Er ging een week voorbij
De hengelsport wint aanhangers.
ONS INDISCH HOEKJE.
fawlletw
rider de
aanwezigen
De visch is niet altijd de verschalkte partij.
DE PAPOEA ALS ZEEVAARDER.
(Van Azië over den grooten Oceaan naar Amerika?)
DERDE BLADi
Maandagavond wordt te Driehuis een
voetbalwedstrijd gespeeld tusschen de Black
Boys en Gluck Auf. Beide elftallen z\jn sa-
mengesteld uit brandstoffenhandelaren.
„Als er nu maar niet met eierkolen ge
gooid wordt", zegt de Beverw. Crt.
Wij vermoeden, dat het blad de kachel
een beetje wil aanmaken.
„Reeds vanaf 65.en minder leveren
wy U een nieuwe schrijfmachine", lezen wij
in de N. Langed. Crt.
Het lijkt ons overbodig 65.— als mini
mum op te geven als men de machines ook
nog goedkooper kan krijgen.
„Midget is de kleinste koe van de wereld"
lezen wij in de Sch. Crt. „De eerste kalveren
waren bijna even groot als de moeder toen
zij geboren werden".
Wij veronderstellen dat de latere kalve
ren nog grooter geweest zijn.
„Geachte Dames", zegt de N.H. Crt. Bij W.
C. de Boer, kapper wordt U geholpen door
gediplomeerd personeel. Breed 54."
Als men de breedte van het personeel in
centimeters heeft opgegeven, kan inderdaad
van een gewichtige bediening worden ge
sproken.
„De autobusondernemer K. werd bedankt
om zijn kearige wijze van bediening", lezen
wij in de Rijper Crt.
Heeft de zetter een u voor een a aangezien
of heeft hy een e meer gezet dan er was ge
schreven?
„Aan de paartjes, die in de Langendijker
gemeenten in het huwelijk treden zullen
vanwege het Prov. bedrijf gratis strijkijzers
worden uitgereikt", meldt de Sch. Crt.
De bedoeling is natuurlijk, dat het P.E.N.
met het geld voor den stroom zal gaan strij
ken.
De ouden van dagen uit De Rijp zijn met
auto's naar Haarlem geweest, waar in het
Hotel Brinkman gedineerd werd.
Alvorens te gaan eten heeft de voorzitter,
naar de Rijper Crt. meldt, de hoop uitge
sproken, dat ieder zijn best zou doen om oud
en arm weg te krijgen.
Het zal toch niet de bedoeling geweest
zijn, dat er na hun vertrek wat meer voor
de anderen zou overblijven?
Naar een streekblad meldt, is bij de verlo
ting door een gymnastiekvereeniging in onze
provincie de eerste prijs, een divan, gewon
nen door den heer K. en de tweede prijs,
een salonlam, door den heer van der M.
Wij vreezen, dat er binnenkort een salon-
bok uit zal groeien.
De propaganda-wedstryd te Castricum,
waaraan de Kennemers zouden deelnemen,
is afgelascht, zegt de Beverw. Crt.
Met een electrisch laschapparaat zal de
breuk waarschijnlijk wel hersteld kunnen
worden.
„Henk Plomp brak door toen hij op onge
oorloofde wijze van de vlakte werd geloo-
pen", zegt de Sch. Crt.
Medische hulp zal wel te laat zyn geko
men.
„De vorstelijke bezoekster wierp in Parijs
handkussen in de richting van de juichende
menigte", meldde ons het A.N.P.
„Gelukkig, dat er geen voetenkussen in de
auto geweest is.
De vorstelijke bezoekster had zich misschien
beter tot het werpen van kushandjes kunnen
bepalen.
In Enkhuizen heeft men in het IJsselmeer
zoetwatermosselen ontdekt. Zij behooren,
zegt de Enkh. Crt. tot de zoogenaamde twee>
spierigen, waaronder er zijn, die zelfs parels
leveren.
Het blad spreekt in dit verband van een
aanpassing aan gewijzigde omstandigheden.
