ABDIJSIROOP
a i
VOOR ONZE KINDEREN-
Stop dien hoest
8
7
6
■t
5
4
i
3
i
2
1
8
I
Üi
7
jf
3
SÉl
m i
6
U
5
3
4
ÉS
8
3
8
2
1
1
JJi
9
s
DERDE BLAD.
AKKER's verstèrkte
ïfchoaktuAciek
A. ELLERMAN
le prijs „Swiat Szachowy" 1932
Zwart (10)
m
Jj
jg
pp f
m
58
jj
i
i
M
m
'/MA
ift
m
Mm
i
m wm. m. m
i j
m wm
'Wé,
i i
m wm tm.
M
mm
i
m
WW*
wM
m
k
Qxuttzu&dek
WA
w
m
11 m y/'m 'wt *9s.
mmwm
fff
llll éHiÉHilltnn.
WUÊ^JKU&JÊ^
W-».
m.
m m
m wm
'Z////A. y/A//#.
9 w
mum
m mi m
fn
B
//m-
m
m
JUizzkciétiek
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
Brand op de Beukenhof
welke U overdag kwelt en 'a nachta belet
te slapen. Stop dien hoest direct, maar
bedenk dat die hardnekkige hoest-buien
alleen maar kunnen worden verdreven door
een krachtig en doeltreffend werkend mid
del: de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop.
AbdtJsiroop is vanouds een natuurlijk kruiden-
middel, bereid uit oude beproefde geneeskruiden,
welker verrassende werking op aandoeningen der
«demhallngs-organen wordt erkend en geroemd.
Bovendien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu
nog toegevoegd de krachtigste hoest-bedwtngen-
de stof welke er bestaat, namelijk de ..codetne".
De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop ver-
eenlgt dus nu in xich de xachte maar grondige
werking der geneeskruiden en de snelle xeer
krachtige werking der codeïne en daarom noemt
men Abdijsiroop,,'s Werelds béste Hoest-slroop",
riacon 90 ct., f 1.60, f 2.40, f 4.20. Overal verkrij gbaar.
Hoe grooter flacon, hoe voordeeliger het gebruik.
Redacteur: J. H. GOUD, Utrecht.
PROBLEEM No. 34.
a b c d e t g h
Wit (11)
T w e e z e t.
Wit: Kg4, Dal, Tf3 en h4, Rg3 en h7,
Pd7, pionnen d3, e6, h3 en h5.
Zwart: Kd4, Da4, Tg2, Rdl, Pb4, pion
nen a3, c3, d5, e3 en h6.
Opl. van probl. no. 31 (Ulehla).
1. Pd5—f4.
EINDSPEL
van J. BERGER
Zwart (9)
-
ab ede 1 g h
Wit (11)
Wit speelt en wint.
Wij geven de oplossing er maar direct bij.
1. d5d6, cd6: (alD) faalt op 2. d7,
Ke5: (Da8 Pf7:) 3. d8D dreigende Rf4tt
of 3gó. 4. De7f 5. Dcóft. de verdedi
ging 3Dd4 is niet voldoende wegens
4. Dc7:t, Kdó; 5. Rc3 en na 3gf5:
volgt 4. Rf4t, Ke6, 5. De8f etc. 2. Pg6: a)
2d5 3. Pe5 (Rgó zou met Kc3, Rföt,
d4 beantwoord worden.) f6. 4. c3f. Keó:
5. Rf4ff of 3alD 4. Kf4 5. c3t 6.
Re3ft of 3. Keó; 4. Rc3t, d4 5. Ral en
wit wint. b) 2f6 3. Pf4 alD 4. c3f,
zwart moet de Dame offeren, want 4
Keó. 5. Pg6f, Kdó 6. Pe7f 7. Rf4ft of
3dó 4. Pe6f Rf4ft- c. 2alD
3. Rgó, Kdó (hiermee vermijdt zwart het
mat door Rf6t, Pe7) 4. Pe7f, Keó 5. Pg8,
Kdó, 6. Rf6. (Zwart moet wegens Pe7tt de
Dame offeren). 2fg6 3. Rh6, gf5,
4. Rg7f. Kdó 5. gfó Kc6 6. h4, Kd7 7. hö,
Ke7 8. h6, Kf7 9. Ral, Kg8 10. f6 en wint.
