HH
n
m
m
k
1
mm
m
mm I
JUizzieuétiek
VOOR ONZE KINDEREN.
DE ZONSOPGANG
BUITEN KOKEN.
RAADSELS.
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
DERDE BLAD.
Geweigerd Damegambiet
Slavische verdediging
Wit Zwart
Reshevsky Vidmar
1. d2d4 d7d5
2. c2c4 c7c6
3. Pgl—f3 Pg8—f6
4. e2—e3 e7—e6
5. Rfl—d3
Meestal speelt men hier Pblc3.
5d5Xc4
6. Rd3Xc4 c6c5
De voorkeur verdiende 6. b7b5 Rf8
e7 en 00.
7. 00 a7a6
8. Pbl—c3 b7—b5
9. Rc4b3 Rc8—b7
10. Ddle2 Pb8c6?
Minder goed. Dd8—c7 en Pb8d7
verdienden de voorkeur.
11. Tfl—dl Dd8b6?
Zwart bergt zijn voornaamste figuur
op. Wat moet de Koningin op b6 doen?
Dc7 was veel beter.
12. d4d5!
Een stbrke iet, die wit open lijnen ver
schaft.
12e6Xd5
Zwart kan niet anders.
13. e3e4!
Stand na 13. e3—e4
abcdeigh
Wit krijgt voor zijn pior. alle open lijnen
en nu blijkt opeens noe slecht zwart staat.
13d5Xe4
14. Pc3Xe4 Pf6Xe4
15. De2Xe4f Rf8—e7
Indien 15. Pc6e7, dan 16. Pf3
e5! met matdreiging op f7. 16. c5c4.
17. Pe5Xc4! b5Xc4. 18. Rh3—a4f Rb7—c6.
19. Tdl—d6 en wint.
16. Rb3d5
Dit belet zwart de rokkade.
16. i Ta8d8
17. Rel—g5 Td8Xd5
Zwart is wel tot dit offer gedwongen,
hoewel het hem niet heel veel helpt.
18. TdlXd5 0—0
19. Td5dd7! Re7—d8
20. Tal—cl Rd8c7
21. De4—e3 Pc6—b8
22. Td7e7 Rb7Xf3
23. De3Xf3 h7—h6
24. Rg5—f4 Rc7d6
Dit verhaast het einde, maar zwart was
toch verloren.
25. Te7—b7 Db6—d8
26. Tel—dl.
En nu gaf zwart het op; er is geen
verdediging meer.
PARTIJSTAND No. 4.
Zwart aan zet, forceerde hier de winst
in enkele zetten.
1. Rc8h3f
2. Kg2Xg3 f7—f5
3. f3—f4 g5Xf4t
4. Kg3—f3 Rh3—g4t
5. Kf3—g2 f4—f3t
6. Kg2—fl Rg4—Rh3t
7. Kfl—el f3—f2f
8. Kei—dl Rh3—g4tt
[I Si
jH
jjp jj|
lp
SP 11
H
abc
d
e
t g h
Onze Vierde Mei-Opgave.
Welke namen?
De acht door ons bedoelde plaatsen
waren:
1. Lissabon
2. Hoogkarspel
3. Montevideo
4. Pekalongan
5. Middelharnis
6. Palembang
7. Huddersfield
8. Neufchatel
Velen wisten de juiste namen te vinden.
Naar aanleiding van de vorige puzzle
merken wij nog even op, dat de oplossing
Jan 40 jaar en Piet 25 jaar ook goed zou
zyn als niet gegeven was geweest dat Jan
en Piet één jaar in leeftijd verschillen.
Toekenning Mei-prijs.
Bij 't controleeren der lijst bleek dat de
Meiprijs a 2.50 is gewonnen door Mej. M.
Siezen, Emmastraat 105, met 133 p. en
4 goede Mei-oplossingen. Deze prijs is
vanaf Dinsdag bij onze Administratie af te
halen.
Stand der hoogstgeplaatsten volgende
rubriek.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 1 der Juni-
serie).
Letters en cijfers.
