Stad en Omgeving.
JUovmüaal Tlieuws
De strijd tusschen de zee en het land.
GETUIGENIS-AVOND
VAN „KERK EN VREDE".
SCHAGERBRUG
OTERLEEK
In vorige eeuwen is de bescherming van het duingebied
schandelijk verwaarloosd.
WIERINGERWAARD
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN DINSDAG 12 APRIL 1938.
In de Kapelkerk.
Groot was de belangstelling zeker niet
te noemen voor den getuigenisavond van
wege „Kerk en Vrede", in de Kapelkerk
gehouden. Er waren niet meer dan een
paar honderd menschen aanwezig, voor
een zeer groot deel dames.
Openingswoord.
Ds. Fr. K u i p e r, doopsgezind predikant
hier ter stede, behandelde in zyn ope
ningswoord, nadat hij was voorgegaan in
gebed en had gelezen Marcus 8 van vers
31 af, het onderwerp „Wat ons als christe
nen bedreigt."
Spr. stelde de vraag of er iets in de
tegenwoordige wereld is, dat speciaal de
christenen Ledreigt en antwoordde daarop,
dat alle menschen in gelijke mate worden
bedreigd door een komenden oorlog. Het
gevaar, dat ons als christenen bedreigt, is
het gevaar, dat wij ons geloof zullen ver
hezen meer nog dat wij het zullen
verloochenen. Jezus heeft zelf aangekon
digd veel te zullen moeten lijden, een
voorspelling, welke door Petrus -verd af
gewezen, waarop Jezus hem verweet niet
de dingen van God, maar die der men
schen te verzinnen. Dit is het gevaar, dat
de christenen bedreigt. De christenen al
leen? Neen, de anderen zeer zeker ook,
maar zij zullen zich niet verbeelden Gods
dingen te zoeken. Maar ons bedreigt het
gevaar geheel der wereld gelijkvormig te
worden met onze gedachten over den
vorm van gasmaskers, de dikte van zol
ders ter afweer van bommengevaar, de
mate van ontspanning, den inhoud van
preeken (bij voorkeur misschien over
oorlogsteksten) en veel andere dingen
meer.
Zeker, wij mogen onze oogen niet slui
ten voor wat rondom ons gebeurt en wij
moeten lessen uit het verleden trekken en
zullen dan beseffen, dat de toenemende
bewapening oorlog trekt. Wij moeten
nuchter en waakzaam zijn, maar bovenal
geloovig, want voor ons moet de zaak
van Christus belangrijker zijn dan eenig
ding op aarde, van hoe groot belang ook
rijn het vaderland en de medemenschen.
Spr. wist wel, dat er christenen zijn, die
er geen verloochening van het geloof in
zien als zij meedoen aan bewapening enz.,
maar daarnaast zijn er die beseffen, dat
het van Gods wege verboden is daaraan
mee te doen, maar het tóch doen, omdat
zij moedeloos zijn in hun geloof. Men
schaamt zich Jezus en Zijn woord en Diens
woord is op hen van toepassing: „Zoo wie
zich Mijn en Mijner woorden zal ge
schaamd hebben in dit zondig en over
spelig geslacht, diens zal zich de Zoon des
menschen ook schamen, wanneer Hij zal
komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met
de heilige Engelen."
In aansluiting hierop verzocht spr. ge
zamenlijk te zingen Gezang 220 1.
Wat wil „Kerk en Vrede?"
Daarna was het woord aan dr. M. v a n
der Voet, van Haarlem, voorzitter van
„Kerk en Vrede" over het onderwerp
„Wat wil Kerk en Vrede?"
Spr. begon met op te merken, dat wij
het kruis, dat door de kerken gedragen
wordt, zijn natuurlijke kleur moeten doen
behouden, bloedrood, als symbool van den
ljjdenstijd, totdat eens de Paaschmorgen
komt, het lijden voorbij is en het kruis
zyn taak heeft volbracht.
Op welke wijze vraagt men wat „Kerk
en Vrede" wil?
