s 8 I 8 VORS" COBRA Nogmaals het drama-Vrijman. 8 PARLEMEM 35Umentand $euitteiom De Eerste Kamer in meerderheid vóór eervol ontslag. Minister De Wilde Ie hiertegen. TWEEDE BLAD. 2 In de avondvergadering van de Eerste Kamer van gisteravond zijn behandeld de conclusiën van het verslag van de commis sie voor de verzoekschriften omtrent de in lichtingen op de adressen van: lo. J. A. W. Vrijman, oud-Rijksbouwmeester te 's-Gra- venhage, houdende o.m. verzoek een onder zoek te willen instellen naar hetgeen door den minister van financiën te zijnen opzich te werd medegedeeld in de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 2 Maart 1937; 2o. de Alg. R.K. Ambtenarenver- eeniging (A.R.K.A.), betreffende de inwilli ging van het vorengenoemde verzoek van den heer Vrijman. De conclusiën hadden de strekking de Ka mer zich te doen uitspreken over: a. het al dan niet verleenen van eervol ontslag; b. het al dan niet toekennen van schadevergoe ding. Zou dit dan eindelijk het laatste bedrijf zijn van het drama-Vrijman, dat in den loop van meer dan tien jaren de Kamers eenige malen heeft beziggehouden? Menigeen zal zich dit hebben afgevraagd, toen bovenvermeld adres op de agenda der Eerste Kamer verscheen. Langzaam aan ontwikkelde de zaak zich in een voor den heer Vrijman gunstiger zin, in zooverre, dat hem een zekere schadevergoe ding en een wachtgeld, na een niet-eervol ontslag, werden toegekend. De heer Vrijman en zijn advocaat, mr. van Meerten, bleven echter aandringen op eer herstel door het verleenen van een opdracht tot het uitvoeren van een bouwwerk voor Rijksrekening, van zoodanigen omvang, dat daaruit eerherstel zou spreken. Als we ons wel herinneren, kreeg de heer Vrijman een paar jaren geleden, ingevolge de toezegging van minister Oud, inderdaad een opdracht postkantoorbouw in Vlaardingen), doch hy wees deze van de hand als niet strokend met het begrip dat hij van „eerherstel" had. En toen deed de toenmalige minister van finan ciën, op 2 Maart 1937, eenige mededeelingen in den Senaat omtrent een schadebegrooting van mr. van Meerten, voorgelegd aan mi nister de Geer (in Febr. 1930), in verband met de betrekkingen, waarin de heer Vrij man tot de levensverzekeringsmaatschappij de „Oude Haagsche van 1836" stond. Van deze maatschappij was hij commissaris. Het verlies van dezen post en de noodgedwongen afkoop van aandeelen, leverden hem een belangrijke schade op, méér dan de 30 mille, welke hij van de maatschappij ontving. Minister Oud nu haalde mededeelingen aan, hem achteraf gedaan door mr. Frede- riks, directeur der „Oude Haagsche", waar bij de juistheid werd betwist van de door den advocaat gedane opgaaf, uit welke me dedeelingen men tot een poging tot mislei ding zou kunnen concludeeren. De heer Vrijman nu kwam in zijn hierbo ven geciteerd adres met kracht tegen een dergelijke conclusie op en de Kamercommis sie steunt hem hierin, blijkens haar verslag, waarin zij o.m. opmerkt, „dat bij de toezen ding dier schadebegrooting door mr. van Meerten aan minister de Geer met nadruk er op is gewezen, dat deze slechts een globaal karakter droeg, dat minister de Geer niet verder daarop is ingegaan en dat deze ook niet tot grondslag heeft gestrekt van de later bü de wet van 15 April 1931 aan den heer Vrijman toegekende schadevergoeding, wel ke, afgescheiden van de restitutie van door hem (V.) ten behoeve van het Rijk gedane uitgaven met betrekking tot de huur van het perceel