RONDOM PRAAG EN GODESBERG. Nachtelijke tocht door het Sudetenland Hitier vijand van de pers. (Vervolg van pag. 1, eerste blad) De situatie in Tsjecho- Slowakije. In sommige streken heerscht onrust. Benesj spreekt tot het Tsjecho-Slowaaksche volk. ZIJ, DIE ZICH MET INGANG VAN 1 OCTOBER VOOR MINSTENS DRIE MAANDEN ABONNEEREN, ONT VANGEN DE YOT DIEN DATUM VERSCHIJNENDE NUMMERS GRATIS EN FRANCO. DE DIRECTIE. Tsjechische bevolking verschrikt en ontzet. Kennismaking met het standrecht. Toch erkent hij haar waarde. TWEE VERTROUWENSMANNEN De overstroomingen in Amerika. 441 dooden. DERDE BLAD. In de rubriek Laatste Berichten heb ben wü gisteren een kort overzicht ge geven over den toestand in Tsjecho- Slowakye na de capitulatie van Praag. Men weet dus, dat in Praag gisteren be toogingen werden gehouden, die echter een rustig verloop hadden. Wel staken de betoogers hun meening over Londen en Parijs niet onder stoelen of banken, maar nergens behoefde de politie in te grijpen. Die betrekkelijke rust is den geheelen dag in Praag gebleven en de regeerings- crisis heeft zelfs die kalmte niet kunnen onderbreken. Intusschen worden van verschillende kan ten berichten gemeld over in bezitneming door Duitsche troepen van het Sudeten- Duitschland en over botsingen in dit ge deelte van het land. Maar als steeds zijn de berichten uit Praag en Berlijn precies met elkaar in tegenspraak. Zoo meldde Reuter vannacht uit Eger, dat Henleinistische patrouilles te Asch gis teren alle anti-nationaal-socialistische Duit- schers arresteerden, waarvan velen tot Woensdagavond by de Tsjechische politie hebben gediend. De Tsjechische politie-beambten, die te Asch door Sudeten-Duitschers gevangen wa ren genomen zijn echter weer vrijgelaten. Zij hebben zich tezamen met de Tsjechische gendarmerie teruggetrokken naar, wat men gelooft, de nieuwe grens zal vormen, name lijk de taai-grens. Het terugtrekken der Tsjechische autori teiten uit Eger is vertraagd, daar de orders die men uit Praag verwachtte, nog niet ont vangen zyn. Telegrafische en telefonische verbinding met Praag is op het oogenblik byna onmogelijk. Een ondermijnde brug op een weg in de nabijheid van Eger is door onbekende personen opgeblazen. Alle trei nen, die van Eger naar het binnenland van Tsjecho-Slowakije vertrekken waren giste ren propvol met Tsjechische families. De geestdrift der Duitschers in de aan de grens gelegen Sudeten-Duitsche steden is in den loop van den dag nog toegenomen. Duizenden Duitschers hebben den gehee len dag gewacht op de aankomst van Duit sche troepen. De bevolking gelooft, dat Duit sche troepen zich gereed houden, om bin nenkort het Sudetenland binnen te trekken. Intusschen worden de voertuigen, die be zoekers uit Duitschland brengen, voortdu rend door de menigte toegejuicht. Gistermiddag, aldus verklaart de corres pondent van Reuter, zag ik te Eger een ge- heele familie, bestaande uit vader, moeder en kinderen, die naar men mij vertelde Tsje chen waren, met hun schamel bezit op den rug, door Henleinistische wachten weglei den, terwijl de menigte joelde en het Tsje chische gezin uitjouwde. Van den toren van de katholieke kathedraal van Eger waait de hakenkruisvlag. Duitsche berichten. Het Duitsche nieuwsbureau meldt uit Eger, dat het Tsjechische leger gistermid dag van den chef van den generalen staf, Krajaden, bevel heeft gekregen, met alle beschikbare wapens onverwijld de Sudeten- Duitsche grensgebieden binnen te rukken en ze tot op het laatste dorp te bezetten. In den middag tegen 4 uur drongen de eerste pantserwagencolonnes