s
8
I
8
VORS"
COBRA
Nogmaals het drama-Vrijman.
8
PARLEMEM
35Umentand
$euitteiom
De Eerste Kamer in meerderheid
vóór eervol ontslag.
Minister De Wilde Ie hiertegen.
TWEEDE BLAD.
2
In de avondvergadering van de Eerste
Kamer van gisteravond zijn behandeld de
conclusiën van het verslag van de commis
sie voor de verzoekschriften omtrent de in
lichtingen op de adressen van: lo. J. A. W.
Vrijman, oud-Rijksbouwmeester te 's-Gra-
venhage, houdende o.m. verzoek een onder
zoek te willen instellen naar hetgeen door
den minister van financiën te zijnen opzich
te werd medegedeeld in de vergadering van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 2
Maart 1937; 2o. de Alg. R.K. Ambtenarenver-
eeniging (A.R.K.A.), betreffende de inwilli
ging van het vorengenoemde verzoek van
den heer Vrijman.
De conclusiën hadden de strekking de Ka
mer zich te doen uitspreken over: a. het al
dan niet verleenen van eervol ontslag; b.
het al dan niet toekennen van schadevergoe
ding.
Zou dit dan eindelijk het laatste bedrijf
zijn van het drama-Vrijman, dat in den loop
van meer dan tien jaren de Kamers eenige
malen heeft beziggehouden?
Menigeen zal zich dit hebben afgevraagd,
toen bovenvermeld adres op de agenda der
Eerste Kamer verscheen.
Langzaam aan ontwikkelde de zaak zich in
een voor den heer Vrijman gunstiger zin, in
zooverre, dat hem een zekere schadevergoe
ding en een wachtgeld, na een niet-eervol
ontslag, werden toegekend.
De heer Vrijman en zijn advocaat, mr. van
Meerten, bleven echter aandringen op eer
herstel door het verleenen van een opdracht
tot het uitvoeren van een bouwwerk voor
Rijksrekening, van zoodanigen omvang, dat
daaruit eerherstel zou spreken. Als we ons
wel herinneren, kreeg de heer Vrijman een
paar jaren geleden, ingevolge de toezegging
van minister Oud, inderdaad een opdracht
postkantoorbouw in Vlaardingen), doch hy
wees deze van de hand als niet strokend met
het begrip dat hij van „eerherstel" had. En
toen deed de toenmalige minister van finan
ciën, op 2 Maart 1937, eenige mededeelingen
in den Senaat omtrent een schadebegrooting
van mr. van Meerten, voorgelegd aan mi
nister de Geer (in Febr. 1930), in verband
met de betrekkingen, waarin de heer Vrij
man tot de levensverzekeringsmaatschappij
de „Oude Haagsche van 1836" stond. Van
deze maatschappij was hij commissaris. Het
verlies van dezen post en de noodgedwongen
afkoop van aandeelen, leverden hem een
belangrijke schade op, méér dan de 30 mille,
welke hij van de maatschappij ontving.
Minister Oud nu haalde mededeelingen
aan, hem achteraf gedaan door mr. Frede-
riks, directeur der „Oude Haagsche", waar
bij de juistheid werd betwist van de door
den advocaat gedane opgaaf, uit welke me
dedeelingen men tot een poging tot mislei
ding zou kunnen concludeeren.
De heer Vrijman nu kwam in zijn hierbo
ven geciteerd adres met kracht tegen een
dergelijke conclusie op en de Kamercommis
sie steunt hem hierin, blijkens haar verslag,
waarin zij o.m. opmerkt, „dat bij de toezen
ding dier schadebegrooting door mr. van
Meerten aan minister de Geer met nadruk er
op is gewezen, dat deze slechts een globaal
karakter droeg, dat minister de Geer niet
verder daarop is ingegaan en dat deze ook
niet tot grondslag heeft gestrekt van de later
bü de wet van 15 April 1931 aan den heer
Vrijman toegekende schadevergoeding, wel
ke, afgescheiden van de restitutie van door
hem (V.) ten behoeve van het Rijk gedane
uitgaven met betrekking tot de huur van
het perceel Javastraat no. 12, geheel is geba
seerd op het achteraf toekennen van wacht
geld op den toen geldenden wettelijken
grondslag en niet op een daarnevens op an
dere gronden berekende of voorgedragen
schade, welke de heer Vrijman als particu
lier door het afbreken zijner betrekking tot
de „Oude Haagsche van 1836" heeft geleden
of zou hebben kunnen lijden. Ware dit an
ders geweest, dan zou onvermijdelijk de glo
bale schadeberekening, bovenbedoeld, een
onderwerp van nauwgezet onderzoek hebben
uitgemaakt; immers geen minister zou zon
der meer een dergelijke, als „globaal" aan
gediende, schadeberekening hebben aan
vaard. Bewuste bedoeling of poging tot mis
leiding kan de commissie hier dan ook niet
aanvaarden en zij vindt mitsdien geen aan
leiding om met betrekking tot deze, door
den advocaat van den heer Vrijman, mr. van
Meerten, aan den minister van financiën
overgelegde schadeberekening een blaam op
den heer Vrijman te leggen".
