VOOR ONZE KINDEREN. VAN KABOUTER FLIP EN ZIJN VRIENDJE WIP. 3 m m i %d mmf m m: *m1wêT 'm &haakcukie& m s Jgf m i m m 1 SÉ Ut fp k m w £tt i SP j§jx fi k 11 k iê fÊÊ mm ÜS fl Bi® m Een dappere kameraad Wie is er het eerst achter? Een gezelschapsspelletje. EEN GESCHIEDENIS ZONDER WOORDEN. EEN DAPPERE JAGER. Het maken van een zonnewijzer. RAADSELS. DERDE BLAD. Wit kan n.1. spelen: 1. 3530 1. 24 35 2. 3429 2. 23 34 3. 39 30 3. 35 24 4. 33—28 4. 22 33 5. 38 9 5. 4:13 6. 27—21!! 6. 1728 (moet 3 slaan) 7. 47—41 7. 36 38 8. 43 5! Ter oplossing voor deze week: Probleem 1531 van A. Roos te Alkmaar. Éf ém. V7s/i> VW7/// 1Wmmmfflm. y//M m m ■mi, m W'. Zw. 12 sch. op: 7, 8, 9, 10, 18, 19, 20, 22, 23, 30, 34, 35. W. 11 sch. op: 16, 21, 27, 31, 32, 33, 38, 39, 41, 43, 44. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Redacteur: J. H. GOUD, Utrecht. PROBLEEM No. 23 G. F. Hampshire Telegraph and Post 1920 Zwart 8 7 6 5 4 3 2 1 1 ab cdetgh Wit (12) Driezet Wit: Kc7, Tdl, Ra6 en e3, Pb5, pionnen a2, a3, c2, d5, f4, f6 en g5. Zwart: Kc4, Dd2, Tel en fl, Rd3, pion nen c3, f7 en g4. Oplossing van probleem No. 20 (Dr. Ghicco) 1. Dgl. AANGENOMEN DAMEGAMBIET gespeeld te Ostende in 1937 Wit: Zwart: Dr. S. Tartakower 1. d2d4 2. c2c4 3. Pgl—f3 4. Ddl—a4f A. Reynolds d7d5 d5Xc4 Pg8—f6 Pb8c6 Misschien is c7—c6 hier betei, maar zwart had een bedoeling met den tekstzet, zooals later blykt. 5. e2—e3 g7—gO 6. RflXc4 Rf8g7 7. Pf3e5 0—0 8. Pe5Xc6 b7Xc6 Zwart had wel gaarne gezien, dat wit nu 9. Da4Xc6 had gespeeld, waarna het spel zich als volgt had kunnen ontwik kelen: 9Ta8b8! 10. 0—0 Rc8— b7. 11. Dc6—a4 Dd8—d6. 13. Pbl—c3 Pf6g4 en zwart heeft voor zijn geoffer- den pion ruimschoots vergoeding. 9. 0—0 e7e5! Deze zet verdient een uitroepteeken. 10. d4Xe5 Pf6g4 11. f2—f4 Deze zet is niet van gevaren ontbloot. Zwart krijgt nu aanval. Beter dan de tekstzet was e5e6! 11Dd8h4 12. h2h3 gP4h6 13. Da4c2! Pg4—h6 Wel gewenscht, want er dreigde Rc8X h3 etc. 13g6—g5 14. Dc2—f2 Dh4—h5 15. Pbl—c3 g5—g4 16. h3—h4 Rc8—e6! 17. Rc4Xe6 "Xe6 18. Df2el Gedwongen, want er dreigde Rg7Xe5. o Ta8d8 10. 0 19. Pc3—e4 20. Pe4-g3 Vg*-f3 21. b2—b3 :Z 22 Rela3 7'^7 Zwart heeft een sterke batterij, maar de Poolsche meester is een vindingrijk man. 23. Talcl Dd3-a6 24. Ra3b4 Da6Xa2 25. f4—f5! w;. Met dezen zet keeren de kansen, wit begint een tegenaanval. 25Da2Xbo Op f5 nemen, hetzij met pion of met paard was direct doodelijk geweest, omdat wit dan tot e5e6 komt. Ook na 25 Rg7Xe5 was f5Xe6 gevolgd. 26. f5—f6 Rg7"io 27. Rb4Xf8 Kg8Xf» 28. Pg3e4! Een sterke zet, die vele dreigingen in houdt. 28Db3d5? Dit is minder goed. Met 28. Db3a2 had zwart goede kansen be houden. 29. Pe4c5 Dd5Xe5 Zwart heeft niet beter, want na 29. TdV—f7 volgt 30. Tel—dl Dd5Xdl. 31. DelXdl Td8Xdl- 32. TflX<*l Kf8—e8 door IET HOOGERS. Dichtbij Bombay, de grote havenstad van Engels-Indië, woonde een dokter in een mooi landhuis, dat hij had laten bouwen op een heuvel. Iedere morgen reed de dokter met zijn auto naar de stad om daar zijn patiënten te bezoeken en naar het ziekenhuis te gaan. De kleine Edmond, het vierjarig zoontje van den dokter, bleef dan achter onder de hoede van een inlandse vrouw, want Edmond's moeder was zwak en ziekelijk en moest haast altijd rusten omdat zij niet tegen het klimaat kon. Edmond zelf had daar niet de minste last van, hij was in Indië geboren en dadelijk gewend aan het klimaat dat voor mensen, die uit Europa komen, vaak zo schadelijk is. 