Daarin is groot verschil mogelijk, men
kan het b.v. belangstellend of schamper
doen, maar velen helaas stellen die
vraag heelemaal niet. Zij interesseeren
zich er niet voor, nemen „Kerk en Vrede"
niet ernstig, ofschoon er geen belangrijker
vraag is dan die om vrede.
In de wereld van thans, nu de vrede
zoo zwak staat, gaan velen schamper aan
„Kerk en Vrede" voorbij, omdat zij de
vredeszaak al zoowat als verloren be
schouwen. De wereld marcheert naar den
afgrond en wie zal haar kunnen tegen
houden? Spr. kon begrijpen, dat men
„Kerk en Vrede" een goed hart toedraagt,
maar haar werk toch als hopeloos be
schouwt.
Maar wij moeten ons de vraag wat wij
willen wel ter dege stellen, nu de willoos
heid toeneemt ten gevolge van de vele
slagen, welke de vredesovertuiging wor
den toegebracht. Spr. sprak in dit verband
van concentratiekampen elders, vanwaar
de geest overwaait naar ons vaderland.
Wat willen wij? Actie, kracht? Als velen
hun zin kregen, zou „Kerk en Vrede
spoedig op dood spoor worden gereden en
een verboden vereeniging zijn. Spr. beant
woordde de vraag „wat wij willen" eerst
in het negatieve: Wij willen niet onder-
grondsch wroeten, geen sabotage plegen,
geen celbouwers zijn voor een politieke
vereeniging. Wij willen geen politieke
programma's, geen nauw verband tus-
schen „Kerk en Vrede" en een of andere
politieke partij, al willen wij met ont
kennen, dat er invloeden uitgaan van onze
vereeniging ook naar de politiek.
Wij willen bovenal getuigen, omdat
niemand in de kerk wil propageeren, maar
getuigen al is het moeilijk de
juiste grens te leggen tusschen deze twee
begrippen. Het gaat niet om de mensche-
lijke gevoelens en idealen, omdat in de
kerk slechts God spreekt.
Spr\ stelde vast, dat „K. en V." door de
"breedheid van den oorlog streeft naar het
humane, dat toch zeker goddelijk mag
worden genoemd.
«.Kerk en Vrede" erkent niet de onder
werping aan den tijdgeest, wil geen com
promis daarmee, want het gaat om een
goddelijk protest. Wij weten wel, den
oorlog niet te kunnen tegenhouden, noch
dat wij den tijdgeest zouden kunnen be
zweren, maar wij kunnen het wel uit-
schreuwen, dat wij den oorlog niet willen.
Wij zullen de graven der gesneuvelden
met versieren, noch de ten oorlog trek-
kenden bejubelen wij willen liever
luisteren naar Hem, die opwekte te be
seffen wat tot den vrede dient.
Jezus Christus is het protest tegen deze
wereld en naar Zijn opgeheven hand wil
len wij blijven zien en dan zeggen: „Om
Gods wil, dat niet!" En daartoe is wel ge
legenheid als wij kijken naar Spanje of
China of naar welk ander land ook, dat
zijn bewapening uitbreidt.
„Kerk en Vrede" wil ten opzichte van
den oorlog zeggen, dat er een betere weg
is dan dien van oorlog tot het beslechten
van oneenigheid. Wij willen zeggen, dat
bewapening geen oorlogsgeest uitfbant
al is het waar dat de defensie misschien
een al te agressieve houding kan bedwin
gen, maar op den duur zal deze dat toch
niet kunnen.
„Kerk en Vrede" wil zeggen, dat zij de
oplossing zoekt door de boodschap van
God, omdat de boodschap van menschen
faalt. Tot de kerk wil zij waarschuwend
zeggen: niet langs de methode van vrees of
van een compromis met het geweld, zooals
b.v. de r.k. kerk deed ten aanzien van
Mussolini's voorschriften; niet langs den
weg der eucumenische beweging, die het
probleem niet onder oogen durft te zien;
niet langs den weg der verheerlijking van
volk en vaderland, maar langs den weg
van het geloof, door te letten op den
Koning der Kerk, den Voleinder des Ge-
loofs, die gezegd heeft: „Mijn Koninkrijk
is niet van deze wereld."
