1898 onder 1938
E WIND
BLAAST.
De hengelsport wint aanhangers.
ABDIJSIROOP
Stop dien hoest
NEDERLAND "TTT
KONINGIN WILHELMINA
„40 jaren Koningin
der Nederlanden"
AKKER's verstèrkte
OPEL vanaf f 119 5.—
OP DEN BAARS MET DE PLOMPSIM.
De groote roover van de Ruige-Weide.
Een specifiek Hollandeche sport.
SOCIALE- EN VAKBEWEGING;
NASSAU GARAGE
- OFFICIAL
ALKMAAR
DEALER. -
ALRMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1938.
Een streek over het kroos, onmiddellijk
gevolgd door een geweldige kolk, die het
kroosdammetje als het ware oploste, was
het begin van den aanval van den grooten
roover. Voor de zekerheid wachtte ik nog
een seconde, sloeg vastmaar voelde
geen v eerstand. Haak en dobber waren
glad van het snoer afgebeten!
Dit avontuur beleefde ik nu ongeveer
tien jaar geleden met een lichte plompsim
in den polder Lange Ruige Weide bij
Hekendorp. Of deze machtige snoek kans
heeft gezien om in die eene seconde den
worm zoo ver naar binnen te werken, dat
hij den dokker kon grijpen, dan wel of hij
of zij dadelijk na het verorberen van
de sappige pier in zijn blinde vraatzucht
hij den dobber kon grijpen, dan wel of hij
wel altijd een onopgelost raadsel blijven
•venals het gewicht van dezen zoetwater-
haai .In ieder geval staat vast, dat ik in
mijn hengelaarsloopbaan nimmer „contact"
heb gehad met een snoek van dergelijke
proporties en het feit, dat ik bleek van
schrik zag, zal een ieder, die op de hoogte
is van het visschen met den doodhaak, ge
makkelijk kunnen begrijpen.
Snoeken van een flink gewicht vangt
men gewoonlijk niet aan de plompsim,
maar toch wordt met dit vischtuig, tusschen
de baarzen door, vaak een enkel snoekje
buit gemaakt. Trouwens ook zeelt die
lang niet altijd zoo lui bijt als gemeenlijk
wordt aangenomen er verkondigd en
ruischvoorn kunnen zoo nu en dan de '/er
leiding van een metten worm niet weer
staan, ja zelfs wordt wel eens een dikke
paling met dit vischtuig op het droge ge
bracht.
Specifiek Hollandsch.
Het is mij niet bekend, dat het hengelen
met den loodhaak ergens anders ter wereld
wordt uitgeoefend, althans niet in dicht
■begroeid water. En juist de aanwezigheid
van waterplanten is een conditio sina qua
non voor dezen emotioneelen tak van de
hengelsport. In het bijzonder zoeken wij
het (groene) kroos op in de polderslooten
van het laagveengebied van Zuid-Holland
en ook wel Utrecht. Wat echter niet zeg
gen wil, dat in de overige provincies ner
gens met een loodhaak te visschen valt.
Het „bruine kroos" (azolla) is veel minder
geschikt, maar ook onder het flap zijn in
Juni, als het kroos nog niet voldoende in
ontwikkeling is gekomen, met den plomp
prachtige groote baarzen te snappen.
Brasem kan men soms tot ver in De
cember vangen, voorn het heele jaar door
evenals snoek, maar het plompvisschen
van baars is tot enkele maanden van het
jaar beperkt. De beste tijd valt tusschen 15
Juli en half September. Vóór 15 Juli is er
nog niet genoeg kroos en na 15 September
begint deze waterplant af te sterven. De
enkele plekjes kroos, die soms tot diep in
October drijvende blijven, worden door
d«n hengelaar met levend aas (een sport
vooi najaar en winter) nooit overgeslagen.
Want ook dan nog zoekt de baars voedsel
uit het rroos en dit blijft nog altijd een be
schutte ligging vormen voor Mr. Esox, zoo
als de snoek op z'n Zondags heet.
De uitrusting.
