VORS COBRA Er ging. een week voorbij Het Werkloosheidsdebat geëindigd. PARLEMENT Twee moties van prof. van Gelderen verworpen. Werkverruiming met 60 millioen verhoogd. üeuilletoH hoofdstuk xxviii. QemeeHtecadeH. MEILOO Ja DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 4 JUNI 1938. J! In een ons toegezonden prospectus van het Grand Hotel des bains La Roche en Ardenne vinden wij de volgende mede- deeling: „Met lichte verhooging kan het ontbijt op de kamer van de gasten worden opge diend." Wij veronderstellen, dat de hiervoor in aanmerking komende gasten een tempera tuur van ongeveer 38 graden moeten hebben. „Costuum aangeboden met plus four, ongeveer 14 tot 15 jaar", lezen wij in de Beverw. Crt. Het is te hopen, dat het al die jaren In een motvrije kist heeft gelegen. Volgens het Zaansch Gemeenteblad zul len de Thuiszittende oudjes Woensdag 22 Juni een tocht naar de Vechtstreek maken. Als de oudjes zich daar ook thuis voelen behoeft er aan hun naam niets veranderd te worden. Een Canadeesche millionnair heeft een groot kapitaal bestemd voor de Ameri- kaansche vrouw, die tusschen 1926 en 1936 de meeste kinderen had gekregen. Zes vrouwen, elk met negen kinderen, betwistten elkaar den buit, maar van twee vrouwen waren een paar kinderen dood geboren. Volgens de Amerikaansche couranten is er nu een schikking getroffen. Wy veronderstellen, dat men de beide gedupeerden nog gelegenheid wil geven de anderen in te halen. Volgens de Enkh. Crt. is het hengsel- seizoen geopend door de hengelsportver- eeniging en heeft de voorzitter 'bij het vischwater in den Put een toespraak ge houden. Dit is de eerste hengelvereeniging, die dit jaar in den put zit. De Beverw. Crt. meldt, dat de politie een man zoekt, die op de openbare straat een kunstgebit heeft verloren. Wij vermoeden, dat de politie hem wel aan den tand zal voelen zonder dat hij er bij is. Volgens de Enkh. Crt zal men met Pmkster niet op reis mogen gaan zonder zijn familie met een drommedaristaart te verrassen. De verrassing doet ons een beetje vreemd aan. Het is net of de zetter een s. heeft vergeten. De Beverw. Crt. vraagt steun voor het Chr. Koor Soli Deo Gloria, dat, ondanks de groote Herv. en Gereformeerde bevol king van Velsen-Noord, het jioofd niet boven water kan houden. Wij kunnen ons begrijpen, dat het met het hoofd onder water heel lastig zingen moet wezen. Voor den kantonrechter uit Hoorn heeft mej. Dam uit Enkhuizen zich beklaagd, dat zij een grooten New Foundlander was tegen gekomen, die haar liefkozend wilde omhelzen met het gevolg, dat zij, geweldig overstuur, naar de politie was geloopen. En dan te bedenken, dat er in New Foundland duizenden vrouwen zijn, die haar geheele leven tevergeefs op zoo iets gehoopt en gewacht hebben. „Koopt Uw boeken bij Uw boekhande laar", lezen wij in het Zaansch Gemeente blad De 7000. Wij zijn dankbaar voor den goeden raad. Wij hadden juist een encyclopaedie bij onzen schoenmaker willen bestellen. Veertig dames van den Boerinnenbond in onze omgeving hebben een uitstapje naar Hilversum gemaakt waar de Avro- studio zou worden bezichtigd. Volgens het verslag werden de dames voor het bezoek aan de studio in twee deelen gesplitst. Wij v/eten nu waarom wij bij het aan zetten van onze radio een gillend geluid hebben opgevangen. Wij lezen in de Reclame Bazuin: „Te koop, 1 zeug met 15 biggen, had in 3 keer 46 biggen en een gecomb. Walemaker Schudder. Werkt schitterend." Inderdaad, een schitterend werkend var ken. Een volgenden keer zal de eigenaar waarschijnlijk met een dorschmachine ver blijd worden. (Van onzen parlementairen