-I
De positie van den Belgischen minister
van buitenlandsche zaken.
Jnqeionden Stukken
Financieel Overzicht.
feuilleton
ET SCHIP DER
VERSCHRIKKING
Scherpe oppositie in zijn eigen partij, maar
algemeen gesteund door de openbare meening.
Uit het Amerikaansch door
HERMAN ANTONSEN.
"V„2iet.h®fren- ik be" druk aan het
werk zei hij joviaal en ging door met h°t
onderzoeken en bevoelen van den matras
en de kussens.
DERDE BLAD.
(Van onzen correspondent.)
Brussel, 25 Febr. 1938.
Aansluitende bij de internationale ge
beurtenissen welke algemeene belang
stelling hebben opgewekt is de positie
van beteekenis welke door den heer
Spaak, minister van buitenlandsche za
ken, wordt ingenomen. België is immers
een zeer kwetsbare plek in de interna
tionale verhoudingen.
Deze positie is in de eerste plaats van be
teekenis omdat zij wordt beheerscht door de
kwestie van de verdeeldheid en wrijving
welke in de. socialistische partij, waartoe de
heer Spaak behoort, tot uiting komt over
beginselen zoowel als over personen. Want
er moet voorop worden gesteld dat geen en
kel politiek man in staat te achten is aan
de Belgische buitenlandsche politiek een
andere richting te geven dan deze welke se
dert de bekende zelfstandigheidsrede van
den koning wordt gevolgd. De openbare mee
ning is er van doordrongen, dat het deze po
litiek is welke het land allerlei onheil spa
ren kan, voor het geval er in Europa een
conflict moest uitbarsten tusschen de groote
mogendheden. Er is dus wat België betreft
zeer zeker niets sensationeels te verwach
ten. Het eenige wat gebeuren kan, maar
wat toch niet moet worden verwacht, is dat
de heer Spaak wordt afgekeurd door den
algemeenen raad van de socialistische par
ty en dat hij dan zou ontslag nemen, waar
door de regeering Janson voor een ernstige
moeilijkheid zou komen te staan, vermits
heel de kwestie van de socialistische mede
werking zou worden opgeworpen. De regee
ring heeft vrij moeilijke vooruitzichten, in
de eerste plaats wegens het feit dat de
katholieke groepen, en niet alleen zij, de be
noeming eischen van een diplomatieken
vertegenwoordiger te Rome, en tevens de
erkenning van Franco. Daartegen zijn de
socialisten gekant en dat is eigenlijk de aan
leiding tot de critiek op het beleid van
Spaak als minister. Er is sedert lang onbe
twistbaar een scherpe animositeit tegen
Spaak wegens het opportunisme waarvan
hij blijk heeft gegeven, in zijn politieke
loopbaan. Het is bekend dat hy feitelijk de
socialistische partij slechts heeft gebruikt
als wipplank en slechts op het nippertje af
zijn handelingen wil laten ingeven door den
partijgeest. De hooge priesters van de socia
listische orthodoxie nemen dit den heer
Spaak zeer kwalijk of nemen althans deze
houding aan, eenerzyds omdat zij het Spaak
door allerlei middelen willen moeilijk ma
ken, anderzijds omdat zij, zooals De Brou-
ckère, slechts oogen hebben voor den marx-
istischen revolutionnairen geest Het is bui
tengewoon verbazend voor een oplettend
toeschouwer vast te stellen dat partijleiders
met toch een zekere ervaring inzake ge
zagsverantwoordelijkheid hun goedkeuring
schijnen te hechten aan een politiek welke
er op gericht zou zijn dat België er toe mee
werkt om Europa ten onder te brengen. De
socialisten bewijzen zich zelf, door hun
strijd tegen den minister, een zeer slechten
dienst, want de openbare meening voelt den
toestand zeer zuiver aar, en zij zal ongetwij
feld ook reageeren op de omstandigheid
dat een minister van buitenlandsche zaken
ter verantwoording wordt geroepen voor
een partijraad over een politiek, welke toch
een zuiver nationaal karakter behoeft te
hebben en niet dat van een partij. Dat is het
wat de socialisten zouden willen. Spaak zou
aan de Belgische buitenlandsche politiek 'n
richting moeten geven die haar zou doen
meewerken aan de vorming van een demo
cratisch tegen een fascistisch blok, met al
de gevaren welke daaraan zijn verbonden.