's Middags speelde Edmond meestal op zijn lievelingsplekje in de tuin in de schaduw van hoge bomen. En dan was altijd Trawal, de grote hond, een New-Foundlander, bij hem. Altijd waren die twee samen, waar Edmond was, daar zag je Trawal ook. Ze speelden samen en waren de beste vrienden. Op een warme middag zat Edmond te spelen met zijn emmertje en schepje en natuurlijk zat Trawal er naar te kijken, alsof hij alles begreep wat het kleine jon gentje tegen hem babbelde. Een eindje verder zat de vrouw, die op Egmond paste, maar het was zo warm die dag en zo stil in het huis en de tuin, dat ze telkens even in dutte. De dokter was juist thuis gekomen uit de stad en stond op het punt om zich lekker op te frissen en een bad te nemen, na de stoffige warme tocht, toen hij plotse ling een vreselijke schreeuw hoorde. Door het raam zag hij hoe de inlandse vrouw van haar stoel overeind vloog en op zijn zoontje toesnelde. Tegelijk rende hij, gevolgd door zijn bediende naar buiten, want hij voelde, dat zijn kind in gevaar moest zijn. In de tuin zag hij onmiddellijk het grote gevaar, waarin de kleine Edmond werkelijk verkeerde: een groen slangetje had zich om zijn linkerarm gekronkeld en stak zijn ge spleten tong uit om het ventje te bijten! Maar nog voor de vader of de kindermeid iets hadden kunnen doen, was Trawal opge sprongen en greep de slang met zijn tanden beet. Dood lag het gevaarlijke dier even later op de grond. De dokter knielde bij zijn zoontje neer en onderzocht hem haastig of hij ergens ge beten was, maar gelukkig was Edmond geheel ongedeerd gebleven. Toen keken allen naar de trouwe hond, die het kind had gered. Trawal lag klagelijk jankend op de grond en trilde over zijn hele lichaam, alsof hij door en door koud was. Ze begrepen het, Trawal was door de slang gebeten en het gif begon dadelijk te werken. Eerst overlegde de dokter nog of hij het arme dier zou kunnen helpen, maar toen hij zag dat er niets meer aan te doen was, be sloot hij om zijn hond niet langer te laten lijden dan nodig was. „We kunnen Trawal niet meer redden", zei hij, tegen den be diende, haal mijn geweer maar, ik zal hem dood schieten". De kindermeid nam den huilenden Edmond mee naar binnen, die niet begreep aan welk groot gevaar hij was ont komen. Voor den dokter was het iets vreselijks, het trouwe dappere dier dood te schieten en als het niet voor het bestwil van de hond was geweest, had hij het niet kunnen doen. Met afgewend gezicht, om het niet te hoeven te zien, schoot hij en direct daarop gaf hij den bediende bevel om Trawal die nu stil en bewegingloos op de grond lag uitgestrekt, zo gauw mogelijk te begraven. Maar de man wachtte liever nog wat én legde zonder dat de dokter het wist, de hond zo lang in de schaduw van een bosje, achter in de tuin. Toen gebeurde er de volgende dag, heel vroeg in de morgen, toen iedereen nog sliep, iets ongelofelijks. De dokter werd wakker door een vreemd geluid aan de tuindeuren. Zacht ging hij kijken wat dat kon zijn endaar zat Trawal. Hij was erg verzwakt en uitgeput en jankte zacht, maar hij leefde nog, de plek aan zijn hals was niet meer opgezet en hij richtte zich op, toen hij zijn baas zag. Dadelijk onderzocht de dokter de hond en hij begreep wat moest zijn gebeurd: de kogel was gekomen vlak bij de plaats, waar de slang had gebeten. De schotwond was gaan bloeden en daarmee was ook het slangengif naar buiten ge spoeld. Op die menier was Trawal als door een wonder gered. Je begrijpt hoe blij de dokter was, dat hij zijn trouwe hond kon houden en hoe gelukkig Edmond, toen hij een paar dagen later weer met zijn vriend mocht spelen. Toen de familie terug ging naar Engeland, namen ze Trawal mee en zo lang