„Kerk en Vrede" wil als een orgaan van
de kerk haar plicht vervullen totdat zij
als organisatie zal zijn stuk geslagen (en
dat dit gebeuren kan is niet denkbeeldig)
maar dan zullen er nog duizenden over
blijven met profetische kracht, die dan
zullen getuigen.
Spr. herinnerde hierbij aan het voor
beeld van Elia, die waarschuwde niet weg
te loopen voor het oordeel van God. Zij,
die met de wapens in de hand strijden,
zullen misschien eerder moedeloos worden
dan zij die hun goddelijk protest de we
reld insturen.
Wij leven in een wereld van geweld,
maar God staat boven alles dit mag
nooit worden vergeten.
Slotwoord.
Op spr.'s verzoek werd door de aan
wezigen aangeheven Gezang 245 waar
na ds. Kuiper een slotwoord sprak, in
de plaats van ds. Rappold, die wegens on
gesteldheid daartoe was verhinderd.
Spr. herinnerde aan de woorden van
Marcus 13 31 „De hemel en de aarde
zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden
zullen geenszins voorbijgaan." Dit is het
wat wij hebben vast te houden, wat wij
hebben te weten in deze wereld. De mach
ten der wereld gaan voorbij, de regeerin
gen en zelfs de volkeren, hoe belangrijk
het een en ander ook zij, alles zal voorbij
gaan, het eenige waar het op aan komt
zijn de woorden van Hem, dien God als
Overste Leidsman ^is gegeven heeft. Dat
te weten bindt ons aan de wereld, want Hij
is in de wereld gekomen om haar te ver
lossen en vrij te maken van den waan,
waarin zij gevangen is en waarmee zij zich
ten gronde richt. Christen-zijn beteekent
niet eigen heil voor zich zelf te zoeken,
maar mede te dragen den nood der we
reld. Het beteekent den nood mee te dra
gen van de duizenden gevallenen in Span
je en China en van de duizenden die nog
zullen vallen. Hun nood moet ons druk
ken, gaat ook ons aan, want voor allen is
Jezus in de wereld gekomen en heeft Hij
Zijn leven gegeven. Ons moet drukken het
gevaar, dat de kerk wel Zijn woord zal
nemen, maar dat haar houding zóó zal
zijn, dat de wereld daar niet aan kan ge-
looven. Als wij doen blijken niet aan Gods
Woord te gelooven maar te vertrouwen op
het kanon, loopt het mis met allen. De
taak van „Kerk en Vrede" is zeker ook
om samen te bidden voor de lijdenden in
deze wereld.
In aansluiting hierop ging spr. voor in
gebed.
Nadat nog gezamenlijk staande was ge
zongen Gezang 13 2 en 7, werd de bijeen
komst door ds. Kuiper met een
zegenbede gesloten.
DISTRICTSARBEIDSBEURS
DOELENSTRAAT 30 TELEF. 4395.
De directeur van bovengenoemd bureau
deelt mede, dat heden staan ingeschreven:
Groep Bouwvakken: 1 glas in loodzet-
ter, 1 glazenwasscher, 1 steenbikker, 1
steenhouwer, 6 stratenmakers, 2 stratenm.
opperlieden, 2 stuc. opperlieden, 2 tegel
zetters, 1 granietwerker, 7 betonwerkers,
13 voegers, 26 opperlieden, 16 stucadoors,
7 schilders, 88 grondwerkers, 43 metselaars,
65 timmerlieden.