Javastraat no. 12, geheel is geba seerd op het achteraf toekennen van wacht geld op den toen geldenden wettelijken grondslag en niet op een daarnevens op an dere gronden berekende of voorgedragen schade, welke de heer Vrijman als particu lier door het afbreken zijner betrekking tot de „Oude Haagsche van 1836" heeft geleden of zou hebben kunnen lijden. Ware dit an ders geweest, dan zou onvermijdelijk de glo bale schadeberekening, bovenbedoeld, een onderwerp van nauwgezet onderzoek hebben uitgemaakt; immers geen minister zou zon der meer een dergelijke, als „globaal" aan gediende, schadeberekening hebben aan vaard. Bewuste bedoeling of poging tot mis leiding kan de commissie hier dan ook niet aanvaarden en zij vindt mitsdien geen aan leiding om met betrekking tot deze, door den advocaat van den heer Vrijman, mr. van Meerten, aan den minister van financiën overgelegde schadeberekening een blaam op den heer Vrijman te leggen". De commissie releveert vervolgens in haar verslag de kwestie van het ontslag, waarbij zij opmerkt, dat haar meerderheid er door is getroffen, dat het verleende ontslag in de beschikking van 19 December 1923 met geen woord is gemotiveerd. En wat het eerherstel betreft merkt de meerderheid der commissie o.m. op: „Van tweeën een: óf de schuld, welke de voorma lige Rijksbouwmeester op zich heeft geladen is zoodanig, dat niet-eervol ontslag uit den dienst is gewettigd en in 's lands belang wordt gevorderd en dan mag daaraan niet worden getornd of achteraf blijkt, dat met dit niet-eervol ontslag te ver is ge gaan en dan moet daarop worden terugge komen. Hier geldt alles of niets. De meerderheid der commissie kan het begrijpen, dat, hoe afkeurenswaardig de praktijken ook waren, welke ondeh vigueur van een verouderd en in de praktijk in vele gevallen onbruikbaar comptabiliteitsrecht gaandeweg hier en daar in de administratie waren geslopen en wellicht zelfs oogluikend werden toegelaten en waaraan ook adressant ir. hooge mate schuldig staat, zonder dat ech ter eenig bewijs is geleverd, dat hij zich ten eigen bate heeft verrijkt of willen verrijken, maar meende, zy het ook dwalende, in het dienstbelang te handelen, de regeering na al het leed, dat over hem is gebracht, hem te zwaar gestraft acht door ook nog het oneer volle van het ontslag ten volle op hem te laten rusten. De comm. spreekt in meerderheid als haar gevoelens uit, dat, waar nu door de regee ring naar een wijze van eerherstel is ge zocht, de weg daartoe alleen door het alsnog toekennen van eervol ontslag is te vinden, weshalve zij vrijheid vindt daartoe te advi- seeren". Uit het verslag blijkt, dat één lid het hier mede niet eens is. Deze afgevaardigde be roept zich op de rechterlijke uitspraken en de veroordeeling van den heer Vrijman „ter zake, dat hy in zijn ambt van Rijksbouwkun- dige voor gebouwen van onderwijs een val- sche declaratie voor een leverantie, die niet was gedaan, deugdelijk heeft verklaard". Wat echter het toekennen van de schade vergoeding aangaat, is de commissie eenstemmig van meening, dat dit punt, door het tusschen den heer Vrijman en den mi nister van financiën getroffen accoord, ge- sanctionneerd door de wet van 15 April 1931, „finaal" is afgedaan. Door deze aanhalingen uit het verslag der Eerste Kamer-commissie voor de verzoek schriften, heeft men, naar wy gelooven, een overzicht gekregen van de zaak-Vrijman tot het huidige stadium. Weliswaar heeft de Senaat, na