de Sudeten-Duitsche plaatsen Koeningsberg, Falkenau, Graslitz, Neudek, St. Joachimstal, Weipert e.a. bin nen. Vanuit de pantserwagens werd, aldus het D.N.B., zonder voorafgaande waar schuwing direct een hevig machinegeweer vuur geopend, waardoor talrijke voorbygan- gers getroffen werden. In Egerland zijn volgens het D.N.B. in drie uur tijds 16 Su deten-Duitschers door schoten gedood. Het D.N.B. meldt voorts dat zich van de bevolking een groote opwinding meester heeft gemaakt, daar zij voor den komenden nacht het ergste vreest. Uit verschillende plaatsen in het Sudeten- Duitsche gebied verklaart het D.N.B. berich ten ontvangen te hebben omtrent verster king van de Tsjechische troepen, die weder om gewelddaden zouden plegen. Ernstige botsing bij Schoemberg? Het Duitsche nieuwsbureau meldt uit Schoemberg, dat het bij Liebenau vanmid dag tot een ernstigen strijd is gekomen tus- schen Tsjechische soldaten en gendarmen en Sudeten-Duitschers. Bii h«>t ere vecht werden twintig personen door scholen gewond. Aan beide zijden zijn dooden gevallen. Een gewonde Tsjech is door de Sudeten- Duitschers naar een ziekenhuis overge bracht. Vernieling van Duitsche spooibaan? Volgens de „Zittauer Morgenzeitung" is de spoorbaan van de aan Duitschland toebe- hoorende lijn Zittau-Reichenberg vlak over de grens met ontplofbare stoffen vernield. Ook uit Grottau werden gisteravond talrijke ontploffingen vernomen. Aan de Poolsche grens. De Poolsch-Tsjechische stad Cieszyn (Te- schen) wordt door de rivier de Olza en de grens, waarvan Polen herziening vraagt, in tweeën gedeeld. Sedert Tsjecho-Slowakije de Fransch- Britsche voorstellen heeft aanvaard en heeft ingestemd in de cessie van het Sudeten land aan Duitschland is de opwinding groo- ter geworden, te meer daar het gemeente bestuur van het Poolsche stadsdeel sinds Woensdag oproepen tot de bevolking richt, waarin deze wordt uitgenoodigd zich gereed te houden om verscheiden eenheden van het Poolsche leger, die van de manoeuvres te- rugkeeren, te begroeten. Tal van organisaties-oud-stryders, de ver- eeniging van insurgenten uit Opper-Silezie, de oud-strijders uit het Poolsche en Fransche leger enz., allen in uniform, wachten op het rijkelijk versierde marktplein op de aan komst der Poolsche regimenten. Nader wordt gemeld, dat verscheidene een heden van het Poolsche leger, in het bijzon der artillerie, naar de grens zijn gediri geerd. Volgens betrouwbare schattingen zouden ten minste twee divisies aan de Poolsch-Tsjechische grens geconcentreerd zyn. Het gewone garnizoen van Teschen be staat uit een regiment infanterie. Een vastberaden ondertoon. President Benesj heeft gisteravond over alle Tsjechische zenders het woord tot het Tsjecho-Slowaaksche volk ge richt. Hij wekte zyn landgenooten op tot rust, bezonnenheid en eenheid en waar schuwde hen voor de gevaren zich door hartstocht te laten leiden, waardoor be- belangryke goederen in gevaar zouden kunnen komen. Meermalen herhaalde Benesj, dat hij nooit bevreesd is geweest en ook nu niet bevreesd was. Hij verklaarde plannen voor alle mogelijkheden gereed te heb ben. Benesj zette uiteen, dat in geheel Europa veranderingen plaats vinden en dat deze in verschillende landen uiteenloopende vor men aannemen. Uitvoerig betoogde hij, dat de gebeurtenissen in het kader van de Euro- peesche situatie gezien moeten worden. Van samenwerking tusschen Engeland, Frank rijk en Duitschland zal ook Tsjecho-Slowa- kye profiteeren, aldus Benesj, en wij kun nen dan ook de samenwerking met Oost- Europa bevorderen. Met