Groep metaalindustrie: 1 autog. lasscher,
2 afbramers, 10 bankwerkers, 3 blikslagers,
1 carrosseriebouwer, 3 constructiewerkers,
9 electriciens, 1 fitter, 2 instrumentma
kers, 3 kernmakers, 4 klinkers, 1 kopergieter,
10 loodgieters, 2 lijnwerkers, 4 machinisten,
2 machine-teekenaars, 6 metaaldraaiers, 1
metaalvijler, 1 metaalslijper, 16 monteurs,
2 orgelmakers, 1 pianostemmer, 3 plaatwer
kers, 1 ponser, 3 rijwielherstellers, 1 ovenist,
1 rijwiellakker, 1 scheepsbouwer, 1 scheeps
timmerman, 1 scheepswerktuigkundige, 11
smeden, 9 stokers, 1 tandtechniker, 1 voor-
slaander, 5 vuurwerkers, 2 wagenmakers, 6
ijzerwerkers, 1 ijzerboorder, 1 zandbereider,
5 zandvormers.
Groep Verkeerswezen: 65 chauffeurs, 12
schippers, 1 machinist binnenvaart, 2 exped.
knechten, 8 koetsiers, 21 pakhuisknechten,
26 magazijnbedienden, 1 emballeur, 5 kell-
ners, 5 loopknechten, 1 hotelknecht, 1 buffet-
bediende.
Groep Voedings- en Genotmiddelen: 61
sigarenmakers, 5 sorteerders, 1 kistenplak-
ker, 1 stripper, 3 tabaksbewerkers, 2 koks,
10 slagers, 9 chocoladebewerkers, 1 koffie-
stroopbrander, 2 bierbottelaars, 1 ouwel
bakker, 3 zuivelbereiders, 24 bakkers.
Groep Houtbewerking. 21 meubelmakers,
3 stoffeerders, 6 mach. houtbewerkers, 2
kistenmakers, 1 borstelmaker, 1 beitser, 1
beeldhouwer, 1 biljartmaker.
Groep Handel: 23 vertegenwoordigers, 3
winkelbedienden, 2 colporteurs.
Groep Boek- en Steendrukkerijen: 5 let
terzetters, 2 drukkers.
Groep Land- en Tuinbouwbedrijven: 15
tuinlieden, 26 landarbeiders, 3 bloemisten.
Overige beroepen: 8 boekbinders, 4 was-
schers, 1 kleermaker, 1 rietwerker, 5
schoenmakers, 1 port. huisknecht, 1 verfbe-
reider, 1 kalkbrander, 1 huidenzouter, 1
klompenschilder, 1 papierbewerker, 2 con
troleurs, 1 bedrijfsleider, 1 batikker, 1
administrateur, 2 boekhouders, 1 secreta
rieambtenaar, 3 incasseerders, 4 zakken-
stoppers, 1 reclameteekenaar, 2 verzeke
ringsagenten, 18 kantoorbedienden, 39
transport- en 264 los-arbeiders.
Gedeeltelijk werkloos: Tabaksindustrie 4,
overige beroepen 3.
Jeugdige werkzoekenden beneden 18
jaar in diverse beroepen: 39.
Vrouwelijk personeel: 2 steno-typisten, 9
kantoorbedienden, 2 verkoopsters, 2 naai
sters, 8 werksters.
Alkmaar, 9 April 1938.
De Directeur voornoemd,
v. d. HEUVEL.
Vergadering Coöp. Boerenleenbank.
In „Het Wapen van de Zijpe" werd
Zaterdagavond een algemeene vergadering
gehouden van de Coöp. Boerenleenbank te
Schagerbrug, waarbij 108 leden aanwezig
waren.
Na de opening wees de voorzitter, de heer
K. Kant, op het feit, dat de economische
toestand voor de boeren wel iets gunstiger
is geworden, doch dat van een algemeene
opleving nog niet kan worden gesproken.
Immers, het aantal werkloozen is nog zeer
groot, terwijl de financieele uitkomsten in
de tuinders- en middenstandsbedrijven nog
onbevredigend zijn. De „kleine" renteniers
zijn door den terugloopenden rente-standaard
in moeilijkheden geraakt.
Ondanks dezen ongunstigen tijd voor het
Bankbedrijf zeide spr. heeft onze Bank
in het afgeloopen jaar een winstcijfer van
rond 2000 kunnen maken.
Na vaststelling van de notulen werd de
rekening over 1937 en de balans per 31 Dec.
1937 nagezien door de heeren D. Jimmink
en S. G. de Lange en daarna met algemeene
stemmen goedgekeurd.
