Er ging een week voorbij De hengelsport wint aanhangers. ONS INDISCH HOEKJE. fawlletw rider de aanwezigen De visch is niet altijd de verschalkte partij. DE PAPOEA ALS ZEEVAARDER. (Van Azië over den grooten Oceaan naar Amerika?) DERDE BLADi Maandagavond wordt te Driehuis een voetbalwedstrijd gespeeld tusschen de Black Boys en Gluck Auf. Beide elftallen z\jn sa- mengesteld uit brandstoffenhandelaren. „Als er nu maar niet met eierkolen ge gooid wordt", zegt de Beverw. Crt. Wij vermoeden, dat het blad de kachel een beetje wil aanmaken. „Reeds vanaf 65.en minder leveren wy U een nieuwe schrijfmachine", lezen wij in de N. Langed. Crt. Het lijkt ons overbodig 65.— als mini mum op te geven als men de machines ook nog goedkooper kan krijgen. „Midget is de kleinste koe van de wereld" lezen wij in de Sch. Crt. „De eerste kalveren waren bijna even groot als de moeder toen zij geboren werden". Wij veronderstellen dat de latere kalve ren nog grooter geweest zijn. „Geachte Dames", zegt de N.H. Crt. Bij W. C. de Boer, kapper wordt U geholpen door gediplomeerd personeel. Breed 54." Als men de breedte van het personeel in centimeters heeft opgegeven, kan inderdaad van een gewichtige bediening worden ge sproken. „De autobusondernemer K. werd bedankt om zijn kearige wijze van bediening", lezen wij in de Rijper Crt. Heeft de zetter een u voor een a aangezien of heeft hy een e meer gezet dan er was ge schreven? „Aan de paartjes, die in de Langendijker gemeenten in het huwelijk treden zullen vanwege het Prov. bedrijf gratis strijkijzers worden uitgereikt", meldt de Sch. Crt. De bedoeling is natuurlijk, dat het P.E.N. met het geld voor den stroom zal gaan strij ken. De ouden van dagen uit De Rijp zijn met auto's naar Haarlem geweest, waar in het Hotel Brinkman gedineerd werd. Alvorens te gaan eten heeft de voorzitter, naar de Rijper Crt. meldt, de hoop uitge sproken, dat ieder zijn best zou doen om oud en arm weg te krijgen. Het zal toch niet de bedoeling geweest zijn, dat er na hun vertrek wat meer voor de anderen zou overblijven? Naar een streekblad meldt, is bij de verlo ting door een gymnastiekvereeniging in onze provincie de eerste prijs, een divan, gewon nen door den heer K. en de tweede prijs, een salonlam, door den heer van der M. Wij vreezen, dat er binnenkort een salon- bok uit zal groeien. De propaganda-wedstryd te Castricum, waaraan de Kennemers zouden deelnemen, is afgelascht, zegt de Beverw. Crt. Met een electrisch laschapparaat zal de breuk waarschijnlijk wel hersteld kunnen worden. „Henk Plomp brak door toen hij op onge oorloofde wijze van de vlakte werd geloo- pen", zegt de Sch. Crt. Medische hulp zal wel te laat zyn geko men. „De vorstelijke bezoekster wierp in Parijs handkussen in de richting van de juichende menigte", meldde ons het A.N.P. „Gelukkig, dat er geen voetenkussen in de auto geweest is. De vorstelijke bezoekster had zich misschien beter tot het werpen van kushandjes kunnen bepalen. In Enkhuizen heeft men in het IJsselmeer zoetwatermosselen ontdekt. Zij behooren, zegt de Enkh. Crt. tot de zoogenaamde twee> spierigen, waaronder er zijn, die zelfs parels leveren. Het blad spreekt in dit verband van een aanpassing aan gewijzigde omstandigheden. Wij vermoeden, dat men ter plaatse de op richting van een parelvisscherij op het oog heeft. „De lachspiegels mochten zich in meer dan gewone belangstelling verheugen", lezen wij in de Schager Crt. Wy verheugen ons over die verheugde spiegels. Trouwens, daar zijn het dan ook lachspiegels voor. Het Smith Arms café te Godmanstone, het kleinste koffiehuis in Engeland, is verkocht, meldt de B. Crt., en het blad geeft daarbij een beschrijving van het beroemde ge bouwtje. Het zou ons niet verwonderen als dit het stamhuis van het beroemde „kleintje koffie" geweest is. „Mr. L. wijst er verdachte op, dat hij