VOOR ONZE KINDEREN. RAADSELS. Onze Derde Juni-Opgave. Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. r^t DERDE BLAD. Combinaties. Er wordt zoo nu en dan nog wel eens gevraagd dnaar iets van den vroeger be kenden problemist Blijdenstein. Als histo rische bijzonderheid volgt hier een stand van dezen componist op probleemgebied. amt w4 -mm Zw. 5 sch. op: 9, 11, 14, 21, 23 en dam op 12. W. 7 sch. op: 20, 30, 38, 39, 40, 49, 50. Wit speelt: 1. 40—34 1. 14:25 2. 34—29 2. 23 32 (gedw. omdat op 25 32 volgt 29 38) 3. 50—44 3. 25 34 4. 44—39 4. 34 43 5. 49 18 Ook is gevraagd' naar het kleinst be kende eindspel van C. Blankenaar. Wij laten dit hier volgen: Zw. 1 sch. op 6 en dam op 1. W. 2 dammen op 49 en 50. Wit wint aldus: 1. 50—45 1. 6—11 2. 49—43 2. 1— 6 (gedw. wegens de dreiging 4334) 3. 43—16 3. 11—17 (op 6—1 volgt 16 7) 4. 1611! Zwart kan nu 61, 1722 of 17—21. op 61 volgt 11: 5-0 (zw. 16) en 451. op 1722 volgt 11 50 (zw. 61) en 506. op 1721 volgt 4550 en wit slaat den dam. Ter oplossing voor deze week: Probleem 1547 van Ed. Mélan (Fr.) Zw. 13 sch. op: 1, 5/9, 12, 13, 21, 24, 25, 26, 35. W. 11 sch. op: 15, 22, 23, 31, 32, 33 ,37, 39, 40, 42, 45. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Aardrijkskundige namen. De volgende elf namen waren bedoeld: Riethoven Harlingen Doetinchem Enkhuizen Uithuizen Zierikzee Ammerstol Staphorst Oldenzaal Eindhoven Weerdinge en uit de eerste letters is te vormen de naam: Hazerswoude. Onze Nieuwe Opgave. (No. 4 der Juni- serie). Letters toevoegen. Men vindt hieronder twee rijen woorden. Ak men aan elk woord uit de eerste rij «S tetter toevoeg en er «tan «n woord uit de tweede rij aan verbindt, krijgt men telkens een nieuw woord. Van de toegevoegde letters kan men den naam van een vogel vormen. Hoe luiden de nieuwe woorden en welke naam vormt ge van de toegevoegde letters. KAS AAL KO AS LOK DEUR MEN EVEN RIVIER EVER SCHIP GE STIL PORT ZEIL RUG Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 1 Juli 12 uur aan den Puzzle Redacteur van de Alkmaarsche Courant. VAN LANDLOPER TOT MILLIONNAIR. Dit verhaal begint net als een sprookje, maar het is allemaal echt gebeurd. Er was eens een jonge man, die Gilbert Labine heette. Hij leefde van bedelen, in zijn geboorteland Ottawa in Canada. Hij verzamelde krantenpapier en probeerde dat te verkoopen. 's Nachts sliep hij op een bank in het park. Maar eens op een nacht kwam er een bewaker' en ontdekte hem op de bank. Hij maakte hem wakker en joeg hem weg. Hij moest zelfs twee dagen in het politie bureau zitten. Toen hij weer vrijgelaten werd, zeiden ze: „Ga naar het land, daar kan je nog wel werk vinden. Je blijft an ders toch maar weer hier rond hangen". En zo trok Labine op weg. Hij ging naar het Noord-Westen, want hij had gehoord, dat het daar zo mooi was. Hij ging te voet, soms namen vriendelijke autorijders hem een eindje mee en zo bereikte hij na een half jaar een mooie plaats, bij een groot meer. Het was nu ijskoud en het sneeuwde aan één stuk door. De mensen waren hier alle maal erg aardig en elke nacht kreeg hij onderdak. Maar hij wilde niet altijd andere mensen tot last zijn en daarom ging hij weer op weg. Hij kwam een andere, oude zwerver tegen, Paul, en ze besloten om samen verder te gaan en alles met elkaar te delen. Ze hadden een