De commissie releveert vervolgens in haar
verslag de kwestie van het ontslag, waarbij
zij opmerkt, dat haar meerderheid er door
is getroffen, dat het verleende ontslag in de
beschikking van 19 December 1923 met geen
woord is gemotiveerd.
En wat het eerherstel betreft merkt de
meerderheid der commissie o.m. op: „Van
tweeën een: óf de schuld, welke de voorma
lige Rijksbouwmeester op zich heeft geladen
is zoodanig, dat niet-eervol ontslag uit den
dienst is gewettigd en in 's lands belang
wordt gevorderd en dan mag daaraan
niet worden getornd of achteraf blijkt,
dat met dit niet-eervol ontslag te ver is ge
gaan en dan moet daarop worden terugge
komen. Hier geldt alles of niets.
De meerderheid der commissie kan het
begrijpen, dat, hoe afkeurenswaardig de
praktijken ook waren, welke ondeh vigueur
van een verouderd en in de praktijk in vele
gevallen onbruikbaar comptabiliteitsrecht
gaandeweg hier en daar in de administratie
waren geslopen en wellicht zelfs oogluikend
werden toegelaten en waaraan ook adressant
ir. hooge mate schuldig staat, zonder dat ech
ter eenig bewijs is geleverd, dat hij zich ten
eigen bate heeft verrijkt of willen verrijken,
maar meende, zy het ook dwalende, in het
dienstbelang te handelen, de regeering na al
het leed, dat over hem is gebracht, hem te
zwaar gestraft acht door ook nog het oneer
volle van het ontslag ten volle op hem te
laten rusten.
De comm. spreekt in meerderheid als haar
gevoelens uit, dat, waar nu door de regee
ring naar een wijze van eerherstel is ge
zocht, de weg daartoe alleen door het alsnog
toekennen van eervol ontslag is te vinden,
weshalve zij vrijheid vindt daartoe te advi-
seeren".
Uit het verslag blijkt, dat één lid het hier
mede niet eens is. Deze afgevaardigde be
roept zich op de rechterlijke uitspraken en
de veroordeeling van den heer Vrijman „ter
zake, dat hy in zijn ambt van Rijksbouwkun-
dige voor gebouwen van onderwijs een val-
sche declaratie voor een leverantie, die niet
was gedaan, deugdelijk heeft verklaard".
Wat echter het toekennen van de schade
vergoeding aangaat, is de commissie
eenstemmig van meening, dat dit punt, door
het tusschen den heer Vrijman en den mi
nister van financiën getroffen accoord, ge-
sanctionneerd door de wet van 15 April 1931,
„finaal" is afgedaan.
Door deze aanhalingen uit het verslag der
Eerste Kamer-commissie voor de verzoek
schriften, heeft men, naar wy gelooven, een
overzicht gekregen van de zaak-Vrijman tot
het huidige stadium.
Weliswaar heeft de Senaat, na een uitvoe
rig debat gisteravond met 35 tegen 10 stem
men besloten den minister in overweging te
geven alsnog eervol ontslag aan den heer
Vrijman te verleenen, maar de minister van
financiën, mr. de Wilde, stond zoo vast op
zyn standpunt, dat men dat van geen enke
len minister verlangen mag, die een ambte
naar wegens valschheid in geschrifte in
dienstbetrekking gepleegd ontslagen heeft,
en dat men dus van dezen bewindsman
geen redres verwachten kan.
Het debat.