Deze is heel eenvoudig en weinig kost
baar. Een rol of haspel is van geen nut,
goede lengte. Bij het plompen moet men
den buit kunnen lichten en vlug ook, want
anders kunnen de waterplanten voor den
visch een bondgenoot worden, die den
strijd heel spoedig te zijnen gunste beslist.
Het snoer van goede gekloste zyde
paardehaar heeft al lang afgedaan be
hoeft maar kort te wezen, want de totale
lengte van onze sim, dus van topoog van
den hengel tot aan den haak, is in de®
praktijk niet veel langer dan een meter;
een weinig meer dus dan de diepte van de
polderslooten bedraagt, plus anderhalve
meter voor eventueele bevestiging aan het
tweede lid.
Loodbaken zijn er legio in den handel.
Alle hebben één eigenschap gemeen en
wel de abominabel slechte kwaliteit van
den haak. Indien U zelf geen knutselaar is,
moet U zich tevreden stellen met zoo'n
product en als U er iets voor voelt om
zelf te gaan „tinnegieter" zonder „po
litiek" ditmaal dan waarschuw ik er U
voor, dat gesmolten lood en tin niet alleen
gaten in Uw vloerkleed maar ook in Uw
vingers kunnen branden. De haken uit den
handel zijn gewoonlijk voorzien van een
stuk koperdraad, waardoor een aanbijtende
snoek niet de kans krijgt om er met den
haak tusschen uit te trekken.
Een dobber is niet noodzakelijk, omdat
we „op het gevoel" visschen en werd een
vijftig jaren geleden nimmer gebruikt.
Toen zat er meer baars in onze wateren,
dan thans, alle wettelijke beperkingen van
den hengel ten spijt.Een peervormige
dc'-ber, zonder uitstekende stift, gevernist
m ongeverfd, wordt tegenwoordig veel-
a an de plomsim bevestigd.
Dit zijn de samenstellende deelen van
wat ik zou willen noemende zware plomp
sim. Veel genoegen heb ik beleefd aan een
lichtere uitvoering van eigen maaksel. Het
koperdraad vervang ik door het dunnere
staaldraad, gebruik een „vierkanten" haak
in de grootte 1/0 en „practiseer" hier lood
omheen. Een schuifloodje, in de lengte
doorgesneden en open gebogen kan soms al
dienst doen. Het wordt evenals een gesple
ten hagel vast geknepen en wel zoo, dat
de eene helft op het staaldraadje komt te
zitten en de andere helft bovenaan den
steel van den haak.
Een goede en groote houten wormenbak
even zeldzaam als goede loodhaken
en een kanis voltooien de uitrusting. Beide
zijn onmisbare paraphernalia, omdat nu
eenmaal met den plomp in den zomer
wordt gehengeld. Van een kleinen blikken
bak is de inhoud spoedig dood of bedorven
en in een vischtasch loopt bij een brandend
zonnetje de zoo smakelijke baars kans te
verdrogen en is althans niet meer te
schrappen. Vroeger behoorde een polsstok
ook tot de uitrusting. Deze is tén offer ge
vallen aan de Visscherijwet van 1911, die
het vrije hengelen danig beperkte. Het
domein van den hengelaar was en is na
1911 ook zonder pols wel met een plompsim
af te visschen!
Als aas dienen dauwpieren en blauw
koppen. Laatstgenoemden meer in het bij
zonder voor de lichte plomp.
welke U overdag kwelt en 's nachts belet
te slapen. Stop dien hoest direct, maar
bedenk dat die hardnekkige hoest-buien
alleen maar kunnen worden verdreven door
een krachtig en doeltreffend werkend mid
del: de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop.
Abdijsiroop is vanouds een natuurlijk kruiden-
middel, bereid uit oude beproefde geneeskruiden,
welker verrassende werking op aandoeningen der
ademhallngs-organen wordt erkend en geroemd.
Bovendien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu
nog toegevoegd de krachtigste hoest-bedwingen-
de stof welke er bestaat, namelijk de „codeine".
De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop ver-
eenigt dus nu in zich de zachte maar grondige
werking der geneeskruiden en de snelle zeer
krachtige werking der codeïne en daarom noemt
men Abdijsiroop: ,,'s Werelds béste Hoest-siroop".