medewerker.) De interpellatie van prof. van Gelderen omtrent het beleid der regeering ten aan zien van de bestrijding van de zeer om vangrijke werkloosheid is gistermiddag ge ëindigd met de verwerping van twee door den interpellant ingediende moties, welke slechts de stemmen der soc-dem., de n.s.b., de communisten en de chr. democraten ver wierven. De katholieken schaarden zich aan de zijde der regeering, zoodat deze in het debat de meerdere is gebleven. Om nu maar dadelijk met deze moties te beginnen, welke tenslotte de resultante van het debat waren en waarvan de verwerping duidelijk de scheidingslijn tusschen meer derheid en minderheid in de Kamer weer geeft. De eerste vroeg, de werkzaamheden van het Werkfonds zoodanig te versnellen, dat het onmiddellijk te verwerken bedrag voor den eerstvolgenden tijd zou worden opgevoerd tot 150 millioen per twaalf maan den. Deze motie werd met 46 tegen 28 stem men verworpen. Vóór de stemming ver klaarde de heer Woudenberg (n.s.b.) dat zijn fractie, hoewel zij het met de strekking van de moties niet eens was, toch haar stem eraan zou geven, om haar afkeuring van het beleid der regeering te doen blijken; uit naam van de r.k.-fractie deelde ir. Bon- gaerts mede, dat de sociaal-democraten ten onrechte een tegenstelling hadden gecon strueerd tusschen het standpunt der fractie en dat der regeering en dat de katholieken hun stem aan de moties zouden onthouden. De tweede motie vroeg, uit het Werk fonds niet slechts voorschotten, maar ook bijdragen a fonds perdu aan de gemeenten te verstrekken (voor uitvoering van onder houdswerken e.d.) Deze werd in dezelfde stemmenverhouding verworpen. Dr. Colijn had beide moties afgewezen, verklarend, dat de regeering deze, zoo ze zouden worden aangenomen, toch niet zou uitvoeren. Z ij behoort de koorden van de beurs vast te houden en niet de Kamer. En hiermede hebben we tevens de strek king van de rede van den minister-president in tweeden termijn aangeduid, toen hij nader op het betoog van sociaal-democrati sche zijde inging. De minister ecarteerde dadelijk, in het begin van zijn dupliek, al een aantal onderwerpen, als niet in het ka der van het debat thuishoorend, en schoof de wenschen van de extremistische groe pen, communisten en nationaal-socialisten, ook ter zijde, omdat zij, volgens de sprekers zeiven, toch alleen maar vervulbaar zouden zijn in een geheel gewijzigde maatschappe lijke en politieke structuur. Wat nut heeft het dan nog verder te debateeren? vroeg dr. Colijn zich af. En dan waren er nog twee groepen in de Kamer met welke het eveneens zeer moei N««L bawerking 'dooi MARlt IDEBELMONTE Door MARK CHANNING 70) In voorloopige veiligheid. Terwiil Alam Khan met den top van zijn duim de punt van zijn dolk onderzocht, keek hij grauw van woede tusschen de pie ken haar door, die vol zand zaten en die hij niet eens meer de moeite nam van ach terover te werpen, naar zijn tegenstander. Diep en langzaam ademhalend, om het kloppen van z.jn hart te bedaren, sloeg Graq hem gade. De volgende oogenblikken zouden beslissend zijn, dat wist hü. Zij eenige kans was een nieuwe aanval in lagere regionen van dien kolossus. Hij moest zien den Cobra omver te werpen, vóór deze zijn dolk van boven naar bene den kon stooten: de bergbewoner is mees ter in het vak, indien hij volgens zijn me thode zijn dolk kan hanteeren, doch hij wordt links en onhandig, indien hij ge dwongen is zijn stoot van beneden naar boven toe te brengen. Op dit oogenblik lichtte de hemel in blauwachtig witte flikkering, terwijl oor- verdoovend dondergerommel boven de hoofden