nadruk verklaarde Benesj, dat zijn volk weet te handelen als er gehandeld moet worden en zal strijden tot den laatsten man als zulks noodig mocht zijn. Zijn geloof in volk, natie en staat is onverzwakt. Wij volgen eervol en vastberaden een po litieke lijn, aldus Benesj. Verlies uw op timisme en common sense niet. Orde is nu meer dan ooit noodig, anders zouden ande ren daarvan profiteeren. Wij moeten spa ren op onze krachten; wy zullen die later noodig hebben. Europa doorleeft een groote crisis. Als wij trouw aan ons zelf blijven, zal Tsjecho- Slowakije deze eervol en met succes over winnen. Benesj verklaarde de toekomst van het vaderland niet te vreezen. Er zijn slech tere tyden geweest en zij zijn steeds door successen gevolgd. Een nieuwe regeering is gevormd en de namen zullen later op den avond bekend ge maakt worden. Het zal een kabinet van na tionale solidariteit zijn. Laat iedereen als een soldaat op zijn post blijven. Dan dient hij den staat het best. Benesj waarschuwde geen acht te slaan op alarmeerende berichten. De president be sloot zijn toespraak met eenige Tsjechische dichtregels, welke vertolken, dat het Tsje cho-Slowaaksche volk niet ten onder zal gaan. (Van onzen eigen verslaggever.) Klingenthal, Woensdag. Men kan het den Tsjechen aanzien en bemerkt al heel gauw, dat het hen hoogst aangenaam is met een Nederlan der en Zwitsers te doen te hebben. Hol landski journalista dat alleen al is in orde en wanneer dan daarbij ook nog komt een fraai papier van het Praag- sche ministerie van buitenlandsche za ken een papier, dat mijn collega's niet hebben en waarvan zij dankbaar profiteeren dan is de zaak heelemaal voor elkaar. Wij zien dan aan de Duitsch-Tsjechische grens, die een mooie, breede straat afsluit, hoe de» Tsjechen hier den weg hebben ver sperd en de auto's tot langzaam rijden heb ben gedwongen. Dat gaat op de volgende manier. Zy hebben op een afstand van vijf meter geweldige blokken aangebracht ter weerskanten van den weg, zeven aan den eenen en zeven aan den anderen kant, en zoodoende is er een passage ontstaan waar de wagens zich niet anders dan zigzags wijze kunnen voortbewegen. Men is op beide douanekantoren buitengemeen vriendelijk en de Duitschers vragen ons of wy ook weer terug willen. „Ja, waarom niet? vraag ik. „Hier by ons is het goed, repli ceert een welgedane beambte. „Daarom woon ik ook by jelui", luidt mijn antwoord, „maar aan den Tsjechischen kant bevalt het ons óók niet slecht". „Na, gehen Sie antwoordt de Duitscher. Het allereerste wat ik zie op Duitsch ge bied is een groot bord waarop een kaart is afgebeeld, met woorden er op, die mij niet geheel en al vreemd zijn: „Ein Volk, ein Reich, ein Führer". Wij zien hoe het ver keer en dat is hier druk door S.A.- mannen als Hilfspolizei optredend, wordt geregeld. Wij zien vluchtelingen in burger- kleeren marcheeren, voorop een S.A.-man. In een café kijken de menschen een tikje wantrouwig naar het Zwitsersche schildje dat mijn beide collega's dragen, het witte kruis op het roode veld, en men vraagt: „"Was ist das?" Is dan gerustgesteld. Véél spoediger dan een Duitsch fotograaf in Fal kenau, die maar niet wou gelooven, dat dat schildje niet een of ander geheim Tsjechisch teeken was. Tegen acht uur willen wy terugkeeren naar Tsjechisch gebied. De formaliteiten zyn snel verricht en wij deelen den Tsje chischen wachtpost mee dat wij gaan wan delen. „Waarom?" vraagt men ons. „Er gaat óók nog een trein". „Och", zeggen wij, „in een trein kun je nog altijd gaan zitten, maar wandelen on der deze ietwat