De socialisten zien in de zelfstandigheidspo-
litiek die men kent een afzondering van
België en zy hebben niet geaarzeld in den
partijraad den persoon van den koning m
het geding te brengen door de vraag te
stellen of het dan niet mogelijk is in België
te regeeren op een andere manier dan deze
welke door den koning wordt voorgestaan.
In alle vraagstukken van buitenlandsche po
litiek zou men willen, in den socialistischen
partijraad, dat de Belgische minister het
standpunt van de socialistische internatio
nale zou voorstaan, een combatieve „demo
cratische" politiek voeren. Men weet wat
zulks beteekent: tegen Duitschland, Italië en
Japan, voor het republikeinsche Spanje,
aanleuning bij Frankrijk, ook m den vorm
van militaire afspraken, collectieve veilig
heid en bijstand, een „extremistische' vol-
kenbondspolitiek met ^pneties, doortocht bij
vijandelijkheden enz. En zoo heeft de woord
voerder van de malcontenten geëischt, als
hieraan desnoods de medewerking aan de
regeering moet worden opgeofferd dan moet
zulks maar gebeuren. Het volk beseft ech
ter zeer goed dat België niet anders kan dan
zich dekken tegen elke bedreiging, waarbij
zijn levensbelangen niet op het spel' staan,
door de houding aan te nemen van den
buurman, die tusschen de ruzie van twee
andere huurlieden wil uitblijven, zoolang
zijn eigen huis niet wordt in brand gesto
ken. De heer Spaak heeft niet veel moeite
gehad om deze opvatting te verdedigen. Te
genover den volkenbond dient een afwach
tende houding aangenomen, net als Neder
land doet. Verder heeft hij de meening uit
gedrukt dat de vroegere socialistische reso
luties door de gebeurtenissen zijn achter
haald en bijgevolg alle waarde missen. Geen
enkele buitenlandsche politiek kan voorloo-
pig nog op den volkenbond en de collectieve
veiligheid worden gesteund. Overigens in
socialistische kringen is de liefde \k>or den
volkenbond slechts ontstaan toen de Rus
sen te Geneve waren aangekomen. De vor
ming van ideologische blokken moet recht
naar den oorlog leiden. Daar weigert de mi
nister asm mee te doen. Het idee van een
preventieven of een strafoorlog te voeren
is demagogie. Voorloopig kan er van een
erkenning van Franco geen sprake zijn.
Doch wat Rome betreft, daar moet een op
lossing voor komen.
Men beleeft dus het zeer eigenaardige ver
schijnsel dat een socialistisch minister tegen
zyn eigen partijgenooten moet worden ver
dedigd door liberalen en katholieken. De
heer Spaak zal waarschijnlijk overwinnen
Tenzij de heer Vandervelde, wiens terug
komst uit Spanje wordt verwacht, bijzonder
invloed zou kunnen ontwikkelen. Tenzij ook
de socialisten de regeering zouden willen
verlaten op het oogenblik dat voor millioe-
nen yieuwe belastin «en zullen moeten wor
den geëischt. De politiek kent immers kron
kelpaden van duisteren aard
Giimlachie
„Heb jij geroepen?"
DE OVERHEID EN DE GEZAGS-
HANDHAVING.
Geachte Redacteur.
Zooals bekend mag worden verondersteld,
zijn het laatste halfjaar door mij een tweetal
vlugschriften verspreid, t.w. één d.d. 16
September 1937 met het opschrift „Ik zal
handhaven" en een „Open brief aan den
Raad van Ministers", d.d. 14 Januari 1938.