Partijstand no. 3.
a b c d t h
Miese6, die hier wit had, maakte een
combinatie die hem in vijf zetten de winst
bracht,
Aan de Dammers?
In de vorige rubriek gaven wij ter op
lossing probleem 1641 (A. Roos, Alkmaar)
S t a r. d.
Zk 13 sch. op: 5, 9/13, 15, 17, 19, 21, 30,
00.
.,W- 11 sch- op: 20, 22, 24, 28, 32, 33, 41,
43, 45, 46.
Oplossing.
1. 42—37
1.
36 47
2, 46—41
2.
47 18
3. 28—22
3.
18 28
4. 32: 3
4.
36 19
5. 3—14
5.
15 :24
6. 14 33!
Combinaties.
Als in den volgenden stand:
^8
Zw. 6 sch. op: 12, 13, 14, 16, 22, 25.
W. 6 sch. op: 15, 23, 29, 33, 40, 49.
Wit 4034 speelt, mag zwart niet laten
volgen 1319? want dan zou wit verder
spelen:
2. 34—30 2. 19 39
3. 1510 3. 25:23
4. 10 8 en wint.
In de positie op het tweede diagram ge
geven
■BH. wMow.
üh
Zw. 11 sch. op: 6, 9, 10, 11, 13, 14, 17,
18. 19, 24, 35.
W. 11 sch. op: 27, 30, 32, 33, 34, 38, 39,
40, 42, 44, 45.
heeft zwart een ongunstige schijf °P 35
want wit speelt 3329 (zw. 24 33), wit
39 28 (zw 35 :24), wit 27-22 (zw. 18 27)
en wit 32 12 waardoor wit een winststand
heeft bereikt.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1542 van Gallo (Fr.)
Zw. 9 sch. op 7, 12, 17, 18, 19, 23, 25,
26, 37.
W. 8 sch. op: 31, 33, 40, 42, 43, 44, 47, 48.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Onze Tweede Mei-Opgave.
Een lettergreep-puzzie.
De 28 bedoelde woorden waren:
1. bijzonderheid
2. profiel
3. voorschot
4. ongeveer
5. predestinatie
6. stelkunde
7. kregelig
8. tentamen
9. gevaarte
10. garnituur
11. krielkip
12. preekstoel
13. fantoom
14. onderdaan
15. tegenvaller
16. zeevaarder
17. strandhoed
18. privilege
19. meerkol
20. levenspad
21. present
22. genoegen
23. hakenkruis
24. provoost
25. fantastisch
26. motorboot
27. zestien
28. Rotterdam
De zin op de derde en zevende verticale
ry luidt:
Zoo ge een vriend gerieven kont
Stel het niet uit, maar help terstond!
Een puzzle door velen met genoegen op
gelost.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der Mei
serie).
Hoe oud zijn Jan en Piet?
Was Jan driemaal zoo oud als hy over
vijf jaar zal zijn, dan was hij even oud als
Piet zal zijn als hij 13)4 maal zoo oud is
als hy voor 15 jaar was.
Hoe oud zijn Jan en Piet thans als zij één
jaar in leeftijd verschillen?
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig
mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 27 Mei
12 uur aan den Puzzle Redacteur van de
Alkmaarschc Courant.
HENKIE'S TOVENAAR
door
B. JOUKE.
Het huis. naast Henkie's huis, was weer
bewoond. Het had een lange tijd leegge-
staan, maar nu woonde er een oude heer
met een grijze baard in. Toen Henkie de
oude heer op zekere dag tegen kwam, zei
deze: „Zo dreumes, jij bent myn buurman
nietwaar?" Maar Henkie was hem voorbij-
gestapt. Zijn hoofdje in zyn nek en zijn
handjes in zijn broekzakken. Wat verbeelde
die man zich wel? Als je zes jaar bent, ben
je toch geen dreumes meer?
Maar de vriendelijke grijze man had hem
lachend nagekeken. ..Leuk jog, die koos ook
eieren voor zijn geld".