moeilijke tijd. Het bleef erg koud en ze moesten meestal buiten overnachten. Op een nacht was het weer erg koud en toen Labine 's morgens wakker werd, kon hij niet meer zien. De kou had hem blind gemaakt. Paul stelde voor om zo gauw mogelijk verder te trekken, hij zou hem wel leiden en dan konden ze in de volgende stad naar een oogarts gaan, maar die stad was meer dan honderd mijl weg. Labine wilde het niet. Hij zei, dat hij niet langer wilde leven, als hij toch blind zou zijn en dat hij dan maar op die plaats zou sterven. Hij wilde zich niet verder inspan nen en zich naar de volgende stad voort slepen. Paul praatte en praatte, maar niets hielp. Hij begon al bang te worden, dat zijn vriend ook zijn verstand verloren had. Maar hij was vast besloten om hem niet in de steek te laten. Toen bleef hem dus niets anders over, dan in zijn eentje verder te lopen. Hij wilde hulp hebben, dat was het enige waar hij aan dacht. Gilbert Lawine bleef stil liggen en wachtte tot hij dood zou gaan. Hij zakte weg in een diepe slaap. Die nacht sneeuwde het weer erg en een zacht dek van de witte vlokken spreidde zich over hem uit. Heel lang lag de arme landloper daar onder de sneeuw. Toen hij eindelijk weer wakker werd, sloeg hij met zijn armen de sneeuw weg en toen ge beurde het wonder: hij kon weer zien! Hij dacht, dat het een droom was. Hij zag het eindeloze sneeuwveld en de stok, met de zakdoek van Paul eraan, die als richting aanwijzer moest dienen. Hij wreef zich eens goed in zijn ogen, maar het was werkelijk I waarhij kon weer zien! Zijn ledematen waren helemaal stijf en hij had een stekende pjjn in zijn rug. Hoe zou dat nu komen? Hij keek naar de grond en ja hoor, daar stak een grote steen omhoog. Het was een blauwachtig zwarte steen en hij had er met zijn rug op gelegen. De steen fonkelde en Labine dacht, dat het wel eens een erts kon zijn. Hij groef de steen uit en stak hem in zijn zak. Misschien kan ik er nog wel wat geld voor krijgen, dacht hij. Hij liet de zakdoek van Paul aan de stok waaien en overgelukkig, dat hij weer kon zien, ging hij verder. Hij kreeg onderdak bij een heel vriendelijke dominee. Labine ver telde hem alles en liet hem ook de steen zien. „Dat is vast en zeker een erts!" riep de dominee uit. Hij nam de steen en stuurde die naar het grote laboratorium in Ottawa, om het te laten onderzoeken. Hij schreef Labine's naam erbij. Al na 14 dagen werd de dominee uit Ot tawa opgebeld. Ze vroegen van het labora torium of hij vooral Labine nog een poosje bij zich wilde houden, omdat over een paar dagen een vliegtuig uit Ottawa zou komen, om de vinder van de steen af te halen. Labine schrok vreselijk, toen hij het be richt hoorde. Hij begreep er niets van en hij wist alleen nog maar, dat hij niet naar Ottawa terug wilde. Daar waren de mensen niet aardig tegen hem en werd hij overal weggejaagd. De politie wilde hem zeker weer hebben. Dat wilde hij niet voor de twede keer meemaken. Hij zei niets tegen de dominee, maar sloop midden in de nacht het huis uit en zworf weer zoals vroeger. Hij leed honger en ge brek en hij had het vrselijk koud. Toen het vliegtuig uit Ottawa kwam, was hij verdwenen. „Hij móet gevonden worden, het moet in ieder geval", zeiden de heren, die mee gekomen waren. „Het gaat om het belang voor heel veel