Ik heb in die geschriften zeer ernstige be
schuldigingen gericht aan het adres van een
hoog geplaatst ambtenaar bij den Rijkswa
terstaat. Zoo schreef ik in mijn „Open
brief" o.m. woordelijk:
„Tenzij ten aanzien van m.g. f 100.000
door den Minister van Waterstaat mr. Reij-
mer onjuiste inlichtingen aan de Kamer zijn
verstrekt, staat dus vast, dat dr. ir. Went-
holt, met geen andere bedoelingen, dan het
onrecht, onze firma aangedaan te bestendi
gen, zich niet heeft ontzien:
le. Door allerhande machinaties, o.a. met
een geheim rapport d.w.z. een rapport, dat
wy niet ter inzage hebben gehad en waarte
gen wy dus ons niet hebben kunnen verdedi
gen, 't Departement van Waterstaat om den
tuin te leiden en den Minister van Water
staat van Swaay voor een voldongen feit te
stellen.
2e. Met medewerking van den voormali-
gen landsadvocaat mr. Telders de door onze
Vorstin uitgesproken wil, dat recht zou ge
schieden, te saboteeren.
3e. Valschheid in geschrifte te plegen,
door met of zonder medewerking van het
Departement van Waterstaat aan de Alg.
Rekenkamer geheel onjuiste afrekeningsta-
ten voor te leggen en die voor echt te doen
doorgaan".
Ik geloof dat deze beschuldiging aan dui
delijkheid niets te wenschen overlaten. Daar
komt bij, dat dit laatste schrijven is toege
zonden o.m. aan de regeering, aan de alg.
rekenkamer, aan 150 kamerleden en 56 dag
bladen.
Reeds by schrijven d.d. 20 September 1937
deelde ik den minister van Waterstaat bij de
toezending vr.n mijn eerste brochure o.m. het
volgende mede:
„Waar uit den aard der zaak Uwe Excel
lentie met de bizonderheden van de in deze
brochure behandelde kwestie niet bekend is,
stel ik mij met het meeste genoegen ter
uwer beschikking, ingeval u over deze zaak
een onderhoud met mij verlangt".
Tot nog toe mocht ik van niemand ook
maar iets vernemen, niemand, die mij na
dere inlichtingen vraagt Noch de Justitie,
noch Waterstaat, noch de Algemeene Reken
kamer laten maar iets van zich hooren. Men
mag dus te goeder trouw aannemen, dat
mijn beschuldigingen juist zijn, dat de re
geering erkent, dat een nog „onafgedane
zaak" loopt tusschen mijn firma en den Staat
der Nederlanden en dat het inderdaad juist
is, dat hooge ambtenaren met alle mogelyke
middelen, waaronder de meest laaghartige,
trachten aan een „afdoening" der zaak te
ontkomen.
Maar als de regeering dan erkent, heb ik
ook het recht te verlangen, dat wordt inge
grepen. Dat is toch mogelijk, waar de regee
ring dit ook doet in andere moeilijke kwes
ties. gelijk kan blijken uit het volgende be
richt in de dagbladen van deze week.
De „enveloppe van dr. Deterding".
Dat er zeer groote spoed wordt betracht
met de uitvoering van dr. Colijn's opdracht
uit Arosa, om de zaak der Deterding-var-
kens „opnieuw" in beschouwing te nemen
en om regeerings-commissaris Louwes zich
in verbinding te doen stellen met dr. Deter
ding, blijkt uit het feit, dat de heer Louwes
reeds de vorige week, dus enkele dagen na
de opdracht, naar Zwitserland is gereisd en
daar Donderdag al een onderhoud heeft ge
had met dr. Deterding, die op het oogenblik
te St. Moritz vertoeft".
Meet de Staat ten aanzien van zyn bur
gers met twee maten?
Broersma, door misdadige handelingen
van staatsambtenaren totaal geruïneerd,
doet allerhande voorstellen om tot een op
lossing te komen van het conflict. Onze
firma gaat zelfs zoover, dat zy dr. Colijn,
ten tijde dat deze waarnemend minister van
waterstaat is, verzoekt maar een arbiter te
willen aanwijzen, die in het geschil zal heb
ben te beslissen. Koninklijker kan het niet.
Het voorstel wordt niet geaccepteerd.
Als wy er tenslotte toe overgaan op goe
de gronden Waterstaat openlijk te beschul
digen van de meest ongehoorde handelin
gen, als ondergeteekende verder den Minis
ter van Waterstaat aanbiedt op zyn depar
tement te komen, ten einde de zaak te be
spreken, komt ergeen antwoord.
