llFFlYf A F stofzuigers f ort -
s
8
8
tBUmenland
Sxuilfetóu
Het eriquêtevoorstel-Wendelaar ontmoet
veel critiek.
rider de
aanwezigen
PARLEMENT
Sociaal- en Vrijzinnig-democraten willen liever
eerst een inlichtende nota.
Motie Albarda-Oud ingediend.
Felle brand te Veghel.
Schriftelijk beantwoorde
vragen.
Werkverschaffingtloonen.
HENGELO "n model, één prijs 1
Verkrijgbaar bij: HEUSEVELDT N.V., Langeatraat 24, 76, Achterstraat, Houttil, Alkmaar, Tel. 4170.
O
O
Verkeersongelukken
TWEEDE BLAÜ.
Gistermiddag heeft de Tweede Kamer
een aanvang gemaakt met de behandeling
van het voorstel van mr. Wendelaar tot
het houden van een enquête in verband
met de opdracht van den minister van
justitie tot ontneming van de opsporings
bevoegdheid aan de brigade Oss der Ko
ninklijke Marechaussee.
Vandaag is de behandeling voortgezet,
welke wellicht tengevolge van een motie
van de heeren Albarda en Oud een andere
wending zal krijgen. Maar zekerheid daar
omtrent bestaat niet; wel deze, dat er
voor het voorstel tot het houden van een
enquête geen meerderheid is. Of het lot
daarvan zou zijn verwerping of aanhou
ding viel gisteravond nog niet te zien. We
wisten alleen, dat de heer Wendelaar, na
het verdedigd te hebben als den eenigen
weg, welke de Kamer nog open stond, tot
intrekking niet bereid was.
Incident.
Dadelijk bij het begin van de discussie
ontstond een incident tusschen den heer
Rost van Tonningen (n.s.b.) en den voor
zitter. Deze afgevaardigde ging op feilen
toon te keer over de afwijzing van zijn in
terpellatie-verzoek eenige weken geleden,
waardoor hij meende dat een poging zij
nerzijds om een strafvervolging van den
minister van justitie uit te lokken wegens
„ambtsmisdrijf' was mislukt. In den loop
van dit gedeelte van zijn betoog ontving
hij eenige malen een vermaning van den
voorzitter om slechts parlementair toe
laatbare uitdrukkingen te bezigen en toen
hij den heer Wendelaar een spreekbuis
van „Joden en Jodenkinderen" noemde,
ontving hij de waarschuwing, dat hij niet
zoo kon doorgaan, daar hem anders het
woord zou worden ontnomen.
De heer Rost van Tonningen scheen den
ernst van deze waarschuwing niet in te
zien, want nog geen minuut later beschul
digde hij de commissie van rapporteurs
ervan, dat zij opzettelijk opmerkingen,
welke hij in de afdeelingen over den minis
ter van justitie had gemaakt uit het voor-
loopig verslag had „weggewerkt". Dit was
voor den voorzitter, mr. van Schaik, aan
leiding den spreker het woord te ontnemen
en hem vervolgens, toen hij ondanks en
dwars door het gehamer heen bleef „spre
ken", den toegang tot de vergadering voor
dien dag te ontzeggen! De verscherping
van het reglement van orde, waartoe de
Kamer eenige jaren geleden overging, heeft
nu haar kracht voor het eerst doen ge
voelen; vroeger moest de Kamer over een
voorstel van den voorzitter, om een lid den
toegang van één dag te ontzeggen, beraad
slagen, nu bezit de voorzitter alleen daar
toe de macht.
Teneinde de rust te doen weerkeeren en,
wellicht buitenstaanders het tooneel te
besparen, dat een lid weigerachtig bleef,
schorste de voorzitter de vergadering voor
den tijd van tien minuten.