Flacon 90 ct., f 1.60, f 2.40, f 4.20. Overal verkrijgbaar.
Hoe grooter flacon, hoe voordeeliger het gebruik.
De wijze van visschen.
Een opmerking vooraf: wie beweert of
denkt dat met een plompsim de haak door
het kroos wordt geplompt, heeft het mis.
De benaming is misleidend. Men loopt be
hoedzaam zonder te stampen langs de
mooie"
vanwege het dicht bezette water, dat we
juist opzoeken en we visschen dus „vast" Slootkanten en maakt op alle
d.w.z. dat het snoer aan den top van den kroosplekken met den loodhaak een kruis-
hengel wordt geknoopt of rond den top je. U laat den worm over een afstand van
wordt gewonden en aan het tweede lid een meter over het kroos sleepen en her-
vastgemaakt, wat nog secuurder is. Een haalt dit nog eens in een richting loodrecht
hengel uit één stuk is het aangewezen op den eersten haal. Als de baars hongerig
wapen. Wie echter uit een oogpunt van is, zal hij reeds bij het strijken toehappen,
vervoer een meerledigen stok moet ge- denkende dat er een lekker insect over het
bruiken, koope nimmer een Japansche kroos marcheert,
hengel. Een stijve hengel van Belgisch fa- Als het kroos niet te dik is, zal het
bricaat, uit drie of vier deelen en met eenl
-n--j
den
top ter dikte van een gewoon potlood, is,
uitstekend voor ons doel. Vijf meter is een
worm kunnen onderscheiden en dus daar
naar happen. Indien U na het-strijken van
het kruis nog geen beet hebt bemerkt, laat
U in het snijpun' der streken den haak
door het kroos zakken en maakt langzaam
eenige op en neergaande bewegingen. Als
U ook nu nog geen beet voelt, kunt U den
dobber nog even gebruiken, die echter al
tijd dit nadeel heeft, dat men den worm
niet steeds tot op den bodem kan laten
komen. Anders gezegd: men vischt scher
per zonder dobber.
Dit is in het kort de beschrijving van het
gebruik van het materiaal. Deze tak van
hengelsport eischt echter veel ervaring en
kan onmogelijk onder de knie worden ge
kregen enkel door het aandachtig lezen
van bovenstaande regels. Verder speelt het
geluk hier niet zoo'n groote rol. Het aan
trekkelijke is echter, behalve de groote
emoties wanneer een snoek bij het toe
springen een gat in het kroos slaat, voor
den beginner de vrij groote zekerheid al
thans iets buit te maken.
In de laatste vijf en twintig jaren is het
aantal hengelaars met den loodhaak sterk
dalende. De door de wet sinds 1911 ver-
eischte schriftelijke vergunning van den
rechthebbende op het vischrecht we
oefenen immers deze mooie sport uit in
niet-openbaar water en de achteruit
gang van den baarsstand zijn hiervan wel
de hoofdoorzaken.
Nog zijn er baarsvisschers in leven, die
U kunnen zeggen of en hoeveel baarzen er
onder een bepaald kroosdammetje liggen
en die .zelfs indien U vooruit hengelt, drie
tot viermaal zoo veel vangen dan ook
al is U al lang geen nieuweling meer. Meer
malen heb ik getracht hun „geheimen" te
weten te komen en even dikwijls kreeg ik
als antwoord, dat er geen sprake was van
een extra zintuig, maar zooiets als een
intuitief aanvoelen, een ver doorgevoerde
specialisatie.
Nog enkele tips
Bij dun kroos verdient het aanbeveling
om niet alleen te strijken over de opper
vlakte van het kroos, maar even daaron
der den worm ook een horizontale baan
te laten beschrijven. Niet op en neer dus,
maar een langzame zijdelingsche beweging
met rechtop staand en haak.
Het vernikkelen van het lood of verven
met witte, roode of oranje-kleurige lak is
verder nog een goede raad, dien U niet
overal vermeld vindt. Ook hier is een niet
te dikke krooslaag een vereischte, daar
anders de verf of het nikkel niet zichtbaar
zijn.