„Ja Henkie, speel maar wat met je bal of
je blokken, als het zo regent kan je niet
naar buiten", zei moeder de volgende dag.
Henkie pruilde eerst nog wat, maar sleepte
dan een stapel prenteboeken uit de speel
goedkast. Weldra was hy verdiept in een
verhaaltje uit zijn sprookjesboek. Het heette
„De machtige tovenaar". Die machtige tove
naar moest allemaal wormen hebben. Grote
dikke regenwormen uit de tuin. Als hij die
niet iedere dag kreeg, werd hy kwaad, want
dan kon hy verder niets eten. De tovenaar
at alleen wormen. Henkie rilde ervan toen
hy het las.
Ja Henkie kon al lezen, al ging hij nog
niet naar school. Moeder had hem er mee
geholpen, zodat hij nu, al ging het ook heel
gebrekkig, zijn boeken lezen kon. Langzaam
sloeg Henkie de bladzij om, en toen
Verschrikt staarde hij naar het plaatje van
de tovenaar op de andere bladzij. Het was
precies zijn nieuwe buurman. Het angst
zweet brak Henkie uit. Hij had hem niet
goedendag gezegd. Wat zou de tovenaar wel
van hem denken? Moeder had Henkie al zo
vaak gezegd, dat er geen tovenaars be
stonden.
Maar als Henkie eenmaal in zijn sprook
jesboek gelezen had, speelde hy met de
buurkinderen de hele dag betoverde prins
of heks. Langzaam schoof Henkie het boek
van zich af. Hij had een rimpel in zijn
voorhoofd getrokken, en dat betekende dat
hy diep nadacht.
Dienzelfde middag was Henkie met zijn
vriendjes in de tuin aan 't graven.
De twee meisjes Miepie en Joke hielden
de wacht bij het emmertje, ,'k Heb er weer
een", zei Jan, en liet een dikke regenworm
in het emmertje vallen. „We hebben er al
twintig", zei Joke in het emmertje kijkend.
„Nu zal de tovenaar vanavond kunnen eten".
Een half uur later stapte het zestal naar
het buurhuis. Henkie voorop met het
emmertje wormen. Achter hem aan
kwamen Ped, Jan, Eddie, Miep en Joke.
De buurman deed zelf open. „Wel wel",
zei hij, „komen jullie me allemaal een be
zoek brengen? Dat's aardig. Kom maar
binnen".
Maar Henkie schudde van nee. Hij reikte
het emmertje over, en zei. „Mag ik het mis
schien weer terug 'hebben als het leeg is".
Met een verwonderd gezicht staarde de
grijze meneer naar de wormen in het em
mertje, en Jan zei vlug: „Voor U om op te
eten". De buurman keek nog verbaasder.
„Meenden de kinderen dat nu, of maakten
ze een grapje?" „Kom er maar eens in, zei
hij, en vertel me eens precies wat dat alle
maal is". Toen Henkie in een gemakkelijke
stoel zat, vertelde hij de oude heer precies
alles wat hij gelezen en gedaan had. Toen
lachte de buurman hartelijk. Hij nam een
trommel met koekjes uit de kast, en pre
senteerde de kinderen er ieder twee.
„Maar jongens, jullie begrijpen toch wel
dat er geen tovenaars bestaan?"
„Tja, maar je kon toch nooit weten hè',
zei Henkie wijs.
RAADSELS.
1. Verborgen boomen.
Toen ik aan de deur kwam, was Pa reeds
vertrokken.
Met vriendelijkheid bereikt men meer
dan met boosheid.
Mina zette op de kast anjers van papier.
De blinde man had zijn pet op de straat
gelegd, maar slechts weinig voorbij
gangers gooiden er iets in.
Somber keek de zwerver door de ruiten
van de herberg naar binnen.
Arie probeerde tevergeefs zijn hond
kunstjes te leeren.
2. Een ezel stond op een weiland, dat aan
alle kanten door water omgeven was,
waarover aan de voorkant een brug
was gelegd.
Als die brug nu eens weg was, hoe zou
die ezel dan van dat weiland moeten
komen?