abnormale omstandigheden heeft toch ook, en zeker niet het minst voor een journalist, zijn bijzondere bekoring". Men begrijpt ons en zegt dan: „Goed, wij willen het u niet verbieden, maarpas oppas duchtig op en zet beide ooren goed open. Want u zult eenige wacht posten tegenkomen of liever die zullen opeens voor u staan en dan moet u oogen- blikkelijk staan blijven. Hebt u ons begre pen? Oogenblikkelyk". „Komt in orde", zeg ik, en lucht tot groo te vreugde mijn weinig omvangrijke kennis van de Tsjechische taal in een „Goede nacht". Après tout bleek mijn wensch Bul- gaarsch te zijn, maar men begreep en waar deerde de bedoeling Wij gaan dus op weg met zyn drieën. Het is stikdonker men ziet niets. De maan heeft zich achter het wolkendek verscholen en aan romantiek ontbreekt nu letterlijk niets. Men hoort geen stap en niets anders dan het huilen van een hond doet zich hoo- ren. Wy wandelen een half uurtje en zien nietsBangmakerij, waarde vriend", zegt mijn collegaDaar flikkert een rood licht en wij stooten elkander aan. „Nou zul je 't hebben", zeg ik. Maar neenhet is een lichtje dat er voor zorgt dat wij in deze Egyptische duisternis niet in een sloot te recht komen. Men hoeft werkelijk geen „angsthaas" te zijn, maar ongemoedelijk is het. Heel aar dig, maar wij wilden alle drie dat wy maar rustig weer in ons hotel achter een biertje zaten. Dan plotseling, wij hebben er geen oogenblik aan gedacht, een harde en door de stilte van den nacht duidelijk hoorbare stem: „Stai... Hande hoch..." Uit de duis ternis verrijzen twee gestaltenwij zien niets anders dan een lange dunne bajonet, schaarsch door een electrisch lampje ver licht. Wij blijven keurig staan en steken de handen op. Het examen begint. „Waarheen... waarom te voet... wie ben jelui?" Wij geven antwoord in trouwe ik heb nog nooit zóó vlug en zoo waarheidslievend ook op een vraag geantwoord. Men onder zoekt ons van boven naar beneden en van beneden naar boven. Geen wapens? Neen Alleen een vulpen want wij zijn journalis ten Maar het is geen tijd voor meer of minder flauwe grapjes het onderzoek is zeer streng. Dan kunnen wy doorgaan 't papier heeft weer eens prachtig werk ge daan Een kilometer verder hetzelfde, maar nu in grootere uitvoering. Acht gewapende sol daten omringen ons... Weer die motorrij ders en liefst nog drie officieren. Het on derzoek herhaalt zich nog een keer en dan zyn wij thuis. Alles is ook hier gesloten slechts een rijtje met zak en pak beladen vrouwen haast zich naar het station. Als schimmen glijden zij door de schaarsch ver lichte straten. De zooveelste vluchtelingen... In ons hotel praten wij nog een oogen blikje na. Te krijgen is er niets meer. Al vanaf acht uur niet. Het personeel is naar huis en de eigenaar ontsluit de deur alsof hij een vesting openmaakt. „Es ist fürchter- lichzegt hij. „Was wird kommen?" Was wird kommen? Ja... wie zal het zeggen. Het wordt beangstigend. Wij blijven hier... het is een goed centrum. Vanmor gen om zeven uur hoorden wy het gedreun van zware wagens en doffe geluiden drin gen tot ons door... Wij gaan naar be neden en zien drie zware tanks staan en volgeladen camions met zwaarbewapende soldatenDreigend steken de loopen der machinegeweren uit de gevaarlijke machi nes. Zy waren al weg en zijn teruggekomen Waarom? Omdat het ernst wordt... zegt men ons. Daar komt de krant en even later staan de waard en de waardin in mijn slaapkamer. „Herrgott" is al wat zy eruit bren gen „Herrgott" Sind wir dann wirklich von England und Frankreich verkauft worden? Aber das KANN doch nicht