Vervolgens deelde de voorzitter mede, dat
de rente met 1/4 is verlaagd, waardoor
deze is geworden voor spaargelden (direct
opvorderbaar) van leden 2 3/4 voor 1 jaar
vast 3 spaargelden voor niet-leden (direct
opvorderbaar) 2% en voor 1 jaar vast
2 3/4
Voor gelden in rekening-courant wordt
vergoed 2 en moet worden betaald 4
Rente van le hypotheken enz. is 3 3/4 van
2e hypotheken en borgstellingen 4
Mogelijk zal na verloop van een half jaar
wederom tot rente-verlaging moeten worden
overgegaan.
Op voorstel van den voorzitter werd met
algemeene stemmen besloten de gemaakte
winst over 1937 te benutten voor afschrijving
op het Bankgebouw, het meubilair en op de
dubieuze vorderingen.
Aan het jaarverslag ontleenen wij het
volgende: Ontvangen aan spaargelden
451.823,93 en terugbetaald 395.102,11. In
1937 waren uitgegeven 98 spaarboekjes en
ingenomen 50. Einde 1937 waren in omloop
730 spaarboekjes.
De balans meldt een winstsaldo van
2037,03.
De totale ontvangst is 3.075.783,36, de
totale uitgaaf 3.075.783,36. Het totaal aantal
leden op 31 Dec. 1937 is 270.
Toegetreden waren in 1937 20 nieuwe
leden en uitgetreden 7 leden.
Bij de bestuursverkiezing werd de heer
V. Bakker te Keinsmerbrug herkozen als
bestuurslid, terwijl in de vacature van lid
van den raad van toezicht, ontstaan door het
aftreden van den heer G. Schuijt, werd ge
kozen de heer J. Veuger Hz te St. Maartens
brug.
De heeren C. de Leeuw en P. Waiboer
werden aangewezen als leden van de z.g.
rekenings-commissie, waaraan als reserve
lid werd toegevoegd de heer R. C. Kos te
St. Maatensbrug.
Daarna sprak de voorzitter waardeerende
woorden tot den heer K. Schuijt, die 28 jaar
lid van den raad van toezicht is geweest en
thans heeft bedankt.
Aan de cassière, mej. Klerk, werd ten
slotte dank gebracht.
Tuinbouwvereeniging.
De jaarvergadering van de tuinbouw
vereeniging Ons begin werd Vrijdag ge
houden in café de Vries.
De voorzitter, de heer Hoogvorst, me
moreerde het jaar 1937, wat nog ver van
gunstig genoemd kon worden.
De secretaris, de heer J. v. d. Gragt,
bracht het jaarverslag uit. De omzet aan
de Broeker veiling bedroeg in 1937
10.541,67.
De rekening van den penningmeester
gaf aan als ontvangst en uitgaaf een be
drag van 52,48, saldo nihil. In kas was
nog 25. De bescheiden, nagezien door de
heeren Bas en Zwaan, werden in orde be
vonden en den penningmeester décharge
verleend. Gezien den stand der geldmid
delen was een onderzoek ingesteld of het
werk van den bode niet per post gedaan
kon worden. Het bleek dat men dan met
10 ruim volstaan kon. De bode was ech
ter bereid om ook voor 10, zijnde het
halve salaris, het werk te doen, waarme
de de vergadering zich vereenigde. Het
salaris van den secr.-penningmeester,
zijnde 20, wenschte het bestuur te
handhaven, aangezien men geen kans zag
dit werk op andere wijze te laten doen.
De heer Zwaan achtte dit standpunt niet
juist tegenover het halveeren van het
salaris van den bode.
De heer de Vries en meerderen van het
bestuur bestreden deze zienswijze, waarna
het voorstel werd aangenomen.
Voor de jaarvergadering der L. G. C.