De fractie-voorzitter der n.s.b., de heer
de Marchant et d'Ansembourg, las later
op den middag de rest van de rede van den
heer Rost van Tonningen voor, waarbij we
den indruk kregen, dat er in den tekst het
een en ander was gemitigeerd. In elk geval
was de toon heel wat bedaarder en gema
tigder zoodat de voorzitter in het geheel
niet behoefde in te grijpen en de heer
d'Ansembourg hetgeen hij op het nart had
rustig kon zeggen. En dat kwam hierop
neer, dat de n.s.b. in geen enkel parlemen
tair middel wil toestemmen om meer licht
te brengen in wat na de interpellatie-
Drop van 7 April duister bleek te zijn. Zij
wenscht een vervolging van den minister
van justitie en daarmee uit!
Een 2e interpellatie of een nota?
De heer de Geer (c.h.) achtte een tweede
interpellatie het beste middel om nadere
inlichtingen vah den minister te verkrijgen.
Hy achtte het staatsrechtelijk onjuist
om door middel van een enquête het beleid
van een minister te toetsen; daarvoor
staan de Kamer andere middelen open.
Men doet beter het overleg met den minis
ter voort te zetten en niet achter zijn rug
om zich tot derden te wenden. Zou een
nieuwe interpellatie geen licht geven dan
zou nog, tenslotte, naar het middel van de
enquête kunnen worden gegrepen. Als de
Kamer aan den minister een nieuwe nota
zou vragen, denkbeeld van ir. Albarda
(s.d.), zou deze pas na het zomerrecès,
dus in het najaar kunnen worden behan
deld. Daarom verdiende een tweede inter
pellatie, volgens den heer de Geer, de
voorkeur; deze zou nog vóór het recès
kunnen worden behandeld en dan zou het
meest verkieselijk zijn als de heer Wende
laar de interpellant was, aangezien hij op
het oogenblik 't best in de zaak is inge
werkt.
De heer van Maarseveen (r.k.) ver
klaarde dat zijn fractie een enquête even
min de juiste methode kon vinden om
nadere inlichtingen te verkrijgen, indien
men daaraan behoefte mocht hebben.
Tegen het aanvragen van een tweede
interpellatie had hij geen bezwaar, maar
hij zou eerst eens willen afwachten op den
afloop van de zaak, welke de overgeplaat
ste marechaussees bjj het ambtenarenge
recht aanhangig hebben gemaakt, waarbij
de meeste van de getuigen, die mr. Wen
delaar wil hoo en, zullen vóórkomen.
De heer Schouten (a.r.) sprekend na
mens zijn fractie, gaf te kennen, dat een
nota de meest wenscheiyke weg zou zijn,
maar dan zou het voorstel-Wendelaar
eerst moeten zijn ingetrokken of verwor
pen, om den schijn te vermijden, dat de
minister, uit vrees voor een enquête, gauw
met een nota voor den dag komt.
Inlichtingen door een nota.
Waren de voorafgaande sprekers in
meerdere of mindere mate tegenstanders
van een enquête, d- heeren Albarda (s.d.)
en Oud (v.d.) wezen haar niet a priori
af, maar zouden liever te voren een ander
middel willen beproeven. De heer Albarda
verdedigde het denkbeeld van een verzoek,
dat door de Kamer aan minister Goseling
zou worden gedaan, om in een nota nadere
inlichtingen te verstrekken. Daarover zou
een commissie van rapporteurs een ver
slag kunnen uitbrengen, waarna, zoo noo-
dig, nog opheldering aan den bewindsman
kon worden verzocht omtrent datgene, dat
onduidelijk was gebleven. Bevredigen de
gegeven inlichtingen de Kamer niet, dan
kan er voor een enquête aanleiding zijn.
Het betoog van mr. Oud (v.d.) bewoog
zich een heel eind in dezelfde richting. Hij
gevoelde ook het meest voor een nota, met
een enquête achter de hand. Hij legde er
den nadruk op, dat, evengoed als de meer
derheid bij een interpellatie-aanvrage van
een der kleine partijen een ruim stand
punt inneemt en deze, tenzij zakelijke re
denen er zich tegen verzetten, toestaat,
ook bij een enquête-voorstel van een min
derheid een toeschietelijke houding be
hoorde te worden aangenomen, en zulks in
het belang van het parlementaire stelsel.
Als de Kamer zich voor een nota uitsprak,
zou het debat over het voorstel-Wendelaar
kunnen worden geschorst.