hij leefde, is hij altijd de trouwe kameraad en be schermer van Edmond gebleven. Dit spel kunnen we doen met zoveel mensen en kinderen als we zelf willen, met z'n vijven en ook met z'n twintigen. Een van het gezelschap gaat de kamer uit en mag pas weer binnen komen, als hij ge roepen wordt. Nu overleggen de anderen, welk woord ze hem zullen laten raden, het moet de naam zijn van iets dat men kan beschrijven, een dier of een voorwerp uit de kamer, een werktuig, of zo iets. Als iedereen het woord, dat is gekozen, weet, mag de ene weer binnen komen. Nu moet hij vragen stellen, elk van het gezelschap krijgt op zijn beurt, die hij moet beantwoorden, maar de vragen, moeten zo gedaan worden, dat ze met niets anders dan „ja" of „nee" beantwoord kunnen wor den. Een van de aanwezigen telt op, hoeveel vragen er zijn gedaan, voordat hij het woord heeft geraden en later heeft degene, die de minste vragen heeft gedaan, het spel gewonnen. De eerste vragen zijn altijd het moeilijkst, omdat je dan nog helemaal niet weet in welke richting je moet zoeken. Meestal kom je al een eind verder, als je de eerste vragen zo doet: „Is het een plant? Een dier? Een mens? Daarna: „Is het hier in de kamer? In de stad? In het land? In Europa?" Als het dan geen plant, mens of dier is, (die je meestal nogal gauw raadt, voorwer pen zijn moeilijker) vraag je: „Kun je het verplaatsen? Is het een werktuig? Is het een sieraad? Kun je het eten?" Nu begin je vragen te stellen over de vorm en de kleur: „Is het vierkant, rond, heeft het hoeken, is het hard of zacht?" Dan begin je meestal al zo'n klein beetje te vermoeden wat het moet zijn en je doet nog een paar vragen: „Hangt het aan de muur? Staat het op de grond? Is het van vader?" En dan zul je het zo langzamerhand wel weten en raad je maar eens wat. Als het niet goed is zullen ze het je wel vertellen en als het wel goed is ook weL DE SPRONG OVER DE HINDERNIS Of DE KINDERMEID MET DE WIJDE ROKKEN Daar loopt een kleine jagersman Door 't grote, grote bos. Hij sluipt langs boom en struiken heen Heel zachtjes over 't mos. Hij kijkt, hij loert, hij spiedt, hij tuurt Naar alle kanten rond, Of hij soms ook, daar in de buurt, Een kleine jachtbuit vond. En dan opeens daar heel dichtbij Zo, vlak voor zijn geweer Een hert! Hij schiet, pief-paf, Een „vliegend hert" terneer. Hebben jullie er wel eens een zien staan in Hebben julie er wel eens een zien staan in een tuin of in een park? Je kunt er door middel van de zon en de schaduw op zien hoe laat of 't is. Zelf kunnen we ook zo'n zonnewijzer maken. Je hebt er voor nodig een glas en een kurk of een houten schijf, een breinaald en een schuine oppervlakte ergens. Als je niet zo'n plank hebt, als hier afgebeeld staat en je er zo een niet kunt maken, is er misschien wel een schuine vensterbank of een hellend afdakje of zo iets, waar de zonnewijzer op kan staan. Maar je moet natuurlijk zorgen, dat hij er niet af valt. Op het plaatje zie je, hoe de zonnewijzer in elkaar zit. Middenin de schijf steek je de naald en daaroverheen wordt het glas gezet. Midden op het glas (als het buiten staat aan de binnenkant, dan is het beter tegen het weer bestand) plak je een reep papier. Wanneer nu 's middags om 12 uur de zon schijnt, kijk je waar de schaduw van de naald op het papier valt en op dat punt zet je het cijfer 12. Om 1 uur zet je weer een streep met het cijfer 1. En zo ga je door, tot je alle uren hebt, waarop de zon schijnt. Ook de halve uren lom je aangeven, met korte strepen. Natuurlijk moet je een plekje uitzoeken, waar zo veel mogelijk zon komt, liefst de hele dag, als dat mogelijk is. En je moet de zonnewijzer precies op zijn plaats laten staan, anders is hij niets meer waard. De schijf zou je bijvoorbeeld kunnen vast spijkeren, als hij op een ondergrond van hout staat. Dan heb je een klok, die nooit gerepa reerd hoeft te worden en waar je altijd op kunt zien, hoe laat het is tenminste als de zon schijnt! 