Wij geven de volgende eenvoudige som
in letters
ab x ede fehi
Was het cijfer der honderdtallen van
het antwoord een 5 geweest dan zouden
alle cijfers van het sommetje verschillend
zijn geweest.
Gevraagd wordt welke som is bedoeld.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig
mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 10 Juni
12 uur aan den Puzzle-Redacteur van de
Alkmaarsche Courant.
door
LIES HELGERS
Freek en Corrie logeerden in de vacantie
bij oom en tante in Gelderland. Ze vonden
het allebei heerlijk, want oom en tante
woonden helemaal buiten en ze woonden
zelf in een grote stad. En Jopie en Hans, het
nichtje en neefje, waren allebei even oud
als zij. Daarom konden ze altijd fijn met
elkaar spelen. Tante verzon elke dag een
ander spelletje of een ander tochtje. „Want",
had tante gezegd, „jullie moeten zo veel
mogelijk buiten zijn. Dat is zo gezond voor
jullie en het is hier buiten veel fijner dan in
de stad, waar bijna overal huizen staan.
Ze stonden 's morgens vroeg op en gingen
weer op tijd naar bed. Het duurde dan ook
niet lang of Coffie en Freek zagen eruit als
Holland's Welvaren, met bruine gezichten
en rode wangen en ze werden elke dag
dikker. „Jullie eten me de oren van het
hoofd!" lachte Tante. Ze schreven lange
brieven naar huis en vertelden hoe heerlijk
ze het hadden en hoe fijn het buiten was.
En nu had tante weer een nieuw plannetje
bedacht. Toen ze 's avonds aan tafel zaten
zei ze opeens: „Jongens, ik weet iets erg
leuks! We gaan vanavond allemaal om half
8 naar bed en dan staan we morgen om
half 5 op! Dan wandelen we naar de rand
van het bos en kijken, op het dorp uit. Jullie
zullen eens zien hoe fijn dat is. Hebben
jullie daar zin in?" Of ze daar zin in hadden!
Dat leek hun toch wel zo fijn! Corrie en
Freek hadden nog nooit de zon op zien
komen. In de stad komen de mensen er niet
zo gauw toe, omdat je dan altijd eerst zo'n
heel eind weg moet gaan, voot je buiten
bent en het kunt zien. Want je hebt er toch
niets aan, als je allemaal huizen voor je
ziet staan en daar komt dan eindelijk de zon
bovenuit.
Om half acht lagen ze alle vier in bed.
Jopie en Corrie, die samen op een kamer
sliepen, praatten nog even met elkaar, maar
toen zeiden ze: „Laten we nu maar gauw
gaan slapen, anders zijn we morgenochtend
veel te moe". En een kwartier later sliepen
ze vast.
Om half 5 de volgende morgen, ging de
deur open en kwam tante binnen. „Meisjes,
opstaan, het is half 5! We gaan zien hoe de
zon opgaat, zijn jullie dat vergeten? De jon
gens zijn al uit hun bed!" Jopie zuchtte eens
en zei: „Watwat is er? Meteen draaide
ze zich om en sliep weer door. Tante moest
er heus om lachen. Ze ging naar haar doch
tertje toe en zei: „Jopie, je wilt zeker niet
mee gaan met de anderen?" Meegaan, wat
meegaan?" vroeg Jopie, die nu half wakker
was. En toen ineens herinnerde ze het zich
en zat met één ruk recht overeind. Ze zouden
toch naar de rand van het bos gaan, hoe kon
ze dat nu vergeten! Corrie was ook wakker
geworden en keek met slaperige ogen naar
tante en Jopie. Maar toen herinnerde zij zich
ook, wat ze zouden gaan doen en ze sprong
vlug uit haar bed. „Hè, hè", lachte tante, „de
dames zijn wakker. Kleden jullie je nu maar
vlug aan, want we moeten gauw weg. anders
is de zon toch nog eerder op dan wij!" Nu
ze eenmaal goed wakker waren, praatten ze
vrolijk met elkaar. Ze waren zo opgewon
den, ze voelden zich niet eens moe. Buiten
was het al tamelijk licht. In de boom in de
tuin zaten een paar vogels en sjilpten zo
hard ze konden. Ze vonden het heel vroeg
in de morgen altijd nog zo fijn stil Maar
vanmorgen kwam er zo'n lawaai uit het huis
van de mensen, daar was zeker iets aan de
hand. Kijk, daar hing heus al eén van de
meisjes uit het raam. Wat warer. die van
morgen vroeg. Zouden de mensehen ook nog
eens verstandig worden en van de heerlijke
morgen genieten?