Na onze uitvoerige mededeelingen over
den inhoud van het verslag der commissie
kunnen wij over het debat kort zijn.
De heeren de Savornin Lohman (c.h.) er.
van Citters (a.r.) verdedigden het standpunt
der commissie, eveneens de heer Michiels
van Kessenich (r.k.) Eerstgenoemde verweet
de regeering inconsekwentie. zich afvragend
waarom, als er een ministerieele handteeke-
ning is gezet onder een bouwopdracht, zoo n
handteekening niet gezet kan worden onder
een „eervol ontslag"?
Hy legde er den nadruk op, dat de Kamer
den minister daartoe niet dwingt, maar dat
zy, door de conclusies van de commissie
aan te nemen, als 't ware een motie aan
neemt, terwijl hij, de chr.-hist. afgevaardig
de, het betreuren zou, indien de minister de
uitspraak naast zich zou neerleggen. De Ka
mer vraagt slechts, dat de zaak geheel in
orde wordt gebracht.
De heer van Citters, voorzitter der com
missie, kon zich grootendeels daarbij aan
sluiten. Hij merkte nog op, dat, wanneer de
regeering een ambtenaar laat vervolgen,
men eerst het gerechtelijk vonnis moet af
wachten, alvorens men administratieve
maatregelen neemt. Aan een bouwopdracht
had overigens een eervol ontslag moeten
voorafgaan. Een opdracht alleen is slechts
een surrogaat van een rehabilitatie, welke de
regeering in feite toch had willen geven.
Minister de Wilde erkende dit, doch hij
zag er meer een reclasseering in, gelijk in
vele andere gevallen aan Rijksambtenaren,
die een misstap hebben begaan, wordt ver
leend. De minister gaf overigens blijk volko
men de tragiek van het lot van den heer
Vrijman te beseffen, die, na 1 jaar preven
tief te hebben gezeten, ten slotte tot zes
maanden gevangenisstraf werd veroordeeld.
Van de overwegingen van het arrest van het
Haagsche Hof gold voor hem 't zwaarst, dat
de heer Vrijman zich in functie schuldig had
gemaakt aan valschheid in geschrifte, ter
wijl de meerderheid der commissie zich voor
al beriep op de verzachtende omstandighe
den ingeslopen misbruiken onder een ver
ouderde wetgeving welke ook het Hof
had laten gelden.
De bewindsman vroeg den heer van Cit
ters op den man af, of hij, zoo hij, e$n amb
tenaar geschorst hebbend in afwachting van
het gerechtelijk onderzoek, voor het feit
staande, dat deze ambtenaar zich aan valsch
heid in geschrifte had schuldig gemaakt,
hem nog eervol ontslag had durven geven.
Zelf had de minister eens aan een burge
meester eervol ontslag gegeven, toen hij ver
nam dat hij geld leende van den gemeente
ontvanger en hij had daarover heel wat moe
ten hooren, toen achteraf een gerechtelijke
instructie in verband met andere zaken
was geopend.
Dit gedeelte van 's ministers betoog scheen
op prof. Kranenburg (v.d.) zooveel indruk
te hebben gemaakt, dat hij verklaarde tegen
de conclusie van de commissie te zullen
stemmen.
Namens de N.S.B.-fractie kwam de heer
van Vessem, van oordeel dat de zaak-Vry-
man nog vele duisterheden bevatte het
geen door andere leden en den minister
werd ontkend mot het voorstel om een
enquête in te stellen.
Toen de voorzitter voórstelde dit Iegelijk
met deze beraadslagingen te behandelen en
er zoo goed als niets over gezegd werd,
wenschte de heer van Vessem, dat zijn voor
stel met de toelichting zou worden gedrukt
en rondgedeeld en op een nader te bepalen
dag behandeld. Met 40 tegen 4 stemmen
werd dit voorstel verworpen; alleen de N.
S.B.-ers waren vóór.
Het voorstel der commissie om alsnog eer
vol ontslag te verleenen werd daarna met
35 tegen 10 stemmen aangenomen. De N.S.B.
stemde tegen, volgens verklaring van mr.
van Vessem, alleen omdat zy een enquête
wenschte.