De vertegenwoordigers der kleine groe
pen waren allen sterk voor een enquête,
uit de overweging dat een tweede inter
pellatie niet meer licht zal brengen dan
die van den heer Drop en aan een onpar
tijdig onderzoek op een veel breeder terrein
dan een interpellatie kan bestryken de
voorkeur moet worden gegeven. In dien
geest spraken de heeren Kersten (staatk.
geref.) die onder hilariteit der Kamer
beweerde dat anti-papistische gevoelens
hem in deze zaak niet dreven van
Houten (c.d.u.) en Wijnkoop (comm.)
Zoowel de heer van Houten als de heer
Kersten achtten het van belang dat uitge
maakt werd of in deze Oss'sche aange
legenheid kanoniek recht het Nederland-
sche recht heeft overheerscht.
Een motie-Albarda-Oud.
Nadat de heer Wendelaar zijn voorstel
uitvoerig had verdedigd en gehandhaafd,
diende de heer Albarda een mede door mr.
Oud onderteekende motie in, waarin de
minister van justitie wordt uitgenoodigd
over het onderwerp (dat de heer Wende
laar wilde doen onderzoeken) schriftelijke
inlichtingen aan de Kamer te verstrekken
en tevens over al datgene wat hij verder
van belang acht. Over die motie zou heden
worden beslist.
Rest ons nog ^e mededeeling dat de
Kamer inzake het adres van een groepje
oestervisschers uit Ierseke (om hoogere
reductie op de pachtsom dan 75 pet.) met
49 tegen 33 stemmen de zijde van den
minister heeft gekozen. De zaak blijft zoo
als ze was.
Drie boerderijen brandden tot den grond
toe af.
Gistermiddag heeft in den uithoek
Derpt te Veghel een felle brand gewoed,
waardoor drie boerderijen in de asch
zijn gelegd.
Het vuur is ontstaan in een hooimijt,
staande achter de boerderij van den land
bouwer M. de Mol De vlammen sloegen
weldra op de hoeve over en deelden zich
vervolgens mede aan de op meer dan dertig
meter afstand gelegen boerderijen, bewoond
door de landbouwersgezinnen J. van Assel-
donk en P. van Lieshout.
De plaatselijke brandweer verscheen
spoedig ter plaatse, doch kon wegens gebrek
aan water niets uitrichten. Zij moest lijdelijk
toezien hoe alle drie boerderijen een prooi
der vlammen werden.
De inboedels konden gedeeltelijk worden
gered. De oorzaak van den brand is ver
moedelijk het spelen met vuur door kin
deren.
De schade wordt door verzekering gedekt.
Op de vragen van den heer Hilgenga, be
treffende herziening van de basisuurloonen
der in de werkverschaffingen tewerkgestelde
arbeiders heeft de minister van Sociale
Zaken geantwoord, dat hy ter zake een on
derzoek laat instellen.
Mede aan de hand van het resultaat van
dit onderzoek zal de minister nagaan, of, als
gevolg van verhoogingen van de loonen in
het vrije bedrijf, herziening van loonnormen
bij de werkverschaffing verantwoord is.
Indien zulks het geval blijkt te zijn, zal tot
herziening worden overgegaan.
Donderdag 23 Juni.
HILVERSUM, 301,5 M. (AVRO-
uitz.) 8.Gr.pl. (8.30 Ber.) 10.
Morgenwijding. 10.15 Gr.pl. 10.30
Omroeporkest en solist. 11.Knip-
les. 11.30 Verv. concert. 12.30 En
semble Carel Alberts. 1.15 Orgel-
speL 1.30 Verv. van 12.30. 2.— Deel.
2.20 Kovacs Lajos' orkest, solisten
en gr.pl. 4.Voor zieken en thuis
zittenden. 4.30 Orgelspel. 4.50 Voor
de kinderen. 5.30 Het Kovacs Lajos'
orkest en gr.pl. 6.40 Sportpr. 7.
Kwartetconcert. 7.30 Gr.pl. 7.40 In
terview. 8.ANP-ber. 8.10 Het
koor „Sursum Corda", mmv. solis
ten. 9.05 Chansons met piano
begeleiding. 9.30 Het Omroeporkest
en solisten. 10.15 Gr.pl. 10.30 Verv.
concert. 11.ANP-ber., hierna tot
12.Gr.pl.