een uitvoe rig debat gisteravond met 35 tegen 10 stem men besloten den minister in overweging te geven alsnog eervol ontslag aan den heer Vrijman te verleenen, maar de minister van financiën, mr. de Wilde, stond zoo vast op zyn standpunt, dat men dat van geen enke len minister verlangen mag, die een ambte naar wegens valschheid in geschrifte in dienstbetrekking gepleegd ontslagen heeft, en dat men dus van dezen bewindsman geen redres verwachten kan. Het debat. Na onze uitvoerige mededeelingen over den inhoud van het verslag der commissie kunnen wij over het debat kort zijn. De heeren de Savornin Lohman (c.h.) er. van Citters (a.r.) verdedigden het standpunt der commissie, eveneens de heer Michiels van Kessenich (r.k.) Eerstgenoemde verweet de regeering inconsekwentie. zich afvragend waarom, als er een ministerieele handteeke- ning is gezet onder een bouwopdracht, zoo n handteekening niet gezet kan worden onder een „eervol ontslag"? Hy legde er den nadruk op, dat de Kamer den minister daartoe niet dwingt, maar dat zy, door de conclusies van de commissie aan te nemen, als 't ware een motie aan neemt, terwijl hij, de chr.-hist. afgevaardig de, het betreuren zou, indien de minister de uitspraak naast zich zou neerleggen. De Ka mer vraagt slechts, dat de zaak geheel in orde wordt gebracht. De heer van Citters, voorzitter der com missie, kon zich grootendeels daarbij aan sluiten. Hij merkte nog op, dat, wanneer de regeering een ambtenaar laat vervolgen, men eerst het gerechtelijk vonnis moet af wachten, alvorens men administratieve maatregelen neemt. Aan een bouwopdracht had overigens een eervol ontslag moeten voorafgaan. Een opdracht alleen is slechts een surrogaat van een rehabilitatie, welke de regeering in feite toch had willen geven. Minister de Wilde erkende dit, doch hij zag er meer een reclasseering in, gelijk in vele andere gevallen aan Rijksambtenaren, die een misstap hebben begaan, wordt ver leend. De minister gaf overigens blijk volko men de tragiek van het lot van den heer Vrijman te beseffen, die, na 1 jaar preven tief te hebben gezeten, ten slotte tot zes maanden gevangenisstraf werd veroordeeld. Van de overwegingen van het arrest van het Haagsche Hof gold voor hem 't zwaarst, dat de heer Vrijman zich in functie schuldig had gemaakt aan valschheid in geschrifte, ter wijl de meerderheid der commissie zich voor al beriep op de verzachtende omstandighe den ingeslopen misbruiken onder een ver ouderde wetgeving welke ook het Hof had laten gelden. De bewindsman vroeg den heer van Cit ters op den man af, of hij, zoo hij, e$n amb tenaar geschorst hebbend in afwachting van het gerechtelijk onderzoek, voor het feit staande, dat deze ambtenaar zich aan valsch heid in geschrifte had schuldig gemaakt, hem nog eervol ontslag had durven geven. Zelf had de minister eens aan een burge meester eervol ontslag gegeven, toen hij ver nam dat hij geld leende van den gemeente ontvanger en hij had daarover heel wat moe ten hooren, toen achteraf een gerechtelijke instructie in verband met andere zaken was geopend. Dit gedeelte van 's ministers betoog scheen op prof. Kranenburg (v.d.) zooveel indruk te hebben gemaakt, dat hij verklaarde tegen de conclusie van de commissie te zullen stemmen. Namens de N.S.B.