TERSCHELLING EN DE KARIMATA. Bij den tachtigsten verjaar dag van Zweden's Koning. Koning Gustaaf alias Mr. G. DE AARDBEVING IN WEST EUROPA het blonk wel, maar goud was het niet. TWEEDE BLAD. SPORT EN TANDHEELKUNDE. Men schrijft ons van deskundige zijde: De medische sportkeuring is een instel ling, waarvan men reeds geruimen tijd het nut van voordeel, zoowel voor spelers en sportbeoefenaars, als voor wedstrijdorga nisatoren en publiek erkent. Daarom is het zoo opmerkelijk, dat juist onder sportbeoefenaren dikwijls zoo veel aan den mond ontbreekt. Vele van onze vooraanstaande voetballers bijvoorbeeld, die prachtig getrainde lichamen bezitten, heb ben een gebit dat, van tandheelkundig en gezondheidsstandpunt bezien, in volkomen verwaarloosden toestand verkeert. Menig tandarts zou daarvan krasse voorbeelden kunnen noemen. De leek is al gauw geneigd te vragen: maar wat doet het er toe, of doelman X een holle kies heeft of wielrenner Y nog maar vier kiezen over heeft, als X maar den bal uit het doel weet te houden, en Y zijn ron den maar in record-tijd weet te rijden Doch daar gaat het juist om: het ge schiedt veel meer dan het publiek wel be seft, dat een sportbeoefenaar teleurstelt. X was niet „in vorm" heet het dan. De waar heid is, dat hij zich niet geheel kon geven, omdat hij gekweld werd door kiespijn. Men versta goed: dit is geen betoog pour besoin de la cause; de feiten zijn daar om het te be wijzen. Een enkel sprekend voorbeeld zij daaraan aangehaald. Toen in Garmisch van 6 tot 16 Februari 1936 de Vierde Olympische winterspelen ge houden werden, heeft men in de Nederland- sche bladen het bericht kunnen lezen, dat de Nederlandsche schaatsenrijder X niet in conditie was, aangezien hij door hevige kiespijn gekweld werd. Een dergelijke mededeeling behoorde toch te denken te geven. Te meer daar men ge makkelijk uit andere takken van sport soortgelijke gevallen zou kunnen aanhalen. Nu mag men toch aannemen, dat de schaatsenrijders om nu bij dit concrete voorbeeld te blijven voor zulk een be langrijk sportevenement te voren medisch onderzocht waren, dat de medicus ook een blik in den mond geslagen had, en dat de kwestie van den ongedisponeerden schaat senrijder als een ongelukkig toeval moet worden beschouwd. Men moet veronder stellen, dat de bewuste sportsman met een gezond lichaam op reis is gegaan en als on derdeel van dat gezonde lichaam moet ook een gezond gebit gerekend worden. Tenminste, zoo behoort het te zijn. Men weet welke belangrijke bedragen ge moeid zijn met de voorbereidingen voor groote sportontmoetingen, met de reizen naar en het verblijf in het buitenland. De sportbeoefenaar verplicht zich daartegen over, om alles in het werk te stellen, om in een zoo goed mogelijke conditie te zijn. En daartoe behoort ook een „gesaneerd gebit'". Onder saneeren verstaat men, het in ge zonden toestand brengen van het gebit, zoo dat er geen gaten in de kiezen of tanden zijn, en zich geen wortels of resten van wor tels in den mond bevinden; verder dat de mond goed gereinigd is, van tandsteen ont daan en dat een behoorlijk kauwvermogen is hersteld. De waarde van het „saneeren" moet nog veel meer ingang vinden bij het Nederland sche volk, ook uit algemeen sociaal-hygië- nisch oogpunt. Het behoort bij de kleuters en schoolkinderen aan te vangen, en zich aldus uit te breiden tot allen, die prijs stel len op een zoo goed mogelijk functionnee- rend lichaam. Onder deze laatste categorie vallen in de eerste plaats de sportbeoefe naren. Het is voor den arts op een