De Nederlandsche Koningen.
31 AUGUSTUS 1898
De beteekenis van Oranje voor Nederland.
PROC LAM AT I E-
Sterke karakter-eigenschappen.
HARE MAJESTEIT.
31 Augustus 1898, een historische dag voor Nederland en Oianje. De jonge
Koningin Wilhelmina was meerderjarig geworden en zou tot Koningin ge-
kroond worden. Het land vierde feest, uitbundig feest. De onstuimigheid van
het feest werd echter onderbroken door eenige plechtigheden, zooals de
kroning in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. En aandacht werd gevraagd en
geschonken aan de proclamatie, waarin de 18-jaiige Voistin zie i aar
Volk richtte.
Wat had Zij te zeggen? Wat waren de plichten, die Zij op zich nam.
Men leze de proclamatie, waarin Koningin Wilhelmina bij de troonsbestijging
zich tot gansch het Volk richtte.
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Aan mijn Volk!
Op dezen voor U en Mij gewichtigen dag gevoel Ik Mij gedrongen eeni^
woorden tot U te richten.
Allereerst een woord van warme dankbaarheid! Sedert Mijne vroegste
jeugd hebt Gij Mij omgeven met Uwe liefde. Uit ajle deelen van het Koninkrijk,
uit alle kringen der maatschappij, van ouden en jongen, ontving Ik steeds de
treffendste blijken van gehechtheid. Nadat Mijn beminde Vader Mij was
ontvallen, werd al Uwe aanhankelijkheid aan Mijn Stamhuis op Mij overgebracht.
Thans, nu ik gereed sta de schoone, dcch zware taak, waartoe Ik geroepen ben,
te aanvaarden, gevoel Ik Mij als gedragen door Uw trouw.
Ontvang Mijnen dank! Hetgeen Ik tot dusver mocht ondervinden liet
onuitwischbare indrukken bij Mij na. Het is Mij een waarborg voor de toekomst.
Mijn innig geliefde Moeder, aan Wie Ik onuitsprekelijk veel verschuldigd
ben, gaf Mij het voorbeeld van een edele en verhevene opvatting der plichten,
die nu op Mij rusten.
Ik stel Mij tot levensdoel dat voorbeeld na te volgen, te regeeren zooals
van een Vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht. Aan de Grondwet
getrouw wensch ik den eerbied voor den Nederlandschen naam en de Nederland
sche vlag te bevestigen, Ik wensch bij het Opperbestuur over de Bezittingen en
Koloniën in Oost en West rechtvaardigheid te betrachten en naar Mijn ver
mogen bij te dragen tot verhooging van Uw geestelijk en stoffelijk welzijn.
Ik hoop en verwacht, dat Uw aller steun, in welken ambtelijken of maat-
schappelijken werkkring binnen of buiten het Koninkrijk Gij zijt geplaatst, my
daarbij nooit ontbreken zal.
Op God vertrouwende en met de bede, dat Hij Mij sterke, aanvaard Ik de
regeering.
Lasten en bevelen dat deze proclamatie in de Staats-Courant en het
Staatsblad opgenomen en ter plaatse, waar zulks gebruikelijk is, aangeplakt zal
worden.
Gedaan te 's Gravenhage, op heden den 31 Augustus 1898.
WILHELMINA.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, De Minister van Financiën,
W. H. DE BEAUFORT. PIERSON.
Dev Minister van Justitie, De Minister van Oorlog,
CORT v. d. LINDEN. ELAND.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, De Minister van Waterstaat,
H. GOEMAN BORGESIUS. Handel en Nijverheid,
De Minister van Marine, C. LELY.
RöELL. De Minister van Koloniën,
CREMER.
Sedert 1815 is Nederland een Koninkrijk,
aanvankelijk met het tegenwoordige België
vereenigd, na 1830 gescheiden daarvan. Drie
Koningen en een Koningin, allen den naam
Willem dragend, hebben over ons land gere
geerd. Reeds uit het gering aantal dezer sou-
vereinen gedurende bijna een en een kwart
eeuw blijkt hoe lang de regeering van ieder
hunner is geweest. Inderdaad, koning Wil
lem I regeerde gedurende een kwarteeuw,
koning Willem III gedurende 43 jaren; ko
ningin Wilhelmina staat op het punt haar
40-jarig regeeringsjubileum, waaraan 8 jaren
onder het regentschap van haar Moeder zijn
toe te voegen, te herdenken. Slechts koning
Willem II, in 1840 door het onverwacht af
treden van zijn vader tot den troon geroe
pen, in 1849 op ontijdige wijze aan het land
ontvallen, heeft een korte, maar zeker niet
onbelangrijke regeering gehad.
