WITTE DOEK. [■10LLYW00D ALS MAGNEET. De veel genoemde naam Leopold Stokowski TRÏÈj EEN KOSTBAAR SYSTEEM. DREIGT DE EUROPEESCHE FILM-INDUSTRIE LEEG TE LOOPEN D« levensgeschiedenis van een der grootste dirigenten der wereld. P ONZE BIOSCOPEN. j DERDE BLAD- Het heeft er wel iets van of de car rière van een filmartist niet volledig genoemd kan worden voor en aleer hij als „bekroning" van zijn werk naar Hollywood trekt en daar met een kost baar contract op zak in het grootscheep- sche organisme van „celloloidstad" gaat filmen. Heel vaak echter blijkt dat wanneer het eerste Amerikaansche pro duct van dergelijke filmartisten in Europa verschijnt, dat de Europeesche vrienden en bewonderaars teleurge steld zijn en zich afvragen of die mid delmatige verschijning hun knappe ka rakterspeler is en waar het persoonlijke in het eens zoo beroemde spel of in de zuivere regie van den kunstenaar ge bleven is. Het verschijnsel heeft zich al zóó vaak voorgedaan, dat Hollywood en niet ge heel ten onrechte den naam heeft gekre gen, dat er een standaardiseeringsproces op alle artisten wordt toegepast en dit geldt in hoofdzaak voor de spelers waarin maar heel weinig overblijft van het oor spronkelijke talent dat geheel aangepast wordt aan de normen van den Amerikaan- schen smaak en de voorbeelden van de sterren, die aan den anderen kant van den Oceaan het meeste in trek zijn. Lang niet altijd was de verhuizing van dergelijke spelers het succes, dat zijzelf en dat hun kennissen er zich van hadden voorgesteld. En het aantal Europeesche filmartisten, die, nadat hun reputatie in hun vaderland eenmaal al gevestigd was, met hun ver schijnen in Amerikaansche films nog groo- ter roem verwierven is toch eigenlijk vrij klein gebleven en staat in elk geval verre achter bij het groote aantal, dat „aan den overkant" een contract teekende. Greta Garbo is ongetwiifeld de meest bekende onder degenr die in Amerika het grootste deel van n succes oogstten. Mariene Dietrich, die nadat ze in „Der Blaue Engel" was ontdekt, onder lei ding van Josef von Sternberg in Hollywood de films maakte, waarin haar type over de geheele wereld bekend zou worden, staat ongeveer op dezelfde hoogte. Ernst Lu- bitsch, die als acteur naar Hollywood ging maakte er als regisseur furore, Pola Negri werd in de handen van de Amerikaansche filmmagnaten een ster van eerste grootte. Maurice Chevalier deed in zijn Hollywood- sche films niet onder voor wat hij in zijn Fransche presteerde. Ook Charles Boyeris Amerikaansche films zijn zeker even goed als zijn Europeesche, al is „Mayerling" dan nog niet overtroffen. En verder is er nog een heele rij Europeanen, die met prachtige Danielle Darrieux Clark Gable contracten naar Hollywood zijn getrokken: Danielle Darrieux, Mireille Ballin, Fernand Gravey, Michèle Morgan, Simone Simon, Georges Rigaud, Tino Rossi, Dolly Haas, Franciska Gaal, Jean Gabin en de opsom ming is nog lang niet volledig. Men maakt zich wel eens ongerust over de geweldige magnetische kracht, die Holly wood blijkt uit té oefenen en vraagt zich af wat er van de Europeesche film-industrie moet worden, wanneer Amerika de beste krachten telkens met onweerstaanbare aan biedingen wegzuigt. Hetzelfde gebeurt im mers bij de regisseurs. Fritz Lang werkt in Amerika Anatole Litvak, Mare Allégret, Jacques Deval, Abel Gance, zijn er even eens alsof er in Hollywood nog niet ge noeg regisseurs zijn. We spreken hierbij met opzet niet over Engeland. Wel gaan er vele Engelsche film artisten naar Amerika, maar de verhouding tusschen de Britsche en de Amerikaansche filmindustrie is op het oogenblik zou nauw en onoverzichtelijk, dat men wel kan aan nemen, dat een zeer belangrijk deel van de (op het oogenblik maar zeer weinige) films, die er uit Engeland komen op een of andere manier toch afhankelijk zijn van Holly wood. Maar nu het resultaat van dit „leegzui gen" van Europa, waarvan men zich overi gens toch weer niet .al te veel moet voor stellen, want het aantal filmacteurs blijft toch nog zeer respectabel. Slechts zeer wei nigen van de overgehevelde spelers slagen