-fractie kwam de heer van Vessem, van oordeel dat de zaak-Vry- man nog vele duisterheden bevatte het geen door andere leden en den minister werd ontkend mot het voorstel om een enquête in te stellen. Toen de voorzitter voórstelde dit Iegelijk met deze beraadslagingen te behandelen en er zoo goed als niets over gezegd werd, wenschte de heer van Vessem, dat zijn voor stel met de toelichting zou worden gedrukt en rondgedeeld en op een nader te bepalen dag behandeld. Met 40 tegen 4 stemmen werd dit voorstel verworpen; alleen de N. S.B.-ers waren vóór. Het voorstel der commissie om alsnog eer vol ontslag te verleenen werd daarna met 35 tegen 10 stemmen aangenomen. De N.S.B. stemde tegen, volgens verklaring van mr. van Vessem, alleen omdat zy een enquête wenschte. De overige tegenstemmers waren de hee ren Kranenburg (v.d.), van Sasse van IJs- selt (r.k.), Pollema (c.h.), de voorzitter (c.h.) en de liberalen v. d. Bergh en v. Rap- pard, hetgeen het vermoeden wettigt dat het eenige lid der commissie dat een afwij kende meening verkondigde de heer Droog- leever Fortuyn (lib.) is geweest, die gister avond echter niet aanwezig kon zijn. Om over half elf ging de Kamer naar huis. Vandaag behandelde zij de begrooting van economische zaken en van het Landbouw crisisfonds. 't Zij nog aangeteekend, dat in den aan vang der vergadering van gisteravond eeni ge hamerstukken werden afgedaan. Donderdag 31 Maart. HILVERSUM, 1875 cn 415,5 M. (AVRO-uitz.) 8.— Gr.pl. 10.— Mor genwijding. 10.15 Gr.pl. 10.30 Het Omroeporkest. 11.— Knipcursus. 11.30 Het Omroeporkest mmv. so list. 12.30 Gr.pl. 1.15 De Palladians. 2.Voor de vrouw. 2.30 Zang met pianobegeleiding. 3.— Knipcursus. 3.45 Orgelconcert. 4.— Ziekenhalf- uur. 4.30 Gr.pl. 4.50 Kinderuurtje. 5.30 't Aeolian-orkest. In de pauze gr.pL 6.30 Sportpr. 7.— Voor de kinderen. 7.05 Avro-dansorkest. 7.30 Engelsche les. 8.ANP-ber., ev. gr.pl. 8.20 Concertgebouw orkest mmv. solist. In de pauze gr.pl. 10.30 Gr.pl. 11ANP-ber. Hierna tot 12.Het Avro-dans orkest en gr.pl. HILVERSUM, 301,5 M. (8.—9.15 en 11.Z.KRO, de NCRV van 10.— 11.en 2.12.uur). 8.9.15 en 10.Gr.pl. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gr.pl. 11.30 Godsd. halfuur. 12.Ber. 12.15 KRO-orkest en gr.pl. 2.Handwerkuurtje. 3. Viool met pianobegeleiding. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gr.pl. 5.Han denarbeid voor de jeugd. 5.30 Gr.pl. Orgelconcert. 7.Ber. 7.15 Voor postzegelverzamelaars. 7.45 Rep. 8.ANP- en herh. SOS-ber. 8.15 Russisch Gemengd Koor, den Haag. 9.Jezus' lijden voor den stadhouder Pilatus, causerie. 9.39 Verv. concert. 10.ANP-ber. 10.05 NCRV-salonorkest. 10.45 Gymnas tiekles. 11— Verv. NCRV-Salon- orkest. 11.30 Gr.pl. Ca. 11.5012. Schriftlezing. DROITWICH, 1500 M. 11.2511.45 Gr.pl. 12.05 Het Norris Stanley Sex tet. 12.50 Radiotooneel. 1.20 Gr.pl. 1.40—2.20 't BBC-Wels-orkest. 3.10 3.30 Empire Exchange, causerie. 3.35 Het Sted. Orkest van Bourne- mouth en solist. 5.05 Voor de vrouw. 5.20 Gr.pl. 5.40 Victor Sil- vester en zijn Ballroom-Orkest. 6.20 Ber. 6.40 Autobiographies, causerie. 7.Gr.pL 7.20 Radiotooneel met muziek. 8.20 Variété-progr. 8.50 The Way of Peace. causerie. 9.20 Ber. 9.40 Weather Outlook, cause rie. 9.45 Het Boyd Neel-Strijkorkest de BBC-zangers en solisten. 10.20 Kerkdienst. 10.40 BBC-Theater- Orkest en solist. 11.35 Oscar Rabin's dansorkest. 11.5012.20 Dansmu ziek (gramofoonplaten). RADIO PARIS, 1648 M. 9.10 en 10.20 Gr.pl. 11.40 Cantrelle-orkest. (12.50 Zang). 2.05 en 3.20 Zang. 7.35 Cellovoordr.- 7.50 Nat. orkest 9.50—10.05 Gr.pl. KEULEN, 456 M. 5.50 Het Plietzsch- Marko-orkest. 7.50 Omroeporkest. 