al vijf veroordeelingen wegen mishande ling en weerspannigheid achter den rug heeft", lezen wij in de Sch. Crt. „De verdachte zegt, dat zijn geval daar niets mee te maken heeft." Waarschijnlijk heeft de verdachte zich meer voor zijn eigen strafregister dan voor dat van den president geinteresseerd. „Toen de heer Spruit zich op de veiling bevond, werd hij uitgenoodigd in de cantine Van mevr. de weduwe Beers te komen. De heer Spruit toonde zich daar aanvankelijk wat onwennig", vertelt de N.H. Crt. Hij heeft waarschijnlijk bedacht, dat sprui ten meer op de veiling dan in de cantine thuis hooren. „De directeur van het P.T.T.-kantoor heeft ontslag gevraagd. We hopen daarop nader terug te komen", zegt de Enk. Crt. Als de directeur er inmiddels zelf maar niet op terug komt. Naar de Beverw. Crt. weet mede te deelen, heeft Stalin een open plekje in zijn hart voor snoepgoed, dat uit walnoten bereid is. Het lijkt ons niet overbodig, dat een hart specialist eens naar dat open plekje komt kijken. „Deze marschen geven een gevoel van absolute vrijheid" lezen wij in een verslag van de vierdaagsche. „Bij de voorwerpen welke door de deel nemers werden verloren, zijn niet minder dan vier trouwringen opgegeven" meldt een ander blad. Wij verondertesllen, dat de verliezers ze door dat gevoel van vrijheid in hun vestjes zakje hadden gestoken. Daar tegenwoordig een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor al wat sport is of daarbij kan worden onderge bracht, zal mogelijk menig lezer zich hebben afgevraagd, waarom toch bijna nooit iets geschreven wordt over een tak van watersport, die misschien wel recht heeft op de benaming van De Na tionale Sport, vanwege het zeer groote aantal beoefenaren in dit water-rijk, dat zich voor de uitoefening daarvan zoo bij uitstek leent. Ik bedoel de hen gelsport. Wanneer ik dan ook verklaar deze regelen mot een zekere schroomvalligheid te schrij ven, dan moet de oorzaak daarvan niet gezocht worden in een gemis aan overtui ging daarmede een goede zaak te dienen, maar veeleer in een zekere bezorgdheid dat een aantal lezers van deze courant, na het zien van het opschrift, dit artikel verder ongelezen ter zijde zullen leggen. „Onbekend maakt onbemind" is dan ook een spreekwoord, dat volkomen van toepas sing is op de hengelsport. Zijn er in het buitenland tallooze inktpotten leeg geschre ven over dit onderwerp in tijdschriften en dagbladen, zijn er daar tal van goede boe ken verschenen over dezen tak van sport, wanneer we naar Nederland kijken, dan b.'ijkt alras dat de litteratuur op dit punt uiterst beperkt is, dat de dagbladen, welke een vaste rubriek over de hengelsport bren gen, gemakkelijk op de vingers van één hand te tellen zijn. Dit zal wel veranderen. daar de hengelsport momenteel een periode van grooten bloei doormaakt. De tyd ligt wel achter ons, dat men hei melijk zijn hengels in de auto stopte, dat fietsers wandelstokhengels gebruikten om toch maar vooral niet aan hun buurman te laten blijken, dat men ging visschen. In Nederland ligt die tijd nog maar kort achter ons en toch kunnen wij, zoo goed als het buitenland, een aantal beroemde en groote Nederlanders rekenen tot de broe derschap van de hengelridders. Hieruit kan blijken, dat het aantal beoefenaren in Ne derland verhoudingsgewijs niet minder is dan elders, wel de appreciatie voor deze sport. Is het eigenlijk noodig hier een op somming te geven van alle of eenige groote mannen, die geestelijke ontspanning zochten bij de jacht op de vlugge waterbewoners, indien ik U er op wijs, dat onze Koning Willem III op de Eem by Baarn meermalen blijk gaf een aanhanger van deze sport te zyn? Ik meen hiermede te kunnen volstaan. Het is nu vacantietyd en in ons vaderland, dat zoo rijk is aan meren, rivieren, tochten, slooten en plassen, zullen velen het plan hebben opgevat