erin in Hollywood hun reputatie te verbete ren of zelfs maar te handhaven. Hoevelen van hen komen voor op het lijstje van de tien populairste sterren van het afgeloopen jaar? Het blad Variety, dat sterk is in het hou den van enquêtes noemt de volgende spe lers als de beroemdste van dit oogenblik: Cary Cooper, Greta Garbo, Clark Gable, Shirley Temple, William Powell, Myrna Loy, Fred Astaire, Ginger Rogers, Robert Taylor, Mar ene Diolrich, Paul Munï, Jeanette MacDonald. Daarvan is welgeteld alleen Mariene Dietrich als Duitsche, de Europeesche uit zondering op den Amerikaanschen regel. Ook Sonja Henie zou als uitzonde ring kunnen worden genoemd, want zij verheugt zich op het oogenblik in Amerika in een buitengewone populariteit Van de anderen, die in Europa waar schijnlijk zeker onder de tien beroemdsten zouden worden gerekend hoort men echter niets. Wel echter verklaren Danielle Dar rieux en Fernand Gravey, dat ze weer naar Frankrijk zullen terugkeeren en weten we van Charles Boyer, dat hij geregeld in Fransche studio's werkt. We herinneren ons nog het geval van Lilian Harvey, die vol goeden moed naar Hollywood trok, er enkele films maakte, die een volkomen mislukking bleken te zijn en die toen zoo spoedig mogelijk weer naar Neu Babelsberg terugkwam en daar de er varing opdeed, dat haar populariteit in het genre Duitsche films, waarin ze gedebu teerd had, nog niet vergeten was. Zij bleek ondertusschen een dosis technische kennis opgedaan te hebben, die haar uitstekend te pas kwam, maar Hollywood wenschte haar verder niet te houden. En er zouden nog verscheidene andere voorbeelden te noe men zijn van artisten die met spoed weer terugkeerden. Ook Emil Jannings is een van hen en de ervaringen, die Conrad Veidt in Amerika opdeed, hebben hem ook duide lijk bewezen, dat men hem daarginds niet onmisbaar vond. En zijn knappe rol in „La grande illusion" heeft daartegenover aange toond, dat zijn kwaliteiten niet achteruit zijn gegaan. Waarom haalt Hollywood dan al deze menschen naar zich toe? Waarom spendeert het duizenden en duizenden aan contracten, aan opleidingsinstituten, waar buitenland- sche medewerkers voor hun werk worden voorbereid, waar men hen talenkennis bij brengt en lichamelijk oefent? Het antwoord op die vragen moet men bezien in het licht van den ontzagwekken- den omvang, die de Amerikaansche film industrie heeft gekregen. Een bedrijf, dat zich uitgaven moet getroosten, welke voor een enkele film gewoonlijk in de millioenen loopen, dient er zeker van te zijn, dat dit geld rendeert. En het moet er dus voor zor gen steeds met het nieuwste, het beste, het beroemdste en het grootste het publiek te verbazen. En daarom kan een Amerikaan sche filmindustrie geen enkele kans laten Lilian Harvey voorbij gaan om een speler of een regisseur te engageeren, een boek te koopen of een idee te verwerven omdat anders de con currentie er mee zou gaan strijken. De dui zenden dollars, die er dus aan besteed wor den om een nieuwe ster „erin" te krijgen hooren tot de noodzakelijke bedrijfsonkos- ten. Wat Hollywood doet is niet anders dan probeeren: of een nieuwe ontdekking door het Amerikaansche publiek gewaardeerd wordt, of ze anders misschien geschikt is voor films, welke speciaal voor den export bestemd zijn. Blijkt dat niet het geval te zijn, dan wordt het contract niet verlengd of desnoods wordt de acteur of actrice zelfs niet eens meer in een film opgenomen. En als de verbintenis afgeloopen is kan de ster naar huis terugkeeren. Het geld is dan misschien voor de film maatschappij verspild geweest, maar wat hindert dat wanneer tegen de duizenden, die aan deze mislukte experimenten uitge geven wordt de millioenen staan, die ver diend worden aan den enkeling die wèl aan de grillige eischen van het publiek blijkt te voldoen? Met den naam van Leopold Stokowski doet zich hetzelfde voor als met den naam van Toscanini, van Mengelberg. Men kent de kunstenaars hun heele leven lang en kan zich eigenlijk niet voorstel len, dat er een tijd was, die het zonder Toscanini, zonder Stokowski, zonder Mengel berg heeft