Wij vermoeden, dat men ter plaatse de op
richting van een parelvisscherij op het oog
heeft.
„De lachspiegels mochten zich in meer
dan gewone belangstelling verheugen", lezen
wij in de Schager Crt.
Wy verheugen ons over die verheugde
spiegels. Trouwens, daar zijn het dan ook
lachspiegels voor.
Het Smith Arms café te Godmanstone, het
kleinste koffiehuis in Engeland, is verkocht,
meldt de B. Crt., en het blad geeft daarbij
een beschrijving van het beroemde ge
bouwtje.
Het zou ons niet verwonderen als dit het
stamhuis van het beroemde „kleintje koffie"
geweest is.
„Mr. L. wijst er verdachte op, dat
hij al vijf veroordeelingen wegen mishande
ling en weerspannigheid achter den rug
heeft", lezen wij in de Sch. Crt.
„De verdachte zegt, dat zijn geval daar
niets mee te maken heeft."
Waarschijnlijk heeft de verdachte zich
meer voor zijn eigen strafregister dan voor
dat van den president geinteresseerd.
„Toen de heer Spruit zich op de veiling
bevond, werd hij uitgenoodigd in de cantine
Van mevr. de weduwe Beers te komen. De
heer Spruit toonde zich daar aanvankelijk
wat onwennig", vertelt de N.H. Crt.
Hij heeft waarschijnlijk bedacht, dat sprui
ten meer op de veiling dan in de cantine
thuis hooren.
„De directeur van het P.T.T.-kantoor heeft
ontslag gevraagd. We hopen daarop nader
terug te komen", zegt de Enk. Crt.
Als de directeur er inmiddels zelf maar
niet op terug komt.
Naar de Beverw. Crt. weet mede te deelen,
heeft Stalin een open plekje in zijn hart
voor snoepgoed, dat uit walnoten bereid is.
Het lijkt ons niet overbodig, dat een hart
specialist eens naar dat open plekje komt
kijken.
„Deze marschen geven een gevoel van
absolute vrijheid" lezen wij in een verslag
van de vierdaagsche.
„Bij de voorwerpen welke door de deel
nemers werden verloren, zijn niet minder
dan vier trouwringen opgegeven" meldt
een ander blad.
Wij verondertesllen, dat de verliezers ze
door dat gevoel van vrijheid in hun vestjes
zakje hadden gestoken.
Daar tegenwoordig een belangrijke
plaats wordt ingeruimd voor al wat
sport is of daarbij kan worden onderge
bracht, zal mogelijk menig lezer zich
hebben afgevraagd, waarom toch bijna
nooit iets geschreven wordt over een
tak van watersport, die misschien wel
recht heeft op de benaming van De Na
tionale Sport, vanwege het zeer groote
aantal beoefenaren in dit water-rijk,
dat zich voor de uitoefening daarvan
zoo bij uitstek leent. Ik bedoel de hen
gelsport.
Wanneer ik dan ook verklaar deze regelen
mot een zekere schroomvalligheid te schrij
ven, dan moet de oorzaak daarvan niet
gezocht worden in een gemis aan overtui
ging daarmede een goede zaak te dienen,
maar veeleer in een zekere bezorgdheid dat
een aantal lezers van deze courant, na het
zien van het opschrift, dit artikel verder
ongelezen ter zijde zullen leggen.
„Onbekend maakt onbemind" is dan ook
een spreekwoord, dat volkomen van toepas
sing is op de hengelsport. Zijn er in het
buitenland tallooze inktpotten leeg geschre
ven over dit onderwerp in tijdschriften en
dagbladen, zijn er daar tal van goede boe
ken verschenen over dezen tak van sport,
wanneer we naar Nederland kijken, dan
b.'ijkt alras dat de litteratuur op dit punt
uiterst beperkt is, dat de dagbladen, welke
een vaste rubriek over de hengelsport bren
gen, gemakkelijk op de vingers van één
hand te tellen zijn. Dit zal wel veranderen.
daar de hengelsport momenteel een periode
van grooten bloei doormaakt.