sportkeurings bureau niet gemakkelijk, dit vlug te consta- teeren. Het zou dus aanbeveling verdienen, de inspectie van het gebit aan den tandarts over te laten, die over de noodige routine beschikt en dien het slechts luttele minuten kost om den toestand van het gebit vast te stellen. Afkeuren op grond van een slecht gebit behoeft niet plaats te vinden. Immers de mond is gemakkelijker weer in gezonden staat te brengen dan vele andere organen van het menschelijk lichaam. Na het onder zoek van den tandarts, behoort dan een des kundig advies te volgen. Het opvolgen van dat advies hoeft geen belangrijke financiëele bezwaren mede te brengen. Er zijn tegen woordig mogelijkheden genoeg, om het gebit te doen behandelen. Ook voor lieden met een schrale beurs. Er ligt vaak iets tragisch over den verjaardag van een man op hoogen leef tijd. Hij moet dien dag sterker dan an ders terugdenken aan vroeger en aan de vele verwanten en vrienden, die reeds voor hem heengegaan zijn uit dit leven, hij bemerkt misschien, als kinderen en kleinkinderen komen om den gemakke lijk in zijn leunstoel gezeten grootvader te feliciteeren, aan woorden en gebaren, dat de huisdokter gewaarschuwd heeft voorzichtig te zijn en den ouden heer emoties te besparen, en wanneer de gla zen geheven worden zal hij vermoede lijk een beetje beangst beproeven of hij nog wel net als vroeger fier rechtop kan staan. Maar wanneer koning Gustaaf van Zwe den Donderdag den zestienden zijn tachtig- sten verjaardag viert, zal er feest zijn in heel het Zweedsche land, zal er een feest stemming heerschen, die niet door wee moedige gedachten over den hoogen ouder dom van den jarigen vorst gedempt wordt en zal de bejaarde oude heer gehuldigd en gevierd worden volgens een feestprogram, waarin waarlijk niets van 't blauwe potlood van een bezorgden lijfarts te bespeuren valt. Dinsdagavond woont de koning het groote jaarlijksche bal van de zeer voor name Aramant-orde bij, Woensdagavond is er een gala-soirée ten hove en als dan de klokken het middernachtelijk uur slaan, zal de kroonprins zijn vader toespreken om hem de eerste gelukwenschen van familie en volk op den tachtigsten verjaardag aan te bieden. Reeds om tien uur is er een door heel de koninklijke familie bij te wonen dankdienst in de Groote Kerk, om elf uur vindt in de Rijkszaal de officieele huldiging en de aanbieding van het nationale geschenk een fonds van circa zes millioen kronen voor de bestrijding van rheumatische ziek ten en kinderverlamming plaats, om kwart over twaalf vaart de koning in de staatsiesloep tusschen op 't Malarmeer para- deerende oorlogschepen en zeiljachten en motorbooten door naar het Stadhuis, om er met de vroede vaderen der hoofdstad te lunchen en daarna rydt hij door de versier de straten naar het Stadion om er de hulde van tienduizenden afgevaardigden uit alle deelen des lands in ontvangst te nemen. Van zessen tot zevenen is er vervolgens een groote parade van alle wapens, die met een veldgodsdienstoefening beëindigd wordt, om acht uur begint het gala-diner op het Slot en waarschijnlijk zal de jarige zich niet terug kunnen trekken voor tot besluit van dezen dag een grootsch vuurwerk schittert en bliksemt en kleurt en vonkt tegen den lichten hemel van den zomernacht. Op dezen verjaardag van den koning zal mr. G. geen gelegenheid hebben voor 't dagelijk- sche partijtje tennis. Wie koning Gustaaf van nabij kent, wie weet hoe nauwkeurig hij de politiek, de binnenlandsche en de internationale, volgt, hoe vol belangstelling hij is voor