moeten doen. Er zjjn immers van die namen, die een ieder uitspreekt zon der er eigenlijk bij te denken, historisch geworden namen van nog levende menschen, van kunstenaars, die sinds tientallen jaren de wereld van hun faam vervullen. Er gaat een verhaal, dat de eigenlijke naam van Sto kowski Stokes zou luiden, wat mogelijk zou kunnen zijn, omdat er een Londen- sche musicus was, die Sto kes heette en Stokowski is immers te Londen geboren en wel op 18 April 1882; bin nen enkele weken wordt de dirigent dus zes en vijftig jaar. De officieele geschiedenisboeken, die de muziek betreffen, weten te vertellen, dat Stokowski's ouders Poolsche emigranten waren. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd gaf Leopold onweerlegbare bewijzen van een zeer groote muzikaliteit; zijn ouders waren zoo verstandig hem een veelzijdige artistie ke opvoeding te geven en in Frankrijk, Duitschland en natuurlijk ook in Engeland werd Stokowski voor violist, pianist en or ganist opgeleid. Hij was achttien jaar toen hem de eerste officieele erkenning van zijn talenten ten deel viel: Leopold Stokowski werd benoemd tot organist aan de kerk van St. James, Pic- cadilly, Londen, en het is dan ook verklaar baar dat hij door Amerika eveneens uitge- noodigd werd een betrekking als organist te aanvaarden; dit was vijf jaar later, in 1905, toen hij den grooten plas overstak en zich zette achter de machtige klavieren van het orgel der New-Yorksche St. Bartholomew's Church. Stokowski bleef tot 1908 deze betrekking waarmede hij een groot succes behaalde, waarnemen. Hij ging vervolgens weer naar Europa, waar hij een jaar lang hier en daar dirigeerde. In 1909 werd hij dirigent van het Philharmonisch orkest te Cincinnati. Wederom bleef hij gedurende een drie jarige periode zijn functie trouw. Omstan digheden van verschillenden aard leidden ertoe, dat het in Amerika zeer vermaarde orkest van Philadelphia een dirigent noodig had; de keuze van de heeren en dames van het bestuur viel op Leopold Stokowski, die Leopold Stokowski tijdens een zangoefening met Deanna Durbin, dus de eervolle uitnoodiging kreeg om aan het hoofd van een orkest te staan, dat toen reeds tot de beste ensembles van de wereld gerekend werd. Met een zeer kort intermez zo, dat veroorzaakt werd door een misver» stand tusschen hem en het bestuur, heeft Stokowski sinds 1912 vrijwel onafgebroken het tot een bijna niet te overtreffen faam ge brachte orkest gedirigeerd en er is niemand ter wereld, die het Philadelphia Symphonie- orkest niet door middel van gramofoonplaat of radio hoorde. Ontelbaar is het aantal pla ten, dat Stokowski met zijn orkest heeft ge maakt en in de wereld der muziek geldt hij dan ook voor den eenigen dirigent onder da allergrootste orkestleiders, die weet wat een microfoon is; die zich volkomen vertrouwd heeft gemaakt met de ingewikkelde eischen, welke door de opnametechniek gesteld wor den. Het spreekt vanzelf, dat deze kundigheid Stokowski ook zeer van pas kwam toen hij uitgenoodigd werd om niet alleen in „Hon derd mannen en één meisje" het geheele mu zikale gedeelte te verzorgen, maar ook als acteur, nog wel als dé hoofdrolspeler van de film met, zooals men weet, Deanna Dub» bin als tegenspeelster een zeer belangrij ke en hoogst interessante taak op zich te ne men. In elk opzicht heeft Leopold Stokowski zich op een buitengewoon voorname wijze van zijn taak gekweten; de wereld van de muziek heeft hem mogen behouden; de we reld van de film heeft een bijzonder groot musicus, die in zeer sterke mate „film-min- ded" is, in haar voorste rijen zien treden. Adolphe Menjou, Deanna Durbin, Leopold Stokowski en Mischa Auer in Universal's „Honderd mannen en één meisje." STORMDUIVELS. City-theater. In tegenstelling met wat men zoo volgens dezen titel zou zeggen, is „Stormduivels" slechts heel weinig sensationeel. Zeker, er komen opwindende scènes in voor, maar over het geheel genomen zouden we deze film eerder gevoelvol dan sensationeel wil len noemen. Het zyn eenvoudige, soms ruwe visschers, die haar maken tot een aan trekkelijk spel. De