De overige tegenstemmers waren de hee
ren Kranenburg (v.d.), van Sasse van IJs-
selt (r.k.), Pollema (c.h.), de voorzitter
(c.h.) en de liberalen v. d. Bergh en v. Rap-
pard, hetgeen het vermoeden wettigt dat
het eenige lid der commissie dat een afwij
kende meening verkondigde de heer Droog-
leever Fortuyn (lib.) is geweest, die gister
avond echter niet aanwezig kon zijn.
Om over half elf ging de Kamer naar
huis.
Vandaag behandelde zij de begrooting van
economische zaken en van het Landbouw
crisisfonds.
't Zij nog aangeteekend, dat in den aan
vang der vergadering van gisteravond eeni
ge hamerstukken werden afgedaan.
Donderdag 31 Maart.
HILVERSUM, 1875 cn 415,5 M.
(AVRO-uitz.) 8.— Gr.pl. 10.— Mor
genwijding. 10.15 Gr.pl. 10.30 Het
Omroeporkest. 11.— Knipcursus.
11.30 Het Omroeporkest mmv. so
list. 12.30 Gr.pl. 1.15 De Palladians.
2.Voor de vrouw. 2.30 Zang met
pianobegeleiding. 3.— Knipcursus.
3.45 Orgelconcert. 4.— Ziekenhalf-
uur. 4.30 Gr.pl. 4.50 Kinderuurtje.
5.30 't Aeolian-orkest. In de pauze
gr.pL 6.30 Sportpr. 7.— Voor de
kinderen. 7.05 Avro-dansorkest.
7.30 Engelsche les. 8.ANP-ber.,
ev. gr.pl. 8.20 Concertgebouw
orkest mmv. solist. In de pauze
gr.pl. 10.30 Gr.pl. 11ANP-ber.
Hierna tot 12.Het Avro-dans
orkest en gr.pl.
HILVERSUM, 301,5 M. (8.—9.15 en
11.Z.KRO, de NCRV van 10.—
11.en 2.12.uur). 8.9.15 en
10.Gr.pl. 10.15 Morgendienst.
10.45 Gr.pl. 11.30 Godsd. halfuur.
12.Ber. 12.15 KRO-orkest en
gr.pl. 2.Handwerkuurtje. 3.
Viool met pianobegeleiding. 3.45
Bijbellezing. 4.45 Gr.pl. 5.Han
denarbeid voor de jeugd. 5.30 Gr.pl.
Orgelconcert. 7.Ber. 7.15
Voor postzegelverzamelaars. 7.45
Rep. 8.ANP- en herh. SOS-ber.
8.15 Russisch Gemengd Koor, den
Haag. 9.Jezus' lijden voor den
stadhouder Pilatus, causerie. 9.39
Verv. concert. 10.ANP-ber. 10.05
NCRV-salonorkest. 10.45 Gymnas
tiekles. 11— Verv. NCRV-Salon-
orkest. 11.30 Gr.pl. Ca. 11.5012.
Schriftlezing.
DROITWICH, 1500 M. 11.2511.45
Gr.pl. 12.05 Het Norris Stanley Sex
tet. 12.50 Radiotooneel. 1.20 Gr.pl.
1.40—2.20 't BBC-Wels-orkest. 3.10
3.30 Empire Exchange, causerie.
3.35 Het Sted. Orkest van Bourne-
mouth en solist. 5.05 Voor de
vrouw. 5.20 Gr.pl. 5.40 Victor Sil-
vester en zijn Ballroom-Orkest. 6.20
Ber. 6.40 Autobiographies, causerie.
7.Gr.pL 7.20 Radiotooneel met
muziek. 8.20 Variété-progr. 8.50
The Way of Peace. causerie. 9.20
Ber. 9.40 Weather Outlook, cause
rie. 9.45 Het Boyd Neel-Strijkorkest
de BBC-zangers en solisten. 10.20
Kerkdienst. 10.40 BBC-Theater-
Orkest en solist. 11.35 Oscar Rabin's
dansorkest. 11.5012.20 Dansmu
ziek (gramofoonplaten).
RADIO PARIS, 1648 M. 9.10 en
10.20 Gr.pl. 11.40 Cantrelle-orkest.
(12.50 Zang). 2.05 en 3.20 Zang.
7.35 Cellovoordr.- 7.50 Nat. orkest
9.50—10.05 Gr.pl.