En werkelijk, een tijdje later ging de deur
open en kwamen ze allemaal naar buiten.
De mijnheer, de mevrouw, de twee meisjes
en de twee jongens. De vogels waren even
stil van verbazing. Maar toen floten ze nog
ééns zo vrolijk en knikten tegen elkaar,
omdat ze zo'n plezier hadden om de slaperige
gezichten van de mensen.
Oom en tante en de kinderen liepen in
tussen met een flinke stap naar het bos. Ze
moesten stevig doorlopen, want ze moesten
een heel eind door het bos voor ze bij de
rand kwamen, van waaruit je zo'n mooi uit
zicht had naar het dorp. Wat was het heerlijk
buiten! Zo rustig en stil. En wat waren de
vogels allemaal vroeg op. „Zouden die nu
altijd zo vroeg zijn, of ook alleen vandaag?"
vroeg Corrie aan tante. „Nee hoor, die zijn
altijd vroeg. Die weten wel hoe fijn het
's morgens in het bos is en ze willen elke
morgen de zon op zien gaan", antwoordde
tante.
„Kijk eens, kijk eens gauw, een hert!" riep
Freek opeens. En ja hoor, daar vloog een
prachtig lichtbruin hertje tussen de bomen
door. Het was zeker door hun Jcomst opge
schrikt, want het rende zo hard het kon. Ze
waren allemaal stil blijven staan en hielden
hun adem in. Toen het hertje achter de
bomen verdwenen was, begonnen ze pas
weer te praten. „Wat was het een mooi hert,
hè tante? Wat leuk, dat we dat nog net
gezien hebben". Ze praatten een tijdje lang
alleen nog over het hertje. Zou het erg van
hen geschrokken zijn? Maar nu had het
toch wel gezien, dat zij het geen kwaad
wilden doen.
En zo kwamen ze bij de rand van het bos.
Ze gingen naar de mooie open plek en
keken naar het dorp, dat nu in de verte
voor hen lag. De lucht was helemaal rood
gekleurd. Daar werd het lichter en ten
slotte grijzig. „De zon is al opgestaan, maar
hij komt nog niet te voorschijn", zei Hans
lachend.
Maar toen kwam de zon juist als een
gloeiende fonkelende bol boven de horizon
uit. Heel langzaam kwam zij hoger en zij
zond een wijde stralenkrans de lucht in. Het
leuk wel alsof het dorpje klein en stil tegen
de zon aanleunde. Wat was dat een prachtig
gezicht. En alsof de vogels daarop gewacht
hadden, zó luid en blij begonnen ze plotse
ling te zingen. Ze moesten hun liefste vriend
de zon toch ook groeten! Hoger en hoger
klom de zon en goot nu al haar stralen over
de aarde uit. Heel in de verte begon een
kerkklokje te luiden.
Ze stonden allemaal heel stil. Zo iets nad-
den ze nog nooit gezien. En toen de zon een
flink stuk boven de hoofden was gekomen,
draaiden ze zich eindelijk om en gingen
weer door het bos naar huis. Hun monden
stonden niet stil over alles wat ze gezien
hadden. Corrie vroeg of ze voortaan niet
elke dag konden gaan kijken, maar tante
zei: dat ze vast niet elke avond al om half 8
in hun bed wilden liggen en 's morgens om
half 5 opstaan. „Want", zei ze, „nu is het nog
zomer en mooi weer, maar als het kouder
wordt en er komen grauwe dagen, dan is
het lang niet zo fijn als vandaag!" „Maar
dan kunnen we de zon ook niet op zien
gaan, tante", zei Freek, „want dan houdt zij
de wolken voor haar gezicht!" Daar moesten
ze allemaal om lachen en in de beste
stemming liepen ze weer naar huis.