De tyd ligt wel achter ons, dat men hei
melijk zijn hengels in de auto stopte, dat
fietsers wandelstokhengels gebruikten om
toch maar vooral niet aan hun buurman te
laten blijken, dat men ging visschen.
In Nederland ligt die tijd nog maar kort
achter ons en toch kunnen wij, zoo goed als
het buitenland, een aantal beroemde en
groote Nederlanders rekenen tot de broe
derschap van de hengelridders. Hieruit kan
blijken, dat het aantal beoefenaren in Ne
derland verhoudingsgewijs niet minder is
dan elders, wel de appreciatie voor deze
sport. Is het eigenlijk noodig hier een op
somming te geven van alle of eenige groote
mannen, die geestelijke ontspanning zochten
bij de jacht op de vlugge waterbewoners,
indien ik U er op wijs, dat onze Koning
Willem III op de Eem by Baarn meermalen
blijk gaf een aanhanger van deze sport te
zyn? Ik meen hiermede te kunnen volstaan.
Het is nu vacantietyd en in ons vaderland,
dat zoo rijk is aan meren, rivieren, tochten,
slooten en plassen, zullen velen het plan
hebben opgevat om in die vacantie het hen
gelen te gaan beoefenen. Juli en Augustus
zullen weer en groote contingent nieuwe
lingen opleveren, waarvan een gedeelte niet
meer door de „greep" van de hengelsport
zal worden losgelaten. Van ééndags-henge-
laars zullen zij geregelde beoefenaars wor
den, die eerst in Maart van het volgend jaar
hun hengels voor eenigen tijd zullen op
bergen, wanneer namelijk de gesloten visch-
tyd is aangebroken.
Zij allen hebben groot gelijk. Niet alleen
dat zij met een sport zullen beginnen welke
sportieve eigenschappen, zooals koelbloedig
heid, snel handelen, geduld en uithoudings
vermogen vereischt en soms heel bijzonder
op de proef stelt, maar zy zullen ook een
dosis gezondheid opdoen en zullen tot rust
komen van de vermoeienissen van dagelyk-
sche hoofd- of handenarbeid. Het is de ver
plichte afleiding van de beslommeringen des
levens, gevolg van de aandacht, die de hen
gelaar moet besteden aan zijn dobber of
zijn kunstaas, die deze tak van sport, m t
het vertoeven in de vrije natuur, zoo bij uit
stek geschikt maken om op verhaal te komen
van het jachtende leven, waarom zy dan ook
door vele medici als kuur wordt voorge
schreven aan oververmoeide en overspan
nen geesten.
Hengelsport en zorg voor de volksgezond
heid zyn begrippen, die harmonieeren. Voor
den oningewijde zal het derhalve vreemd
klinken, dat de hengelsport zich zoo weinig
in de sympathie van de landsoverheid mag
verheugen. De uitoefening van deze sport
wordt op allerlei wijzen bemoeilijkt en het
tegenwoordige vrije hengelrecht een
eeuwenoud volksrecht is nog slechts een
aanfluiting van wat het eens was en nog
behoorde te zijn.
Een voor den ingewijde verklaarbare,
maar toch, bezien in het kader van de so
ciale zorg eener overheid, allerminst goed te
praten tegenwerking va* de landsregee-
ring nauwkeuriger gezegd: van de depar
tementsambtenaren aan wie de zorg, voor al
wat visscherij heeft, is toevertrouwd on
dervindt de hengelaar bij voortduring.
