeling Alkmaar biedt hare eerbiedige gelukwenschen aan met de geboorte Uwer dochter. VAN KINSCHOT, Voorzitter. VASBINDER, Secretaris. Ook de Burgerwacht te Alkmaar zond het prinselijk paar een telegram van den volgenden inhoud: Alkmaarsche Burgerwacht wenscht Uw Prinselijk gezin, van harte geluk. Mr. DE GROOT, Voorzitter. GENEFAAS, Secretaris. De afdeeling Alkmaar van het Neder- landsche Roode Kruis zond het navolgende telegram: Aan Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden, Voorzitster van het Nederlandsche Roode Kruis. Bestuur, Helpers, Helpsters en Leden der Afdeeling Alkmaar van het Neder landsche Roode Kruis bieden Uwe Ko ninklijke Hoogheid en Haren Koninklijken Gemaal eerbiedige en warme gelukwen schen aan. Jhr. C. H. C. FLUGI VAN ASPERMONT, Secretaris. De plechtige hulde- en dankdienst, welke hedenmorgen in de Groote Kerk plaats vond, trok zoo'n groote belang stelling, dat men ruimte te kort kwam. De groote schare Alkmaarders, die in het bedehuis verzameld waren, hebben onder ademlooze stilte de predicaties van de beide spreker aangehoord. De preekstoel was versierd met de na tionale driekleur en oranjedoek, een sobere maar treffende versiering. Onder de tallooze aanwezigen bevond zich burgemeester jhr. mr. F. H. van Kinschot met zijn gezin. Na inleidend orgelspel kwamen de drie hervormde predikanten, van wie ds. van Dop en ds. Klein Wassink het woord zou den voeren, op de gewone wijze binnen. De eerste spreker was ds. van Dop, op wiens verzoek gezamenlijk werd gezongen van Ps. 72 het tweede gedeelte van vers 10 en het elfde couplet, waarna verschillende deelen der Heilige schrift werden gelezen, n.L uit Ps. 48, Ps. 128, Hand. 17 en Ps. 72, waarna ds. van Dop voorging in gebed. Daarna begon hij met te zeggen, dat de aanwezigen ongetwijfeld zouden verwach ten, dat gesproken zou worden van dank aan God voor hetgeen geschied is, thans, na dagen en weken van angstig verbeiden en van vrees, na jaren van droefheid, waarin twee vrouwen alleen bleven, nadat de dood was ingetreden in de vorstelijke familie. Na een herinnering aan het huwelijk van een jaar geleden en het ongeluk, den prins overkomen, klonken woorden van dank voor de geboorte van gister. Spr. blikte dan in de historie, toen een oranjekind yrerd geboren, nadat zijn vader kort tevoren was overleden. Dit kind, de latere stadhouder Willem III, werd eerst achteruit gezet, maar mocht op Gods tijd naar voren treden en hij werd in 1672, toen onbeschrijfelijke nood heerschte, de redder des volks. Spr. wilde niet ontkennen, dat ook nu geen nood heerscht, en zag ook daarin over eenkomst met toen. Ook nu opbloeiende Oranje-liefde en erkenning dat God ons land heeft gezegend met het Oranje-huis. Naast terugkeer tot den Oranjetroon moge ook komen een terugkeer naar den Genade- troon, bad spr. Nederland en Oranje hebben bovenal God noodig en het stemde spr. tot grooten dank, dat in de officieele procla matie van de geboorte van gister niet de naam van God vergeten werd. Het stempe't ons volk tot een biddend volk en spr. bad, dat God ons land en Oranje goed zal zijn. Terwijl gezongen werd het zesde vers van Gez. 259, maakte ds. van Dop op den kansel plaats voor ds. Klein Wassink die God dankte voor de zegening van het huweUjk van de kroonprinses. Het is nu feest in ons land en ieder met eenig histo risch besef weet, dat Nederland en Oranje één blijven. Wij zijn verheugd over het feit, dat prinses Juliana het hoogste geluk is be schoren dat een vrouw kan vinden: een