Corrie en Freek gingen direct een lange
brief naar vader en moeder schrijven en
vertelden hoe alles geweest was. Ook van
het hertje, dat ze gezien hadden.
's Middags gingen ze allemaal een beetje
rusten, omdat ze toch wel wat moe gewor
den waren van het vroege opstaan. Maar
tante zei, dat ze het misschien nog wel
eens zouden doen, voor Corrie en Freek
weer naar huis gingen.
Eigenlijk denken we er nooit aan, hoe
gemakkelijk het is en hoe we verwend zijn,
dat we, wanneer we ons eten willen koken,
alleen maar het gaskraantje open hoeven te
draaien of een paar houtjes en wat kolen
in het fornuis hoeven te legger, en dan aan
de gang kunnen gaan. We vinden dat alle
maal even vanzelfsprekend en kunnen ons
al niet anders meer voorstellen.
Maar als je bijvoorbeeld gaat kamperen
of ergens bent waar geen fornuis of kachel
is, of als je op reis bent en ergens op een
afgelegen plaats moet overnachten, dan
moet je wel zélf een vuurtje maken, als je
tenminste eten wilt krijgen. Hoe moet je
dat nu doen?
We moeten daarbij aan veel dingen den
ken. Van welke kant de wind komt, of er
niets in de buurt staat, dat in brand kan
vliegen, dus of we het vuurtje wel op de
geschikte plaats aanleggen en zo meer. Bo
vendien moet het niet al teveel moeite kos
ten om ons fornuis te maken.
Als er gelegenheid voor is, maken we het
„fornuis" het liefst op een operï veld, in
mul zand of tussen stenen. Wanneer dat
niet mogelijk is en we dicht bij een bos of
bij een schuur zijn, moeten we toch min
stens 40 meter daarvandaan blijven en
wanneer de bomen of de schuur zó staan,
dat de wind in hun richting blaast, moeten
we die afstand nog groter maken. We halen
alles wat brandbaar is uit de omgeving weg
en maken op die manier een brede open
plaats, waar we nu zonder gevaar ons vuur
kunnen aanleggen. Om die open plek heen,
graven we een greppeltje en leggen een
schepje of iets anders, dat daarvoor ge
schikt is, erbij, om wanner het nodig mocht
zijn, direct zand of aarde op het vuur te
kunnen gooien. Ook leggen we een paar
takken van een boom neer, om daarmee de
vonken te kunnen uitslaan. Als dat alles nu
in orde is, gaan we aan het eigenlijke „for
nuis" beginnen.
Als het maar voor een kort gebruik be
doeld is, is het voldoende om het vuur zo
aan te leggen, als op de twee eerste afbeel
dingen te zien is. Wanneer er grote steenen
of graszoden in de buurt te vinden zijn,
leggen we die zo bij elkaar, dat de pan
daarop rusten kan en er tussen een ruimte
open blijft om het vuurtje in te stoken. We
moeten erop letten, dat de wind by het
vuur kan. Een heel gemakkelijke manier is
ook om van drie stokken een stellage te
maken en aan een touw daar de pan aan
te hangen. We moeten zo nu en dan het
touw even nat maken om te zorgen, dat het
niet gaat schroeien.
Dit zijn wel de eenvoudigste manieren,
om een vuur aan te leggen. Maar wanneer
we langere tijd van ons fornius gebruik
willen maken, kunnen we beter een andere
manier toepassen. We maken dan in de
richting van de wind (dus zoals de pijl op
dc tekening staat) 2 walletjes van stenen.
(Zie afdb. 4). Deze walletjes moeten onge
veer 30 c.m. van elkaar af liggen. Aan bei
den kanten slaan we een stevige boomtak
in de grond, waar aan het einde een „vork"
aanzit. Hier overheen leggen we een stok
waaraan we nu verscheidene kookpotten
kunnen hangen.