3. Neem uit elke zin een woord en zet
die woorden achter elkaar. Dan komt
er een bekend spreekwoord te voor
schijn.
Kees en Dirk hadden een fietstocht ge
maakt en hadden reusachtige dorst en
honger toen zij thuis kwamen.
Het mannetje, dat op een stokje steunt
is al heel oud.
„Wat is de soep vandaag weer aange
brand", zei het brutale jongetje tegen
zijn moeder.
„Het zal 't beste zijn, dat jij vanavond
maar eens vroeg naar bed gaat", ant
woordde de moeder.
De vader van Jan is schoenmaker en
die van Piet is kok in een hotel.
DE OPLOSSINGEN.
De oplossingen van de raadsels uit ons
vorig nummer zijn:
1. k
olm
spits
bankier
landschap
knuppel
kraai
lam
n
2. Rust roest.
3. Kanarievogel.
door
W. HAGENS.
Niemand kon later meer zeggen, wie het
vuur het eerst ontdekt had, maar toen men
het zag, leek het of het al te laat was, want
de vlammen sloegen metershoog uit het dak
van de Beukenhof.
Er woonden hoogstens tweehonderd men
sen in het kleine plaatsje Bergensdal, maar
nu scheen het alsof er honderden mensen
op de weg liepen. Het hele dorp was op de
been. Niemand wist meer van wie hij het
gehoord had, als een donderslag ging het
bericht door het dorp, dat de Beukenhof in
brand sfond. De wind was heel ongunstig
en het gevaar was groot, dat de over
springende vonken ook de boerderijen in de
omtrek in brand zouden steken.
De Beukenhof was een van de grootste
boerderijen uit de hele streek, het geluid
van het angstige vee in de stallen werd bij
na door het geknetter van de vlammen
overstemd. Er waren maar weinigen die de
moed hadden om de vuurzee te naderen.
Maar ieder begreep, dat het leed niet te
overzien zou zijn, als het vuur zich ook tot
de stallen zou uitbreiden. Op het ogenblik
brandde alleen nog het woonhuis, maar hoe
lang zou het nog duren voor de hooischu
ren, de stallen en dan ook de aangrenzen
de boerderijen in vlammen zouden staan?
Het ergste van alles was, dat er geen
brandweer in het dorp was. Er waren wel
veel mannen, dïe wisten hoe ze een brand
moesten blussen, maar wat kon je met al je
goede wil doen, als het allernoodzakelijkste,
de brandslangen, ontbrak?
Maar toen kwam Hans Grotenbeek, de
jonge onderwijzer erbij. HÜ had 24 jongens
in zijn klas en in een ommezientje had hy
19 van die jongens verzameld en gaf hen
zijn instructies.
„Luister allemaal goed! Niemand doet
iets op zijn eigen houtje! We zullen probe
ren dit vuur te blussen voor het zich ver
der uitbreidt, maar dan moeten jullie pre
cies doen wat ik zeg. En niemand mag
weglopen, hebben jullie dat allemaal goed
begrepen?" En daarna zei hij precies wat
ze doen moesten.
De jongens liepen allen weg en een paar
minuten later kwamen ze terug, ieder met
twee emmers in hun handen. Wat nu volg
de, gebeurde allemaal zoo vlug en toch zo
rustig, dat het leek alsof ze het al heel
dikwijls met zijn allen geoefend hadden.
Hans Grotenbeek stelde de jongens in een
lange rij achter elkaar op, nadat ze eerst
allemaal hun mmers bij de beek, die onge
veer 50 meter verder was, hadden neerge
legd. Degene, die het dichtst bij de beek
stond, vulde alle emmers achter elkaar door
en gaf ze meteen door aan den jongen, die
naast hem stond, die ze weer aan de vol
genden doorgaf. Zo vormden ze een lange
keten en de emmers water kwamen achter
elkaar allemaal bij de brandende boerderij
aan. De mannen, die eerst hadden gekeken
en nog niet goed begrepen wat er gebeurde,
bgonnen nu ook te helpen. Ze pakten de
emmers aan en haalden ladders en nu ze za
gen, dat ze werkelijk het vuur zouden kun
nen blussen door allemaal mee te helpen,
naderden ze moedig het vuur en gooiden
emmer op emmer in de knetterende ^vlam
men. En na eenige tijd lukte het om 't ver
dergaan van het vuur tegen te houden. Het
huis brandde nog, maar er was geen ge
vaar meer, dat ook de schuren en de stal
len aangetast zouden worden.