1. Verborgen bloemen. De politie was ter plaatse om het ver keer te regelen. „Proost", zei de gastheer en hij hief zijn glas op. Gabriëlle liet midden in de straat haar boekentas vallen. „Therese, dat mag je niet doen", riep moeder verschrikt. 2. Het woord bestaat uit 18 letters en geeft een gebouw aan waarvan fiets- rijdende mensen dikwijls gebruik ma ken. 18, 17, 10, 11, 6 is een zeer hard metaal Vruchten, welke niet 12. 2, 13 zijn kan men niet eten. 7, 4, 5, 1 is een drank, welke veel bij het eten wordt gedronken. Wie rust nodig heeft, moet niet in een straat met veel 14, 10, 9, 11, 15, 4 gaan wonen. Een 3, 8, 18, 13, is een insect waardoor men liever niet gestoken wil worden. 3. De letters van verschillende dieren namen zijn een beetje door elkaar ge raakt. Welke zijn deze dieren? Tanilof. Elewu. Maleke. Drane. Nibos. Bijsere. OPLOSSING RAADSELS VORIGE KINDERCOURANT. 1. Bloembollententoonstelling. 2. Timmerman. Smid. Metselaar. Melkboer. Bakker. 3. Telefoontoestel. OPLOSSING VAN DE KRUISWOORDPUZZLE VAN DE VORIGE WEEK. Horizontaal: mes, Herta, Orion, raket, nap. Verticaal: hor, meran, erika, stoep, Ant. 33. Pc5Xe6 Tf7—d7. 34. TdlXd? Ke8X d7. 35. Pe6f8t en wint. 30. Pc5X<17 Td8Xd7 31. Del—b4f Kf8—f7 32. Tel—dl Td7d6 33. TdlXd6 De5Xd6 34. Db4e4! Ph6—f5 35. De4Xg4 Dd6g3 Wanhoop, maar er is toch geen redding meer. 36. Dg4Xg3 Pf5Xg3 37. Tflal en na nog enkele zetten gaf zwart het op. Het adres van den redacteur is Prof. Dhperinklaan no. 10, Utrecht. Onze Vierde Februari-Opgave. De deeling der Tweeën. De deeling uit onze vorige rubriek zag er geheel volledig als volgt uit: 6803 2870695925 421975 27212 14949 13606 13435 6803 66329 61227 51022 47621 34015 3ftC15 Ook ditmaal kwamen tal van goede op lossingen binnen. Toekenning Februari-prys. Bij 't controleeren der lijst bleek dat de Februari-prijs a 2.50 was gewonnen door Mej. L. v. Ossenbruggen, Emmastraat al hier, met 144 p. en 4 goede Febr.-oplos singen. Deze prijs is vanaf Maandag bij onze Administratie af te halen. Stand der hoogstgepiaatsten volgende rubriek. Onze Nieuwe Opgave. (No. 1 der Maart-serie). Uit welke plaatsen? Uit welke Nederlandsdche plaatsen, ste den of dorpen komen de volgende per sonen als hun naam dezelfde letters bevat als de plaats vanwaar zij komen? 1. E. Rare van Dalen. 2. C. H. O. Kinsriemonog. 3. G. N. Vaasnest. 4. R. G. H. Glesbieler. 5. K. W. Stijnwier. 6. E. P. Lanrood. 7. C. S. Drilheet. 8. T. M. V. Daaderes. Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk, doch uiterlijk tot Vrijdag 11 Maart 12 uur aan den Puzzle Redacteur van de Alkmaarsche Courant. 183. „Hé", zei Flip, „heb jij die haag gisteravond ook gezien, Wip?" „Ik niet, hoor", schudde Wip met z'n kop. „Zal ik eens in een boom klimmen om te kijken waar we hier zijn en wat er achter die hogt haag is?" Zo gezegd, zo gedaan. Nauwelijks had Wir boven even rond ge keken of hij was al weer terug. 184. „Hier achter deze haag", fluisterde Wip, „is het kasteel van prinses Doorn roosje". „Dat ik daar nu niet eerder aan gedacht heb!", zei Flip. „Kom, we gaan een onderzoekingstocht maken. De dwer gen hebben toch gezegd dat we er wei u» mochten".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 11