kunst, voor muziek, voor tooneel, voor antiquiteiten, wie hem kent als onvermoeibaar jager en geestdriftig tennisspeler, die kan zich moei lijk indenken, dat deze vitale oude heer nu tachtig inplaats van zestig of vijf-en-zestig wordt. Meer zou men hem werkelijk niet geven, waneer men hem zoo van dichtbij in zijn doen en laten kan gadeslaan, wanneer men den weliswaar niet meer jongen, maar toch vluggen en krachtigen tennisspeler mr. G. ziet achter het net of den tentoonstellin gen-openenden vorst, die niet binnen schrijdt maar bij voorkeur den stoep of de trap bij twee treden tegelijk neemt en zich den officiëelen rondgang alls haarfijn laat uitleggen, om, als iets hem bijzonder interes seert, na een dag of wat als gewoon bezoe ker terug te komen en de dingen nog eens op zijn gemak te bestudeeren. En de Zwe den mogen dat wel, zij zijn er trotsch op een koning te hebben, die landgenoot en vreem deling verbaast door zijn vitaliteit en die door een bekenden Noorschen arts uit een oogpunt van physiek het achtste wereldwon der genoemd werd. Maar het zijn toch niet Hierbij een kaartje hetwelk het gebied en verloop van de aardbeving van Zaterdag j.1. weergeeft. Om tot een goed geheel te komen, moes- tfev eerst de haarden der nabevingen bekend zij» Dtze waren van veel belang om te wetn hoe het karakter van de beving ver liep. Op ie kaart is weergegeven de hoofd- beving (dikke zwarte lyn) welke zich over gedeeltn van vyf landen uitstrekte. De vrij sterke bvingshaard-epicentrum bevond zich België tsschen Doornik en Kortryk, de zóne hievan is op de kaart te vinden. De nabeving bepaalde zich tot een gedeelte van Nederland en België, het epicentrum zou hiervan te Eecklo by Gent gelegen zijn. De laatste triller omvatte een kleine zóne in de provincie Henegouwen tusschen Oudenaerde en 's'-Gravenbrakel, deze ging met onderaardsch gerommel gepaard. De kaart geeft verder die plaatsen weer, waar men de beving gevoelde en waarover berichten zijn binnen gekomen bij het Koninklijk Meteorologisch Instituut te de Bilt en bij het Belgisch Koninklijk Obser vatorium te Ukkel. alleen en ook niet in de eerste plaats de sportieve eigenschappen van mr. G., die kening Gustaaf in hooge mate populair ge maakt hebben en hem de warme genegen heid van welhaast heel zijn volk hebben doen winnen. Koning Gustaaf heeft nooit naar popula riteit gestreefd. Hij wil, als hij door jachtge- luk erg in zijn schik is, een persfotograaf wel eens het genoegen doen, door een hek te kruipen om den met een „O.K., Majesteit" bedankenden man-met-de-lens een mooie foto te bezorgen en hij wil een enthousiast jongetje op de tennisbaan ook wel eens zijn handteekening geven als mr. G. of dat jon getje erg goed gespeeld heeft, maar een ge woonte maakt hij daar zeker niet van en als de persfotografen al zelden een vermanen den blik van hun koning krijgen zij vol gen hem immers uit hoofde van hun vak dan zijn er toch vele enthousiaste auto- grammen-verzamelende jongetjes, die met een kop als een boei hebben moeten consta- teeren, dat koning Gustaaf hun handteeke- ningenboekje zonder een woord te zeggen met een kort gebaar terugwees. Koning Gustaaf pleegt ook niet in de stad te wan delen, zooals zijn vader dat vaak deed, om te zien, hoe zijn goede onderdanen het maakten. Maar het is voor iemand, die ko ning Gustaaf maar eenigszins kent, ook on denkbaar, dat hij naar 't voorbeeld van zijn vader bij een huldebetooging een witter, zakdoek naar zijn geenszins betraande oogen zou brengen om de huldigende schare den