KEULEN, 456 M. 5.50 Het Plietzsch-
Marko-orkest. 7.50 Omroeporkest.
8.50 Pianovoordr. 11.20 Omroep
orkest. 1.30 Pianoduo en solisten.
2.20 Gev. progr. 3.20 Omroep-Am.-
orkest. 6.30 Omroeporkest mmv.
pianoduo en solist. 8.20 Folkloris
tisch progr. 9.50—11.20 Stuttgarter
Volksmusik, solisten en 't Kromer-
sextet.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
11.20 Gr.pl. 11.50 Zang met piano
begeleiding. 12.05 Omroepdans-
orkest. 12.30 Omroepsalonorkest.
12.50 Zang met pianobegeleiding.
1.1.20 Gr.pl. 4.20 Omroepsalon
orkest en gr.pl. 5.50 Gr.pl. 6.22
Zuid-Afrikaansch programma.
7.20 Christ'1, operette. 9.30—10.20
Gr.pL 484 M.: 12.20 Gr.pL 11.50 en
12.30 Omroeporkest. 12.501.20 Gr.
pi. 4.20 Omroepdansorkest. 5.35
Omroeporkest en solist. 6.35 Gr.pL
7.20 Uit H'sum,: VARA-orkest.
(7.50 Gr.pL) 9.30—10.20 Gr.pL
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.20 Omroeporkest en solisten.
(8.20—8.35 Ber.) 9.20 Ber. 9.50
Viola da gamba en cembalo. 10.05
Ber. 10.2011.20 L. Preii's orkest
(gramofoónopn.)
GEMEENTELIJKE RADIO-
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lyn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.9.20, Parijs R.
9.20—11.05, Radio PTT Nord 11.05
11.20, Parys Radio 11.2012.20,
Brussel VI. 12.2013.20, Keulen
13.2014.20, Danmarks R. 14.20—
15.35, Droitwich 15.3517.05, Keu
len 17.05—17.20, Parijs R. 17.20—
18.20, Keulen 18.20—20.20, Lond.
Reg. 20.20—22.20, Keulen 22.20—
23.20, Danmarks R. 23.2024.l
Lijn 4: Brussel VL 8—8.20, Nor-
mandië 8.2010.35, Lond. Reg.
10.35—13.20, Droitwich 13.20—14.20
Lond. Reg. 14.2017.20, Droitwich
17.20—18.40, Lond. Reg. 18.40—
19.20, Droitwich 19.2024.
Lijn 5: Diversen.
i©eoo ec^ooooooè
BATALJONS RUKKEN STEDEN BINNEN,
Alom drukte in de garnizoens
plaatsen.
Enkele dagen geleden deelde de
commandant van het Veldleger mede,
dat er vijf en twintig nieuwe bataljons
waren opgericht, van welke bataljons
er dan elf op Dinsdag 29 Maart, op oor
logsvoet bewapend en bepakt, de
nieuw-aangewezen garnizoen zouden
binnenrukken. (De veertien overige
nieuw gevormde, versterkte bataljons,
blijven in hun huidige garnizoenen).
En zoo hebben de bewoners van Til
burg, Roosendaal, Weert, Deventer,
Steenwyk, Grave, Huizen, Roermond,
Doesburg, Zutphen en Zwolle heden
hun nieuwe stad- en dorpsgenooten
met vlaggen en gejuich kunnen be
groeten.
Het was gister dus een en al leven en
drukte in de uitverkoren elf plaatsen. En de
vrijwillige organisatie van sportvliegers
verhoogde het feestelijk karakter van dezen
dag nog door op de tijden, dat de garnizoe
nen binnentrokken en geïnspecteerd wer
den, boven de verschillende nieuwe garni
zoenen te vliegen.
BRAND IN WALVISCHMOLEN TE
SCHIEDAM.