dreunde en heel het groote am- phitheater heen en weer slingerde als een schip in den storm. Groote vakken metsel werk, losgeraakt door de aardbeving, be gonnen van af de bovenste galerijën neer te storten op de luid schreeuwende toe schouwers op de lagere banken; met ge knal, dat leek op gebulder van het geschut, ontstonden diepe spleten in de muren. Er heerschte de grootste verwarring. Gray's eerste gedachte gold Diana. Voetje voor voetje liep hij achterwaarts naar haar toe zonder den vijand met, het mes in de hand ook maar één seconde uit het oog te verliezen: één oogenblik van onoplettend heid kon hem het leven kosten. De soldaten van de lijfwacht, die voor de bewaking moesten zorgen, waren wegge- loopen, de meesten hadden heil gezocht in de vlucht, enkelen vochten vergeefs tegen de andere acht gevangenen. Een beetje terzijde keken als gehypnoti seerd Diana en de Gurkha naar Gray en den Cobra; werktuigelijk veegde Limbu met een lap, onheilspellend rood gekleurd, het lemmet van zijn kukri af. Niemand sloeg acht op de wonderlijke personage, die, met de handen verborgen onder de oksels, met onzekeren pas zich alleen naar het midden van de arena begaf. Langzaam, den adem sissend tusschen de op elkaar gesloten tanden, kwam de Cobra vooruit. „Je hebt nog een kans, Oh Khan, om je hachje te redden!" riep Gray sarcastisch. „Dat zal ik doen, hond, zoodra ik dat van jou te pakken heb!" bulderde Alam Khan, wiens machtige stem boven het heidensch lawaai uitkwam. Bij deze woorden keerde plotseling de lijk debateeren is, omdat zij bij voorbaat al de bedoelingen der regeering, van christe lijk standpunt uit, disqualificeeren: de staat kundig gereformeerden en de christen democraten. Door aldus openlijk deze groe pen in dit debat „aan den dijk" te zetten, haalde de minister zich den toorn harer vertegenwoordigers op den hals, hetgeen bij de replieken duidelijk werd en trouwens ook bij interruptie reeds was gebleken. We zullen nu nog enkele punten uit de rede van den minister-president aanstippen: nieuwe toezeggingen heeft hij, gelijk te ver wachten was, niet gedaan, of het moest soms zijn, dat hij er uit alle macht naar streven zal om vroeger dan 1943 (gelijk in de bedoeling lag) met den aanleg van de zuidelijke polders in de voormalige Zuider zee te beginnen, er evenwel op wijzend, dat een tijdroovend onderzoek daaraan moet voorafgaan. Hij verzekerde mr. Oud dat hij naar fou ten in de steunregeling, hierop neerkomend, dat de hoogte van den steun in sommige gevallen het aanvaarden van werk zou be lemmeren, een onderzoek zou doen instel len. Aan de sprekers in het algemeen ver klaarde hij, dat de. regeering geen enkele aanbeveling met het oog op de werkverrui ming gedaan, zou /erwaarloozen. Cijfers van het aantal werkloozen, bedra gen omtrent het meerdere dat in 1938 zal worden verwerkt, werden alle door den minister gehandhaafd. Eveneens hield hij tegenover ir. Vos (s.d.) vol, dat de „aan- zwengelingspolitiek" van Amerika slechts tijdelijk de werkloosheid daar heeft ver minderd, terwijl de schuld met milliarden is toegenomen. Hij betwistte, dat de regee ring het aan de gemeenten onmogelijk zou hebben gemaakt meer openbare werken te laten uitvoeren. Hij toonde aan, dat in de financieel beste jaren voor de gemeenten (19281932) voor 99.6 millioen openbaar werd aanbesteed; na 1936, toen er een vleugje opleving kwam, werd voor 96 Y, millioen aanbesteed. De regeering heeft slechts ingegrepen, als de financiën van een gemeente dreigden in de war te loopen. De regeering is zich van den ernst van den huidigen toestand op de