om in die vacantie het hen gelen te gaan beoefenen. Juli en Augustus zullen weer en groote contingent nieuwe lingen opleveren, waarvan een gedeelte niet meer door de „greep" van de hengelsport zal worden losgelaten. Van ééndags-henge- laars zullen zij geregelde beoefenaars wor den, die eerst in Maart van het volgend jaar hun hengels voor eenigen tijd zullen op bergen, wanneer namelijk de gesloten visch- tyd is aangebroken. Zij allen hebben groot gelijk. Niet alleen dat zij met een sport zullen beginnen welke sportieve eigenschappen, zooals koelbloedig heid, snel handelen, geduld en uithoudings vermogen vereischt en soms heel bijzonder op de proef stelt, maar zy zullen ook een dosis gezondheid opdoen en zullen tot rust komen van de vermoeienissen van dagelyk- sche hoofd- of handenarbeid. Het is de ver plichte afleiding van de beslommeringen des levens, gevolg van de aandacht, die de hen gelaar moet besteden aan zijn dobber of zijn kunstaas, die deze tak van sport, m t het vertoeven in de vrije natuur, zoo bij uit stek geschikt maken om op verhaal te komen van het jachtende leven, waarom zy dan ook door vele medici als kuur wordt voorge schreven aan oververmoeide en overspan nen geesten. Hengelsport en zorg voor de volksgezond heid zyn begrippen, die harmonieeren. Voor den oningewijde zal het derhalve vreemd klinken, dat de hengelsport zich zoo weinig in de sympathie van de landsoverheid mag verheugen. De uitoefening van deze sport wordt op allerlei wijzen bemoeilijkt en het tegenwoordige vrije hengelrecht een eeuwenoud volksrecht is nog slechts een aanfluiting van wat het eens was en nog behoorde te zijn. Een voor den ingewijde verklaarbare, maar toch, bezien in het kader van de so ciale zorg eener overheid, allerminst goed te praten tegenwerking va* de landsregee- ring nauwkeuriger gezegd: van de depar tementsambtenaren aan wie de zorg, voor al wat visscherij heeft, is toevertrouwd on dervindt de hengelaar bij voortduring. Wettelijke beknottingen van het hengel recht zijn in de laatste decenniën aan de orde van den dag geweest, waaronder ik dan wil begrijpen de Algemeene Maatrege len van Bestuur, die, als uitvloeisels van artikel 17, lid 3 sub b, der Visscherij wet, den hengelaars bij voortduring als een zwaard van Damocles boven het hoofd han gen en bij ruime gebruikmaking waarvan, het wettelijke hengelrecht, dat vastgelegd is in datzelfde artikel, totaal illusoir zou wor den. Zoo heel erg is het in de praktijk nog niet, maar wel staat vast, dat bij Algemee- nen Maatregel van Bestuur een aantal wate ren aan het vrije hengelen zijn onttrokken, waarbij gerechte twijfel mag worden uitge sproken of „de belangen van de vischcul- tuur" wel in die mate aanwezig zyn, als de wetgever, blijkens de toelichting van mi nister Talma uit de Handelingen, zonneklaar beloeld heeft. Het zou van wijs beleid getuigen, indien de overheid in de nabijheid van groote steden juist water voor den hengel beschik baar stelde en zorgde voor een goeden vischstand daarin. Voor velen immers is het bakzootje een welkomen afwisseling in het dagelyksch menu en de wel eens verkon digde stelling, dat alle visch door henge laars gevangen verspild kapitaal is in tegenstelling dan tot de door den beroeps- visscher met netten gevangen visch is stellig niet houdbaar. Geen wonder dat de hengelaars zich ge- ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 30 JULI 1938. Er bestaan tusschen volken en stammen, dis door zeer groote zeeën van elkaar zijn gescheiden, oceanen zelfs, tref fende overeenkom sten van zeden, ge woonten, gebruiken. De vraag rijst: hoe is dit mogelijk? Is dit te danken aan den algemeenen menschelijken aan leg, aan uitwendige omstandigheden van klimaat, bodem, plantengroei, enz., of is het een gevolg van het feit, dat die volken in onderling verkeer hebben