indruk te geven, dat hij diep geroerd was. Koning Gustaaf poseert nimmer, houdt ook niet van uiterlijke pracht en praal. Daar is hij, met het gevoel voor vormen en tradi ties, dat hem door afkomst en milieu eigen is, te eenvoudig en te eerlijk voor. Hoe ernstig en nauwgezet hij zijn taak als koning opvat bleek enkele jaren geleden bij het vijfde eeuwfeest van den Rijksdag heel duidelijk uit een rede, waarin hij o.a. zeide, steeds getracht te hebben zijn leuze „Met het volk voor het vaderland" zijn richtsnoer te laten zijn bij al zijn handelingen. „In hoe verre ik daarin geslaagd ben" zei de koning verder, „zal eens de geschiedenis moeten be- oordeelen, maar ik kan u de verzekering geven, dat mijn bedoelingen steeds oprecht zijn geweest en dat ik in 't diepst mijns har ten steeds de eer, het geluk en de welvaart van Zweden boven alles gesteld heb". Herhaaldelijk hebben ministers, nu dezer dagen nog de sociaal-democratische premier Per Albin Hansson, ervan getuigd, dat de koning in de wekelijksche bijeenkomsten van den kroonraad en in de voorbereidende con ferenties met zijn ministers zich steeds een oudere vriend en raadgever toont, die zijn eigen opvattingen niet onder stoelen of ban ken steekt en wiens langdurige ervaring en groot inzicht de ministers zich vaak ten nut te hebben kunnen maken. Behalve in 1914, toen er zich in verband met het defensie- vraagstuk een constitutioneel conflict voor deed, is de samenwerking tusschen den ko ning en zijn constitutioneele raadgevers steeds zonder wrijving verloopen en dat dit zoo kon gaan, moet toegeschreven worden aan het feit, dat koning Gustaaf meegeleefd heeft met zijn tijd, steeds vol belangstelling en aandacht gevolgd heeft wat er zich in den lande en daarbuiten op verschillend gebied aan 't voltrekken was, aan de omstandigheid ook, dat hij, zooals minister Hansson het for muleert, in hoogere mate democraat van ka rakter dan van politieke opvatting is. Het zijn de eenvoud en de oprechtheid, het rechtvaardigheidsgevoel en het verantwoor delijkheidsbesef, de werklust en dan ook de jeugdige vitaliteit van den nu tachtigjarigen vorst, die hem niet alleen de achting, maar ook de hartelijke sympathie van talloozen in den lande hebben doen winnen, de goede karaktereigenschappen gepaard aan de phy- sieke eigenschappen. Het kan misschen ken merkend genoemd worden, dat het eerste gedenkboek, dat ter gelegenheid van 's ko- nings tachtigsten verjaardag verscheen, niet aan den constitutioneelen monarch maar aan mr. G. gewijd was, aan den koninklijken tennisspeler, die tusschen haakjes het vol gende jaar zijn zestigjarig jubileum als ac tief tennisspeler een ongetwijfeld uniek jubileum hoopt te vieren. Dat de koning ondanks zijn tachtig jaren steeds tijd en kracht weet te vinden voor conferenties, voor het bijwonen van plech tigheden, voor het bezoeken van tentoonstel lingen en schouwburgpremières, dat hij vaak wekenlang zoo bezet kan zijn, dat zijn veel jongere kamerheeren en adjudanten na een maand dienst soms een week rust moeten nemen, terwijl de oude koning in hetzelfde tempo doorgaat, dat hij daartoe in staat is schrijft hij zelf toe aan het feit, dat hij zich jong voelt en dat hij zich jong houdt door vroeg op te staan en matig te leven, den heelen dag in touw te zijn en geregeld te tennissen. Waarlijk, men moet zich ook wel jong voe len om op zijn tachtigsten verjaardag een feestprogramma af te kunnen werken als vastgesteld is voor den zestienden, den dag, dat uit heel dit hooge land, van de eenzame Lappenkampen