Gisteravond tegen acht uur is brand ont
staan in den walvischmolen, staande aan de
Westvest te Schiedam, waarin gevestigd is
een maalderij van chemicaliën van de firma
H. J. Jansen en Zn.
Op de derde verdieping was een arbeider
bezig met het in orde maken van een
motor, welke bij dit bedrijf dienst doet,
toen hij plotseling op de tweeden zolder een
hevigen knal hoorde en een vlam zag op
stijgen. Het bleek, dat een op dezen zolder
opgeslagen hoeveelheid zwavel in brand
was geraakt. Onmiddellijk begaf de man
zich naar den omgang van den molen om
alarm te maken. Tevens werd de brand
weer gewaarschuwd, die kort daarop ter
plaatse was. Langs den grooten ladder,
welke tot 24 meter hoogte kan worden uit
geschoven, begaf de brandweer zich op den
omgang van den molen, tot op een hoogte
van ongeveer 20 meter. Van bovenaf be
streed zy het vuur. Na ruim een kwartier
blusschen had zij den brand reeds gelocali-
seerd en weldra was zij hem geheel
meester.
De verdieping, waar het vuur woedde, is
geheel uitgebrand, waarbij een voorraad
zwavel verloren is gegaan.
De oorzaak van den brand is onbekend. De
schade, welke niet zeer groot is, wordt door
verzekering gedekt.
De arbeider, die het vuur heeft ontdekt,
geraakte door den zwaveldamp bewusteloos.
In de frissche lucht gebracht herkreeg hij
spoedig het bewustzijn.
.Ned. bewerking
'door MARIt
1DE BELMONTE
Door
MARK CHANNING
15)
HOOFDSTUK VIII.
Het gevecht in dc bergen.
Voor het oogenblik had Gray het verlies
van het cijferschrift op zij gezet. Hy had
bericht gezonden naar de residentie, zich
van een ander geheimschrift te zullen be
dienen, een code van eigen maaksel, en
daar liet hij het voorloopig bij. Volgens
hem had de dief niet de geringste kans
Simla door middel van vervalschte mede
deelingen op een dwaalspoor te brengen,
nu hij majoor Mercer verzocht had onmid
dellijk in te grijpen.
Zijn onmacht om de achtervolging van
den Cobra en zijn bende te bespoedigen,
verontrustte hem veel meer dan de verlo
ren code.
Doch 't was een onmogelijkheid in snel
tempo vooruit te komen langs dit verrader
lijke pad met al die losse steenen en dat op
sommige plaatsen door een vooruitstekende
rota zoo smal was, dat een paard er nauwe
lijks voorbij kon.
Terwijl zijn merrie behoedzaam voort
liep, hoorde Gray schieten, dat zich ver
loor in het gebruis van een nabijen berg
stroom. Met kennersoog inspecteerde hij
het terrein dat zich voor hem uitstrekte.
Wonder boven wonder, het smalle pad ver
breedde zich over de lengte van een kwart
mijl in een halven cirkel, een soort van
baai op het land vormend. Halverwege de
bocht ontdekte hij de plaats van een klein
kamp ongeveer twintig meter lang op
vijftig breed met koopwaar bestemd
voor karavanen, die met koopwaar naar
Yanistan trokken. Gevolgd door de inland-
sche officieren van den Mir en eenige on
derofficieren galoppeerde Gray in de rich
ting er van. Daar gekomen sprong hy van
zijn paard en wierp de teugels toe aan
Limbu, zijn oppasser.
Toen gaf hij zijn bevelen.
Twintig man om de paarden vast te hou
den. Vyftien in reserve, de andere tirail-
leursgewys tegen de helling van den berg.
Met gerinkel van kettingen werden de
lastpaarden, die de automatische mitrail-
leuse en de munitie gedragen hadden naar
voren gebracht.
Vier man wierpen zich er ijlings op om
ze af te laden. Naar alle waarschijnlijkheid
zou het een heet gevecht worden. Reeds
weerkaatsten de rotswanden terzijde van
den bergstroom veelvuldige echo's van een
hevig geweervuur.
De stelling van den vijand was sterk. Te
gen den steilen bergwand krioelde het van
zich zoo goed mogelijk verbergende kleine
gedaanten die van rots op rots klauterden,
de kleur hunner kleeding was zoo gelijk
aan die van den achtergrond, dat ze vrijwel
onzichtbaar waren indien ze bleven stil
staan.
Behendig als klipgeiten namen de man
schappen van Gray de stelling in, zooals
deze hun bevolen had. Hun commandant
voerde hen persoonlijk aan; er was hem
zoo juist meegedeeld, dat van zijn klein
troepje er vier gesneuveld waren.
Na verloop van enkele minuten had hij
de verbinding met de voorhoede tot stand
gebracht.