Wettelijke beknottingen van het hengel
recht zijn in de laatste decenniën aan de
orde van den dag geweest, waaronder ik
dan wil begrijpen de Algemeene Maatrege
len van Bestuur, die, als uitvloeisels van
artikel 17, lid 3 sub b, der Visscherij wet,
den hengelaars bij voortduring als een
zwaard van Damocles boven het hoofd han
gen en bij ruime gebruikmaking waarvan,
het wettelijke hengelrecht, dat vastgelegd is
in datzelfde artikel, totaal illusoir zou wor
den. Zoo heel erg is het in de praktijk nog
niet, maar wel staat vast, dat bij Algemee-
nen Maatregel van Bestuur een aantal wate
ren aan het vrije hengelen zijn onttrokken,
waarbij gerechte twijfel mag worden uitge
sproken of „de belangen van de vischcul-
tuur" wel in die mate aanwezig zyn, als de
wetgever, blijkens de toelichting van mi
nister Talma uit de Handelingen, zonneklaar
beloeld heeft.
Het zou van wijs beleid getuigen, indien
de overheid in de nabijheid van groote
steden juist water voor den hengel beschik
baar stelde en zorgde voor een goeden
vischstand daarin. Voor velen immers is het
bakzootje een welkomen afwisseling in het
dagelyksch menu en de wel eens verkon
digde stelling, dat alle visch door henge
laars gevangen verspild kapitaal is in
tegenstelling dan tot de door den beroeps-
visscher met netten gevangen visch is
stellig niet houdbaar.
Geen wonder dat de hengelaars zich ge-
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 30 JULI 1938.
Er bestaan tusschen
volken en stammen,
dis door zeer groote
zeeën van elkaar
zijn gescheiden,
oceanen zelfs, tref
fende overeenkom
sten van zeden, ge
woonten, gebruiken.
De vraag rijst: hoe
is dit mogelijk? Is
dit te danken aan
den algemeenen
menschelijken aan
leg, aan uitwendige
omstandigheden van
klimaat, bodem,
plantengroei, enz.,
of is het een gevolg
van het feit, dat die
volken in onderling
verkeer hebben ge
staan, zoodat ze el
kaar hebben beïn
vloed? Zoo wordt er
wel aangenomen,
dat invloeden, uit
gegaan van Azië,
Mesopotanië,
Egypte, enz. zich
over de heele
wereld hebben
voortgeplant. En
dan over land. Met
de vraag of derge
lijke verspreidingen
ook over zee moge
lijk waren, heeft
men zich tot dusver
weinig bezig gehouden, 't Schijnt b.v., dat
er zelfs verwantschap bestaat tusschen be
woners van Europa en Polynesië, het
groote eilandengebied ten Oosten van de
Philippijnen, Nieuw-Guinea en Australië.
Het contact zou tot stand gekomen zijn
via Centraal-Azië, Voor-Indië, Ceylon,
Nederlandsch-Indië, Nieuw-Guinea, naar
Hawai en het Paascheiland. De weg leidt
over zee, het vervoermiddel moet het
vaartuig zijn geweest. Eerst wellicht het
vlot, later de prauw. Die prauwen, men
treft ze nog overal aan in den Indonesi-
schen Archipel, gemaakt van boomstam
men, zijn niet zeewaardig. Maar op Nieuw-
Guinea en omliggende eilanden zijn ze dit
wel.
De vlotten zijn nog op een enkele plaats
in gebruik. Ze bestaan uit één dikke boom
stam, geflankeerd door twee dunnere. Hier
uit heeft zich de vlerkprauw ontwikkeld.