HILVERSUM, 1875 en 415,5 M.
(8.—9.15 en 11.—2.— KRO, de
NCRV van 10.—11.— en 2.—12.—
8—9.15 Gr.pl. (8.20 Ber.) 10— Gr.
pl. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gr.pL
11.30 Godsd. halfuur. 12.Ber.
12.15 KRO-orkest. (12.50—1.10 Gr.
pl.) 2.Handwerkuurtje. 3.
Gr.pl. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gr.pL
5.Cursus handenarbeid voor db
jeugd. 5.30 Het Apollokwintet. In
de pauze gr.pl. 7.Ber. 7.15 De
drie groote wereldconferenties van
dezen tijd. 7.458.Rep., even
tueel gr.pl. 8.05 ANP-, herh. SOS-
ber. 8.15 Gr.pL 8.30 Christ. Radio
koor. In de pauze gr.pl. 9.Rep.
9.30 /Verv. concert. In de pauze
gr.pl. 10.ANP-ber. 10.05 Amst.
Salonorkest. 10.45 Gymnastiekles.
11.Verv. concert. 11.30 Gr.pl. Ca.
11.5012.Schriftlezing.
DROITWICH, 1500 M. 12.05 Het
New English Strijkkwartet. 12.50
Radiotooneel. 1.20 Gr.pl. 1.502.20
Het John McArthur Kwintet. 3.10
3.30 Causerie: Off duty. 3.35 Orkest
van het Victoria-Hotel. 4.20 Voor
de vrouw. 4.35 Gr.pL 5.05 Sportrep.
5.30 Gr.pl. 6.20 Ber. 6.40 Boekbespr.
7.De BBC-zangers en solist. 7.45
B. Frankel's orkest en anderen.
8.35 Solistenconcert. 9.Transport,
causerie. 9.20 Ber. 9.40 BBC-
Theaterorkest. 10.20 Korte kerk
dienst. 10.40 Viool en piano. 11.15
Oscar Rabin en zijn Band en ande
ren. 11.5012.20 Dansmuziek (gr.
Pl.)
RADIO PARIS, 1648 M. 8.10—9.05
en 10.30 Gr.pl. 12.40 Cantrelle-
orkest. (1.50 Zang). 3.05 Zang. 3.20
Pianovoordr. 4.20 Zang. 8.35 Cello-
voordr. 8.50 Nat. Orkest mmv.
soliste. 10.5511.05 Gr.pl.
KEULEN, 456 M. 6.50 Gr.pl. 7.30
O. Fricke's orkest. 8.50 E. Börschel's
orkest en Omroepkoor. 10.20 Volks-
liederenconcert. 12.20 Rhein-Maini-
sche Landesorkest. 2.30 Populair
concert. 3.40 Pianovoordr. 4.20 Kur-
orkest Bad Oeynhausen. 6.30 Zang
en piano. 7.30 Omroepkleinorkest
en solist. 8.35 Sted. Orkest van
Keulen en het Gürzenichkoor. 10.35
Gr.pl. 10.50 Nedersaksen-orkest.
12.20—3.20 Omroeporkest, mmv. so
liste, koren en gr.pl.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
12.20 Gr.pL 12.50 en 1.30 Omroep
kleinorkest en gr.pl. 1.502.20 Gr.
pl. 5.20 Omroepkleinorkest en gra-
mofoonmuziek. 6.50 Gr.pL 7.23 Or
gelconcert. 8.20 Gr.pL 9.20 Omroep-
symph.-orkest en solist. 10.30—
11.20 Gr.pL 484 M.: 12.20 Gr.pL
12.50 en 1.30 Omroeporkest. 1.50
2.20, 5.20, 6.35 en 7.35 Gr.pL 8.20
Omroeporkest en gr.pl. (9.209.35
Causerie). 10.3011.20 Omroep-
dansorkest.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M.