En wanneer we gedurende lange tijd en
voor veel mensen moeten koken, is het het
beste om „kookgaten" te maken (afb. rechts
boven). Dat kost wel een beetje meer tijd,
maar ze blijven ook het langste goed en
zijn erg prettig om te gebruiken. We gra
ven eerst een platform van ongeveer 60 c.m.
hoogte en meer dan 1 meter breedte. De
lengte kan ieder het beste zelf bepalen en
hangt af van het aantal koogaten, dat we
maken willen.
In de zywand maken we nu gaten van
40 c.m. breedte, naar boven wijder uitlo
pend en van een meter lengte. Opzij van
die gaten, slaan we weer stokken met vor
ken in de grond en hangen daar weer een
stok aan, voor de potten. Van het zand of
de aarde, die we weggeschept hebben, ma
ken we achter de kookgaten een wal, zo dat
hy met den wind mee ligt (zie de pijl). Het
is meestal niet nodig, omdat het juist erg
goed is, als de wind helemaal door kan
trekken, maar als hy te sterk is, kunnen
de vlammen onder de pannen weggeslagen
worden en dan is het beter, een wal achter
de gaten te maken. Deze kookinrichting
heeft het grote voordeel, dat we er ver
scheidene dagen gebruik van kunnen ma
ken, tenminste als we een beetje voorzich
tig zyn en zo nu en dan de zijwanden ver
sterken.
Met één van deze vier „fornuizen" kun
nen we allen ons potje koken.
VERANDERINGEN OP DE KAART.
Als je eens op een heel nieuwe kaart kon
kyken, zou je zien, dat er veel veranderd
is nu Oostenrijk by Duitschland aangeslo
ten is.
Vroeger was de grootste Duitse rivier de
Oder (820 K.M. lang). De Donau liep toen
627 K.M. door Duits gebied. Nu is 350 K.M.
van de Donau erbij gekomen, zodat deze ri
vier nu de grootste in Duitsland is. Hy is
bijna 1000 K.M. met schepen bevaarbaar.
Zo waren vroeger de 2 grootste steden
van Duitsland, Berlyn en Hamburg. Ze
hebben beiden meer dan 1.000.000 inwoners.
Weenen, dat 1.878.000 inwoners telt, heeft
Hamburg nu van zijn plaatsje verdrongen
en is na Berlyn de grootste Duitse stad.
OPLOSSINGEN.
De oplossingen van de raadsels uit ons
vorig nummer zyn:
I. Molenaar, schoenmaker, barbier,
schilder, postbode.
II. Honger is de beste saus.
III. Verkeersagent.
Vul in:
1- X X X X Op de 1° ry de naam
X X X X van iets wat op
X X X X schepen en in ouder-
X X X X wetsche keukens
voorkomt.
Op de 2° ry een li
chaamsdeel van een
dier.
Op de 3° ry een wortel.
Op de 4° rij de naam
van iets lekkers.
Diagonaalsgewijs, van de linkerboven
hoek naar de rechteronderhoek en van
de rechterbovenhoek naar de linker
onderhoek vindt men dan de naam van
een huisdier.
HET GEBROKEN KOPJE
door
GATHA DEUGD.
Roosje was met haar Moeder by haar Oma
in Bloemdorp. Roosje kwam uit de stad en
daarom vond ze het natuurlijk heerlyk, als
ze in de zomervacantie naar het kleine dorp
kon gaan, waar Oma woonde. En Oma vond
het ook maar wat fijn, als haar kleindoch
tertje het dorp kwam opvrolijken. Die arma
Oma was ook zo alleen, sinds Grootpa ge
storven was en Lena, de oude meid, het
huishouden bestuurde. Elke dag was er weer
een nieuw pretje voor Roosje, zodat ze zich
nooit verveelde. Maar op een goede, of liever
een kwade dag, regende het en Roosje moest
thuis blijven. Dat was nu helemaal niet
naar de zin van de kleine meid en ze bleef
de hele dag met een boos gezichtje rond
lopen. En hoe Oma en Moesje ook hun best
deden, om Roosje op te vrolijken, het lukte
niet, want het meisje was zo boos, dat ze
iedereen afsnauwde, die wat tegen haar zei.