eigen kind in de armen te mogen sluiten. Het huwelijk van verleden jaar is nu een volkomen huwelijk geworden. De achter ons liggende jaren waren voor het Koninklijk Huis zeer moeilijk. Eerst het overlijden van koningin Emma, die haar heele leven ons volk diende. Haar misaen we zeer op een dag als dien van heden en ons volk vergeet haar stille verschijning niet. President dr. H. Colijn heeft hedenmid dag te 2 uur een rede uitgesproken voor het Nederlandsche volk. Z.E. sprak als volgt: Geachte luisteraars, landgenooten hier en overzee Heb ik mij in den loop der laatste jaren via de radio enkele malen tot u gericht, de aan leiding daartoe was niet altijd van vroo- lijken aard. Meestal betrof het aangelegen heden van regeeringsbeleid, waaromtrent toelichting en verklaring op breede schaal wenschelijk geoordeeld werd. Ik sprak dan als woordvoerder van de regeering. Thans richt ik mij bij vernieuwing langs dezen modernen weg tot de bewoners van Nederland en van de overzeesche gebieds- deelen van het koninkrijk, maar ditmaal niet als woordvoerder van de regeering, om tekst en uitleg te geven van bepaalde re- geeringsdaden, doch enkel en alleen, omdat wij elkaar van hart tot hart iets te zeggen hebben, nu wij allen vervuld zijn met blijd schap over den goeden afloop van de ver wachte gebeurtenis in het paleis te Soest- dijk. Het is toch eigenlijk een wonderlijk ding, dat een heel volk in angstige spanning het oogenblik verbeid heeft, dat een kind zou geboren worden, een gebeurtenis, die eiken dag in ons land eenige honderden malen plaats grijpt, die wij zelfs in eigen familie kring nauwelijks met grooter belangstelling tegemoetzien dan thans het geval is geweest Een wonderlijk ding, dat we geneigd zijn onze huizen te verlaten en het elkaar op straat toe te roepen, dat een nieuwe oranje telg geboren werd. Er zullen er wel zijn, die dit warm gevoel van nagenoeg de geheel,, natie zullen be stempelen als een soort van byzantinisme,, als ongemotiveerde vorstenverheer lijking, als bewlerooking van wie in hoogheid geze ten zijn. Wie zoo oordeelen hebben het in- tusschen glad mis. Daarvoor zijn de gevoels uitingen te warm en te innig, daarvoor zijn zij ook te algemeen. In de dagloonershut op het platteland wordt niet minder 1 artelijk meegeleefd met onze kroonprinses, met haar gemaal en de jonggeboren spruit, dan in de huizen uit kringen van hof, regeering en deftige burgerij. In alle kringen van ons volk werd gejuicht tot uitbundigheid toe, toen de verloving van de Prinses bekend werd. Bij de voltrekking van het huwelijk deelde heel het volx in de huwelijksvreug de. Toen de eerste geruchten begonnen te loopen omtrent de moederverwachting van de Prinses, was het of een golf van teerheid over het land ging. En als Prins Bern hard op den Muiderstraatweg een ernstig onge val overkomt, hoe gaan de gedachten dan ook uit naar de aanstaande moeder van een nieuwe Oranjespruit. En wie zal de gebeden tellen, die in zoo menigen huiselyken kring zijn opgezonden tot Hem in wiens handen ons leven en bij wien al onze paden zijn. Dit alles is niet gewoon. Er schuilt iets bijzonders achter, iets, dat niet alledaagsch is, iets, dat men elders niet zoo, dat wil zeg gen: niet in die mete waarneemt. Ook in andere landen zijn eei bied waardige en ge respecteerde vorsten, ook elders hebben vorstenkinderen de geboorte van hun eersteling tegemoetgezien. Ook daar was vaak belangstellende verwachting. Maar wat men er miste, was de spanning, die zich bij ons om deze geboorte