arbeidsmarkt volkomen bewust, maar zij moet er voor waarschuwen, dezen erger voor te stellen, dan noodig is. Een feit is het, dat de daling van het werkloosheidscijfer is vertraagd en zelfs ernstig vertraagd, maar toch is er nog daling, vergeleken met het vorige jaar. In de laatste twee jaren is het cijfer met 61.000 gedaald en zijn 70.000 nieuwe arbeidskrach ten door de bedrijven opgenomen. Eind April waren er 354.725 werkloozen, half Mei 347.178, welk cijfer 6000 lager is dan half Mei 1937. Kijken we nu eens naar Engeland, dan zien we dat daar in het af- geloopen jaar het werkloozenaantal met 300.000 is toegenomen. De minister wees erop, dat toch ook re kening moet worden gehouden met het aantal normale werkloozen, voor ons land van pl.m. 70.000 per jaar; gerekend naar den in Duitschland aangenomen maatstaf, waar nog 1 millioen werkloozen zijn vol gens de officieele cijfers, en de 38.000 on geschikte arbeiders in ons land in aanmer king genomen, moet er van het totaal aan tal werkloozen hier te lande 108.000 wor den afgetrokken. Wanneer er 75.000 in de werkverschaffing worden gebracht, gelijk is aangekondigd, dan moeten nog 165.000 man aan werk worden geholpen, op zich zelf een zeer aanzienlijk aantal, vooral wanneer men de moeilijkheden in het oog vat, welke moeten worden overwonnen, o.a. de voortgaande rationalisatie. Van sociaal-democratische zijde wordt gaarne Zweden aangehaald als het land, waar men door doeltreffende maatregelen de werkloosheid heeft overwonnen en waar de welvaart is teruggekeerd, maar, be toogde Z. E„ daar is van 1 Juli 1933 tot 1 Juli 1936 (na dien tijd heeft men de sta tistiek niet meer bijgehouden, omdat men het niet noodig vond) gemiddeld per jaar 62 millioen besteed voor openbare wer ken, tegen 72 millioen bij ons. De minis ter noemde de cijfers van den Zweedschen uitvoer van ijzererts op, welke van 1933 tot 1937 van 2.2 millioen ton tot 13.2 millioen ton opliepen, waaruit geconcludeerd kan worden, waaraan Zweden zijn welvaart te danken heeft. Bij de replieken merkte de heer van der Waerden (s.d.) op, dat dit cijfer nog maar 10 pet. vertegenwoordigde van den totalen Zweedschen uitvoer, in ant woord waarop dr. Colijn verklaarde, dat hij juist die ertscijfers had genomen, omdat zij zoo duidelijk den gelijkmatigen groei van den ertsexport aantoonden. Den financieelen kant van de zaak be kijkend, waaraan volgens de regeering door de Kamer te weinig aandacht was geschon ken, herinnerde hij eraan, dat van 1931 tot 1937 onze staatsschuld met 1124 millioen is toegenomen. Ons crediet is gelukkig nog zóó, dat we nog geld kunnen leenen, maar hoopen wij schuld op schuld, dan komen wij tot toestanden als in andere landen bestaan, hetgeen de regeering met kracht wil voor komen; onze staatsfinanciën mogen niet worden ontredderd, anders zou veel, wat wij met zorg hebben opgebouwd, verloren gaan. Door arbeidsspreiding zouden eenige voor deden kunnen worden bereikt; verdeelt men bijv. 1500 man in groepen van 500, die afwisselend werken, dan bereiken we al, dat geen van die groepen geheel werkloos is en dat de vakbekwaamheid blijft bewaard. Al zou de minister het persoonlijk ook zeer betreuren, hij hield rekening met de moge lijkheid, dat wij tegen import van afgewerk te producten strengere maatregelen zouden moeten nemen, ten bate van de eigen in dustrie. Wat de openbare werken betreft, her haalde hij, dat deze aanvullend moeten zijn; in de „schoktactiek" van den interpel lant had hij geen geloof. Wij kunnen het hier wel bij laten. Dr. Colijn herhaalde nog eens enkele opmer kingen, welke hij in