De heer Herman Nijland schrijft ons:
Nu het Nederlandsche winterseizoen, met
zijn wisselvallig weer, weer tot het verleden
behoort, ontwaakt binnenkort het badleven
weer alom langs de kust Duizenden en nog
eens duizenden Nederlanders en vreemde
lingen komen dan genieten van de stilte en
de natuur in rustige kleine dorpjes aan de
binnenzijde der duinen, of zoeken verpoo-
zing in de groote mondaine badplaatsen, die
men in ons land zoo goed vindt als in den
vreemde.
En van deze velen, die hun vacantie door
brengen aan het zonnige wijde strand, met
de oneindigheid van horizon en zeegeruisch
voor zich, zullen slechts weinigen weten, dat
ze staan op een plek waar eeuw na eeuw de
stille strijd tusschen water en land is ge
streden. Een strijd met wisselende kansen,
waarin echter het water op den duur steeds
de meeste triomfen vierde.
Water en land! Wie dit hoort, denkt aan
dijken en polders, aan velden op de zee ver
overd, maar vergeet meest onze duinkust en
het strand daarvóór. En toch heeft ook dit
gebied een geschiedenis achter zich, die de
moeite waard is om na te vorschen. Niet al
tijd is het geweest zooals thans, nu nauwge
zet wordt gewaakt over de resten van ons
duinlandschap, dat vroeger veel uitgebreider
is geweest.
Integendeel. We kunnen rustig aannemen,
dat voor de zestiende eeuw geen der auto
riteiten werkelijk beseft heeft, dat de dui
nen nog op andere wijze nut hadden, dan als
terrein, waar de middeleeuwers hun jachtin
stincten konden botvieren. Nog op het eind
der vijftiende eeuw lezen we in een ordon
nantie, hoe bevreesd de graaf is, dat in de
duinen teniet zal gaan „het meeste deduyt
ende geneuchte, dat wij in den voorschreven
lande aldaer hebben". Deze ordonnantie be
val, dat bepaalde gedeelten beplant moesten
worden, om verstuiving en daardoor achter
uitgang van den wildstand tegen te gaan.
En wanneer we dan weten, dat dit zoo
dierbare wild hoofdzakelijk werd gevormd
door de welig tierende konijntjes, dan zien
we meteen welke gevolgen een dergelijke
kortzichtigheid moest hebben. Het konijn
toch is de sterkste bondgenoot van wind en
zee en maakt het deze beiden al heel erg
makkelijk, om een aangrijpingspunt te vin
den voor hun vernielende krachten. Het
konijn vernielt de beplantingen, tast de
homogene samenstelling van de duinen aan.
Als voorbeeld van de teedere zorgen, die
de respectieve leenheeren besteedden aan
hun dierbaar wild, moge het volgende ver
bod dienen:
Paarden, koeipn, enz. mochten niet in de
duinen loopen „opdat de conijnsberghen
niet verstopt of vertreden werden". Erger
nog, er bestond een „recht van afweiding",
volgens hetwelk de konijnen onverlet op de
aangrenzende landen mochten weiden en in
het midden van de zestiende eeuw werd nog
een plakkaat uitgevaardigd, waarbij ten
strengste verboden werd de slooten, die de
duinen van het aangrenzend land scheidden,
met steile kanten te maken, omdat anders de
konijntjes in het water vielen en verdron
ken.
De gevolgen van een dergelijke behande
ling der natuurlijke zeewering aan onze
westkust bleven niet uit, al mogen we ook
niet al het strand verlies schrijven op reke
ning van onze voorouders. Door de daling
van den Nederlandschen bodem immers,
waren eveneens tal van streken voorbestemd
om aan het water ten prooi te vallen. Ten
minste bij de gebrekkige middelen tot zee
weer, waarover men in die dagen beschikte.
Tal van vloeden richtten steeds weer scha
de aan en in 1421 kwam het tot een ramp,
waardoor 72 dorpen van den Zuid-Holland-
schen Waard door het water werden bedol
ven. Vijftig van deze dorpen zijn nooit meer
te voorschijn gekomen. De storm, welke
dezen „St. Elizabethsvloed" deed ontstaan,
scheurde de stad Dordrecht van het vaste
land, waardoor de burgerij bij eiken nieu
wen storm met ondergang werd bedreigd.