Maar ook dr. Deterding, de petroleum-
koning, bezitter van een enorm vermogen,
krijgt een geschil met den Staat en over een
bedrag, vrijwel evengroot als wij in eersten
aanleg van den Staat hadden te vorderen.
Ook dr. Deterding ziet zich genoodzaakt
tot publicatie der kwestie. Het schijnt even
wel, dat dit geschil wel tot een oplossing
moet worden gebracht.
Maar om daartoe te geraken, wat doet de
regeering? Laat zy dr. Deterding of diens
gemachtigde bij zich komen?
Weineen, dr. Deterding laat de regee
ring bij zich komen. En dat nog niet te zij
nen kantore in Nederland, neen, de heer
Deterding laat de regeeringsafgevaardigde
bij zich komen teSt. Moritz.
De wijze, waarop de Nederlandsche over
heid meent het gezag te moeten handhaven
is wel een zeer eigenaardige.
Bergen (N.H.), 24 Febr. 1938.
J. BROERSMA.
Betere stemming op de internationale
beurzen onder den invloed van de
verbeterde internationale politieke
situatie. Gunstige ontvangst van het
door het I.R.R.C. ingediende voorstel
in zake de rubberrestrictie.
Wanneer men naar de oorzaak vraagt
van de betere stemming welke in de afge-
loopen week onmiskenbaar viel waar te
nemen, dan is het antwoord hierop niet zoo
moeilijk te geven. Economisch is er nog wel
niet veel veranderd, maar politiek zeer veel.
En het is maar een al te bekend feit dat de
internationale beurzen den laatsten tijd
sterk onder den druk der vertroebelde in
ternationale politieke sfeer stonden. Hoe
wel het nog te vroeg is om Hozanna te roe
pen, kan men thans in ieder geval zeker
zijn dat Engeland met Italië onderhande
lingen zal gaan voeren. Had het er nog een
oogenblik de schyn van alsof het aftreden
van minister Eden de binnenlandsch poli
tieke situatie van Engeland ongunstig zou
beïnvloeden, en werd de vrees geuit dat het
wel eens onmogelijk zou kunnen blijken om
een meerderheid te verkrijgen voor de door
de regeering te voeren politiek met Duitsch
land en Italië, by de jongste stemming in
het Lagerhuis is wel duidelijk naar voren
getreden, dat de regeering over een zeer
groote meerderheid beschikt. Het is nu
maar een afwachten in hoeverre de onder
leiding van den premier nieuw ingeslagen
weg op het gebied der internationale poli
tiek ook inderdaad de juiste zal blyken te
zyn. Hoewel men dus kan stellen dat fun
damenteel nog niets is veranderd, toch staat
wel vast, dat de mogelijkheid van toenade
ring thans is gegeven.
Alleen in Frankrijk wordt de situatie met
den dag moeilijker. De naakte feiten zyn
thans deze dat de minister van financiën
voor de enorme taak staat een stijging van
het nationale inkomen te bereiken van een
goede 30 ten einde het hoofd te kunnen
bieden aan de geweldige eischen welke de
staatsuitgaven stellen. Alleen de gewone
dienst vereischt reeds frs. 52 milliard aan
gewone uitgaven, terwijl de buitengewone
dienst andermaal een frs. 35 tot 40 milliard
vraagt. Ten einde de financiering van de
defensieuitgaven mogelijk te maken, zal de
minister van financiën een Caisse autonome
de la Défcnse oprichten, welke zich zelf
standig zal belasten met de financiering van
de defensie. Deze maatregel is kennerlyk
bedoeld om den eventueelen spaarder die
op de defensieleeningen wenscht in te
schrijven de zekerheid te verschaffen dat
zyn gelden ook daadwerkelijk voor de de
fensie worden aangewend en niet voor an
dere doeleinden, die onder het huidige
regime maar al te veel aanwezig zyn. Een
gunstige indruk heeft het gemaakt dat het
Internationale rubber-comité in zyn voor
stellen aan de betreffende regeeringen in
principe een verlenging van de rubber
restrictie voor de jaren 1939 43 blijkt voor
te staan. Naar bekend moeten voor 31 Maart
a.s. definitieve voorstellen aan de regeerin
gen zijn gedaan, welke dan niet meer ge
wijzigd kunnen worden doch voor 1 Juni
moeten zyn aangenomen dan wel verwor
pen. Naar bekend voorziet het plan naast de
op de voorbank van
ïbto zitten mag alléén, als er
éór den bestuurder 60 cm en voor
passagier 40 cm beschikbaar
is (voor 'n kind tot 12 jaar? 30 cmX
verlenging der restrictie in een progessiev»
verhooging der standaard quota gedurende
de opeenvolgende jaren. Voor Nederlandsch
Indië beteekent het nieuwe plan inderdaad
een groote vooruitgang. Immers voor dit
land worden de quota het sterkst vergroot.