Tot den gemiddelden Nederlander is de be
teekenis van de figuur van koning Willem I
r.og niet ten volle doorgedrongen. Te veel
nog wordt in hem gezien de koning, die on
danks de overmacht der groote mogendhe
den, niet wilde berusten in de Belgische on
afhankelijkheid en zoodoende een zwaren
financieelen last van mobilisatie gedurende
jaren achtereen op ons land legde. Te wei
nig wordt rekening gehouden met de groote
opofferingen, die deze koning zich, niet het
laatst uit eigen vermogen, getroostte tenein
de nieuwe bronnen van welvaart voor ons
land aan te boren. Te veel wordt naar zijn
inderdaad eigenmachtige handelv ijze ten
opzichte van het Parlement gezien, te weinig
wordt rekening gehouden met het feit dat,
had ons land niet een man aan het hoofd
gehad, die ondanks allen tegenstand zijn wil
wist door te zetten, het herwinnen van eeni-
gen voorspoed na de moeilijke jaren van den
Napoleontischen tijd niet zoo gemakkelijk
ware gegaan. Koning Willem I, opgevoed in
een tijd, die voor goed achter ons lag, aan
vankelijk als souvereine vorst, daarna als
constitutioneel koning erkend, regeerde, ook
voor dien tijd, eenigszins dictatoriaal. Van
ministerieele verantwoordelijkheid was op
dat oogenblik gene sprake; van afleggen van
rekenschap over het koloniaal bewind al
evenmin. Koning Willem I richtte de Neder
landsche Handelmaatschappij op; hij gaf het
aanzien aan nieuwe en belangrijke water
wegen; nog onder zijn regeering werd de
eerste spoorweg aangelegd. Waar hij kon
steunde hij initiatief, hielp ontwikkeling van
landbouw, nijverheid en handel bevorderen.
Hij was de man, die zijn koninklijke taak
breed opvatte, doch niet altijd in breeden
zin werd begrepen. Hij vergat te bedenken,
dat het Nederlandsche volk, moede van Na-
poleon's tirannie, geen andere heerschappij,
die zoo licht tirannie kon worden geheeten,
er voor in de plaats wenschte. Maar hij zag
ook, dat alleen dan zijn plannen, die ten
voordeele van het volk waren, konden wor
den doorgezet, wanneer hij eigen wil deed
zegevieren.
Men mag de scheiding, die zich tusschen
Nederland en België onder zijn beleid vol
trok, voor een niet gering deel toeschrijven
aan den invloed van verkeerde raadgevers
en aan misverstanden. Er was een groot ver
schil in godsdienst tusschen beide deelen der
Nederlanden, al in den tijd van Karei V
door het Weener Congres vereenigd. Er wa
ren belangen van economischen aard, waarin
beide deelen tegenover elkander stonden.
Maar Willem I, die een open oog had voor
de werkelijkheid, zou er ongetwijfeld in ge
slaagd zijn de verschillen te overbruggen,
indien hij degenen, die zijn raadgevers wa
ren, had kunnen doordringen van de nood
zakelijkheid om plooibaarheid te ontwikke
len. De koning zelf was niet bij uitstek
plooibaar; hy bedoelde het goede voor het
geheele volk, maar wenschte dan ook dat
het als zoodanig zonder meer werd erkend.