Tot overmaat van ramp bepaalde de St.
Elizabethsvloed zich niet tot Zuid-Holland
alleen; ook de overige kusten der Nederlan
den leden geweldig. Het geheele dorp Pet
ten werd door de Noordzee verzwolgen en
van de vierhonderd menschen, die in de kerk
waren gevlucht, ontkwam geen enkele den
dood. Hier werd de duinreep tusschen Cam
perduin en de Zijpe (Petten), nagenoeg ge
heel vernield. In plaats van de natuurlijke,
moesten hier de grondslagen worden gelegd
voor een kunstmatige zeewering, die na een
historie van steeds maar wijken voor de zee
waarbij de kust nog eenige kilometers
terug week is uitgegroeid tot dat wat we
thans kennen als de machtige Hondsbossehê
en Pettemer zeeweringen.
En hierbij bleek het niet. Nog had men
over het algemeen niet voldoende Ingezien,
dat aan de duinenkust de uiterste zorg moest
worden besteed, wilde men niet gedwongen
worden tot het leggen van steeds meer dij
ken. En de dijken in dien tijd waren ook al
niet bijster betrouwbaar, gezien de schade,
die iedere storm aan de kunstmatige zee
weringen toe bracht
De Kosmos- en Dominlusvloed in 1530, en
twee jaar later de St Felixvloed, teisterden
de Zeeuwsche eilanden vreeselijk. In Holland
en Vlaanderen werd eveneens aan duinen en
dijken onberekenbare schade toegebracht
Duizenden menschenlevens gingen bij deze
vloeden verloren en tot overmaat van ramp
woedde er in 1532 een besmettelijke ziekte^
die alleen te Zierikzee in drie maanden tijds
drieduizend menschen ten grave sleepte.
Vloed na vloed teisterde de lage landen bij
de zee, te veel om op te noemen, doch lang
zaam zeker kwam er een einde aan de
verwaarloozing der duinen.
In de tweede helft der zeventiende eeuw
begon men de duinen „blind" te maken,
d.w.z., men trachtte het konijn uit te roelent
dit schadelijk gedierte is echter eerst goed
opgeruimd in de jaren 17951800, door de
legering van troepen in de duinstreken. De
op konijnenboutjes beluste soldaten zorgden
er voor, dat de helm beplanting geruimen tijd
zich vrij kon ontwikkelen. Dit was echter
ook dringend noodig, want op het einde der
achttiende eeuw was het met de duinen nog
vrij treurig gesteld. Het rapport van een
commissie van onderzoek leverde hiervan
in 1798 het bewijs.
Hierna kwam er echer verbetering en wie
thans ziet welk een zorg er aan onze duinen
wordt besteed, kan zich moeilijk voorstellen,
hoe het vroeger is geweest. Afgezien van de
helmbeplanting, waaraan strikt de hand
wordt gehouden, zorgt het Staatsboschbeheer
dat een ook voor de toekomst doeltreffend
middel om verstuiving tegen te gaan in
prhktijk wordt gebracht. Overal worden
namelijk dennenboschen aangezet en eerlang
zullen groote complexen weer een zelfden
aanblik bieden als eeuwen en eeuwen her,
toen de duinstrook met zware bosschen was
bezet.
Konijn en vrij heeft men onze uiterste west
kust niet kunnen houden, maar de langooren
krijgen toch niet meer de kans zich tot een
even schadelijk aantal uit te breiden als
vroeger. Alleen op Terschelling is het aantal
konijnen uiterst gering; hier heeft men na
melijk wezels los gelaten, die echter, toen de
meeste konijntjes eenmaal waren geconsu
meerd, zich prompt gingen toeleggen op het
vangen van andere dieren; kippen, eenden
enz. Het aantal van deze roofzuchtige jagers
word steeds grooter, aangezien men de fout
heeft begaan wezels van beiderlei kunne
op de konijnen af te sturen.
Wat het strand betreft, dit wordt thans
verdedigd door de vele steenen hoofden,
waarvan het aantal nog steeds wordt uitge
breid. De zoogenaamde zeereep (de laatste
duinenrij voor het strand) staat onder voort
durende controle van het rijk.