ontwik keld heeft. Voor die tot spanning gestegen belangstelling moet een bijzondere oorzaak bestaan, een oorzaak, die niet uitsluitend ligt in gehechtheid aan personen, doch ook rust op andere overwegingen. En dan tast ik niet mis, als ik die bijzondere oorzaak zoek in den zeer bijzonderen band, die Nederland en Oranje met elkaar verbindt. Soms is een Vorstenhuis van buiten af door een sterker macht aan een volk opge drongen. Soms heeft de erfopvolging aan het land volmaakt vreemde personen op den Troon gebracht. Elders zien wij landen op zoek naar een Vorst. Niets van dat alles bij ons. Nederland en Oranje zijn samen geworden saamgegroeid tot wat zij nu zijn. Zij wortelen in dezelfde aarde en hun wor telen hebben zich in die aarden onder den grond ineenngestrengeld, zoodat zij tot één wortel geworden zijn. Dat verklaart het zeer bijzondere karak ter van de twee-eenheid Nederland Oranje. Zij zijn onafscheidelijk van elkaar geworden. Maar juist om deze reden valt het ons zoo moeilijk, ons in te denken in een toestand, waarbij die enge band niet meer bestaan zou. De vrees daarvoor al spraken wij het liever niet uit is ons niet vreemd ge weest, heeft ons van tijd tot tijd zelfs wel beklemd. Van 1890 tot 1909 was onze huidige ko ningin de eenige telg uit.het Oranjehuis, waarin die aloude band met Nederland tót uitdrukking kwam. En wel schonk de ge boorte van prinses Juliana in 1909 ver lenging van hoop en verwachting, de band bleef toch bijna 50 jaren lang erg broos, want het hing tusschen 1890 en 1938 alles aan een tweetal sterfelijke menschen. Die vage beklemming is nu weggevallen, nu het huwelijk van prinses Juliana den kinderzegen mocht erven en daarin schuilt de nationale zin van de algemeene volks vreugde. Zeker, wij zijn ook blij om de blijdschap van het jonge ouderpaar, wij verheugen ons met de koninklijke groot moeder, nu zij de derde generatie in haar geslacht aanschouwen mocht, maar de vreugde van het volk als geheel draagt nog een ander stempel. Die vreugde is sterk gemengd met historisch besef. God heeft als het ware een venster geopend, waar door wij weer over wiide vlakten naar bui ten blikken, weer in de toekomst durven staren. Oud en jong, rijk en arm, hoogge- plaatsten en zij, die in nederige sferen ver- keeren, die allen voelen zich in deze dagen als het ware leden van één gezin, die teza men vreugde bedrijven en die hun blijd schap in verschillende vormen uitjubelen. Als wü konden, zouden wij elkaar allemaal de hand willen drukken, elkaar deelgenoot willen maken van onze innerlijke gevoelens. Dat kan nu eenmaal niet en ik weet, dat 'n poging om door de radio uitdrukking te ge ven aan wat in ons hart leeft en in ons hoofd omgaat, slechts een mager surrogaat is van wat wij zouden doen, als wij allen eens bijeen konden zijn. We kunnen niet eens samen ons Wilhelmus zingen, althans niet, zoodat wij elkaar kunnen hooren. Toch is het wel iets, als deze schare van luis teraars van Noord tot Zuid en van Oost tot West een schare, die als de concentratie van de natie gezien mag worden zich er enkele minuten toe heeft willen zetten om gelijktijdig de gedachten te richten op de zelfde nationale gebeurtenis. Ongetwijfeld heb ik uw gedachten slecht vertolkt, waar ik er niet eens in geslaagd ben mijn eigen diepste gevoelens tot uit drukking te brengen. Maar dat doet er eigenlijk niet toe. Het gaat niet hierom, of ik vandaag minder goed gesproken heb, maar het gaat hierom, dat wij allen enkele oogenblikken ons vereenigd