In een tijd, waarin de volkswil zich steeds
sterker uitte, was dit moeilijk door te voe
ren. Of zich in 1830 een revolutionnaire be
weging te Brussel zou hebben voltrokken,
ook zonder dat deze elders was uitgebar
sten, moge in het midden worden gelaten. De
politiek, van de zijde van Engeland en
Frankrijk in dit geval gevolgd, heeft voor
de toekomst slechts ten deele vrucht gedra
gen. Zy was gericht tegen den koning, die
zeker niet van plan was zich naar de Fran-
sche politieke wenschen zonder meer te
schikken. Zoo leidde een aanvankelijk schijn
baar onbeteekende uitbarsting te Brussel tot
afscheiding van het Zuidelijk deel van Ne
derland. Willem I legde er zich niet bij neer,
en verzamelde zijn troepen aan de grenzen
en in den 10-daagschen veldtocht schenen
deze alleszins in staat de orde te herstellen.
Toen greep Frankrijk daadwerkelijk in; een
Fransch leger stond gereed België binnen te
rukken; voor de overmacht moest de toen
malige kroonprins, onder wiens leiding het
Nederlandsche leger stond, zich bukken. Tot
1839 duurde het, voordat koning Willem I
zich naar de wenschen der mogendheden
schikte en te Londen de tractaten ondertee-
kende, die voortaan de verhouding tusschen
Nederland en België zouden beheerschen.
In diezelfde jaren stond zijn koloniaal be
leid, dat in menig opzicht een waagstuk was,
aan scherpe critiek bloot.
Van plan zich ten tweeden male in het
huwelyk te begeven met een niet volkomen
ebenbürtig gerekende gemalin van adellij
ken huize, trad de koning af. Het besluit
kwam plotseling en werd op het oogenblik,
dat het vernomen werd, betreurd. Drie jaren
leefde koning Willem I nog te Berlijn; kwam
zoo nu en dan hier te lande over; in 1843
eindigde hy zijn in vele opzichten ryk en
welbesteed leven.
Koning Willem II volgde hem op. Hij had
onder Wellington krijgslauweren geoogst in
Spanje, en later bij Quatrebras en Waterloo.
Zooveel gevoelde de Nederlandsche natie
hem verschuldigd, dat hem als nationaal ge
schenk het landgoed Soestdijk werd aange
boden, waar, met uitzondering van zijn oud
sten zoon, den lateren koning Willem III, al
zijn kinderen werden geboren. Willem II re
geerde streng constitutioneel, in dat opzicht
aanmerkelijk strenger dan zijn vader. Reeds
was de Grondwet van 1815 gewijzigd in dien
zin, dat aan de Staten-Generaal zeggenschap
over het koloniaal beleid werd verleend.
Maar op de revolutie-uitingen, die zich in
1830 deden gelden, volgden die van 1848, die
zich van geheel Europa meester maakten.
Het blijft de verdienste van koning Willem
II, dat hij, zonder te aarzelen en zich te ver
weren gelijk andere souvereinen deden, de
wenschen naar meer zeggenschap van het
volk inwilligde. De wijziging in de Grond
wet, die in 1848 met medewerking van
Thorbecke werd voltrokken, was een bij uit
stek belangrijke. Hoezeer zij duurzaam was,
bleek uit het feit, dat eerst in 1887 een
nieuwe wijziging noodig was. Koning Willem
II, die aan de leening van minister van Hall
van 1843 een groot persoonlijk aandeel had
genomen, stierf onverwacht in 1849, terwijl
hij zich te Tilburg bevond. De ontginningen
van dit deel van Brabant zijn voor een deel
zijn werk geweest en men vindt dit in meer
dan één naam terug.
Koning Willem III, destijds 32 jaren oud,
kwam zoodoende in 1849 aan de regeering.