eersten termijn had ge maakt, tenslotte met nadruk de invoering van een arbeidsdienstplicht voor de jeugd, in den vorm van een soort staatsopvoeding, als zijnde on-Nederlandsch, afwijzend. Aan de replieken namen, behalve de in terpellant, hoofdzakelijk de vertegenwoor digers der kleine partijen, bovengenoemd, die zich door dr. Colijn verongelijkt achten, deel! Incidentje. Een klein incident deed zich tusschen de heeren Bakker (c.h.) en van Houten (c.d.u.) voor. Het leidde zelfs tot een „persoonlijk feit", maar was niet van ernstigen aard. De heer Bakker beschuldigde er den heer van Houten van, dat hij een verandering van wezenlijke beteekenis in zijn stenogram had gemaakt en hij las, om dat te bewijzen, dit stenogram voor. Maar.«deze geachte afge vaardigde vergistte zich leelijk, doordat hij niet een afdruk van het stenogram, maar een doorslag van de getypte rede van den heer van Houten bij de stenografische in richting in ontvangst had genomen; en op dien doorslag had de chr. democraat een voor de regeering wat te scherp klinkende uitlating, vóórdat ze in de „Handelingen" zou worden opgenomen, verzacht. De heer van Houten verlangde excuses, aan welk verzoek de heer Bakker gaarne voldeed en daarmee was het incident uit de wereld. Omstreeks kwart voor vijven was de in terpellatie afgeloopen en had de stemming over de moties plaats. Het wetsontwerp ter verhooging van het crediet voor werkver ruiming met 60 millioen werd z. h. st. goed gekeurd. Woensdag komt de Kamer weer bijeen. Gisteravond kwam de raad dezer gemeente in voltallige zitting bijeen onder voorzitter schap m den burgemeester, jhr. N. v a n F o r e e s t. Twee ingekomen stukken (mededeelingen van Ged. Staten, behelzende goedkeuring van raadsleden tot grondverkoop en heffing van besmettelijke ziektegelden) werden voor kennisgeving aangenomen. Belooning parkwachter. De heer P. Keeman verzocht om verhoo ging van zijn belooning als parkwachter. B. en W. adviseerden tot afwijzende beschik king. De functie kan, zoo zeiden zij, slechts vervuld worden door iemand, die over vol doenden vrijen tijd beschikt en dien tijd nog eenigszins productief wil maken. Voor be waking van het gemeentebosch behoeft geen hooger bedrag dan 50 per jaar beschikbaar te worden gesteld. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. werd het verzoek afgewezen. Toelating leerlingen tot openbare lagere scholen te Alkmaar. Van het gemeentebestuur van Alkmaar was een voorstel ingekomen tot wijziging van de regeling voor toelating van leerlingen uit Heiloo tot de openbare lagere scholen te Alkmaar. Een aanvankelijk bij B. en W. gerezen be denking was door een ontvangen nadere toelichting weggenonten, zoodat zij tegen de voorgestelde regeling geen bezwaar hadden en voorstelden te besluiten tot het aangaan dier regeling. Aldus werd besloten. Aangaan van een geldleening. Ter dekking van uitgaven, gedaan voor het bouwrijp maken van de terreinen langs den Zeeweg, zal een geldleening dienen te worden gesloten tot een bedrag van f 60.000. Daarvoor is een offerte ontvangen, waarbij dat bedrag wordt aangeboden tegen een rente van 3 looptijd der leening 17 Jaar, koers 100 provisie 1/4 B. en W. stelden voor om die geldleening aan te gaan op deze voorwaarden. Conform besloten. Deposito-overeenkomst betreffende het G.E.B. De N.V. Bank voor Nederlandsche Ge meenten deelde mede, dat, evenals voor kasgeld der gemeente, voor kasgeld van het G.E.B., dat tijdelijk bij genoemde bank ia belegd, na 1 Januari 1938 voor saldi boven 10 van de gewone ontvangsten volgens de laatst goedgekeurde begrooting geen rente wordt vergoed zoolang het promesse-dis conto der Nederlandsche Bank 214 minder bedraagt. In verband hiermee stelden B. en W. voor om de noodige wijziging aan te brengen. Goedgekeurd. Gymnastiek onderwijs r.k. meisjes school. Het r.k. parochiaal kerkbestuur verzocht ten dienste van de meisjesschool op grond van artikel 72 der L.O.