ge staan, zoodat ze el kaar hebben beïn vloed? Zoo wordt er wel aangenomen, dat invloeden, uit gegaan van Azië, Mesopotanië, Egypte, enz. zich over de heele wereld hebben voortgeplant. En dan over land. Met de vraag of derge lijke verspreidingen ook over zee moge lijk waren, heeft men zich tot dusver weinig bezig gehouden, 't Schijnt b.v., dat er zelfs verwantschap bestaat tusschen be woners van Europa en Polynesië, het groote eilandengebied ten Oosten van de Philippijnen, Nieuw-Guinea en Australië. Het contact zou tot stand gekomen zijn via Centraal-Azië, Voor-Indië, Ceylon, Nederlandsch-Indië, Nieuw-Guinea, naar Hawai en het Paascheiland. De weg leidt over zee, het vervoermiddel moet het vaartuig zijn geweest. Eerst wellicht het vlot, later de prauw. Die prauwen, men treft ze nog overal aan in den Indonesi- schen Archipel, gemaakt van boomstam men, zijn niet zeewaardig. Maar op Nieuw- Guinea en omliggende eilanden zijn ze dit wel. De vlotten zijn nog op een enkele plaats in gebruik. Ze bestaan uit één dikke boom stam, geflankeerd door twee dunnere. Hier uit heeft zich de vlerkprauw ontwikkeld. In rustige zeeën bezat ze één vlerk, in1 ruwere twee. Die prauwen treft men thans nog aan op de Schouteneilanden, ten Noorden van Nieuw-Guinea. Ze zyn sta biel. Ze zijn zoodanig bekapt, dat ze van achteren ronding vertoonen, steil oploopen, waardoor de golven by stormweer, voor den wind zeilend, niet gemakkelijk over den achtersteven in de boot slaan. Waar deze constructie niet goed mogelijk was, verhelpt de Papoea het overslaan van gol ven door aan den achtersteven een soort platvorm aan te brengen. Bij zware deining zakt het achterschip dan niet te diep in zee. Verder wordt de prauw tegen het in slaan van golven opgeboeid met de dikke stengels van sagopalmblaren, soms 9 boven elkaar. Een dergelijke prauw draagt 20 a 30 personen en pl.m. 1000 Kilo vracht. Op de prauw staat een zeil van blaren ge maakt. Het is mogelijk er een weinig mee tegen den wind in te varen. Polynesiërs kunnen met hun prauwen nog bij een in valshoek van pl.m. 50 gr. blijven varen den wind schuin van voren en tegen den passaat op laveeren., wat met Papoea prauwen onmogelijk is. Deze kunnen niet meer zeilen als de invalshoek kleiner dan 70 gr. is. Dit neemt niet weg, dat ze toch eiken afstand op zee kunnen afleggen, maar het meevoeren van veel voedsel is niet mogelijk. De Papoea-Melanesiërs zijn niet verder gekomen dan de Fidji-eilanden, in rechte lyn een afstand van pl.m. 6000 K.M., een respectabele afstand.' Het prauwenmateriaal der Polynesiërs was van dien aardd, dat zij daarmee prac- tisch den grootsten afstand tusschen twee eilanden in de Pacific konden overbrug gen, groote hoeveelheden voedsel mee konden nemen en zoo wellicht zeker Ame rika bereiken. Het is dus niet onmogelijk, dat er in den loop der eeuwen contact heeft bestaan tusschen het vaste land van Azië en Amerika via Nw.-Guinea! Op bijgaande foto ziet u een zeeprauw. (Het bovenstaande ontleende ik aan het merkwaardige artikel van dr. W. K. H. Feuilletau de Bruijn in 't tijdschrift „Nieuw-Guinea", April 1938. De auteur zal in een volgend artikel aantoonen hoe Papoea's door hun nautische kennis in staat zyn heel groote afstanden over open zee af te leggen. Hierop kom ik t. z. t. terug). H. F. TILLEMA. organiseerd hebben in hengelsportvereeni- gingen, die op haar beurt weer bonden heb ben gevormd. Ook op dit terrein heeft de specifiek Nederlandsche versnippering haar „plicht" gedaan. Met uitzondering van één, misschien twee, is het terrein van deze bon den tot een enkele provincie beperkt. Verre weg de grootste organisatie is de Algemeene Hengelaarsbond (A.H.B.), die in 1906 werd opgericht. Het ledental bedraagt ver over de tienduizend, verdeeld over ruim 125 afdee- lingen, die over heel het land verspreid zijn. Lid te