De wettelijke minimum maat op baars is
18 centimeter. Kleinere exemplaren moet
U dadelijk weer vrijlaten, wilt U tenminste
niet de kans loopen op Uw beurt door een
veldwachter gevangen te worden. Een vol
genden keer eens wat meer over de Vis
scherijwet.
Berichten over goede vangsten met den
loodhaak worden gaarne ingewacht bij
KARBA.
(Nadruk verboden).
Vervolg.
De verkiezingen van 1913 brachten een
extra-parlementair ministerie aan het be
wind. Treub, die zich tegen het Staatspen
sioen had uitgesproken, was daarin de Mi-j
nister van Landbouw, Nijverheid en Handel;
van hem was de uitvoering der wetten-
Talma, waartegen trouwens de meerderheid
der kiezers zich had uitgesproken, niet te
verwachten; hij ontwierp een nieuw stelsel.
Toen tengevolge van de oorlogsgebeurtenis
sen de termijn van drie jaren, aan de in
voering der wetten-Talma verbonden, was
verstreken, vroeg Minister Lely, onder wien
de sociale verzekeringen waren komen te
ressorteeren, de benoodigde gelden aan, doch
zij werden door de Tweede Kamer gewei
gerd. Hoezeer de sociale verzekering inzet
van politieke debatten was geworden, is
vooral in deze oorlogsjaren gebleken, toen
op dit gebied het politieke compromis, door
den oorlog min of meer stilzwijgend gescha
pen, eigenlijk het gedurigst werd verbroken.
Minister Aalberse is er, korten tijd na zijn
optreden in 1918, mede onder den invloed
van bepaalde wenschelijkheden, die men
door de Novemberuitingen van 1918 gesteld
achtte, in geslaagd om een compromis tot
stand te brengen, dat weliswaar noch links
noch rechts geheel kon bevredigen, maar
door beiden werd aanvaard. Dit compromis
leidde tot een aanmerkelijk minder kostbare
uitvoering door al dadelijk het aantal Raden
van Arbeid tot de helft terug te brengen
leidde tot verschillende vereenvoudigingen,
en tot een zoodanige regeling van de ver
plichte verzekering, dat aan de wederzij d-
sche argumenten de scherpte werd ont
nomen. Zoo is op 3 December 1919 de in
voering der sociale verzekeringen ten on
zent begonnen, maar men kan niet zeggen,
dat de werking daarvan in de eerste jaren
heeft bevredigd. Zoozeer, dat reeds korten
tijd na de invoering een technische en ten
deele principieele herziening werd in over
weging genomen; dat later het kostbaar
apparaat der Raden van Arbeid werd be
kort, en geheel het stelsel, ook de ziekte
verzekering, in het raam der bemoeiingen
van de Rijksverzekeringsbank werd opge
nomen.
Inmiddels had zich, in 't bijzonder tengevolge
van den oorlog, een geheel nieuw instituut op
sociaal gebied baan gebroken, dat èn wat de
daaraan verbonden kosten betreft, èn wat de
beteekenis daarvan in sociaal opzicht aangaat
tot in vele opzichten merkwaardige resul
taten heeft geleid. Dat op het gebied van
werkloosheidsverzekering, arbeidsbemidde
ling en werkverschaffing dadelijk krachtige
maatregelen zouden moeten worden geno
men, niemand, die het heeft ontkend en
zeker niet, gelijk uit zijn aan de crisis gewijd
boek afdoende bleek, Minister Treub. Aller
eerst is toen getracht het werkloosheids
gevaar practisch af te wenden door, gelijk
de nieuwe centrale organisatie op dit ge
bied, de Werkloosheidsraad, wenschte, op
drachten, die van particulieren of officieele
lichamen konden uitgaan, te concentreeren.