Het was een fantastisch gezicht, de vlam
men, hoog oplaaiend in de donkere nacht
en de rossig verlichte gezichten van de
mensen eromheen. Een heel troepje meisjes
stonden dicht bij elkaar naar de brand te
kijken. Daar kwam Hans Grotenbeek naar
hen toe en zette hen ook aan het werk. Ze
moesten de emmers, die leeg waren weer
naar de beek terug brengen, zodat ze op
nieuw gevuld konden worden.
Iedereen werkte nu mee. Er was niemand
meer, die rustig stond te kijken en de an
deren het werk op liet knappen. Nog nooit
hadden ze vroeger zo sterk dat fijne gevoel
gehad van allen mee te helpen. De jongens
werden langzamerhand moe van het tillen
van de zware emmers, maar nimand dacht
aan moeheid.
Twee dappere mannen drongen toen bin
nen in het huis door en hakten met hun
bijl door de rook en de vlammen, om te
voorkomen, dat de balken brandend naar
beneden zouden storten. Van buiten werd
ook ononderbroken door gewerkt en de
hevigheid van het vuur werd minder en
minder.
Drie uur lang duurde het reddingswerk.
Drie uur lang werkten de jongens zonder
rusten door. Drie uur lang sleepten de
meisjes de lege emmers weer naar de oever
van de beek. En toen doofde het laatste
vonkje uit! De Beukenhof was gered! Al
het vee en het hooi en de andere boerde
rijen waren nu ook gered.
Langzamerhand was het lichter geworden
aan de horizon en nu lag de morgen grauw
en somber over het dorp. Er hingen dikke
wolken aan de hemel en het zou wel geen
erg mooie dag worden. Maar de vrolijke
liedjes, die de jongens zongen, toen ze langs
de dorpsstraat naar huis liepen, gaven ieder
toch een opgewekt gevoel na alle inspan
ning en angst van de afgelopen nacht.
„Vandaag nemen we vrijaf, jongens!" zei
de jonge onderwijzer.
„Gaan jullie maar allemaal gauw in bed
en slaap eens goed uit. We hebben het al
leen aan jullie te danken, dat de brand ge
blust is. We danken jullie allemaal harte
lijk!"
De jongens gingen vrolijk uit elkaar en
kropen vlug in hun bed. Ze merkten nu pas
hoe moe ze waren en weldra waren ze allen
diep in slaap. En ze hadden hun slaap wél
verdiend.
DE HARINGVLOTEN VAREN WEER UIT.
Nu is de tijd weer gekomen van de „Hol
landse nieuwe haring". Vorige jaren ging de
haringvloot eerder uit, maar dit jaar is hij
iets later. In de vissersplaatsen heerst altijd
een grote drukte tegen de tijd, dat de vloot
uitvaart. De netten moeten nagekeken
worden, de schepen moeten heel goed ge
ïnspecteerd worden, want er mag niets aan
kapot zyn. Op zee kunnen de vissers wel
kleine ongelukjes herstellen, maar er
mogen geen ernstige dingen gebeuren.
En als dan alles in orde is, vaart de vloot
uit. De vrouwen gaan mee met de boten
tot op het uiterste puntje van de haven
hoofden en zwaaien hun mannen en zonen
na, zo lang ze kunnen.
De vloot blijft ongeveer 4 weken uit, dik
wijls ook korter, 's Nachts worden de
„vleten" uitgezet en deze worden 's morgens
weer opgehaald.
De vangst wordt dan „gekaakt". Daarbij
worden de ingewanden van de haringen
weggehaald, maar de kuit en de hom blijft
zitten. Hierna worden de haringen gezouten
en in tonnen gelegd.
In ons land wordt veel haring gegeten,
maar er wordt ook een heel grote hoeveel
heid naar het buitenland uitgevoerd.