-wet 1920 gelden be schikbaar te willen stellen voor het aan schaffen van leermiddelen voor het geven van onderwijs in lichamelijke oefening en het huren van een gymnastieklokaal met terrein. Voor de leermiddelen is benoodigd een bedrag van 180, terwijl de huur van localiteit en terrein zal bedragen 250 per jaar. In verband met deze aanvrage hebben B. en W. de stichting van een centraal gym nastieklokaal overwogen, dat dienstbaar zou kunnen worden gemaakt aan het openbaar en aan het bijzonder onderwijs. Met het oog op de financiën meenden zij echter het voor stel tot het stichten van zulk een gebouw nog niet te moeten doen. Zij stelden nu voor het verzoek van het kerkbestuur in te willigen. Aldus werd besloten. Wijziging verordening heffing rioolbelasting. Door Ged. Staten werden een tweetal op merkingen gemaakt over de in de vorig® vergadering vastgestelde verordening tot heffing van een rioolbelasting. In artikel 1, lid 1, wilden zij de woorden „die belenden aan of binnen een afstand van vijftig meter gelegen zjjn" zien vervangen door „die belenden aan of in de onmiddel lijke nabijheid gelegen"; Artikel 9, lid twee, te vervangen door het volgende: „Indien in den loop van het belastingjaar het zakelijk recht op een perceel op een an der is overgegaan en de aanslag, opgelegd aan den in het eerste en tweede lid van art, 2 van deze verordening bedoelden genotheb bende, niet voor het volle bedrag is of kan worden ingevorderd, zal alsnog een aanslag kunnen worden opgelegd aan eerstbedoelden persoon voor den duur van zijn genot. In dat geval wordt met afwijking van het bepaalde in het eerste lid op den aanslag van den vorigen genothebbende ambtshalve onthef fing verleend voor het tijdvak, waarvoor de nieuwe genothebbende wordt aangeslagen". Tot het aanbrengen van deze wijziging werd besloten. Stroomlevering voor het riool- gemaal. Aangezien, de kosten van de stroomvoor ziening ten dienste van het rioolgemaal, in dien die stroom door het gemeentelijk elec- triciteits-bedrijf zou worden geleverd, hoo ger zouden zijn dan wanneer een z.g. groot verbruikerscontract met het P.E.N. zou wor den gesloten, hebben B. en W. met de direc tie van het P.E.N. over die stroomlevering onderhandeld en haar bereid gevonden den benoodigden stroom te leveren. Zij stelden voor om op de door het P.E.N. blinde Galbraith zich om. De magere ge daante scheen zich te vermannen, zijn gang werd vaster, vlug liep hij op den Cobra toe; zooals bij de meeste blinden waren zijn andere zintuigen scherper geworden en kon h(j terstond bepalen, waar zijn slachtoffer zich bevond. Op een drafje liep hij een paar meter voort en stortte zich daarop op den rug van Alam Khan, met zijn magere ar men het bloote bovenlijf omstrengelend. „Oh God zij geloofd!" 