Het Departement van Waterstaat diende
zelfs een wet in bij welke voor het uitvoeren
van tal van vrijwel geheel voorbereide wer
ken 8J4 millioen werd gevoteerd; verschil
lende gemeentebesturen volgden het door de
Regeering gegeven voorbeeld. De Neder-
landsche Bond voor Werkverschaffing stelde
een aantal beginselen vast, krachtens welke
streng van elkander afgescheiden moesten
worden gehouden de valide werkwilligen
eenerzijds en de invaliden en werkschuwen
anderzijds. Van de werkverschaffing aan
valide arbeiders kon alleen dan iets goeds
worden verwacht, wanneer zij zoodanig
werd uitgevoerd, dat allen, die eraan mede
werkten, het gevoel hadden nuttigen arbeid
te verrichten. Maar reeds dadelijk is begre
pen, dat van grooter belang moest worden
gerekend de oplossing van het vraagstuk der
arbeidsbemiddeling, waarmede dat van de
werkloosheidsverzekering nauw samen
hangt. Ten aanzien van deze laatste was de
werkzaamheid der Staatscommissie, onder
leiding van Mr. Treub beëindigd; de be
staande werkloosheidskassen waren intus-
schen veel te zwak te rekenen om aan toe
standen als door den oorlog plotseling ge
schapen toen het werkloosheidsindexcijfer
geweldig omhoog zyn, weerstand te kunnen
bieden. Er werd dan ook een dusgenaamde
noodregeling ontworpen, die in het najaar
van 1915 en de eerste maanden van 1916, in
verband met de verminderde werkloosheid,
geleidelijk werd opgeheven. Toen keerde de
toestand, welke bestond voor de noodrege
ling, terug in dien zin, dat de werkloozen-
kassen uitkeeringen verstrekten uit de eigen
middelen en de gemeenten bijslag verleen
den, terwyl de leden slechts recht hadden
op uitkeering gedurende de in het reglement
der werkloozenkassen genoemde termijnen;
later is gekomen het werkloosheidsbesluit
1917; toen einde 1919 de totale opheffing en
liquidatie van het Koninklijk Nationaal
Steuncomité werd overwogen, moest ook
een regeling worden getroffen, opdat de
zorgen voor de werkloosheid daaronder niet
zuden lijden, hetgeen bij de werkloosheids
verzekeringsnoodwet van 1919 is geschied.
Welke kosten de aanvankelijke noodregeling
en die, welke haar in 1916 verving, heeft
tengevolge gehad, moge blijken uit het feit,
dat zy van 1914 tot 31 Juli 1918 aan het Rijk
iets meer dan 2 millioen en aan de ge
meenten ongeveer f 1 3/4 millioen kostte.
Het aantal werkloozenkassen, dat in 1940
770 met 70.481 verzekerden bedroeg, steeg
in 1918 tot 1701 met 165.870 verzekerden,
blijkens de cijfers door het Maandschrift
van het Centraal Biweau voor de Statistiek
gepubliceerd, begif»- 1922 tot 386.000 uitge
breid. Het totaal-bedrag, reglementair uit
gekeerd aan tegen werkloosheid verzekere
personen, bedroeg in 1913 386.000, in 1914
1.822.000, in 1915 bijna 2.500.000, in 1916
593.000, in 917 778.000, in 1918 1.200.000,
in 1919 1.800.000, in 1920 9.774.000, in 1921
15.508 en in 1922 bijna 10.000.000. De be
langrijke bedragen, die met de werkloos
heidsverzekering waren gemoeid, zijn voor
en vooral tijdens de crisis een bijkans druk
kende last geworden.
Hebt u reeds, als abonné van de
Alkmaarsche Courant, ingeteekend op
onze premie-uitgave
een prachtig boekwerk, met ongeveer
400 foto's uit het leven van onze
koningin?
Het boek verschijnt in Augustus,
waarschijnlijk begin volgende week.
Verzekert u van zoo'n boek door nog
heden te bestellen. Dealbumszijn
uitsluitend bij vooruitbetaling,
zoodat ge door inzending van het be
drag na verschijnen het album kunt
ontvangen. De prijs bedraagt f 0.75
afgehaald aan ons bureau, fr. p. post
0.95. Postgiro 37060 N.V. Boek- en
Handelsdrukkerij v/h. Herms. Coster
en Zoon, Alkmaarsche Courant.
hydrol. remmen, onafh. voorveering,
stalen carrosserie, sekurit glas.
ONS DRUKWERK
ziet er ALTIJD goed uit!