Amerikaansche autofabrikant Cheyne heeft geen tijd om zich veel te bemoeien met de opvoeding van zijn vroegtijdig moeder loos geworden zoontje Harvey, met als ge volg, dat hij den knaap alles geeft waar deze om vraagt, Jn de hoop dat de jongen 2ich gelukkig zal voelen. Maar al de vader lijke goedgeefschheid werkt slechts uit, dat Harvey een sluwe, geniepige jongen wordt, vol van gemeene streken, die leiden tot zijn wegsturen van school. De vader begrijpt de diepe oorzaak en neemt zijn zoontje mee voor een reis naar Europa. De jongen komt daar echter niet aan, want onderweg valt hjj over boord. Geluk kig wordt hij opgepikt door Manuel, een visscher, die zich in de buurt van zijn vaar tuig in een roeiboot bezig houdt met vis- schen met een handlijn. Hij brengt den dren keling aan boord, waar men hem goed ver zorgt maar daarna verwacht, dat hy mee zal aanpakken, omdat „een passagier op een visschersschip ongeluk brengt". Het duurt echter geruimen tijd en menige harde les is noodig eer het zoover is, maar dan steekt Harvey ook geducht de handen uit den mouw en hecht hij zich in 't bijzonder aan Manuel die wederkeering van hem houdt, hoewel hij eigenlijk een grooten hekel heeft aan kinderen. Op allerlei wijzen blijkt die wederzij dsche genegenheid vooral als Manuel op de thuisreis na drie maanden af wezigheid in een storm een ongeluk krijgt en omkomt.... Aan wal gekomen, ver schijnt ook Harvey's vader, maar hij er vaart, dat de jongen met zijn heele hart aan de zee en het visschersleven hangt. Op een heel origineele wijze vinden ze elkaar ech ter weer terug. Op éénige wijze speelt Freddie Bartholo- mew de jongensrol, waarin hij fijn de ver anderingen in zijn binnenste laat zien. Spen cer Tracy geeft zeer mooi den visscher Ma nuel in zijn innerljjken strijd, eindigend in liefde voor den knaap. Als we voorts nog noemen Lionel Barrymore, die door zijn rol van kaptein op de visschersboot nieuwe lau weren oogstte, hebben we de hoofdpersonen genoemd, die te zamen met tal van anderen een film hebben gemaakt, vol met verschil lende karaktertrekken en een kijkje op het vaak harde leven van den visscherman. Daarnaast maken de mooie foto's van de zee en het schip ook in den storm de film nog aantrekkelijker. Vooraf gaat veel geïllustreerd nieuws, als mede een film, die tal van filmsterren in hun dagelijksch leven doet zien in „Snap shots uit Hollywoord" en ten slotte nog een gekleurde teekenfilm, waarin speciaal kik kers een wonderlijk concert geven. NEW-YORK—SAN FRANCISC< Bioscoop Theater Harmonie. Het merkwaardige van deze film is wel, dat zy zich nagenoeg geheel afspeelt in een fraaie Douglas-machine op de groote Ame rikaansche lijn van New York naar San Francisco. „Dertien uur in de lucht" aldus de oorspronkelijke titel. En dat zegt reeds genoeg. Het is een sensationeele up-to-date vliegfilm met uitstekende krachten in de voornaamste rollen. De hoofdpersoon is Jack Gordon, een van de meest bekende piloot-gezagvoerders van de groote lijn, die de Amerikanen in dertien uren van Oost- naar Westkust brengt of omgekeerd. Als Jack op 't punt staat vacantie te ne men, moet hy invallen voor een piloot, die ergens in het Westen een noodlanding heeft moeten maken en daarbij een arm heeft gebroken. Toch zou Jack misschien niet ge gaan zijn als onder de passagiers van het toestel, dat juist vertrekken gaat, zich niet een zeer aantrekkelijke jonge blonde vrouw had bevonden en Jack is voor blond heel gevoelig. Hy ziet haar eerst aan voor een juweelen-dievegge, maar spoedig blijkt, dat deze Felice Rollins een rijke erfgename is, zoo juist uit Europa teruggekeerd. De groote vliegtocht begint met nog diverse andere passagiers en wat zich dan verder op den tocht in de Douglas afspeelt is zoo spannend en verrassend, dat wy niet door alles te vertellen de sensatie willen weg nemen. Maar Fred Mac Murray en Joan Bennett zorgen met nog vele andere uitstekende ar tisten voor een vliegfilm die ieder die iets voor het vliegen en de vliegsport voelt moet interesseeren. Het voorprogramma bracht een mooi journaal, een radio-opname