't Was een tri- umfkreet, die over de lippen van den blinde kwam. Met de wonderbaarlijke kracht, waarover sommigen van hen, wier geestelijke vermo gens gekrenkt zijn, beschikken, trok hij het kolossale lichaam van den Cobra naar zich toe en sloeg de tien kromme vlijmscherpe mesjes in de spieren van het onderlijf, waarop hij zijn handen steeds stevig druk kend naar boven haalde tot in het middel. Met een laatste krachtsinspanning wist de stervende Cobra zich te ontdoen van de wrekende, skeletachtige armen, die hem omvat hielden, en zich omkeerend, stootte hij op de beproefde manier der bergbewo ners zijn dolk in het hart van zijn aanran der. Toen Gray had gezien, dat Galbraith Alam Khan naderde, had hij terstond be grepen, wat gebeuren zou; doch het gezicht van die uitgemergelde, waggelende gedaan te met den mageren hals, die vooruitgestoo- ten werd, als moest hij probeeren den on- doordringbaren sluier der blindheid te doorboren, had hem aan den grond gena geld. Hij wist, dat de minste beweging, de geringste waarschuwing slechts het onver mijdelijke verhaasten en Galbraith die toch verloren was berooven zou van de wraak welke hij al zoo lang den hemel af smeekte. Hij liet de zaken maar op hun beloop: indien Diana en hij nog zouden vluchten, dan was het hoog tijd. Reeds kwamen bergbewoners, die op de onderste banken hadden gezeten, op hem los gestormd, waarbij ze over een groote breede kloof moesten springen welke zich even te voren in den bodem gevormd had. „Kom gauw, Di!" riep hij. Bij het lijk van Alam Khan bukte hij zich haastig en trok diens dolk uit het lichaam van den dooden Galbraith. „En nu vooruit naar de poort!" Opnieuw scheen de hemel hen genadig. De steeds toenemende schemer werd on heilspellende duisternis. Een hevige wind was opgestoken, opgezwaaid zand dwarrel de rond en het stof van de instortende mu ren hielp mee hen onzichtbaar te maken. Bij de poort keer Gray even om. „Khubberdas (pas op) Limbu", riep hij waarschuwend. Drie mannen van de vervolgers waren den Gurkha genaderd. Deze steeds harder loopend, beschreef een halven cirkel, deed een sprong, waabij hij zich omdraaide en vlak voor de vijanden kwam te staan. Een aureool van zilverig licht straalde om zijn voorhoofd. Eén voor één rolden de drie hoofden op den grond, met zoo'n vaste hand afgeslagen, dat ze vóór te vallen nog een oogenblik op den hals balanceer den. De sabel van een der krijgslieden, die het lemmet van den kukri raakte, vloog in stukken, op hetzelfde oogenblik, dat het hoofd van den eigenaar van den romp werd gescheiden. Diana voor zich uitduwend, stak Gray den dolk van den Cobra in de ceintuur van zijn vuile, gescheurde rijbroek. Hij vatte de tralies aan van één der zware hekken en met inspanning van al zijn krachten slaagde hij erin het te slui ten, waarbij het meteen gegrendeld was. Even later kwam Limbu bij hem en was het tweede hek dicht en op slot. „Volg me, sahib", hijgde de Gurkha, naar één van de vier gaanderijen toehollend, die bij den ingang samenkwamen. „Neen, niet daar door", riep Gray, zich den raad herinnerend, dien de waarschu wende stem hem evenals Diana had gege ven op het oogenblik, dat zij die rampza lige arena, die thans in volslagen duisternis gehuld was, binnen gingen. Oranjeachtige vlammetjes als pijlen flik kerden tusschen de tralies. Er werd op hen geschoten. „Ga op den grond liggen, Di", riep 'hü, zich tegen een klein ijzeren deurtje aan- werpend. Zijn bevende handen probeerden het te openen. Onder gewone omstandigheden zou het bijna ondoenlijk geweest zijn, om de voegen ervan te vinden, doch het was alsof twee slanke, koele handen de zijne leid den; terwijl hü als een razende draaide aan twee zeshoekige ijzeren knoppen, bad hü in stilte, dat de muur niet instorten zou; reeds hing het groote hek over: de aardbeving had een der pilaren gesloopt. „Gauw Di, vooruit!" riep hü, toen het deurtje terugweek. Hü had het laatste woord nog niet ge sproken, of ze was al bü hem. Maar de kleine Gurkha was nergens te zien. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9