Terwijl die voor Malakka van 1938 op 1939
worden verhoogd van 602.000 ton tot 632.000
ton, worden deze voor Ned.-Indië gebracht
van 540.000 ton op 631.C00 ton en nadien
loopen de verhoogingen van Indië en Ma
lakka parellel. Hoe bevredigend de bereikte
resultaten aangenomen althans dat ze
worden aangenomen ook mogen worden
genoemd, voor Nederlandsch-Indië betee-
kenen ze niets anders dan dat eindelijk aan
een eisch van billijkheid wordt voldaan.
Zooals gezegd vertoonde de markt een
aanmerkelijk beter beeld, waarbij rubber
waarden op den voorgrond traden, v.n.1. op
grond van de betere loco-noteering, welke
op 7 5/16 kwam te liggen, een prijs die niet
onbelangrijk hooger ligt dan de laagste no
teering van het jaar, tw. 6 11/16, Amsterdam
Rubber trok aan tot 227, na een diepsten
stand van onder de 200 pCt Doch ook incou
rante fondsen wisten van deze betere stem
ming te profiteeren. Zelfs suikerwaarden,
die juist den laatsten tyd sterk van aanbod
te lijden hadden gehad konden een koen-
avans van enkele punten boeken. Een gun-
stigen indruk maakte het bericht, dat de Ne
derlandsche regeering met de Turksche in
contact is getreden over de mogelijkheid
tot het afnemen van Java-suiker. Indien ten
deze resultaten mochten worden bereikt,
dan ware zulks voor de Java-suiker-in-
dustrie natuurlijk ten zeerste toe te jui
chen; want ieder gaatje waarin zy eenige
suiker kan spuien ook al is de hoeveel
heid nog zoo klein is haar welkom. Na
tuurlijk beteekent een afzet naar Turkije
geen absolute vergroot ing van haar afzet,
omdat de totale exporten krachtens de Lon-
densche conventie aan grenzen zyn gebon
den, maar wel kan een dergelijke afzetver-
meerdering op dit moment een welkom te
genwicht gaan vormen voor de teloorgegane
markten in het Verre Oosten, want het ziet
er voorloopig niet naar uit dat China op kor
ten termijn weer als k00per in de markt zal
optreden.
De beleggingsmarkt stond in de afgeloo-
pen week in het teeken van den invloed
welke het nieuw geschapen beleggingsfront,
waarover wij de vorige week uitvoerig be
richtten, oefent. En zooals de zaken thans
staan, kan men zeggen dat het front inder
daad werkt. De mislukking van de leenin
gen der Provincie Zuidholland en van de ge
meente Haarlem zijn daarvan het overtui
gende bewijs. Voor het crediet van deze pu
bliekrechtelijke lichamen doet dit echec er
overigens niet zoo heel veel toe om de een
voudige reden dat beide leeningen door een
consortium waren overgenomen, zoodat
voorzoover de leeningen nog niet zijn ge
plaatst, deze met het overschot zijn blijven
zitten, een feit waarover zij, onder het hui
dige gebrek aan behoorlijk rentegovendl
objecten, waarlijk niet rouwig zullen zijn.