DRUKKERIJ COSTER.
ALKMAARSCHE COURANT. TEL. 3320
2eutf£etoti
D
Door DONN BTRNZ.
Uit het Engelsch door J. van P
9)
En al de Vedelaars spelen het puikjs van
dansmuziek, horlepieps als „De Voge-s in
de Boomen" en „De Groene Velden van
Amerika", reeds als „De Jas met d« Zwa
luwstaarten" e" ,De Wind, die de Gerst
doet wuiven"^ gs die een kreupele zoo
vlug als een haas doen zyn... En je gaat
slapen zonder dat een stuurman by het ge
luid van een ouden doedelzakspeler, dat je
in slaap wiegt als een oude vrouw dat doet.
En de vogels zullen je wakker maken met
hun zacht gezang... Ja, ja, Vedelaars
Brink
En zy waren een minuut lang stil in den
zachten zonneschijn van Ulster.
„Zou je een jongen als ik aan boord van
ie schip kunnen gebruiken, man van Rag-
]»ry?"
„Ach zeker, maar wat zou je op zee moe
iten doen, kleine baas?"
„Ik ken haar al heel goed en ik ben niet
onhandig in een boot. Ik kan tegen ieder
een op met zeilen; by den wind, of vol en
bij zal ik de boot in den koers houden, met
den wind op den loefboeg zal ik haar kop
in den wind houden, of met den wind ach
ter zal ik haar laten loopen zooals je een
paard laat draven".
„Ik zou je kunnen meenemen om je zee
manschap en stuurmanskunst te leeren,
maar ik zou je niet kunnen gebruiken als
matroos, kereltje en het is niets voor een
Campbell om kajuitsjongen te zyn".
„Neem my dan mee om het vak te lee
ren, neem mjj mee, nu dadelijk".
„Ik zou het wel willen dnen, kleine baas,
maar ik zou het niet kunntn. Je bent mis
schien bestemd om een geleerde te worden,
al denk je nu, dat het niet mo is. Of je zou
geschikt zyn om een krijgsman te worden.
Ik zou mij niet me je lever, kunnen be
moeien, het is een groote verantwoorde
lijkheid om je met een toekomst te bemoei
en, een vreeselijk iets".
„Wil je niet eens met oom Robin praten,
wil je dat doen?"
„Ach, kom, hoe zou ik met je oom Robin
kunnen praten, die boeken heeft geschre
ven en tot een van de zeven geleerdste
mannen van Ierland gerekend wordt? Ik
zou stellig niet begrijpen wat hij zeide en
hjj zou niet naar een gewoon zeeman luis
teren. Als het je oom Alan was, dan
„Er is niemand in de wereld, die niet
door oom Robin wordt aangehoord. En er
is niemand tegen wien het gemakkelijker
is te spreken, zelfs niet de appelenvrouw
op den hoek van de kade. Wil je met my
meegaan en met hem spreken?"
„Ik zou het niet kunnen, jonfen, ja, je
oom Alan..."
„Dan zal ik het woord wel oen, maar
wil je
„Ach jongen, het zou dwaas zijn".
„Je zou toch niet willen, dat ik boos
werd op een man van Raghery?"
„Neen, ik zou niet willen, dat iemand
hard oordeelde over de menschen van Rag
hery; ik denk dus, dat ik wel gaan moet.
Ik weet niet wat je oom Robin tegen my
zal zeggen om je hoofd op hol te hebben
gebracht. Het is vreeselijk dwaas, maar ik
zal meegaan".
X.
„Daarom zal er nooit een geleerde uit
my te maken zyn, oom Robin; een schip op
zee, of een nieuw onbekend persoon zal mij
altyd meer aantrekken dan een boek. Ik
kan lezen, schrijven en rekenen, wat heb ik
nog meer noodig? En ach, de school zou
een gevangenis voor my zijn de leer
lingen, die lessen opdreunen en inkt aan
hun vngers hebben en de norsche meesters
achter de lessenaars! Ik zou verdrietig
zijn om de buitenlucht, den zonneschijn en
het water en den blazenden wind
Oom Robin trommelde op de ruit van
de club en dacht diep na; de zeeman van
Rathlin stond verwonderd ter zijde.