zijn van een vereeniging met eigen vischwater, heeft voor den nieuweling het groote voordeel, dat de kans op overtreding van de Visscherijwet door goede voorlich ting en de vereischte papieren gering is en voor den doorgewinterden sporthengelaar biedt zoo'n lidmaatschap de mogelijkheid op goede vangsten in het water van de ver eeniging. Het zou my te ver voeren om in het bestek van dit artikel de groote economische be- teekenis van de hengelsport uiteen te zet ten. U wilt gaan hengelen en U weet thans iets van de Visscherijwet. Dat is voor van daag genoeg. Welk aas U moet gebruiken, welke uitrusting de juiste is, in welken tijd van het jaar U met goede kans op succes de jacht op onze zoetwatervisschen kunt be oefenen, dat zijn alle onderwerpen voor ver- volg-artikelen. Ik wensch U veel succes. Laat U zich niet ontmoedigen door aanvankelijk geringe of tijdelijk mindere vangsten. De dagen van „platzak" zult U ook meemaken. Het is nu eenmaal een feit, dat alle verfijning van methoden en materiaal ten spijt, de visch niet altijd de verschalkte party is. Het toeval, het geluk vormt juist een van de groote be koringen van deze sport. (Nadruk verboden). KARBA O Oit het Engelsch van t ARTHUR SOMERS ROCHB Door Mr. P. v. D. 38) x „Geen kwestie van", zei ik, „tenzy hy erom vraagt. Maar hij zal tot een schikking moeten komen. Als hij bereid is gedaan te laten zijn, dan ben ik het ook". „Kun je niet maken, dat hij dat beroerde bandietenleven, dat hij nu leidt, vaarwel zegt?" huilde het meisje. „Hij heeft spie genoeg om een Rockefeller jaloersch te ma ken. Hij heeft al een jaar lang beloofd my naar het buitenland mee te nemen..en daar alles te vergeten. Ik vertel hem lede ren dag, dat hij eerstdaags gepakt zal wor den. Maar hij wil niet luisteren, en nu vanavond, wat gebeurde daar in die kamer. Ik hoorde iets fluisteren..." Haar oogen sperden zich plotseling wijd open. -Zeg... jij hebt hem toch niet te pakken gehad, he? Als ik kon denken, dat je dat gedaan had Zij keek mij aan met vlammenden blik, met de woede van een dier in haar oogen. „Hij wist te ontsnappen", zei ik. „Dan moet jij nu weggaan", schreeuwde ze. „Ik moet van moord en doodslag niets hebben... ik zal dan gelegenheid hebben om met hem te praten, voor je terugkomt. Ik zal dan zijn revolver van hem wegne men, dat hij niet kan vechten. Op je woord zul je niet schieten, als hij het niet doet „Mijn woord daarop", beloofde ik. Ik sloeg mijn arm om Jeanne heen mijn linkerarm, omdat ik mijn revolver in mijn rechterhand hield, maar ik stak het wapen niet weer in mijn zak, totdat wij het flatgebouw hadden verlaten en buiten een taxi hadden aangehouden. Ik gaf den chauffeur Jeanne's adres op, en volgde haar in den wagen. „Lacy", zei zij, „wat beteekent dit alles toch? Waarom beweert er iemand, dat hij een boodschap voor je voor mij heeft? Waarom moet iemand me bedwelmenen naar een vreemde kamer meevoeren? Lacy, wat zijn dat voor menschen? Waarom ken je ze? In welke verhouding staan zij tot je? En de vrouw sprak over vermoorden, Lacy, ben je in levensgevaar?" Ik schudde het hoofd. „Heelemaal niet", zei ik. „Maar dat moet wel! Lacy, wat voor soort leven voer je dan wel, dat dit slag men schen Ik voelde hoe zij van mij terugdeinsde. Bekentenis trilde mij op de lippen, een be kentenis, die haar terugdeinzen in weerzin zou doen verkeeren. „Jeanne", zei ik „je bent doodopje hebt vreeselyke dingen doorgemaakt „Ik zou nog heel wat erger dingen willen doormaken, Lacy", zei zy, „wanneer mij dat maar eenigszins nader kon brengen tot den man, dien ik lief heb". „Je zult nooit meer iets behoeven door te maken, liefste", zei ik. „Maar Jeannemorgen, wacht tot mor gen, alsjeblieft..." „Tot dan zal ik wachten, Lacy", sprak zij ernstig. Op den hoek, een tien meter van haar huisdeur af, was een brievenbus. Morgen kon