7.30 Gr.pL 8.20 Radiotooneel met
muziek. 10.20 Ber. 10.40 Rep. 10.50
Fluit en harp. 11.05 Ber. 11.20 Ne
dersaksen-orkest. 12.202.20 Nacht
concert. (1.15—1.26 Tijdsein).
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Hilversum.
Lijn 3: Keulen 8.10.50, Parijs R.
10.50—11.20, Droitwich 11.20—11.40,
Parijs R. 11.4012.05, Radio PTT
Nord 12.05—12.20, Parijs R. 12.20
—13.20, Brussel VI. 13.20—14.20,
Keulen 14.20—15.20, Parijs Radio
15.20—15.35, Droitwich 15.35—16.20
Keulen 16.2017.20, Brussel VL
17.20—18.35, Brussel Fr. 18.35—
19.20, Keulen 19.2022.20, Brussel
VI. 22.20—22.35, Keulen 22.35—
24.—.
Lijn 4: Brussel VL 8.—9.20, Lu
xemburg 9.20—10.35, Lond. Reg.
10.35—13.20, Droitwich 13.20—14.20,
Lond. Reg. 14.2016.20, Droitwich
16.20—21.—, Brussel Fr. 21.—21.20,
Droitwich 21.2024.
Lijn 5: Diversen.
PLOTSELING DEN WEG
OVERGESTOKEN.
Kind doodgereden.
Gisteravond kwam een auto, bestuurd
door een dame uit St. Oedenrode over den
Boschdijk te Eindhoven, waar eenige kin
deren langs den weg speelden. Plotseling
stak het 3-jarig ventje van de familie B. den
weg over, waarby het door de auto werd
gegrepen.
De dame, die onder toezicht leerde auto
rijden, probeerde door naar links uit te halen
nog een aanrijding te voorkomen, doch dit
bleek niet te kunnen. Het kind werd tegen
de straat gesmakt en was op slag dood.
De autobestuurster treft geen schuld.
DOOR DE GOOISCHE TRAM
OVERREDEN.
Ongeluk met doodelijken afloop te Blaricum.
Gisteravond is op den Huizerweg te Blari
cum een ernstig ongeluk voorgevallen.
De heeren G. uit Blaricum en P. N. de B.
uit Laren kwamen per taxi by de woning
van den heer G. aan den Huizerweg aan.
De heer G. was reeds zijn woning binnen
gegaan, terwijl de heer de B. met den
chauffeur afrekende. Deze wilde daarna
eveneens naar binnen gaan, waartoe hij de
rails van de Gooische tram moest over
steken. Op dat oogenblik naderde juist de
motortram, weke om even voor half elf van
Huizen naar Blaricum vertrekt.
De heer de B., merkte den wagen niet op,
ondanks het feit, dat gelijk de taxi
chauffeur bevestigde de wagenvoerder
signalen gaf. De heer de B. werd vijftien
meter verder op het trottoir geslingerd,
waar hij met verbrijzeld hoofd bleef liggen.
De dood was terstond ingetreden.
De tram stond eerst 58 meter na de plaats
van het ongeluk stiL
Het slachtoffer was 33 jaar oud, gehuwd
en vader van twee kinderen.
NEDERLANDSCHE BOND VAN
PERSONEEL IN OVERHEIDSDIENST.
Het congres te Rotterdam.
Gisteren werd in de groote zaal van de
diergaarde te Rotterdam het 28ste congres
van den Nederlandschen bond van perso
neel in overheidsdienst, onder voorzitter
schap van den heer L. J. Bakker, voortge
zet.
Aan de orde van behandeling was het
financiel verslag over de jaren 1936 en
1937 waaruit bleek, dat het bondsvermogen
eind 1937 gestegen was met 1500.
Overeenkomstig het advies van het be
stuur is besloten de contributie op dezelfde
schaal als voorheen te handhaven. Het ge-
heele hoofdbestuur en de redacteur van
het bondsorgaan werden herkozen.
Het congres betoonde tevens zyn instem
ming met de voordracht van het hoofdbe
stuur tot aanwijzing van den bestuursraad,
waardoor alle 22 leden van de voordracht
in genoemden raad zitting nemen.