in het Noorden tot de welva rende boerenhoeven in Schonen, gedachten van dankbaarheid en genegenheid naar den arigen koning gaan, dat het Zweedsche volk in Gustaaf V den democratischen monarch en vooral den goeden, grijzen landsvader, of waarom niet: den eeuwig jongen grootvader des lands, huldigt. (Van onzen bijzonderen medewerker.) West-Terschelling. Een bolle wind blaast over Terschel ling. Grijs en dreigend is het wolken dek en af en toe drupt de regen. Met spanning wacht men af wat de Kaïima- ta zal doen. Op het oogenblik ligt de molen werkloos, de Jacobsladder is op gehaald. Het werk ligt stil. Maar daar hoeft men niet zoo pessimistisch over ge stemd te worden als men in den beginne wellicht geneigd zou zijn. Immers, ook de molen is slechts een machinerie, die af en toe verzorgd moet worden. En ge ruststellend is de mededeeling van den molenbaas, die rapport komt uitbren gen: „De molen kan best windkracht ze ven verdragen", zoo zegt hij. De vondsten op de Karimata zijn nog ge ring geweest. Alleen heeft men even in spanning verkeerd toen men een geel blin kend voorwerp uit de zeeftrommel zag te voorschijn komen, maar dit was niet anders dan het welgeslaagde resultaat van een grapje, dat een der monteurs aan boord zich veroorloofd heeft. Immers, hij heeft een ko peren plaatje gepoetst en gewreven en onge merkt in een der bakken gestopt, die hun in houd uitstorten in de draaitrommel, waarin schelpen en zwaardere voorwerpen, na van het zand te zijn gescheiden, worden opge vangen in een goot, die onafgebroken wordt gecontroleerd door eenige arbeiders. Een opzichter raakte bij het zien van het blinken de gele voorwerp dusdanig in opwinding, dat hij in de goot sprong, in de stellige ver wachting verkeerend, dat goud gevonden was! Er staat een harde Noordwesten wind zoodanig, dat men zou verwachten, dat de stormbal geheschen werd maar de voor uitzichten zijn behoorlijk te noemen. De vuurtorenwachter op de Brandaris verklaar de, dat men geen storm behoefde te vree zen, want de visschers van Urk waren uitge varen. Dat schijnt dus in Terschelling een criterium voor al dan niet slecht weer te zijn. Heeft de expeditie, en trouwens alle vo rige expedities, zin voor het eiland? „Ja", zegt burgemeester Rijnders. „Zeker heeft de Lutine ons eiland veel voordeel be zorgd. Niet alleen door de menschen, die, hetzij uit nieuwsgierigheid, hetzij uit be roepsbezigheden, hierheen kwamen, maar ook door het feit, dat het werkloozenvraag- stuk op 't eiland door alles wat zich dank zij en in verband met de Lutine afspeelt, een oplossing heeft gevonden. De werkverschaf fing hebben wij stop kunnen zetten, omdat er niet voldoende menschen tot onze be schikking stonden. Een verheugend feit, al- zoo". Maar de burgemeester wist niet of Ter schelling er financieel nog wel bij varen zou, als de goudschat boven kwam. Nader wordt bericht, dat de A.V.R.O. zal komen voor het maken vqn reportage-opna men. Polygoon vertoeft hier reeds. Betref fende de werkzaamheden op de Lutine wordt opgemerkt, dat het werkschip de Volharding waarschijnlijk wijziging zal ondergaan. Voor de komst van de Karimata werd het gebruikt voor schelpenzuiger en om die werkzaamhe den te verrichten, waardoor de arbeid voor de Karimata verricht zou worden. Het ligt thans in de bedoeling de zuiginstallatie aan boord van de Volharding te verwijderen, waardoor het schip alleen voor sleepdiensten ten gebruike zal staan. De „Karimata" stopt tijdelijk het baggerwerk. Uit Terschelling wordt ons nog het vol gende gemeld: Het was gisteravond en ook vandaag in de omgeving der Terschelling- sche gronden vrij ongunstig weer. Reeds gisteravond was er een vrij sterke zeegang en om acht uur besloot de leider van de „Ka- rimata"-expeditie het werk voorloopig stop te zetten. Men besloot voor anker te gaan en de eb af te wachten. De „Karimata" werd een eind gesleept om uit de onmiddellijke nabijheid der gevaar lijke gronden te komen en beter weer in het diepere water af te wachten. Bij deze werk zaamheden is de nok van een ankerketting schijf gebroken, waardoor het anker onbruik baar werd. Echter behoeft dit geen nadeeli- gen invloed op de werkzaamheden te heb ben, aangezien de molen nu voor het reserve anker ligt. Aanvankelijk dacht men vanoch tend om zeven uur weer met draaien te kun nen beginnen. Dit viel echter tegen, omdat de zee nogal ruw bleef en het daarom een betere tactiek geoordeeld werd, rustig te blij ven waar men was. De kans, dat na één of twee uur draaien de molen weer versleept zou moeten worden, was groot en op deze wijze zou men toch niet kunnen opschieten. Het is echter ver wonderlijk, zoo rustig als de molen ligt, zelfs op een sterk deinende zee. In het begin waren de leiders van de ex peditie van meening, dat bij een ruwe zee de molen naar de reede gesleept zou moeten worden, omdat het bij het wrak te gevaarlijk zou zijn. De kans hierop is echter minimaal gebleken. Als er geen uitzonderlijk slecht weer komt, blijft de „Karimata" rustig waar zij is desnoods tot 15 September, den uitersten termijn, welke men voor het bag gerwerk heeft gesteld. Morgenochtend zal opnieuw beoordeeld worden hoe wind en zee zijn en dan zal be slist worden of de „Karimata" weer binnen het afgepeilde gebied gebracht zal kunnen worden. Nog steeds is men niet begonnen met het baggeren op de plaats, welke aange geven is als de plek, waar het Lutine- wrak zich moet bevinden. De molen is in de afgeloopen dagen bezig geweest een trapje te graven, een soort talud, dat geleidelijk naar beneden afloopt. Hierdoor bereikt men, dat het wrak op een plateau komt te liggen, aan de afgraving waarvan men nu binnen enkele dagen hoopt te beginnen. Tot heden heeft men op een diepte van 14 meter gebaggerd. Wanneer men echter aan het plateau gekomen zal zijn, en de zaken dan dus ernst beginnen te wor den, zal de molen tot ongeveer 20 meter in den zandbodem gaan. Wat tot op dit oogenblik opgehaald is, heeft met het eigenlijke baggerwerk weinig te maken. Het zijn in hoofdzaak voorwerpen, wel ke by vorige pogingen voornamelijk met zandzuigers niet naar boven zijn ge haald, aangezien de „Karimata" echter een aanzienlijk grooter rendement heeft bij het baggeren dan een zandzuiger, ha len de emmers thans alles op, wat de zandzuigers hebben achter gelaten. Vanavond stond er buitengaats een zware deining. De leider van de werkzaamheden, de heer Bol, besloot daarom de wacht welke vanavond afgelost zal worden aan boord van de „Karimata" te laten en geen nieuwe ploeg met een sleepboot en vlet te zenden. Er komen in de laatste dagen vrij veel be langstellenden naar Terschelling, dat voor de zooveelste maal de waarde van het Lutine- wrak in zijn nabijheid beseft. Of alle Ter- schellingers, ook zij, die bij het touristenver- keer betrokken zijn, de Billiton-maatschap- pij bij haar pogingen diep in hun hart een spoedig en oprecht succes toewenschen, be twijfelen wij. Terschelling 12.6.38 de „Karimata" zu'ocgt boven liet wrak der. „Lutine". De em mers komen boven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 8