mensen. We moeten hem vinden, want hij alleen kan ons ver tellen, waar hij de steen gevonden heeft". Zo trok het hele dorp er op uit om Gilbert Labine te vinden en er werd zelfs een hoge beloning uitgeloofd voor dengene, die hem vond. Iedereen zocht mee en niemand wist eigenlijk waarom. £e dachten allemaal, dat DE LAATSTÉ NOMADEN VAN EUROPA. Nomaden zijn volkeren, die in tenten of hutten leven en met hun kudden vee steeds naar andere terreinen trekken. Zigeuners zijn nog lang geen nomaden. Maar wel een deel van de Arabieren en andere volkeren in Azië en Afrika. In Europa wonen alleen in het Noorden nog nomaden, de Lappen. Ze wonen in Zweden, Noorwegen en Finland. Ongeveer 15.000 Lappen horen bij Noorwegen, 7000 bij Zweden en 2500 bij Finland. Dat is natuurlijk niet precies na te gaan, want de Lappen storen zich niet erg aan de grenzen en drijven hun rendierenkudden over de heu vels van Finland naar de vlakten en de bossen van Zweden tot de bergen van Noor wegen en tot de kust van de Oceaan. Wanneer je naar Lapland wilt reizen, kan je het beste uitgaan van de kleine stad Abisco aan de Zweedse grens. Maar de Lappen wonen pas een paar honderd kilo meter meer naar binnen. De echte Lappen kom je verderop met hun kudden tegen. Ze leven in de stam en in de familiekring volgens strenge wetten. Er zijn heel grote kudden nodig om grote familie's te onderhouden. Wie minder dan honderd rendieren heeft, wordt als arm beschouwd. Hij verliest daardoor zijn zelf standigheid en moet als bediende van een rijkere Lap werken. Tot nu toe hebben de Lappen altijd volgens dezelfde regelen ge leefd, zodat ze nu ook nog niet anders leven dan 1000 jaar geleden. Ze leven van dat wat ze hebben en wat de grond levert. Alleen als ze eens erg willen genieten, wisselen ze vlees, leer en geweien in tegen tabak, dat de rondreizende kooplieden altijd voor hen meebrengen. Het spreekt dus vanzelf, dat het rendier de enige rijkdom van de Lap is. Het geeft hem melk en al het andere, dat hij nodig heeft. De Lappen kennen maar twee jaargetijden, de heerlijke korte zomer en de koude harde wmter. In de winter breekt de Lap zijn verblijfplaats weer op en trekt weg uit de bergen waar hij zooveel van houdt, naar de vlakten. Daar bouwt hij dan uit aarde en graszoden zijn winterhut en zorgt, dat hij alles wat hij nodig heeft bij de hand heeft, tegen de tijd, dat hij ingesneeuwd wordt. Volgens hun ras en hun taal horen de Lappen tot het Fins-Hongaarse volk. Ze ver tonen veel tekenen van het Mongoolse ras. Dat is te zien aan hun geelachtige huid, hun blauw-zwart glad haar, hun scheve ogen, hun platte neus, en hun kleine elegante lichaamsbouw. hü een gemene inbreker was of een moor denaar. Na drie dagen werd hij gevonden. Hij lag half dood van kou in een kuil mid den op het veld. Toen hij gepakt werd, riep hij hard: „Niet naar Ottawa!" Ze bonden hem en brachten hem zo naar het huis van den dominee. Maar de heren, die met het vliegtuig mee waren gekomen, waren vrese lijk boos, toen ze zagen, dat hij geboeid was. Ze waren zo vriendelijk tegen Labine, dat hij er helemaal niets van begreep. In grote vaart werd hij naar Ottawa gebracht en daar werd hij niet naar het politiebureau gebracht, maar naar het grote laboratorium. Hij werd heel hartelijk ontvangen en er stonden in een ogenblik