Pit het Engelsch rmn
ARTHUR somf.rs roche
Door Mr. P. D.
5)
Nu wist ik, dat dit „mijnheer Turner"
met opzettelijken nadruk was uitgespro
ken. Stel je voor, dat hy inderdaad ver
moedde, dat ik mijn waren naam niet had
genoemd.
„O, 2500", antwoordde ik opgewekt.
„Een boel geld", zei hij bedenkelijk.
„Van uw moeder, zei u?"
„Van mijn moeder", herhaalde ik.
Hij keek mij aan. Wat hy op mijn ge
zicht las, wist ik niet. Ik wist, dat ik niets
kon lezen in zijn duistere bruine oogen, dat
zyn donkere huid een masker had kunnen
zijn, slechts aangenomen om het uitdrukken
van bewogenheid te verbergen. Hij liep op
een brandkast toe, maakte die open, haalde
er een stapeltje bankbiljetten uit, en een
oogenblik later had hij een lommerbriefje
uitgeschreven en my het geld overhandigd.
Een half uur later had ik de contanten
hij mijn bank gedeponeerd, wist dus, dat
de chèque, die ik had afgegeven, naar be-
hooren zou worden gehonoreerd, en voelde
mij rustiger van gemoed dan in weken.
Ik was een dief. Maar ik heb altijd tot
een slag menschen behoord, dat feiten on
der oogen kan zien. Ik maakte het mij, by
het verrichten van mijn werk op het ef
fectenkantoor, er zelfs niet moeilijk mede
mijn vergrijp door een euphemisme te ver
zachten. Ik hield niet langer tegenover mij-
zelven vol, dat ik de parel had geleend. Ik
had ze gestolen, en hiermee basta.
Mocht ik toevallig op een vleug goed ge
luk stuiten en genoeg geld winnen, dan
zou ik de parel terugkoopen en aan haar
eigenares toesturen. Maar ik hield myzel-
ven niet langer voor den gek. Ik was een
dief.
Ik geloof, dat het de opluchting ^al zijn
geweest, voor ellende gespaard te zijn ge
bleven, die mij niet zoo erg deed lijden
om hetgeen ik had gedaan. Openbare on
genade voor een klein vergrijp zou zwaar
der te dragen zyn geweest dan mijn inner
lijke zorg voor een veel ernstiger vergrijp.
Tenminste, ik was eerlijk genoeg om dit te
beseffen. Men zou my in de gaten hebben
gehad, als ik het niet klaargespeeld had de
noodige fondsen op mijn bank te deponee-
ren, om de chèque te dekken. In deze aan
gelegenheid van ernstiger aard kon ik bij
menschen-mogelyk! cid niet worden ge
snapt. Zoo dacht ik in ieder geval achten
veertig uur lang.
Daarna, bezig my te kleeden om te gaan
dineeren op den tweeden avond, die op
mijn bezoek aan den pandjesman volgde,
vertelde mijn knecht mij, dat drie mannen
mij wenschten te spreken.
„Hoe heeten zij?", vroeg ik.
„Zij wilden hun namen niet zeggen, mijn
heer. Zy zeiden my u mede te deelen, dat
hun komst met uw moeder's parel verband
hield".
Terwijl hy sprak, was ik bezig met mijn
das te worstelen. Ik ging hiermede door,
bij het overdenken van mijn antwoord.
Vaak had ik mij afgevraagd, hoe ik wel een
ernstige en onverwachte crisis in mijn le
ven onder de oogen zou zien. Wel, dat wist
ik nu. Ik zou ze koel onder de oogen zien,
alhoewel de toestand hopeloos was.
„Vraag de heeren een oogenblik te wach
ten. Waar zijn zy?"
Mijn knecht kuchte verlegen.
„Zij zijn in de huiskamer, mijnheer.
Zijehdrongen mij op zijde. Een
eigenaardig slag menschen, mijnheer".
Ik lachte in mijn binnenste. Natuurlijk
waren zy dat. Detectives, stelde ik mij
voor, waren ruwe kwanten.
Uit de lade van mijn kleerenkast haalde
ik een revolver. Ik keek het wapen na en
constateerde, dat het goed bruikbaar was.