Men mag aannemen, dat t.z.t. deze leeningett
toch weer beter zullen worden geclasseerd,
zoodat de banken de gelegenheid zullen
hebben hare stukken uit te slijten, als thans
wanneer de invloed van het beleggingsfront
zou gaan tanen. Weliswaar ziet het daar mo
menteel nog niet erg naar uit, maar het wil
er bij ons toch nog niet in, dat het front blij
vend weerstand zal kunnen bieden indien
38)
De hut was, net als de overige hutten
aan boord, vrij klein en de zitbank lag
vol kleeren en valiezen. Valcour tilde het
deksel van een suit-case op, die blijkens
het adres, dat eraan hing, van mijnheer
Wrigth was, en zyn handige vingers door
zochten den inhoud. Mijnheer Wrigth was
niet erg netjes, vond hij; vuil en schoon
goed lag door elkaar; een boordendoos
stond open en de helft der boorden stak
eruit; een kleerschuier; een paar dans
schoenen in een flanellen zakje; een kleine,
lederen portefeuille, waarin twee portret
ten bleken te zitten.
Valcour bekeek de portretten aandach
tig; het eene een vrouw op leeftijd met
wit haar en een jeugdig rond gezicht: het
andere een jong meisje, ten voeten uit, In
een leelijke avondjapon. Hij hield het por
tret bij het licht om het gezichtje beter te
bekijken. Het was een uitdagend gezicht en
werkelijk mooi met donkere krullen. Hy
deed de portefeuille dicht en stak die in
zyn zak. Verder was er bij de bagage van
mijnheer Wrigth niets, dat hem belang in
boezemde.
Hij keek weer op zyn horloge. Zes minu
ten over tienen. Hij maakte het valies van
Force open. Kleeren, dassen, een paar
zachte pantoffels, heelemaal op den bodem
iets hardsrond en hard een horloge
met dubbele kast. Op de druk gegraveerde
kast stond een voorletter FHoewel hii
geen voetstappen in de gang had gehoord,
bleef Valcour toch plotseling stokstijf staan
en sloot het valies. Het horloge stak hy in
zyn zak. Voordat de deur geopend werd,
KnLmUt fr4 Wri«th en den tongen Force
binnen te laten, stond Valcour ai aan het
voeteneinde van het bed en trok dekens en
matras van het onderste bed af
„Wat is er toch aan de hand, mijnheer
Valcour?" vroeg Force, terwijl hy Wrigth
naar binnen volgde en de hutdeur sloot
„Als u denkt, dat ik mijn beroemde rol
van „het kamermeisje" aan het spelen ben,
dan hebt u het glad mis", zei Valcour
schertsend, „U zoudt het zoo niet aan me
zeggen, maar ik ben aan het zoeken naar
goud".
„Alweer?" Mijnheer Wrigth trok jas en
vest uit en hing die aan een naak.
„Nog altijd, mijnheer Wrigth.'" Valcour
begon nu zijn onderzoek uit te strekken
tot matras en kussens van het bovenste
bed. „Kapitein Sohme is nog niet tevre
den. Enfin, dat is nauwelijks van hem te
verwachten. Hy wil zyn goud terug heb
ben".
„Nou, ik heb het niet", zei Force, die zich
begon uit te kleeden en voor een keer zyn
best scheen te willen doen, Wrigth vóór te
zijn aan de waschtafel. „Was het maar
waar!"
„Gaan de zaken niet zoo best, mijnheer
Force?"
„Och, dat gaat anders wel, mijnheer
Valcour Ik heb verleden jaar tenminste
genoegverdiend, om me deze kleine va-
cantie te kunnen permitteeren. Maar ik
denk, dat iedereen wel graag wat meer
geld wil hebben, dan hij heeft".
„Ik dacht, dat er al iemand onze zaakjes
doorzocht had in den loon van den mid
dag", zei mijnheer Wrigth.
„Dat is zoo. Mijnheer Swithers en de
eerste hofmeester hebben het heele schip
doorzocht. Maar dat is een heel werk,
vindt u ook niet?" Valcour keek ter loops
naar den sterk behaarden arm van mijn-
hüf zijn overh*md uitgedaan
had. Dat kon Toody niet zyn. „Ik hoop, dat
vatten"" ecn vormelykheid zult op-
„Natuurlyk".