van Babe Ruth den grooten base-ball speler van Ame rika, een aardige Betty Boop-film, een na tuuropname van zeevogels en een muzikale film van Frimck Jr. met zijn band, die mooie bekende nummers en zangscénes liet hooren. TWEE HOOFDNUMMERS. In het Roxy-theater. „Een stormachtig huwelijk" is de titel van het eerste hoofdnummer, dat deze week in het Roxy-theater vertoond wordt. Het is de geschiedenis van een schilder, die zoo in zyn werk opgaat, dat hy geen tyd heeft om er aan te denken, dat hij ook nog mensche- lijke eigenschappen bezit. Gelukkig is er een aardige Fransche artiste, die hem daar aan herinnert en als zij getrouwd zijn, zou niets hun geluk in den weg staan als Lee, de hoofdpersoon uit dit huwelijksdrama, zoo nu en dan niet zijn vrouw en alle andere begeerlijkheden van de wereld ver gat om totaal in zijn kunst op te gaan. Hij verwisselt zelfs by vergissing wel eens zijn modelletje met zijn vrouw en dat leidt dan natuurlijk tot allerlei moeilijke complica ties. Maar hy meent het zoo kwaad niet en daardoor komt alles na velerlei alleraardig ste scènes weer op zijn pootjes terecht. Het tweede hoofdnummer is „De schrik der bandieten" en Charles Starret op zijn mooi wit paard speelt er de hoofdrol in. Men kent het recept voor dergelijke films, cow- boy's, veedieven, schietpartijen, knock- partyen die geweldig aankomen bran den, onbeschermde knappe vrouwen enz. Dat alles goed door elkaar gemengd en er dan voor gezorgd, dat de edele figuren de baas blijven en gelukkig worden en dat de schel men worden doodgeschoten of verbannen. Dan is de ideale Wild West-film geboren. Wat in tusschen niet wegneemt, dat het in deze films niet aan de noodige spanning ontbreekt en dat er bewonderenswaardige staaltjes van schiet- en rijkunst worden ge geven. Het publiek leeft in alle opzichten mee en geen bokser kan na een knock-out-slag aan zijn tegenstander te hebben uitgedeeld een dankbaarder gejuich in ontvangst nemen dan Charles Starrett dat gisteravond in het Roxy heeft gekregen. Wie van deze films houdt moet er van de week maar eens van genieten. „SARAGOSSA". Victoria-theater. Het is met grooten weemoed, dat wy ons zetten om voor het laatst over Jean Harlow te schrijven. Immers, „Saragossa" is Jean Harlow's laatste werk en het is daarom, dat het ons nogeens weer duidelijk wordt, dat we in haar toch wel een groot actrice heb ben verloren. „Saragossa" is dus het laatste, wat zij ons gebracht heeft en helaas heeft ze zelfs deze laatste film niet geheel kunnen uitspelen, zoodat Clark Gable het allerlaat ste gedeelte met een overigens goedge slaagde doublure hlteft moeten spelen. „Saragossa (men kent den inlfoud van onze filmpagina) is een echt, vlot, Amerikaansch werk met een groote actie, met frisch-ge- speelde motieven en bovenal van een won derlijk vloeienden inhoud. Het is het beken de verhaal van de historie op de renbaan, waar de bookmaker (Clark Gable) verliefd wordt op de dochter van een eens rijken vriend van hem en in wiens dochter hy het beeld zijner droomen ziet. Doch de moei lijkheid zit 'm in het feit, dat Carol (Jean Harlow) verloofd is en op punt staat te trouwen met mr. Madison, een steenrijke New-Yorksche fabrikant, die het wel goed met haar meent, doch die haar toch niet in elk opzicht behagen schept. Enfin, men voelt reeds dadelijk, waar het naar toe gaat, dat is trouwens ook niet het belangrijkste. Wat wèl belangrijk is, dat is de vaart, waarmee gespeeld wordt en daardoor men werkelijk geboeid dit „dramatje" aanschouwt. Een goede film, veel sport, veel zang en bovenal uitstekende paardenraces. Ter nagedachtenis aan wylen Jean Har low een prachtwerk, dat ge niet verzuimen mag te gaan zien. Uit het voorprogramma stippen we aan goed beweegbaar geïllustreerd nieuws uit buiten- en binnenland, een historisch filmpje van het leven van William Schakespeare en last not least een rolprent uit de serie „Tegen de Amerikaansche misdaad". Het geheel goed en temeer omdat het Jean Harlow's laatste werk betreft, zei er een be zoek waard.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 12