8.50 Pianovoordr. 11.20 Omroep orkest. 1.30 Pianoduo en solisten. 2.20 Gev. progr. 3.20 Omroep-Am.- orkest. 6.30 Omroeporkest mmv. pianoduo en solist. 8.20 Folkloris tisch progr. 9.50—11.20 Stuttgarter Volksmusik, solisten en 't Kromer- sextet. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.: 11.20 Gr.pl. 11.50 Zang met piano begeleiding. 12.05 Omroepdans- orkest. 12.30 Omroepsalonorkest. 12.50 Zang met pianobegeleiding. 1.1.20 Gr.pl. 4.20 Omroepsalon orkest en gr.pl. 5.50 Gr.pl. 6.22 Zuid-Afrikaansch programma. 7.20 Christ'1, operette. 9.30—10.20 Gr.pL 484 M.: 12.20 Gr.pL 11.50 en 12.30 Omroeporkest. 12.501.20 Gr. pi. 4.20 Omroepdansorkest. 5.35 Omroeporkest en solist. 6.35 Gr.pL 7.20 Uit H'sum,: VARA-orkest. (7.50 Gr.pL) 9.30—10.20 Gr.pL DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 7.20 Omroeporkest en solisten. (8.20—8.35 Ber.) 9.20 Ber. 9.50 Viola da gamba en cembalo. 10.05 Ber. 10.2011.20 L. Preii's orkest (gramofoónopn.) GEMEENTELIJKE RADIO- DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lyn 2: Hilversum. Lijn 3: Keulen 8.9.20, Parijs R. 9.20—11.05, Radio PTT Nord 11.05 11.20, Parys Radio 11.2012.20, Brussel VI. 12.2013.20, Keulen 13.2014.20, Danmarks R. 14.20— 15.35, Droitwich 15.3517.05, Keu len 17.05—17.20, Parijs R. 17.20— 18.20, Keulen 18.20—20.20, Lond. Reg. 20.20—22.20, Keulen 22.20— 23.20, Danmarks R. 23.2024.l Lijn 4: Brussel VL 8—8.20, Nor- mandië 8.2010.35, Lond. Reg. 10.35—13.20, Droitwich 13.20—14.20 Lond. Reg. 14.2017.20, Droitwich 17.20—18.40, Lond. Reg. 18.40— 19.20, Droitwich 19.2024. Lijn 5: Diversen. i©eoo ec^ooooooè BATALJONS RUKKEN STEDEN BINNEN, Alom drukte in de garnizoens plaatsen. Enkele dagen geleden deelde de commandant van het Veldleger mede, dat er vijf en twintig nieuwe bataljons waren opgericht, van welke bataljons er dan elf op Dinsdag 29 Maart, op oor logsvoet bewapend en bepakt, de nieuw-aangewezen garnizoen zouden binnenrukken. (De veertien overige nieuw gevormde, versterkte bataljons, blijven in hun huidige garnizoenen). En zoo hebben de bewoners van Til burg, Roosendaal, Weert, Deventer, Steenwyk, Grave, Huizen, Roermond, Doesburg, Zutphen en Zwolle heden hun nieuwe stad- en dorpsgenooten met vlaggen en gejuich kunnen be groeten. Het was gister dus een en al leven en drukte in de uitverkoren elf plaatsen. En de vrijwillige organisatie van sportvliegers verhoogde het feestelijk karakter van dezen dag nog door op de tijden, dat de garnizoe nen binnentrokken en geïnspecteerd wer den, boven de verschillende nieuwe garni zoenen te vliegen. BRAND IN WALVISCHMOLEN TE SCHIEDAM. Gisteravond tegen acht uur is brand ont staan in den walvischmolen, staande aan de Westvest te Schiedam, waarin gevestigd is een maalderij van chemicaliën van de firma H. J. Jansen en Zn. Op de derde verdieping was een arbeider bezig met het in orde maken van een motor, welke bij dit bedrijf dienst doet, toen hij plotseling op de tweeden zolder een hevigen knal hoorde en een vlam zag op stijgen. Het bleek, dat een op dezen zolder opgeslagen hoeveelheid zwavel in brand was geraakt. Onmiddellijk begaf de man zich naar den omgang van den molen om alarm te maken. Tevens werd de brand weer gewaarschuwd, die kort daarop ter plaatse was. Langs den grooten ladder, welke tot 24 meter hoogte kan worden uit geschoven, begaf de brandweer zich op den omgang van den molen, tot op een hoogte van ongeveer 20 meter. Van bovenaf be streed zy het