Ten deele erkende hij gedurende zijn 43-jarig
bewind de kracht der constitutie, ten deele
stond hij daartegenover, beïnvloed ongetwij
feld door het Russisch Tsarenbloed, dat door
zijn moeder Anna Paulowna in zijn aderen
stroomde. Willem III was gelijk vader en
grootvader een vorst, die zoowel in Neder
land als Luxemburg belangstelling aan den
dag legde voor alles wat het welzijn van het
volk betrof. Zijn belangstelling was verre
van eenzijdig; zij ging naar handel en nijver
heid niet minder uit dan naar scheepvaart en
landbouw. De kracht van het representa
tieve, die in het koningschap is gelegen, heeft
Willem III gedurende het eerste deel zijner
regeering uitnemend weten te hanteeren. De
Luxemburgsche kwestie van 1867, waarin
hy een ander beleid wenschte te volgen dan
aanvankelijk zijn verantwoordelijke raads
lieden voorstonden, gaf tot tal van parle
mentaire moeilijkheden aanleiding. Niet ten
onrechte wordt de constitutioneele gezind
heid van den koning in die jaren aan critiek
onderworpen. Hij schikte zich naar den
volkswil, maar vanaf dat oogenblik trok hij
zich in gedeeltelijke eenzaamheid terug. Na
het jaar 1870 vertoonde de koning zich zel
den in de niet centraal gelegen provincies,
zeker niet in die mate als vroeger was ge
schied. Toen hij stierf, moest zelfs een stad
als Utrecht constateeren, dat zij bijna twee
decennia achtereen den koning niet in haar
midden had gezien. Toch bleef de figuur van
koning Willem III populair. Gevolg van het
feit, dat hij een Oranje was, gevolg ook van
de aanhankelijkheid, die hij zich door zijn
persoonlijke belangstelling by achtereenvol
gende watersnooden had verzekerd. Koning
Willem III trok er op uit om zelf leiding te
geven aan de hulp, die diende te worden
geboden; waagde in wankele scheepjes op
onstuimige rivieren zijn leven. Tijdgenooten
getuigen van de ontroering, die hen beving,
toen de koning na zijn bezoek aan de door
overstrooming geteisterde streken te 's-Gra-
venhage jubelend werd binnengehaald.
Tweemalen huwde Koning Willem III.
Den eersten keer, in 1839, nog voordat hij
zelfs Kroonprins was, met zijn nicht, prinses
Sophie van Wurtemberg; dochter van de
zuster van des Konings Moeder, en even
eens een Russische Grootvorstin; enkele
jaren na haar, door geheel Nederland be
treurd overlijden, met Prinses Emma van
WaldeckPyrmont. Mocht het groote ver
schil in leeftijd tusschen Koning en Konin
gin in 1879 tot opmerkingen leiden, al spoe
dig heeft Nederland den zegen erkend, die
het in deze Duitsche Prinses kreeg. Konin
gin Emma, na tien jaren Koningin-Weduwe
en Koningin-Regentes, daarna een geruimen
tijd door geheel Nederland geëerbiedigd als
Koningin-Moeder, is een voorbeeld van tact
en plichtsbetrachting geweest. Op jeugdigen
leeftijd had zij een aanmerkelijk ouderen
echtgenoot ter zijde te staan; op insgelijks
nog jeugdigen leeftijd kreeg Zij het regent
schap in handen van een land, dat van het
Koningschap ietwat vervreemd was. Tege
lijkertijd dat zij de opvoeding van onze Ko
ningin op zorgvuldige wijze regelde, wist zij
tijd te vinden om Koningin Wilhelmina te
brengen naar alle deelen van Haar Rijk,
waar men gedurende geruimen tijd geen lid
van het Vorstenhuis had gezien. Moeilijke
jaren zijn in het regentschap haar deel ge
weest; men denke maar aan den strijd om
het kiesrecht, die fel oplaaide en aan de
eerste symptomen van moeilijkheden op
sociaal gebied, die zich toen deden gevoelen.
Maar het woord van dank, in 1898 door de
Koningin tot Haar Moeder gericht, vond
weerklank in geheel Nederland. Koningin
Emma is voor allen, tot aan haar dood in
1934, gebleven een Nederlandsche vorstin,
van wie men zich met moeite herinnerde,
dat zij eens als een vreemde prinses hier
haar intrede had gedaan.
Koningin Wilhelmina aanvaardde in 1898,
slechts enkele jaren nadat zy meerderjarig
was geworden, de regeering. Bijkans 40
jaren staat Zij aan het hoofd van den Staat.
Van haar kan niet zonder meer worden ge
zegd, dat zij populair is in den gewonen zin
van het woord. Haar ernstige persoonlijk
heid, die zich in den loop der jaren steeds
intenser heeft ontwikkeld, lijkt op populari
teit niet in de eerste plaats aangewezen.