In rustige zeeën bezat ze één vlerk, in1
ruwere twee. Die prauwen treft men thans
nog aan op de Schouteneilanden, ten
Noorden van Nieuw-Guinea. Ze zyn sta
biel. Ze zijn zoodanig bekapt, dat ze van
achteren ronding vertoonen, steil oploopen,
waardoor de golven by stormweer, voor
den wind zeilend, niet gemakkelijk over
den achtersteven in de boot slaan. Waar
deze constructie niet goed mogelijk was,
verhelpt de Papoea het overslaan van gol
ven door aan den achtersteven een soort
platvorm aan te brengen. Bij zware deining
zakt het achterschip dan niet te diep in
zee. Verder wordt de prauw tegen het in
slaan van golven opgeboeid met de dikke
stengels van sagopalmblaren, soms 9 boven
elkaar. Een dergelijke prauw draagt 20 a
30 personen en pl.m. 1000 Kilo vracht. Op
de prauw staat een zeil van blaren ge
maakt. Het is mogelijk er een weinig mee
tegen den wind in te varen. Polynesiërs
kunnen met hun prauwen nog bij een in
valshoek van pl.m. 50 gr. blijven varen
den wind schuin van voren en tegen den
passaat op laveeren., wat met Papoea
prauwen onmogelijk is. Deze kunnen niet
meer zeilen als de invalshoek kleiner dan
70 gr. is. Dit neemt niet weg, dat ze toch
eiken afstand op zee kunnen afleggen,
maar het meevoeren van veel voedsel is
niet mogelijk.
De Papoea-Melanesiërs zijn niet verder
gekomen dan de Fidji-eilanden, in rechte
lyn een afstand van pl.m. 6000 K.M., een
respectabele afstand.'
Het prauwenmateriaal der Polynesiërs
was van dien aardd, dat zij daarmee prac-
tisch den grootsten afstand tusschen twee
eilanden in de Pacific konden overbrug
gen, groote hoeveelheden voedsel mee
konden nemen en zoo wellicht zeker Ame
rika bereiken. Het is dus niet onmogelijk,
dat er in den loop der eeuwen contact heeft
bestaan tusschen het vaste land van Azië
en Amerika via Nw.-Guinea!
Op bijgaande foto ziet u een zeeprauw.
(Het bovenstaande ontleende ik aan het
merkwaardige artikel van dr. W. K. H.
Feuilletau de Bruijn in 't tijdschrift
„Nieuw-Guinea", April 1938. De auteur zal
in een volgend artikel aantoonen hoe
Papoea's door hun nautische kennis in
staat zyn heel groote afstanden over open
zee af te leggen. Hierop kom ik t. z. t.
terug).
H. F. TILLEMA.
organiseerd hebben in hengelsportvereeni-
gingen, die op haar beurt weer bonden heb
ben gevormd. Ook op dit terrein heeft de
specifiek Nederlandsche versnippering haar
„plicht" gedaan. Met uitzondering van één,
misschien twee, is het terrein van deze bon
den tot een enkele provincie beperkt. Verre
weg de grootste organisatie is de Algemeene
Hengelaarsbond (A.H.B.), die in 1906 werd
opgericht. Het ledental bedraagt ver over de
tienduizend, verdeeld over ruim 125 afdee-
lingen, die over heel het land verspreid zijn.
Lid te zijn van een vereeniging met eigen
vischwater, heeft voor den nieuweling het
groote voordeel, dat de kans op overtreding
van de Visscherijwet door goede voorlich
ting en de vereischte papieren gering is en
voor den doorgewinterden sporthengelaar
biedt zoo'n lidmaatschap de mogelijkheid op
goede vangsten in het water van de ver
eeniging.
Het zou my te ver voeren om in het bestek
van dit artikel de groote economische be-
teekenis van de hengelsport uiteen te zet
ten. U wilt gaan hengelen en U weet thans
iets van de Visscherijwet. Dat is voor van
daag genoeg. Welk aas U moet gebruiken,
welke uitrusting de juiste is, in welken tijd
van het jaar U met goede kans op succes de
jacht op onze zoetwatervisschen kunt be
oefenen, dat zijn alle onderwerpen voor ver-
volg-artikelen.
Ik wensch U veel succes. Laat U zich niet
ontmoedigen door aanvankelijk geringe of
tijdelijk mindere vangsten. De dagen van
„platzak" zult U ook meemaken. Het is nu
eenmaal een feit, dat alle verfijning van
methoden en materiaal ten spijt, de visch
niet altijd de verschalkte party is. Het toeval,
het geluk vormt juist een van de groote be
koringen van deze sport.
(Nadruk verboden). KARBA
O
Oit het Engelsch van t
ARTHUR SOMERS ROCHB
Door Mr. P. v. D.