„Salaam Sahib", schertste Sher Singh bij
het zien van zyn neef, die achter Gray
stond. „Die satanskinderen hebben zich
weer weten te verschansen. Kijk ze daar 's
zitten als apen op een stokje". Hij wees
naar een rots, een duizend meter hooger.
Gray keek er naar met zyn verrekijker.
Plotseling keerde hij zich om:
„Mitrailleuse!"
Vier mannen schoten toe. Een khaki drie
voet knarste; terwijl de pooten in den lei-
steenachtigen leembodem werden vast ge
zet, kwam de mitrailleuse er kletterend
boven op staan, waarop een vlucht projec
tielen met een metalen geluid opsteeg.
„Tac tac .tactac tac
„Te dicht bij", besliste Gray. „Op hoeveel
meter?"
„Acht honderd, Sahib".
„Negen honderd vijftig".
Tac tac tac tac tac
Bij elke ontlading wankelde door den
plotselingen terugstoot de drievoet van de
mitrailleuse.
Even verlieten de oogen van Gray den
opgeheven kijker, om een schuinen blik op
de kanonniers te werpen.
„Negen honderd". Een geweldig geweer
vuur brandde los op de helling van den
berg. De officier keek ongerust naar die
richting.
„Rissaldar Sahib?"
„Sahib?"
„Ik ga naar boven, daar. Neemt u het
bevel over?"
„Bohut achba Sahib".
Gray klom verwoed, de grove punten van
zijn Afghaansche sandalen borend in den
glibberigen leisteenachtigen leemgrond; hij
was nog steeds in bergbewonerstenue. Ter
wijl de zweetdroppels van onder zijn kha-
ki-hoofdbedekking neergutsten, klauterde
hy van de eene rots op de andere: al zijn
spieren deden pijn van de inspanning en
zijn hart bonsde door de snelheid van het
stijgen.
Alsof ze uit den grond opdoken, wierpen
zich onverhoeds onder oorverscheurend ge
brul van „Allah va Ali" een half dozijn
bergbewoners in fladderende, versleten
schaapsvellen met vettige in den wind
wapperende krullen en bliksemende
zwaarden op hem. 't Was een troep Ghazi's
die hoopten door een ongeloovige te doo-
den zich een plaatsje in het paradijs te ver
zekeren.
't Scheen dat ze door een toovermacht
beschermd werden tegen gevaar, want zon
der het minste letsel liepen ze dwars door
een kruisvuur van projectielen.
Zijn revolver te trekken, de veiligheids
sluiting terug te knippen en op de sluitveer
te drukken, terwijl hij het wapen ter hoog
te van zyn middel hield, waren voor Gray
handelingen welke automatisch uitgevoerd
werden en met veel moeite slaagde hij er
in het groepje bergbewoners op de vlucht
te jagen.
Van alle zijden floten kogels en naar ma
te het vijandelijk lood doel trof, vertoon
den zich op de rotsen tragische grijze spat
ten.
Zich plat voorover werpend, haalde Gray
zijn opschrijfboekje te voorschijn en krab
belde een bevel. Wie zou het den Rissaldar
Sher Singh kunnen brengen?
Hij keek om zich heen. In een plooi van
het terrein verscholen, zag hij den dwerg
Khoon, den gids van Mohammed Shah,
met onbewogen gezicht strak voor zich uit
kijken.
„Khoon".
Vragend bewoog de Mongool zyn voor
uitstekende kin omhoog.
„Dit briefje moet naar den Rissaldar
Sahib, gauw
De man wierp een blik naar den zijkant
van den berg naar de plek, waar een jonge
Sikh bezig was met een bloederige lap
zijn dijbeen te verbinden.
„De Sahib heeft je noodig, Oh Sikh",
riep hy.
Gray uitte geërgerd een vloek. Hij was
op het punt zijn bevel te herhalen. Toen hij
bedacht, dat de gids gelijk had: de Sikh
was gewond en in elk geval moest hy van
deze plek weg. Opstaande, liep hij hard
naar hem toe en bereikte hem onder een
hagelbui van kogels, waarop hy zich plat
voorover liet vallen.
„Kun je dit bevel overbrengen aan den
Rissaldar Sahib?"
„Ha Sahib".
Langzaam strompelend, steunend op zijn
geweer, daalde de gewonde de helling af.
(Wordt vervolgd).