Maar de eerbied, dien Nederland voor zijn
Koningin is gaan voelen, draagt steeds die
per wortelen. Aanvankelijk bood de regee
ring weinig moeilijkheden; de internationale
positie van Nederland verstevigde zich; bin
nenslands deden zich, gelijk in 1903, wel
eens moeilijkheden voor, maar van omvang
rijken aard waren deze niet. Na een 16-tal
zegenrijke jaren, die vermeerderden voor
spoed ook aan ons land brachten, brak de
wereldoorlog uit, die ook Nederland niet on
aangetast liet. Hoog stapelden de moeilijk
heden zich in deze vier oorlogsjaren op. Wel
kon de Koningin zich verlaten op een regee
ring van bekwame en geestkrachtige man
nen, maar niettemin moest zij dagelijks de
toenemende moeilijkheden zien. Dat zij in
die dagen met haar volk heeft meegeleefd,
in elk opzicht heeft meegeleefd, staat wel
vast. Daarin ten deele is de verklaring te
vinden van het feit, dat de revolutionnaire
schok, die door dit deel van Europa ging als
gevolg van de ongehoorde krachtsinspan
ning, waartoe vier oorlogsjaren hadden ge
leid, ten onzent bitter weinig weerklank
vond.
Bijkans tweemaal tien jaren liggen achter
ons sedert aan den oorlog een einde kwam.
Jaren, die, wat den internationalen toestand
aangaat, het best worden gekarakteriseerd
door den daaraan gegeven naam van na-
oorlog. Jaren waarin de Nederlandsche han
del, nijverheid, scheepvaart en landbouw zich
konden herstellen van de nadeelen, die zij
van den langdurigen oorlogstijd hadden on
dervonden; jaren, waarin de internationale
positie van Nederland, dank zij onze be
proefde zelfstandigheidspolitiek, zich ver
stevigde. Maar de gevolgen van den op on-
gelukkigen grondslag gesloten vrede bleven
niet uit. In 1929 brak een economische
crisis, gelijk tevoren niet ondervonden, zich
baan met onstuimig geweld. Zij verscherpte
de economische verhouding; zy riep politieke
problemen zonder tal op; zij bracht ook
groote malaisé in het anders zoo welvarende
Nederland. Koningin Wilhelmina wier regee
ring aanvankelijk zoo gemakkelijk scheen te
verloopen, heeft na 1914 wel ondervonden,
dat de taak van zoo hoog geplaatsten niet
altijd een benijdenswaardige is!
Aanvankelijk scheen het, dat het huwelijk
van de Koningin met Prins Hendrik van
Mecklenburg, in 1901 voltrokken, kinderloos
zou blijven. En niet zonder eenige vreeze
vroeg men zich af, welken Souverein Neder
land, zoozeer op zijn vrijheid gesteld, dan
zou krijgen. In 1909 werd Prinses Juliana
geboren en met hoe groote vreugde zij werd
begroet, bleek by die gelegenheid. Hoewel
de Koningin de jeugd van Haar dochter
tegen inmenging van buiten heeft beschermd
met al de kracht, die in haar was, heeft zij
de Kroonprinses, zoodra deze meerderjarig
was, geroepen tot de taak om het Neder
landsche volk te leeren kennen en zich bij
dat volk bekend te maken. Zij heeft zich al
spoedig genegenheid verworven door haar
grooten eenvoud, haar oprechte hartelijk
heid, haar voorbijzien van alle vooroordeel,
dat in stand en rang is gelegen. Wel vroeg
men zich in Nederland meer dan eens af
wanneer de Kroonprinses haar hand aan een
gemaal zou reiken. Vele namen werden ge
noemd en gingen weer verloren. Totdat, in
September 1936, plotseling de verloving met
Prins Bernhard bekend werd, slechts enkele
maanden later door het huwelijk gevolgd.
En in zooverre heeft 1938 voor Nederland en
het Nederlandsche volk goed ingezet, wijl
het in Prinses Beatrix een dochter aan de
Kroonprinses schonk, waarborg voor de
voortzetting van de Oranjetraditie, die een
deel van ons volksbestaan is.