En zy toont mij de krant, die nieuwen schrik en nieuwe ontzetting in duizen den Tsjechische harten heeft gebracht. „Plan Paris-London Gebietsrevision vorgeschlagen En de vrouw slaat haar handen voor het gezicht. (Van onzen Berlijnschen correspondent.) Berlijn, 20 September. In deze politiek zoo bewogen dagen en weken is weer eens een interview van een buitenlandsch journalist met Adolf Hitier verschenen, om de ronde te gaan doen door vele bladen in de geheele wereld. Dit feit geeft ons aanleiding eens iets over Hitler's houding tot de pers en de journalisten te vertellen. Er zijn weinig staatslieden of staatshoof den geweest, de gekroonden wel degelijk meegerekend, die in hun hart zoowel als de practijk zoo weinig voor het gilde der journalisten gevoeld hebben en nog voelen als de tegenwoordige leider van het Groot- Duitsche Rijk. Leest men zijn thans in tal van talen verschenen boek „Mein Kampf" er op na, dan komt men tot de ontdekking, dat hij reeds als jeugdige losse werkman" in Weenen reden meende te hebben zich met verachting van de pers in de hoofdstad der toenmalige Donau- monarchie te moeten afwenden „om den onwaardigen vorm, waarin deze pers het Hof naliep". Daar kwam nog zijn juist in die dagen ontwakend anti-semitisme by. De Weensche pers was toen nog voor een niet onbelangrijk deel in joodsche handen en werd in hoofdzaak door joodsche jour nalisten geschreven. In dit deel van zijn boek kan men dan de volgende opmerkingen lezen: „Het overgroote deel van de politieke z.g. op voeding, die men in dit geval zeer juist met het woord propaganda aangeeft, komt voor rekening van de pers. Zij zorgt in de eerste plaats voor de z.g. opheldering en is daardoor een soo-t school voor volwasse nen. Maar dit onderwijs is niet in handen van den Staat, maar in de klauwen van ten deele hoogst minderwaardige krach ten". Hitier, die blijkbaar reeds als jeugdig ai beider deze bittere ervaringen opdeed, schreef ze pas veel later, in 1924, tijdens zyn opsluiting in de vesting Landsberg, op. En het is moeilijk na te gaan, of daar bij de intusschen sterk vermeerderde ken nis van menschen en dingen deze bitter heid nog heeft doen toenemen. Waarschijn lijk is het in hooge mate. In elk geval is Adolf Hitier een vijand ge bleven van allen en alles, wat onder het woord „pers" samengevat kan worden. Ge- lyk hij in zijn hart (als alle dictatoren) ook een vijand der massa is gebleven. Waarover overigens in zijn boek eveneens het noodige te lezen is. Maar dat beteekende, noch wat de pers, noch wat de massa betreft, dat hy de waarde van beider gunst ooit onderschat heeft. Integendeel. Zyn successen heeft hij te danken gehad aan de omstandigheid, dat de propaganda zijner beweging van het eerste oogenblik af op de massa-uitwerking berekend is gebleven, en aan het feit, dat hij vooral in de jaren toen de radio nog niet tot zijn beschikking stond wel degelijk met alle macht er voor zorgde, een eigen partypers op te bouwen, die tot een „strij dende pers" werd gemaakt en in stijl en in houd op de grofste wijze aan het laagste massa-niveau werd aangepast. Hitier zelf was de eerste bezitter en uit gever van den thans tot grootste Duitsche dagblad geworden „Völkischer Beobachter", dat vermoedelijk altijd nog zijn eigendom is, al teekent ook als zoodanig sinds eenige jaren Alfred Rosenberg en wordt het blad door Hitler's vriend en compagnie-kameraad uit den wereldoorlog Amann in diens tot monopolie-bedrijf geworden firma Eher ge ëxploiteerd. Maar persoonlijk heeft Hitier voor het beroep der journalisten (in tegen stelling met Mussolini) nooit iets gevoeld, en eenmaal aan de macht gekomen heeft hij zich gehaast, de pers tot staatsorgaan, de journalisten tot staatsambtenaren te maken. En ter gelegenheid van zijn bezoek aan Rome heeft hy ze zelfs in de uniform ge stoken. Zij en hun bladen zijn voor hem een noodzakelijk kwaad, nuttig voor de beïn vloeding der stemming, bruikbaar zoolang ze volkomen gehoorzamen en zich niet aan critiek op het staatsbewind wagen. Maar ten slotte als schrijvende en geschreven voortbrengselen van „het intellect" veel minder belangrijk dan het gesproken woord. Toen Hitier de pers noodig had, was hij gemakkelijk te naderen. Het is niet anders dan consequent, dat men daarom Adolf Hitier ook zelden met journalisten tezamen niet. In de jaren vóór 1933 was dat anders, vooral in de periode, toen hij nog in Miinchen als betrekkelijk on bekend agitator werkzaam was en gaarne interviews gaf aan de betrekkelijk weinige buitenlandsche journalisten, die zich toen voor hem en zyn beweging interesseerden. Ook in de jaren 1933 en 1934, toen hij reeds als rijkskanselier in de Wilhelmstrasse re geerde, konden vooral buitenlandsche jour nalisten (Fransche, Engelsche, Italiaansche, Amerikaansche) hem zonder al te veel moeite aan het praten krijgen, vooral in tijden, waarin het er voor hem op aan kwam, voor Duitschland in bepaalde landen stem ming te maken. Maar een interview met Hitier bleef ook toen een uitzondering, waarom de buitenlandsche publicisten niet weinig trotsch waren als hun zulk een bui tenkansje gelukt was. Intusschen: reeds in die eerste twee jaren van het nationaal-socialistisch regime begon in Hitler's omgeving een „hof-journalist" naam te maken. Het was de Berlijnsche cor respondent, later reis-correspondent, van de „Daily Mail", het Londensche boulevard blad met sterke fascistische sympathieën, Ward Price, een slanke, nog betrekkelijk jonge man van donker type, van verre ken baar aan zijn monocle dat in de rijen der be roepsjournalisten niet al te vaak pleegt voor te komen (met Price draagt in Berlijn de tegenwoordige voorzitter van de Vereeni- ging der Buitenlandsche pers dr. Bojano dit attribuut der vroegere Duitsche garde-offi cieren, en onder de Duitsche collega's de oud-president van den Rijksbond der Duit sche Pers Wilhelm Ackermann). Toen ik in 1934 een vrij hopelooze poging deed, een Hitler-interview te krijgen, was Ward Price's monopolie reeds zoozeer ge vestigd, dat de hooge regeeringsambtenaar bij wien ik het onderhoud aanvroeg, mij antwoordde: „Ik zal natuurlijk gaarne mijn best voor u doen, maar ik kan u bij voor baat weinig hoop geven. Onze Führer voelt niet veel voor interviews, en als hij iets te zeggen heeft, laat hy Ward Price bij zich komen, aan wien hij zich nu eenmaal ge wend heeft en dien hij goed kan verdra gen". Inderdaad heeft Hitier sindsdien een hoogst enkele maal nog den Amerikaanschen chef-correspondent van het bureau Asso ciated Press Louis P. Lochner, en tijdens de groote reis naar Italië dr. Bojano, die cor respondent van Mussolini's lijfblad en van het officieuse Stefani-bureau in Berlijn is, alleen ontvangen. En zich overigens, wat de buitenlandsche pers betreft, bepaald tot de eenmaal-jaarlijksche ontvangst van een tien- tot twintigmaal uitgezochte vreemde journalisten tijdens het partijcongres op de Burgt in Neurenberg. Maar dit jaar is bij die gelegenheid zelfs het gebruikelijke po litieke interview uitgebleven en keuvelde Hitier met zijn gasten van het persgilde slechts een kwartiertje over kunst en archi