Fom-?"381 Cr °°k me® accoord' mijnheer
„Ik zie u wel graag bezig, mijnheer Val
cour zei Force, zijn overhemd eveneens
uittrekkend, om zich te kunnen wasschen
zoodra mijnheer Wrigth, die heel lang
werk had, klaar was.
„Nou, daar zit niets geheimzinnigs in.
Dit is niet meer dan een proef op de som"
Teleurgesteld bekeek Valcour den jongen
Force. Dat was evenmin de gezochte Too
dy. Hy begon zich hopeloos te gevoelen
Zou het dan Dumarque zijn, die zich de
weelde had veroorloofd, een hut alleen te
nemen?"
„Het spijt me, dat ik zoo'n rommel ge
maakt heb", zei hij eindelijk, „maar de
hofmeester komt het dadelijk wel in orde
brengen".
„Bent u klaar, mijnheer Valcour?" vroeg
Force.
„Heelemaal en ik denk niet, dat u nog
eens voor een herhaling behoeft te vree
zen. Goeden nacht, heeren".
Ze wenschten hem eveneens goeden nacht
en juist toen Valcour de hut wilde verla
ten, zei Force: „Ik denk, dat u eigenlijk
niet naar goud zoekt".
„Niet, mijnheer Force?"
„Neen, mijnheer Valcour. Ik denk, dat
u naar bewijzen zoekt, om den moordenaar
van Gans gevangen te kunnen nemen".
HOOFDSTUK XX.
35 14 Noorderbreedte
65 31 Westerlengte
„Maar dat is beslist aardig, beste Val
cour Kom binnen!"
Mijnheer Dumaraue lag in een kamer
japon van gebloemde zyde op den divan
en wees met zijn sigaret naar een stoel,
zonder op te staan. De ruime hut was keu
rig op orde en nergens lag eenige bagage,
met uitzondering van een groote kleeren-
koffer, die rechtop in een hoek stond. Val
cour stak een siearet aan en ging zitten.
uil' 1 „n op zoek n#ar gestolen goud", zei
hij lachend
De uitdrukkingsloze oogen van mijn
heer Dumarque trokken even samen.
'ntfressant. Ja. zeker, beste Val-
cour, dat is beslist interessant".
Valcour voelde zich zeldzaam op zijn
hoede.
„Wat is er voor beslist interessants in
dat feit, mijnheer Dumarque?"
„Het is interessant, dat u uw tyd wilt
besteden, om iets te zoeken, dat al reeds
gevonden is".
Valcour bleef zyn blik op mijnheer
Dumarque gericht houden.
„Waren de gordijnen voor de ramen der
hut van kaoitein Sohme soms
„Juist", viel Dumaraue hem met een
zucht van voldoening in de rede. „Het eene
naar was niet heelemaal dichtgetrokken.
Ik ben nu eenmaal vreeseliik nieuwsgierig"
Valcour glimlachte. „Hebt u nog meer
der"eliike ondeugden?"
„Zeker. Deze volgt in belar yijkheid op
een onverzadelijke begeerte na in olie tn-
geleede andijvie met gloeiend ,eete maca
roni er bovenop en heeft den voorrang bo
ven mijn gril. om hooee hakken te dragen
„U weet, mijnheer Dumaroue. wat men
vaak met katten doet, niet waar?"
„Maar katten ziin nu eenmaal roekeloos
met hun leven, omdat ze negen levens heb
ben. Ik, beste Valcour, heb er maar één en
daarom ben ik nooit Zorgeloos".
„Ik zou het zeer waardeeren, als u tegen
niemand een woord zei over wat u gezien
hebt. mijnheer Dumarque".
„Dat ben ik ook heelemaal niet van
plan; en ik zal ook geen reden verzinnen,
waarom ik door die gordijnen gekeken heb.
Het is zoo vreeselijk vervelend, overal een
reden voor op te geven; het leven i* al
vol oorzaken, dat je geen tijd overhoudt
voor gevolgen".
(Wordt vei
rvolgd)-