allemaal heel def tige en geleerde heren om hem heen. Ze drukten hem allen de hand en wensten hem geluk. „Want", zeiden ze, „U heeft erts met het meeste radium gevonden, dat er ooit in de wereld ontdekt is". Hierdoor kon het radium goedkoper worden, hoewel het toch nog een vreselijk hoog bedrag bleef, 20.000 dollar per gram! Gilbert Labine was in die nacht onder de sneeuwdeken millionnair ge worden! Hij ging nu in hetzelfde vliegtuig terug naar de plaats waar hij het stuk radium gevonden had en vond daar Paul, die een tent had opgericht, een vuurtje gemaakt en allemaal blikken groenten had meegenomen, voor zijn vriend, die weg was, toen hij op de plaats was aangekomen. Paul wist niet wat hij zag, toen Labine plotseling uit een vlieg tuig stapte. Hij leefde dus! En hij zag er zo goed uit, hij had een mooi pak aan en hij kon kijken!' Hij hoorde op welke manier Labine plot seling rijk was geworden. Labine kocht het stuk grond en nam zijn vriend Paul bij zich om met hem samen alles te besturen. Hon derden arbeiders werkten er en het radium- erts werd tot op bijna 200 meter diepte ge vonden. Er was meer radium-erts dan ooit ergens anders gevonden was! HOE DORA EEN ANDER MEISJE WERD door MARIETJE KES. Dora was een groot meisje van 12 jaar. Ze had steil haar. Dora kon goed helpen in de huishouding, maar hiervoor was Dora meestal te lui. Als ze in een goeie bui was, hielp ze wel eens, maar nu haar moeder ziek was en er veel hulp nodig was, hielp ze niet. Moeder was een flinke vrouw en daarom had zij nooit een dienstbode geno men. Nu werd er vlug een huishoudster gevraagd. Noortje, het enigste zusje van Dora, hielp flink mee, want zij begreep wel dat juffrouw Miena, zo heette de huis houdster, het niet alleen afkon. Noortje was een lief klein meisje met mooi krullend haar, waar thuis iedereen trots op was. Neen, niet iedereen, want Dora was ja loers op de haren van haar zusje. Noortje werkte van de vroege morgen tot de mid dag. 's Middags ging ze altijd wandelen en als het lelijk weer was dan ging zij hand werken. Dora deed de hele Hag niets anders dan lezen en ze zat Noortje zooveel mogelijk in de weg. Als Noortje de stoel waar Dora op zat stof af moest nemen en vroeg of Dora even op een andere plaats wou gaan zitten, dan kreeg Noortje altijd een snibbig antwoord van Dora. Maar deze ging nooit van die stoel af. Eens op een keer zei ze onder het ontbijt tegen Noortje: „Je hebt gisteren mijn wekker niet opgewonden". Noortje zei: „Ja, ik heb het gisteren ver geten, maar ik zal er vandaag om denken". „Als je het dan ook maar doet", snibde Dora. De volgende dag kwam zij te laat uit bed en zei toen onder het ontbijt: „Nu heb je alweer mijn wekker niet opgewonden". Vader zei: „Noortje zal er de volgende keer wel om denken. Ze heeft zooveel aan haar hoofd, hè Noor?" „Maar vader, ze jokt. Ik heb wel de wek ker opgewonden", zei Nora. „Zo, jok jij je vader ook nog voor? Maar ik zal je leren. „Jij maakt voortaan je eigen bed op en je windt zelf je wekker op. Nu zal je het wel laten om je zusje altijd te plagen en mij voor te jokken". Nu zouden jullie denken, dat Dora spijt had en dat Noortje het zo wel goed vond. Neen hoor Dora had geen spijt. Ze zou haar zusje wel leren. Noortje echter had mede lijden met Dora. Dora ging na het ontbijt