vuur. Na ruim een kwartier blusschen had zij den brand reeds gelocali- seerd en weldra was zij hem geheel meester. De verdieping, waar het vuur woedde, is geheel uitgebrand, waarbij een voorraad zwavel verloren is gegaan. De oorzaak van den brand is onbekend. De schade, welke niet zeer groot is, wordt door verzekering gedekt. De arbeider, die het vuur heeft ontdekt, geraakte door den zwaveldamp bewusteloos. In de frissche lucht gebracht herkreeg hij spoedig het bewustzijn. .Ned. bewerking 'door MARIt 1DE BELMONTE Door MARK CHANNING 15) HOOFDSTUK VIII. Het gevecht in dc bergen. Voor het oogenblik had Gray het verlies van het cijferschrift op zij gezet. Hy had bericht gezonden naar de residentie, zich van een ander geheimschrift te zullen be dienen, een code van eigen maaksel, en daar liet hij het voorloopig bij. Volgens hem had de dief niet de geringste kans Simla door middel van vervalschte mede deelingen op een dwaalspoor te brengen, nu hij majoor Mercer verzocht had onmid dellijk in te grijpen. Zijn onmacht om de achtervolging van den Cobra en zijn bende te bespoedigen, verontrustte hem veel meer dan de verlo ren code. Doch 't was een onmogelijkheid in snel tempo vooruit te komen langs dit verrader lijke pad met al die losse steenen en dat op sommige plaatsen door een vooruitstekende rota zoo smal was, dat een paard er nauwe lijks voorbij kon. Terwijl zijn merrie behoedzaam voort liep, hoorde Gray schieten, dat zich ver loor in het gebruis van een nabijen berg stroom. Met kennersoog inspecteerde hij het terrein dat zich voor hem uitstrekte. Wonder boven wonder, het smalle pad ver breedde zich over de lengte van een kwart mijl in een halven cirkel, een soort van baai op het land vormend. Halverwege de bocht ontdekte hij de plaats van een klein kamp ongeveer twintig meter lang op vijftig breed met koopwaar bestemd voor karavanen, die met koopwaar naar Yanistan trokken. Gevolgd door de inland- sche officieren van den Mir en eenige on derofficieren galoppeerde Gray in de rich ting er van. Daar gekomen sprong hy van zijn paard en wierp de teugels toe aan Limbu, zijn oppasser. Toen gaf hij zijn bevelen. Twintig man om de paarden vast te hou den. Vyftien in reserve, de andere tirail- leursgewys tegen de helling van den berg. Met gerinkel van kettingen werden de lastpaarden, die de automatische mitrail- leuse en de munitie gedragen hadden naar voren gebracht. Vier man wierpen zich er ijlings op om ze af te laden. Naar alle waarschijnlijkheid zou het een heet gevecht worden. Reeds weerkaatsten de rotswanden terzijde van den bergstroom veelvuldige echo's van een hevig geweervuur. De stelling van den vijand was sterk. Te gen den steilen bergwand krioelde het van zich zoo goed mogelijk verbergende kleine gedaanten die van rots op rots klauterden, de kleur hunner kleeding was zoo gelijk aan die van den achtergrond, dat ze vrijwel onzichtbaar waren indien ze bleven stil staan. Behendig als klipgeiten namen de man schappen van Gray de stelling in, zooals deze hun bevolen had. Hun commandant voerde hen persoonlijk aan; er was hem zoo juist meegedeeld, dat van zijn klein troepje er vier gesneuveld waren. Na verloop van enkele minuten had hij de verbinding met de voorhoede tot stand gebracht. „Salaam Sahib", schertste Sher Singh bij het zien van zyn neef, die achter Gray stond. „Die satanskinderen hebben zich weer weten te verschansen. Kijk ze daar 's zitten als apen op een