ik dood zijn. Misschien zou het Louise Wanger niet gelukken om Davis' revolver van hem af te pakken op het tijdstip, dat ik weer aan haar woning kwam. En van Davis' koelbloedigheid onder revolverscho ten had ik genoeg gemerkt om te beseffen, dat het geenszins bijzonder waarschijnlijk was, dat juist ik by een duel tusschen ons beiden als overwinnaar uit het strijdperk te voorschijn zou treden. Om die reden diende ik ervoor te zorgen, dat Jeanne haar collier ontving. Daarom greep ik in mijn zak naar de enveloppe, waarin het het regu voor de boordendoos die ik in de kluis van het Plandome-hotel had gelaten, had gedaan. En ze was er niet in! Slavini! Ik vermoedde het dadelijk. Ter wijl wij van het restaurant naar het privé- vertrek wandelden, of terwijl ik hem dicht bij mij had gehouden, als levend bolwerk tegen een schot van Davis' vuurwapen Maar hoe had hij het hem geleverd? Aan de overweging van deze vraag ver spilde ik weinig tijd. Het ging er om, dat de aan Jeanne geadresseerde enveloppe weg was. Iemand kon reeds het regu aan den employé van het hotel hebben aange boden Vijf minuten later vloog ik de hal binnen en stormde bijna op het loket af. Er stond een andere emploé achter de toonbank. „Een pakje, dat ik vanavond voor de kluis in bewaring gaf", zei ik, „ik heb 't regu „Wat voot nummer had het, mijnheer Crandall?", vroeg hy. Ik wist het mij te herinneren. „Tweehonderd dertig", gaf ik ten ant woord. „Twee-dertig". De employé fronste het voorhoofd. „Het komt me voor..." Hij zwaaide de deuren van de kluis open, keek erin en keerde zich weer naar mij om. „Het' spijt me, mijhheer Crandall, maar het is weg. Ik herinner me nu, dat ik het aan een man heb afgegeven „Hoe zag hij eruit?", vroeg ik. De employé haalde zijn schouders op. „Het spijt me, maar ik kan het me niet herinneren. Ik nam niet speciaal notitie van hemhad hij er geen recht op?" Ik lachte onzeker. „Evenals als ik, wil ik aannemen. Het is heelemaal in orde", zei ik. Davis had dus toch op de een of andere onheilspellende manier, het bezit van Jean ne's collier verkregen. Dat hield dus in, dat hij, gewaarschuwd als hij was, dat ik van juffrouw Wanger's adres op de hoogte was, mijn komst niet lang zou afwachten. Zij had van het collier van de Seeley's af geweten, en van haar verschrikte woorden had ik op gevangen, dat Davis op het punt stond New York te verlaten. Had dit al in zijn bedoe ling gelegen, dan zou het bloedbad van van avond de uitvoering daarvan zeker nog wel hebben verhaast, en het bezit van Jeanne's collier zou aan zijn vertrek nog dien spoor slag hebben gegeven, dien menschen als Davis noodig hebben. En ik moest hem te pakken krijgen. Niet alleen moest ik het collier herwinnenhet was een obessie voor my geworden het aan Jeanne terug te gevenmaar ik moest tot een vergelijk met hem komen. Opnieuw reed ik naar juffrouw Wangers adres. Zij had mij beloofd, dat Davis bij mijn terugkeer ongewapend zou zijn, maar het had kunnen zijn, dat zij haar hartelap niet zoo toegankelijk voor overreding had gevonden, als zij wel gedacht had. Zoo hield ik mijn eigen vuurwapen, dat het heele snelle, doch verschrikkelijke gevecht in het privé-vertrek van den Blotter door, onont- laden was gebleven, schietbereid in mijn greep, toen ik op de deurbel drukte. Ik moest wachten. Opnieuw drukte ik als een razende op de bel. En nu hoorde ik aan den anderen kant van de deur schuifelende en onzekere voetstappen, hoorde de smak van een zwaar lichaam, dat tegen den muur viel. De deur ging open, en ik blikte in de bloeddoorloopen oogen van Kern Peters. Zijn smalle lippen spleten in een lach uit een. „Wees welkom, kameraad", murmelde hij met dikke tong. „Nog net op tyd om het gordyn te zien vallen, maar je hebt het laatste bedryf gemist. Kom binnen". (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9