hebben om ge zamenlijk onze gedachten te bepalen op een natonale gebeurtens van groote beteekenif. In veel is ons volk verdeeld. Laat ons daarom te sterker waardeeren die momen ten in ons volksleven, waarin wij een zijn, waarin alle verschillen wegvallen, al thans overkoepeld worden door wat wtf gemeenschappelijk in hooge waardeerK houden. Zulke oogenblikken hebben wij thans, nu wy ons samen verheugen over 1 geluk in het koninklijk gezin, nu wij ons allen verblijden over de versteviging van den band, die Oranje met Nederland ver bindt, nu wij ervoeren, dat er toch ook nog wel wat is, waarin wy eensgezind kunnen zijn. Ik sprak tot u als een dergenen, die met u in de volle feesvreugde deelen. Ik eindig met een woord uit naam der regeering. Ge ve de almachtige God, dat zijn zegen ook verder ruste op ons koninklijk huis en op 't aan dat huis zoo zeer verknochte volk van Nederland. Koningin en prinses zullen thans smar telijk missen den echtgenoot en vader, die zich zoo goed in zijn uitzonderlijke positie wist te plaatsen. Gaarne hadden ook wij hem thans nog gezien bij zijn kleinkind. Zoo was er droefheid voor ons volk vermengd met ongerustheid over het voortbestaan van onze dynastie en de een heid van ons volk. Spr. herinnerde aan het boek van dr. Japikse, waar deze schreef over den dood van prins Willem en waar hij zegt: „Nie mand wist van de positie van Oranje". De vrees had bestaan, dat ook onze jonge prinses had kunnen worden geboren na den dood haars vaders. Toen in onze dagen de dood intrad in het vorstenhuis, werden wy bevreesd voor de toekomst van land en volk: zou ons land zijn Oranje moeten missen? Ook nu klonk de Oranjeliefde sterker en toen de koningin en de prinses het aanstaande huwelijk konden aankondigen van de laatste, leefde ons volk geheel mee. En nu is dat huwelijk gezegend door God: wij zien in de pasgeborene een ge schenk van God en wij zijn verheugd, dat de toekomst van- ons Oranjehuis nu zoo veel duidelijker is geworden en daarmee °°k de toekomst van ons volk, want Oranje is het symbool van eenheid onder ons volk, dat lijdt aan de ziekte van ver splintering. Wie zou aan het hoofd moeten staan? Oranje! Het Nederlandsche volk heeft het niet altijd verstaan, maar ten slotte heeft het den roep van prine Willem gevolgd en nog steeds heeft Oranje voldoende gezag om dien roep te doen kLinken. Wij zijn God dankbaar voor het jonge kind en wy bidden Hem, dat Hij dit kind, dat zooveel zal moeten missen van wat andere kinderen genieten, wil geven al wa, het behoeft om een symbool der ge rechtigheid te zijn, zooals H. M. onze ko ningin dat is, die in den tijd toen tronen wankelden, door haar gerechtigheid den Nederlandschen troon stevig staande hield- Zy is, ondanks haar gestrengheid, toch groot in de liefde voor haar kind en volk en nu bidden wy, dat haar kleinkind door gerechtigheid den troon in stand zal houden, gerechtigheid, die de vrucht van gehoorzaamheid des geloofs. Wij bid den om ware humaniteit, eenvoud en standvastigheid in lijden voor de jonge prinses dit alles vormt den band, die ons volk bindt aan koningin en kroon prinses; wij bidden van God: Leidt Gij on» in het spoor der gerechtigheid om Uwer waarheid wiL Na plechtig orgelspel en dankgebed, uit gesproken door ds. Klein Wassink, werden de twee bt''.ei.de coupletten van het Wilhelmus gezongen, waarop de schare het kerkgebouw verliet, aan welks uit<rng een collecte werd gehouden voor deszeifs restauratie.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 2