stokje". Hij wees naar een rots, een duizend meter hooger. Gray keek er naar met zyn verrekijker. Plotseling keerde hij zich om: „Mitrailleuse!" Vier mannen schoten toe. Een khaki drie voet knarste; terwijl de pooten in den lei- steenachtigen leembodem werden vast ge zet, kwam de mitrailleuse er kletterend boven op staan, waarop een vlucht projec tielen met een metalen geluid opsteeg. „Tac tac .tactac tac „Te dicht bij", besliste Gray. „Op hoeveel meter?" „Acht honderd, Sahib". „Negen honderd vijftig". Tac tac tac tac tac Bij elke ontlading wankelde door den plotselingen terugstoot de drievoet van de mitrailleuse. Even verlieten de oogen van Gray den opgeheven kijker, om een schuinen blik op de kanonniers te werpen. „Negen honderd". Een geweldig geweer vuur brandde los op de helling van den berg. De officier keek ongerust naar die richting. „Rissaldar Sahib?" „Sahib?" „Ik ga naar boven, daar. Neemt u het bevel over?" „Bohut achba Sahib". Gray klom verwoed, de grove punten van zijn Afghaansche sandalen borend in den glibberigen leisteenachtigen leemgrond; hij was nog steeds in bergbewonerstenue. Ter wijl de zweetdroppels van onder zijn kha- ki-hoofdbedekking neergutsten, klauterde hy van de eene rots op de andere: al zijn spieren deden pijn van de inspanning en zijn hart bonsde door de snelheid van het stijgen. Alsof ze uit den grond opdoken, wierpen zich onverhoeds onder oorverscheurend ge brul van „Allah va Ali" een half dozijn bergbewoners in fladderende, versleten schaapsvellen met vettige in den wind wapperende krullen en bliksemende zwaarden op hem. 't Was een troep Ghazi's die hoopten door een ongeloovige te doo- den zich een plaatsje in het paradijs te ver zekeren. 't Scheen dat ze door een toovermacht beschermd werden tegen gevaar, want zon der het minste letsel liepen ze dwars door een kruisvuur van projectielen. Zijn revolver te trekken, de veiligheids sluiting terug te knippen en op de sluitveer te drukken, terwijl hij het wapen ter hoog te van zyn middel hield, waren voor Gray handelingen welke automatisch uitgevoerd werden en met veel moeite slaagde hij er in het groepje bergbewoners op de vlucht te jagen. Van alle zijden floten kogels en naar ma te het vijandelijk lood doel trof, vertoon den zich op de rotsen tragische grijze spat ten. Zich plat voorover werpend, haalde Gray zijn opschrijfboekje te voorschijn en krab belde een bevel. Wie zou het den Rissaldar Sher Singh kunnen brengen? Hij keek om zich heen. In een plooi van het terrein verscholen, zag hij den dwerg Khoon, den gids van Mohammed Shah, met onbewogen gezicht strak voor zich uit kijken. „Khoon". Vragend bewoog de Mongool zyn voor uitstekende kin omhoog. „Dit briefje moet naar den Rissaldar Sahib, gauw De man wierp een blik naar den zijkant van den berg naar de plek, waar een jonge Sikh bezig was met een bloederige lap zijn dijbeen te verbinden. „De Sahib heeft je noodig, Oh Sikh", riep hy. Gray uitte geërgerd een vloek. Hij was op het punt zijn bevel te herhalen. Toen hij bedacht, dat de gids gelijk had: de Sikh was gewond en in elk geval moest hy van deze plek weg. Opstaande, liep hij hard naar hem toe en bereikte hem onder een hagelbui van kogels, waarop hy zich plat voorover liet vallen. „Kun je dit bevel overbrengen aan den Rissaldar Sahib?" „Ha Sahib". Langzaam strompelend, steunend op zijn geweer, daalde de gewonde de helling af. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6