Er zijn, wanneer men in de geschiedenis
der Europeesche Vorstengeslachten rond
ziet, slechts weinige vorstenhuizen, die zich
mogen verheugen in een door historie ge
boren genegenheid en vertrouwen als in
Nederland tusschen volk en monarchie be
staat. Oranje kan nooit, neen nooit genoeg
voor Nederland doen, zoo heeft eens Konin
gin Wilhelmina gezegd. Maar Nederland kan
ook nooit vergeten, dat de Vader van dit
Oranjehuis, de onvergetelijke Zwijger, eigen
gemakkelijk leven opgaf teneinde zich te
wijden aan den strijd voor de vrijheid voor
het volk in deze landen. Hij behoorde, on
danks zijn geboorte op vreemden bodem, tot
dit volk, dank zij de vele bezittingen, die hij
hier had en de vele jaren, die hij in ons
midden doorbracht. Maar hij offerde veel en
kreeg slechts weinig. Nederland gevoelt wat
het aan de nazaten van dezen grooten Zwij
ger ten allen tijde is verplicht!
Bij het Regeeringsjubileum der Koningin
denken wij voor alles aan de beteekenis
van het Koningschap. Hoe Wilhelmina de
Kroon droeg, dat geeft den inhoud en den
luister aan dit feest, maar de Waarde,
waaruit Zij leeft, die vormt de voorop
stelling.
De Republiek vaardigt een uitnemend
burger af naar de hoogste plaats van het
Gezag, het Koningschap stelt het Gezag,
ontsproten aan Hooger Leiding en aange
dragen door eeuwen traditie. In de Repu
bliek is het hoogste Gezag louter bepaald
door de Constitutie, en uit haar afgeleid,
in het Koninkrijk is het hoogste Gezag
aanvankelijk. De grondwet omschrijft hier
weliswaar de plaats en de taak van de
Kroon; maar die grondwettelijke omschrij
ving omsluit onvoldoende haar diepeie
beteekenis. De President der Republiek is
het wettig en onpartijdig hoofd van den
Staat, de Koningin der Nederlanden is
meer dan het schild der boven-partijdig-
heid, Zij is de draagster der nationale
Eenheid.
Zij is dat, wijl ten onzent de dynastieke
gedachte de nationale eenheidsgedachte
schiep, en de Koningin, wanneer Zij zich
rekenschap geeft van Hare verantwoorde
lijkheid tegenover Haar dynastie, zich be
wust wordt van Hare roeping ten aanzien
van Haar volk. En wijl de Natie, harerzijds,
wanneer zij zich spiegelt in haar historie,
daar het gelaat van Oranje ontmoet.
De eenheid van het Nederlandsche volk
is niet de eenheid van een metselwerk,
maar van een boom. Het hechtste metsel
werk kan men vernietigen, maar een eik
klauwt zijn wortels in den grond. De orga
nische samenhang van een volk, waarin de
levenskracht woont van velerlei overtui
ging en belijdenis, is sterker dan de me
chanische verbinding van volken, waarvan
om der wille van de eenheid, de levens
sappen der overtuigingen zijn afgetapt.
Maar er is één voorwaarde: dat die orga
nische eenheid wordt gevoed door ééne
samenvattende Idee.
Deze samenvattende Idee is in Neder
land niet de Kroon zonder nadere bepaling,
maar de Kroon, gedragen door een Oranje.
Wat de vol van goede bedoelingen levende
Koning Lodewijk nimmer verwierf met al
zijn zwoegen, dat verwerft een Oranje
reeds door zijn loutere verschijning: de
liefde van het volk. Onze dynastie is in
wezen onderscheiden van ieder Koninklijk
huis met welwillende Souvereinen, zij is
onze eigen dynastie. Haar bloed werd
vergoten voor onze vrijheid, haar levens
beginsel is dat waaruit wij leven, haar
historie is de onze.
Aan dat oude goud gaf Koningin Wil
helmina een nieuwen ijk. Zij heeft aan ons
Koningschap den inhoud verleend van
Hare ongemeene persoonlijkheid, van
Haar onaantastbaar Karakter, van Haar
zeldzame talenten. Anders is de taak ge
weest, die aan de laatste rechtstreeksche
afstammelinge van het Huis van Oranje
op de schouderen werd gelegd, dan die de
eerste Oranje als levensdoel koos. Maar
de vraag is te stellen of Haar wijsheid niet
kan worden vergeleken met de Zijne, of in
Haar plichtsbetrachting en nauwgezetheid
niet verwantschap is te ontdekken met Zijn
heldenmoed.