„Maar, lieve kind, je kunt nu toch niet
weten wat je wilt. Je toekomst, kereltje!
Denk eens na de kerk bijvoorbeeld
„Ach, oom Robin, zou ik heel alleen in
de kerk mijn gebeden moeten zeggen, om
dat ik er zoo afkeering van ben den men
schen te laten zien, wat er in my omgaat?
Ik zou een rare dominee zijn, stom als een
visch
„Je had vroeger ook wel lust in het leger,
kind".
„Dat is zoo en ik hield van de uniformen
en de sabels en de paarden, maar ik zou
het hart niet hebben een man te dooden,
dien ik nooit tevoren gezien had. Als een
man mij kwaad zou doen, zou ik hem even
gemakkelijk dooden als dat ik mijn han
den wasch, maar als ik hem nooit gezien
had, zou ik het niet kunnen, ik zou het nu
eenmaal niet kunnen
„Het is een eerlijk bedrijf, de zee",
waagde de man van Raghery op te mer
ken.
„Hy is zoo erg jong", werp oom Robin
tegen.
„Er is voor my niets anders dan dat of
de boeken, oom Robin; een zeeman of een
student en ik geloof niet, dat ik het met de
boeken ver zal brengen".
„Boeken zijn niet alles, wat men ervan
wil maken, kleine baas. Ik zelf heb boe
ken geschreven en wie leest ze behalve een
groepje grijsaards, die bij het vuur zitten
te suffen? Kennis, jongen, die heb ik en
het is zelfs nog geen wijsheid. Kennis is
als dorre takken, die je met zorg by'een
verzamelt om een groot vuur van te ma
ken om je schenen te warmen, en wijsheid
is de gave Gods, die is als de bloesem op
de heide. Ik heb boeken bestudeerd en heb
het merg uit het brein van doode mannen
verzameld en tenslotte zou al myn kennis
misschien verkeerd kunnen zyn... Men zal
zich den naam van je vader herinneren
zoolang het Gaelisch zal bestaan, want lie
deren kwamen even gemakkelijk tot hem
als een vrouwenkus. En je oom Alan's
voetstappen staan by de pool en Mungo zal
nimmer vergeten worden, omdat hy stierf
met een lach. Niet dat ik iets tegen hen wil
zeggen, kleine Shane, betere mannen zul
len er nimmer zyn; maar Daniël Donelly's
naam herinnert men zich omdat hy Cooper
in een gevecht versloeg en er werden lie
deren op gemaakt. En aan my zal alleen
gedacht worden als de een of andere oude
bibliothecaris een vergeten boek afstoft. En
ik werd nog wel beschouwd als het wyze
jong uit het nest met myn boeken en stu
dies. En alles wat ik nu over heb is een
gekwelde ziel op mijn ouden dag. Ach, die
boeken!"
„Mag ik dan naar zee gaan, oom Robin?"
„Moet ik dat beslissen? En wat zegt je
moeder ervan, vent?"
„O, er is weinig gemoed voor my in haar,
zy is een verbitterde vrouw; zy houdt niet
van het slag van mijn vader".
„Ben jij dan geheel van je vader's slag,
kleine baas? Ben je heelemaal een Camp
bell? Hier, laat ik je eens aankijken. Ja,
de oogen, de neus, de trotsche houding
van het hoofd ik ben bang, dat je wei
nig van je moeder in je hebt, ik vrees hee
lemaal niets".
„Ik schaam mij niet over mijn afkomst,
oom".
„En je hebt je zinnen gezet op de zee?"
„Ik zou het heerlijk vinden, oom".
„En als dat niet blijkt te zyn wat jij je
ervan hebt voorgesteld, zul je dan niet hui
len of een zuur gezicht zetten?"
„Ik dacht, dat u mij daar beter voor ken
de, oom Robin".
„Dat doe ik ook". De groote man legde
zyn hand op den schouder van den jongen
en glimlachte tegen den scheepskapitein.
„Neem hem mee, man van Raghery".
(Wordt vervolgd).