38) x
„Geen kwestie van", zei ik, „tenzy hy
erom vraagt. Maar hij zal tot een schikking
moeten komen. Als hij bereid is gedaan te
laten zijn, dan ben ik het ook".
„Kun je niet maken, dat hij dat beroerde
bandietenleven, dat hij nu leidt, vaarwel
zegt?" huilde het meisje. „Hij heeft spie
genoeg om een Rockefeller jaloersch te ma
ken. Hij heeft al een jaar lang beloofd my
naar het buitenland mee te nemen..en
daar alles te vergeten. Ik vertel hem lede
ren dag, dat hij eerstdaags gepakt zal wor
den. Maar hij wil niet luisteren, en nu
vanavond, wat gebeurde daar in die kamer.
Ik hoorde iets fluisteren..." Haar oogen
sperden zich plotseling wijd open. -Zeg...
jij hebt hem toch niet te pakken gehad, he?
Als ik kon denken, dat je dat gedaan had
Zij keek mij aan met vlammenden blik,
met de woede van een dier in haar oogen.
„Hij wist te ontsnappen", zei ik.
„Dan moet jij nu weggaan", schreeuwde
ze. „Ik moet van moord en doodslag niets
hebben... ik zal dan gelegenheid hebben
om met hem te praten, voor je terugkomt.
Ik zal dan zijn revolver van hem wegne
men, dat hij niet kan vechten. Op je woord
zul je niet schieten, als hij het niet doet
„Mijn woord daarop", beloofde ik.
Ik sloeg mijn arm om Jeanne heen
mijn linkerarm, omdat ik mijn revolver in
mijn rechterhand hield, maar ik stak het
wapen niet weer in mijn zak, totdat wij het
flatgebouw hadden verlaten en buiten een
taxi hadden aangehouden.
Ik gaf den chauffeur Jeanne's adres op,
en volgde haar in den wagen.
„Lacy", zei zij, „wat beteekent dit alles
toch? Waarom beweert er iemand, dat hij
een boodschap voor je voor mij heeft?
Waarom moet iemand me bedwelmenen
naar een vreemde kamer meevoeren? Lacy,
wat zijn dat voor menschen? Waarom ken
je ze? In welke verhouding staan zij tot je?
En de vrouw sprak over vermoorden, Lacy,
ben je in levensgevaar?"
Ik schudde het hoofd.
„Heelemaal niet", zei ik.
„Maar dat moet wel! Lacy, wat voor soort
leven voer je dan wel, dat dit slag men
schen
Ik voelde hoe zij van mij terugdeinsde.
Bekentenis trilde mij op de lippen, een be
kentenis, die haar terugdeinzen in weerzin
zou doen verkeeren.
„Jeanne", zei ik „je bent doodopje
hebt vreeselyke dingen doorgemaakt
„Ik zou nog heel wat erger dingen willen
doormaken, Lacy", zei zy, „wanneer mij dat
maar eenigszins nader kon brengen tot den
man, dien ik lief heb".
„Je zult nooit meer iets behoeven door
te maken, liefste", zei ik.
„Maar Jeannemorgen, wacht tot mor
gen, alsjeblieft..."
„Tot dan zal ik wachten, Lacy", sprak zij
ernstig.
Op den hoek, een tien meter van haar
huisdeur af, was een brievenbus. Morgen
kon ik dood zijn. Misschien zou het Louise
Wanger niet gelukken om Davis' revolver
van hem af te pakken op het tijdstip, dat
ik weer aan haar woning kwam. En van
Davis' koelbloedigheid onder revolverscho
ten had ik genoeg gemerkt om te beseffen,
dat het geenszins bijzonder waarschijnlijk
was, dat juist ik by een duel tusschen ons
beiden als overwinnaar uit het strijdperk te
voorschijn zou treden.