Dit was het slot. Want ik zou mij zeker niet
door detectives naar de gevangenis laten
sleepen, evenmin een proces tegemoet zien,
of gaan „zitten". Voor ontbering en schande
was ik bang, niet voor den dood.
Ik klemde het wapen in den rechterzak
van mijn smokingjas, hield het daar goed
vast, zorgde ervoor, dat ik den loop bin
nen de voering zoowel naar boven als naar
beneden kon richten, en ging de huiskamer
binnen.
„Heeren van de politie", sprak ik, „weest
welkom in mijn nederige woning".
Ik voelde die vreemde snaakschheid, die
zoo vaak met wanhoop hand in hand gaat.
„Ik denk", sprak ik, „dat u beneden een
gevangeniswagen hebt staan. Kunt u dien
terug sturen en in plaats daarvan een zie
kenwagen halen?"
Zeer rustig, niet in het minst gehaast,
stond een van de mannen op en sloot de
deur, die naar de hall openging. Hij was
te dik voor zijn ietwat flatterige kleeding;
zweetdruppeltjes parelden op zyn voor
hoofd, maar hy vertoonde in zijn spreken
geen spoor van nervositeit.
Hij wierp een blik naar de twee ande
ren en deze, rustig op de stoelen ge
zeten, wachtten, dat hy zou gaan spreken.
In de stilte, die op mijn vraag volgde, keek
ik naar hen. Een hunner was lang, wat
hoekig, met een grooten gebogen neus, en
stroeve lippen. Hij kan vijfen-dertig zijn
geweest. De tweede was in jaren dichter bij
den man, die de deur had dicht gedaan,
veertig, volgens mijn gissing, wasbleek, en
had de gelaatsuitdrukking van een geleerde.
Hij was als zijn beide kameraden duur,
maar wat te opzichtig gekleed, en alle drie
hadden lichte oogen, die met een waas
omfloerst waren, het zekerste teeken van
den desperado, dat ik ken.
„U gelooft dus, dat wij rechercheurs zyn,
he?" vroeg de eerste.
„Wat soms anders?" vroeg ik. Ik greep
mijn revolver vaster beet. Indien zy soms
van plan waren mij te overrompelen, zou
ik paraat zijn. Voordat zij een vinger naar
mij konden uitsteken, zou ik dood zyn.
„Wel, wy zouden van alles kunnen zijn",
zei hij. „Andy Hom, die daar" hij knikte
naar den man, die er zoo geleerd uitzag
„zou een professor kunnen zijn. Jimmy
Greco" en hy wees den hockigen man
aan „kon een professional bokser zyn»
of een renbaanman. Van my, Pots Slavini,
wordt beweerd, dat ik een Italiaansche te
nor zou kunnen zyn, of een spaghetti fa
brikant".
„En wat bent u dan?" vroeg ik.
„Een fielt", viel hy uit. „De grootste
fielt, dien je ooit bent tegengekomen,
jongeman".
„Fielt?" vroeg ik.
„Ja, fielt. Oplichter als jij", voegde
hy er aan toe.
Ik onderdrukte de vlam van toorn, die
zyn woorden in my hadden doen oplaaien.
Met een gevoel van misselykheid besefte
ik de waarheid. Ik was inderdaad zooals
hy.
„Maar wy zyn niet gekomen om de
dingen een naam te geven. Wy zyn geko
men om een transactie aan te gaan".
„Een transactie? Tenslotte herkreeg Ik
myn stem.
„Zeker. Al een tyd lang zyn Jimmy,
Andy en ik als de drie musketiers uit het
boek geweest. Alleen waren er daar in
werkelykheid vier, en jy bent nu de vierde,
dien we noodig hebben. Er is niets wat we
niet kunnen doen en niet gedaan is. Maar
om in de goede huizen te komen en te we
ten wie den fynen boel draagt, wel, myn-
heer Crandall, jy bent onze maat. Is dat
niet reusachtig?"
„Een groote eer", merkte ik droog op-
„Maar hoe komt u er by te denken, dat
ik begeer in relatie met u te komen?"
(Wordt vervolgd).