tectuur Twee journalisten in het vertrouwen. Twee beroepsjournalisten zijn thans in Hitler's omgeving gebleven en zorgen voor alles, wat met de publicatie van zijn mee ningen te doen heeft: de Engelschman Ward Price en de Duitscher dr. Otto Dietrich. Ook dr. Dietrich is nog jong, even veer tig. Ik herinner mij nog, hoe hij in 1932 zeer scherpe critiek op de journalisten van het regime van Weimar uitoefende uit zijn standplaats München, waar hij toen ook reeds eenige jaren in de leiding der Hitier- beweging werkzaam was. Met het gevolg, dat de Rijksbond der Duitsche Pers hem royeerde. Nog geen jaar later was diezelfde dr. Dietrich een der meest invloedrijke persmenschen van het Derde Rijk geworden en benoemde de regeering hem tot voorzit ter van dienzelfden Rijksbond, die hem kort te voren had uitgestooten. Hij klom steeds hooger, werd vice-president van de „Perska mer", adjudant van Hitier (wat meebracht, dat hij sindsdien steeds in het onmiddel lijke gevolg van den Führer te vinden is), chef van de persafdeeling der rijksregee- ring en ten slotte Staatssecretaris in het mi- nisterie-Göbbels. En het is wel aan te nemen, dat dr. Die trich en Ward Price te zamen uitmaken, wanneer de „hof-journalist" door Hitier ont vangen wordt en diens voor het buitenland bedoelde meeningen wereldkundig maakt. Het aantal dooden ingevolge den vloed golf en overstroomingen, veroorzaakt door den orkaan, is gestegen tot 441. De herstelde verbindingen hebben thans den volledigen omvang der vernielingen in New England, New York en New Jersey, aan het licht ge bracht. De schade aan eigendommen toege bracht is gestegen tot boven 150 millioen dollar. Honderden menschen worden nog vermist en in New England alleen zijn 5.000 bewoners dakloos. De stad New London in Connecticut is gedurende 30 uur van elke verbinding met daarbuiten verstoken ge weest. De stad is bovendien geteisterd door een zwaren brand. Verscheidene steden en dorpen in New England zijn overstroomd. Anderen werden door het water bedreigd. De door de regens gezwollen rivieren blyven nog steeds was sen. Fire Island en Westhampton Ebeach op Long Island zijn, uitgezonderd enkele hui zen, die ook zware schade hebben bekomen, letterlijk weggevaagd. Op Fire Island wer den ongeveer 500 huizen vernield. De ver- keerwegen zijn geblokkeerd door omgeval len boomen en duizenden forensen onder vonden vertraging, aangezien de treinen niet verder konden. In Manhattan heeft men urenlang in het donker gezeten door storing aan de electrische leiding. De ondergrond- sche spoor werd tot stilstand gebracht. De orkaan, die van West-Indië Noordwaarts ging, heeft Long Island, Connecticut, Rhode Island en het Westen van Massachusetts in vollen omvang getroffen. Hij loeide ook ever Vermont en de grens van Canada, maar met minder kracht. Alle geteisterde gebie den hebben krachtige maatregelen genomen om plunderingen te vermyden, en de orde te handhaven. President Roosevelt heeft aangemaand, alles in het werk te stellen om den nood te lenigen. Gespannen toestand in Noord-Afrika? - Meer dan 6000 man troepen van generaal Franco zyn sinds Zondag uit Algeciras naar Ceuta vertrokken, aan boord van twee groote transportschepen. Ook gister werden nog troepen verscheept, bovendien zyn mor tieren, machinegeweren, granaten en muni tie getransporteerd. Er wordt medegedeeld, dat de grens tus schen Tetoean en Tanger sinds 18 Septem ber gesloten is, terwijl geruchten in omloop zyn, dat te Ceuta groote opwinding heerscht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 19