naar boven om haar kamertje in orde k» maken. Noortje maakte een boterham voot moeder klaar en schonk ook een kopje the» in. Moeder ging goed vooruit. Overmorgeh mocht zij er weer eventje uit. Dan kon zé meteen zien wie of het huishouden deed) want ze dacht aldoor dat Dora het deed. Dora kwam maar een enkele keer bij haal moeder. Noortje was toch een flink meisje. Ze deed altijd de hele kamer alleen, wan! Dora hielp nooit. De kamers boven deed ze ook alleen. Nu kan je nagaan wat een flink meisje Noortje was, want ze was pas 9 jaar. Noortje bracht het ontbijt van haar moe der naar boven. Daarna ging ze even naaf Dora om te kijken of ze nog wat doen kon. Maar Dora was al helemaal klaar. Toen ging Noortje maar naar benden. Maar nog niet halfweg had ze de trap afgelopen, toen Dora aan kwam lopen. Ze gaf Noortje eert duwmaar o wee, het was te hard. Noortje viel van de trap en kwam ophaar rug terecht. Och, wat had Noortje een pijn. Vader was gelukkig nog niet naar het kan toor. Hij schrok erg toen hij de gil van Noortje hoorde. Hij snelde toe en vroeg ml aan Noortje wat er pijn deed. Noortje ant woordde, dat haar rug zoo zeer deed. Vader nam Noortje op zijn armen en droeg haat naar haar kamertje. Dora vloog naar haar kamertje en sehrei- de om er akelig van te worden. Zij had nu wel spijt. Dora heeft daar we! ongeveer een uur gezeten. Onderwijl wat de dokter bij Noortje geweest en zei aan vader, dat ze haar ruggegraat gekneusd had. Na de dokter uitgelaten te hebben ging vader naar Dora. Hij sprak lang mei haar en Dora beloofde toen, te proberen 'rt lief meisje te zijn. Ze wou net zo ali Noortje worden. Toen ging ze even naar haar zusje kijken. Ze kwam schuww d# ka mer binnen en vroeg aan Noortje: „Wi! ifl niet boos op me zijn?" „O neen, ik ben he lemaal niet boos op je", zei Nora. Noortje's rug deed nog wel lang pjUn maar Dora ging de goede weg op. Ze Is fa* ter net zo'n lief meisje als Noortje gewor den. 1. Zet de namen van de volgende 9 boomen zoo onder elkaar, dat de eerste letters der woorden, van boven naar beneden gelezen, den naam van een nog niet genoemde boom vormen. Olijf, beuk, ahorn, palm, olm, populier, linde, moerbeiboom, eik. 2. De volgende lettergrepen moeten ii) de aangegeven volgorde blijven staanl lem doorn kum dam zijl schot den de den den maar de da pe wijk lo mond beek meer den boscü dorp kum. Plaats nu voor elk dezer lettergrepen een van de volgende. Er worden dan 23 plaatsnamen uit Nederland ge vormd en de beginletters dier plaats namen vormen in de boven aange geven volgorde een bekend Hollandscö spreekwoord. De lettergrepen die vóór de anders moeten geplaatst worden zijn: woer im mui vor gou e e nee eer eg lands blok e gor alk noord dolt noot van naar oiro haar. 3. Wat staat hier: de liep meester de hem liep met en vl een st wtjzer de de fles arm DE OPLOSSINGEN. De oplossingen van de raadsels uit ons vorig nummer zijn. 1. Het is niet alles goud wat er blinkt. 2. nobel doorn roken poken speer hanen duwen plaat mager feest a n n i e 3. Je zou niet zeggen, dat het dezelfde rivier was, die anders zoo Utflig stroomde. Niet alleen Babel heeft een scheve toren, ook het Duitsche stadje Ulm heeft er zoals jullie ook heel duidelijk op dit plaatje kunnen zien.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 11