Een diepe erkentelijkheid vervult ons,
wanneer wij terug denken aan het ont
zaglijke werk, dat de Koningin in de ver
vlogen veertig jaren heeft verricht. Alle
functies van den Staat heeft de Koningin
niet alleen als Ambtsdraagster verzorgd,
maar Zij heeft ze ook symbolisch wijding
gegeven. En er is geen herdenking, geen
feest, geen onheil voorgevallen in die
veertig regeeringsjaren, of de Koningin
was aanwezig. De Koninklijke glimlach
straalde over de vreugden van ons leven,
het Koninklijk troostwoord werd gesproken
in de uren van onze smart en verbijstering.
En niet alleen in uiterlijke belangstel
ling, ook in innerlijke daadkracht zag de
Koningin Haar roeping. Het Nederland
sche volk erkent alleen gestalte, wanneer
die vervuld is van gehalte, en het mede
leven van de Koningin met Haar volk heeft
een uitermate reëel karakter. Vooral dc
oorlogstijd geeft hiervan een reeks van
voorbeelden. Nog eer het Kabinet zich had
bezig gehouden met de slachtoffers der
oorlogscrisis, was de gedachte eener steun
organisatie op groote schaal al by Hare
Majesteit ontwaakt. Toen de middenstand
in nood geraakte de Koningin nam het
initiatief der hulp-organisatie, en toen de
Staatsleening 1914 ons volk moest behoeden
tegen een financieele katastrofe de Ko
ningin stond een deel van eigen vermogen
af.
In den mobilisatietijd heeft de Koningin
een voortvarendheid, een actieve samen
werking met Hare Regeering getoond, die
oorzaak geworden is, dat de nationale ge
meenschap, welke begin Augustus 1914
dreigde in angst-psychose en chaotische
situatie te geraken, werd gered.
Het is opmerkelijk hoe de positie der
Kroon niet door persoonlijk ingrijpen van
Hare Majesteit, maar door de politieke
omstandigheden in den loop der veertig
jaren werd versterkt. Daarom heeft de
erkenning dat de Koningin nimmer is af
geweken van strak-volgehouden constitu
tioneele opvattingen een dieperen zin. De
Kroon heeft dikwijls gestaan wij denken
aan sommige opdrachten tot Kabinetsfor
matie voor uitzonderlijke moeilyk-
heden. En men moet de nauwkeurigheid en
het talent bewonderen, waarmee onze
Koningin steeds de juiste daad weet te
verrichten op het juiste moment.
De figuur der Koningin geeft een vol
komen uitbeelding te aanschouwen van
de Majesteit. Onze Koningin is ongerept.
Geen onderdeel van een onderdeel van
Haar verschijning, van Haar gebaar, van
Haar levensdaden, geeft de Majesteit prys.
Door Hare Waardigheid genieten wij aan
zien in de rij der volkeren.
In deze tijden van internationale gisting
en van veel nationale bekommernis, wordt
Nederland gedragen door de onaantastbare
Zedelijke figuur van het Hoofd van den
Staat.
De waardigheid en bezonnenheid van de
Koningin legt plichten op aan de natie.
De Koningin vermaant ons door Haar
vlekkeloos voorbeeld tot het beoefenen
van de deugd der evenwichtigheid, die de
beste eigenschap is van ons nationaal
k.nakter, Haar trouw bezielt ons tot trouw
aan onze nationale beginselen, en geeft
ons het voornemen eerder uit de verschei
denheid van overtuigingen te klimmen tot
de eenheid dan de eenheid in gevaar te
brengen door te veel verscheidenheid.
Het hoogste en schoonste wat over Ko
ninginWi'helmina te zeggen is: Zij gevoelt
Haai Koninklijke taak als een roeping.
Hier ontmoet de eerste Oranje de laatste,
die rechtstreeks stamt uit zyn bloed.
ie roeping is een beroep. Een beroep
op ons volk om het Nederlanderschap den
ec e en zin te geven, die beantwoordt aan
Haar Gestalte
P. H. RITTER Jr.