Om die reden diende ik ervoor te zorgen,
dat Jeanne haar collier ontving. Daarom
greep ik in mijn zak naar de enveloppe,
waarin het het regu voor de boordendoos
die ik in de kluis van het Plandome-hotel
had gelaten, had gedaan. En ze was er niet
in! Slavini! Ik vermoedde het dadelijk. Ter
wijl wij van het restaurant naar het privé-
vertrek wandelden, of terwijl ik hem dicht
bij mij had gehouden, als levend bolwerk
tegen een schot van Davis' vuurwapen
Maar hoe had hij het hem geleverd?
Aan de overweging van deze vraag ver
spilde ik weinig tijd. Het ging er om, dat
de aan Jeanne geadresseerde enveloppe
weg was. Iemand kon reeds het regu aan
den employé van het hotel hebben aange
boden Vijf minuten later vloog ik de hal
binnen en stormde bijna op het loket af.
Er stond een andere emploé achter de
toonbank.
„Een pakje, dat ik vanavond voor de kluis
in bewaring gaf", zei ik, „ik heb 't regu
„Wat voot nummer had het, mijnheer
Crandall?", vroeg hy.
Ik wist het mij te herinneren.
„Tweehonderd dertig", gaf ik ten ant
woord.
„Twee-dertig". De employé fronste het
voorhoofd. „Het komt me voor..." Hij
zwaaide de deuren van de kluis open, keek
erin en keerde zich weer naar mij om.
„Het' spijt me, mijhheer Crandall, maar
het is weg. Ik herinner me nu, dat ik het
aan een man heb afgegeven
„Hoe zag hij eruit?", vroeg ik.
De employé haalde zijn schouders op.
„Het spijt me, maar ik kan het me niet
herinneren. Ik nam niet speciaal notitie van
hemhad hij er geen recht op?"
Ik lachte onzeker.
„Evenals als ik, wil ik aannemen. Het is
heelemaal in orde", zei ik.
Davis had dus toch op de een of andere
onheilspellende manier, het bezit van Jean
ne's collier verkregen. Dat hield dus in, dat
hij, gewaarschuwd als hij was, dat ik van
juffrouw Wanger's adres op de hoogte was,
mijn komst niet lang zou afwachten. Zij had
van het collier van de Seeley's af geweten,
en van haar verschrikte woorden had ik op
gevangen, dat Davis op het punt stond New
York te verlaten. Had dit al in zijn bedoe
ling gelegen, dan zou het bloedbad van van
avond de uitvoering daarvan zeker nog wel
hebben verhaast, en het bezit van Jeanne's
collier zou aan zijn vertrek nog dien spoor
slag hebben gegeven, dien menschen als
Davis noodig hebben.
En ik moest hem te pakken krijgen. Niet
alleen moest ik het collier herwinnenhet
was een obessie voor my geworden het aan
Jeanne terug te gevenmaar ik moest
tot een vergelijk met hem komen.
Opnieuw reed ik naar juffrouw Wangers
adres. Zij had mij beloofd, dat Davis bij
mijn terugkeer ongewapend zou zijn, maar
het had kunnen zijn, dat zij haar hartelap
niet zoo toegankelijk voor overreding had
gevonden, als zij wel gedacht had. Zoo hield
ik mijn eigen vuurwapen, dat het heele
snelle, doch verschrikkelijke gevecht in het
privé-vertrek van den Blotter door, onont-
laden was gebleven, schietbereid in mijn
greep, toen ik op de deurbel drukte.
Ik moest wachten. Opnieuw drukte ik als
een razende op de bel. En nu hoorde ik aan
den anderen kant van de deur schuifelende
en onzekere voetstappen, hoorde de smak
van een zwaar lichaam, dat tegen den muur
viel. De deur ging open, en ik blikte in de
bloeddoorloopen oogen van Kern Peters.
Zijn smalle lippen spleten in een lach uit
een.
„Wees welkom, kameraad", murmelde hij
met dikke tong. „Nog net op tyd om het
gordyn te zien vallen, maar je hebt het
laatste bedryf gemist. Kom binnen".
(Wordt vervolgd).