En natuurlijk moest dat verkeerd aflopen.
Luister maar, hoe dat gebeurde. Na het
middageten ging Roosje altijd een uurtje
rusten. Zo ook nu weer. Roosje trok naar
boven, maar door het kletteren van da
regen, duurde het een heel ty'dje, voor ze in
slaap viel, wat haar stemming al niet veel
beter maakte. Ze werd wakker, doordat
Oma voor haar bed stond met een kopje
dampende chocolade. Daar kwam Moeder
ook boven, om Roosje te helpen met aan
kleden. „Drink eerst je kopje chocolade
maar op", zei Oma, „maar denk er om, het is
heet". Roosje luisterde echter maar half en
daardoor kwam het, dat ze helemaal niet
aan Oma's raad dacht, toen ze het kopje op
nam. Ze bracht het naar haar mond en
proefde met haar lippen aan de chocolade
met het gevolg, dat ze haar lipjes brandde.
Met een gil smeet ze het kopje neer, zodat
het in stukken viel en alle chocola over de
dekens en haar nachtponnetje stroomde.
Ontsteld keken haar Moeder en Oma haar
aan. „Maar kindje", zei Oma zacht. Maar
Roosje wilde niet naar haar luisteren. „Dan
had U het ook maar niet zo heet moeten
maken", riep ze boos, maar dadelijk had ze
spy't van haar woorden, want Oma had zo
verdrietig gekeken. Roosje had echter geen
tijd meer, om nog wat te zeggen, want Oma
was de kamer al uitgegaan. Alleen Moeder
was nog by haar. Deze nam de spons en
bette daarmee voorzichtig alle chocola op.
Daarna ging ze naast het bed zitten en keek
haar dochtertje ernstig aan. Meende je dat
daarnet, Roosje?" vroeg ze zacht. Toen begon
Roosje hartstochtelijk te schreien. „Nee
Moeder, nee", riep ze snikkend en klemde
zich aan haar moeder vast. Ze kreeg een
flink standje en het einde was, dat Roosje
beloofde, Oma een nieuw kopje te geven.
Toen kleedde ze zich aan en ging, aan
Moeder's hand, naar beneden. Op de trap
vroeg Roosje schuchter: „Is Oma erg boos?"
„Dat moet je zelf maar zien, kindje, dat
weet ik niet", was het antwoord. Roosje's
hartje klopte in haar keel, toen ze de kamer
binnentrad. Oma zat in haar stoel, by het
raam. Eerst aarzelde Roosje even, maar toen
stapte ze dapper naar Oma toe en zei, een
beetje verlegen: „Oma, ik heb er spijt van,
dat ik Uw kopje gebroken heb en dat ik
brutaal was, en ik zal U een nieuw kopje
geven. Toen nam Oma het meisje in haar
armen en gaf haar een zoen. „Ik wist wel,
dat je het niet meende, hoor", zei ze harte
lijk, „maar dat kopje behoef je niet te
kopen, want zo erg was het niet". „Nu, dan
kom je er nog goed af, meisje", zei moeder
nu.
Verder werd er niet meer over het geval
gepraat. De verdere tijd van de vacantie
verliep prettig en toen Roosje weer naar
huis ging, beweerde ze, dat ze nog nooit
zo'n heerlijke vacantie had gehad.
2. sol ten stel ten ling ten da ten toon
Voeg deze lettergrepen zoo aan elkaar,
dat zij tesmen een woord vormen.
3. Verborgen bloemen.
De tuinman zet de plantjes onder glas
ter beverdering van de groei.
Nu kan je reeds voor een dubbeltje in de
bioscoop, riep de dikke portier tegen
de kinderen.
De bepantsering van dit oorlogsschip is
zeer zwaar.
Een fakir is een Indische toovenaar.
Frits: „Wat voer jy nü uit, Jan? Ga je
paardryden?"
Jan: „Welnee, maar myn moeder zei, dat
ik niet alleen mocht wandelen en toen heb
ik Bles maar even uit de wei gehaald om
met me mee te gaan!"