Met alle hulpmiddelen van onze technisch
zoo gevorderde eeuw, wordt krachtig ge
streden om een einde te maken aan het 1 and-
verlies, dat al aanzienlijk genoeg is geweest.
Wie thans staat op het strand, zou eeuwen
geleden op dezelfde plek waarschijnlijk in
het land hebben gestaan. En waar men nu
de zee ziet, strekte zich vroeger het duin
landschap uit. Door afslag en verstuiving is
de toestand geworden, zooals ze nu is en de
uiterste krachtsinspanning blijft noodig, om
te voorkomen, dat de zee nog meer wint.
Dat zijn dingen, die men zomers bij mooi
weer niet zoo direct bedenkt, als de zee zoo
vredig lijkt en kalm. Daarvoor moet men
eerst het woeden van de kokende golven
hebben meegemaakt tegen duinen en dijken,
wanneer de winterstormen het zoute water
opzwiepen tot een bruisende woestheid. Dan
ziet men onze kust zooals ze werkelijk is en
door de eeuwen heen is geweest!
te Schermerhorn werden als afgevaardig
den volgens rooster aangewezen de heeren
S. Hoogvorst, J. v. d. Gragt en K. Munt-
jewerf en als plaatsvervangers de heeren
Jb. Leegwater, P. Bloothoofd en J. Bos.
De behandeling van de beschrijvingsbrief
nam heel wat tijd in beslag.
Bij de rondvraag vroeg de heer Datema
naar de resultaten van onderzoek naar de
draaihartigheid. Het bestuur deelde echter
mede, dat daarover nog niets definitiefs is
te zeggen.
De lezing die er over is gehouden, zal in
brochurevorm verschijnen.
Hierna sluiting.
Dijkgraaf en heemraden en hoofdinge
landen hebben Zaterdagmiddag 3 uur onder
leiding van dijkgraaf Haringhuizen ver
gaderd. Afwezig was de heer H. K. Koster
met kennisgeving van verhindering.
Medegedeeld werd o.a.:
1. Dat de Barsinger weg vaart uitgediept is
tot aan de boerderij van den heer J. Borst;
het laat zich aanzien, dat voor het verdere
gedeelte de geraamde kosten voldoende zul
len zijn.
2. Dat de Keins gereed is gekomen voor
2809,75, waaronder begrepen voor uit
breiding 269,75; de gemeente draagt van
het totaal de helft bij.
3. Dat door Ged. Staten goedgevonden
werd, dat de Teetjeswegbrug vervangen
wordt door een aarden dam met duiker.
Van den heer C. Schenk e.a. belangheb
benden was een hernieuwd verzoek inge
komen betreffende een bijdrage van 400
in de aanlegkosten van uitwegen langs den
Westfrieschen dijk. Met eenige toelichting
adviseerde het bestuur het verzoek in te
willigen. Conform besloten.
Vastgesteld werd een wijziging van het
algemeen Waterschapsreglement
Eveneens werd vastgesteld een wijziging
van de verordening van den polder.
In de eerste plaats ligt het in de bedoeling
om b.v. bij afgekeurde slooten te bepalen,
dat deze dan 15 c.M. dieper gemaakt moeten
worden.
Daarna kwam als vervolg op het ge
sprokene in de vorige vergadering inzake
verbetering van den Molenweg wederom
een zeer breedvoerige discussie. De voor
zitter lichtte toe, dat de opzet is geweest 't
verbeteren om 't uitglijden der paarden te
voorkomen. Verleden jaar was voor 300 M.
f 1000 begroot. Er is 480 M2. verbeterd voor
720. De weg heeft een ronding van 3 c.M.
Wat nu nog gedaan moet worden, zal onge
veer 1.50 per M2. kosten. Wanneer de
zijkanten tot op een hoogte van 9 cM.
worden aangevuld, zal het 0.85 kosten,
behalve het walsen. Bovendien zou dan de
geheele weg geteerd moeten worden.