X Ap RAADSELS. II 1 fj* U 41 |P m i m i i *1 B s 1 n Wi ,1 n m '4 ÖQt: v B B mp i jjjp i J Ijj mi 18 fi 1 11 u B HP B ^gj H H B H B Jhizdmdtiek VOOR ONZE KINDEREN. X xxxxxxxxxxx X X Verhaaltjes van kinderen voor kinderen. DERDE BLAD. eis a b c d e 9. Pc3—e5! Echt Morphy. 9 10. Pb5c7f 11. Ddl—f3f 12. Rflc4 13. Pd5Xf6f 14. Rc4Xd5f 1 g b f4Xe3 Ke8—f7 Pg8—f6 Pc6d4 d6d5 Kf7—g6? Dit verliest spoedig. Zukerfort, die deze stelling nauwkeurig heeft onderzocht, kwam tot de conclusie, dat zwart na 14Kf7e7 een tamelijk goed spel gekregen had. 15. Df3—h5f afti Kg6Xf6 16. f2Xc3 W Pd4Xc2f 17. Kei—e2 Hier gaf Zwart het op. Tegen Tflf is niets te doen. Op 17g7g6 volgt 18. Tal—flf Kf6—g7 18. Tfl—f7f Kg7 «8 20. Tf7—d7tt EIGENAARDIGHEDEN. In een partij tusschen Gottschall en Tarrasch te Neurenberg in het jaar 1888, behield Tarrasch al zijn pionnen tot den 96en zet! Philidor's verdediging draagt zijn naam feitelijk ten onrechte, want Philidor speel de deze verdediging zijn heele leven niet één maal. In een partij tusschen Bogoljubow en Aljechin in 't jaar 1922 te Hastings, offerde Aljechin zijn dame, haalde daarop een nieuwe dame, offerde ook deze nieuwe dame, haalde toen wederom een nieuwe dame, dus de derde, die ook geofferd werd, deed toen een poging om een vierde dame te halen, doch voordat het zoover kwam, gaf Boggie op. In een der laatst gehouden Russische tournooien trad een jonge speler op den voorgrond, van wien zijn landgenooten veel verwachten. Zijn naam is Bellvenets. Niet erg Russisch, zal men misschien zeg gen. Hij eindigde een half punt onder Konstantinopolsky (dat klinkt beter) en nam de vierde plaats in onder de 20 Rus sische meesters, die deelnamen. Lilienthal maakte 13 partijen remise, drie andere spelers 12!! UIT DE PARTIJ. In een onlangs te Weenen gespeelde partij kwam in het eindspel onderstaande positie voor. Wit aan zet speelde. m, wSSfr- 1. Df3—f6!? Zwart mag niet 1Re5Xf6 ant woorden, omdat dan mat volgt door Tele8f. Hij speelde Db2Xc3, om den raadsheer, die tweemaal was aangevallen, te dekken. Nu volgde 2. Df6g7f Re5Xg7 3. Tel—e8f Rg7—f8 4. Te8Xf8ft Maar wat had Zwart in plaats van Db2Xc3 moeten spelen om de partij te redden? Onze Vierde September-Opgave. Een beetje rekenen. Met genoegen heeft men naar de oplos sing van deze niet te ingewikkelde reken- puzzle gezocht. Men kwam tot de volgende becijferingen: 57 x 17964 1023948 134 x 1023948 137209032 137209032 61104 137147928 3249 x 137147928 445593618072 En dit laatste getal was de derde macht van een getal van vier cijfers en men vond als getal 7638 Toekenning Septemberprijs. Bij 't controleeren der lijst bleek dat twee oplossers met een gelijk aantal pun ten voor de Septemberprijs k 2.50 in aanmerking kwamen, n.1. Mej. R. Mole naar te Koedijk 131 en Mej. Jacobse, alhier, beide met 142 p. Bij loting is de prijs toe gewezen aan Mej. R. Molenaar. Deze prijs is vanaf Maandag bij onze Administratie af te halen. Stand der hoogstgeplaatsten volgende rubriek. Onze Nieuwe Opgave. (No. 1 der Octo- ber-serie). Welke beroepen? Welke beroepen worden door de volgen de personen, mannen of vrouwen uitge oefend als dat beroep uit de letters van hun naam kan worden samengesteld: 1. F. H. Gaanemycz 2. E. Seralandra 3. K. P. Hoesapeert 4. B. B. Mierdezen 5. C. C. Rauthiettin 6. C. L. Z. Nuustloenvie 7. R. O. Doenspeercnt 8. A. Z. P. Grostdeellaanel Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 7 Octo- ber 12 uur aan den Puzzle-Redacteur van de Alkmaarsche Courant. TOEN DOLF ONDEUGEND WAS, Omdat hij stilletjes uit huls was gegaan, redde hij het leven van ©en kleinen jongen. Als je do hele dag op school moet zitten is het reuze fijn, als je na schooltijd kunt gaan spelen of lezen of wandelen. Dan heb je wel eens zin om je benen te strekken en je flink te bewegen. Later, als je op een H.B.S. of gymnasium bent en hard moet werken, of als je een betrekking hebt, denk je: „Wat hadden we vroeger toch veel vrije tijd en wat konden we veel spelen!" Hij was nog niet direct gezonken, want hy had een heel wijd rokje aan en dat stond nu als een grote bal om hem heen. Dolf was ook erg bang voor den agent, maar hij dacht er nu toch niet over om weg te gaan, hoewel hij wist, dat vissen verboden was bij de rivier, sprong toen in het water en greep 't jongetje beet. Bijna werd hy meegesleurd en in de diepte getrokken, maar hij trok het jongetje met alle geweld naar zich toe en sleepte hem zo op het droge. Toen de kleine drenkeling veilig op de oever lag, sprong Dolf vlug overeind en rende weg, want de politie-agent was al vlak bij. 's Avonds riep de dominee hem by zich. Maar lang niet alle jongens en meisjes mogen na schooltijd doen wat ze willen en naar buiten gaan. Zo was er een jongen, Dolf heette hij, die nooit mocht gaan spe len na schooltijd. Hij woonde bij een domi nee in huis, die hem Latijn moest leren. Als 's middags de vriendjes van Dolf buiten de stad gingen om by de rivier te spelen, moest Dolf op zijn kamertje zitten en werken. De dominee was een erg aardige man, maar hij voedde Dolf heel streng op. Op een mooie zomerdag zat Dolf weer op zijn kamertje en leerde Latijnse verzen uit zijn hoofd. De zon scheen zo heerlijk bin nen en de vogeltjes zongen zo mooi, het leek wel of alles hem naar buiten wilde lokken. Hy stond op en ging voor het raam staan. En toen besloot hij, om eens een middag on deugend te zijn en stilletjes weg te gaan. Hij deed zacht zijn deur open en luisterde op de gang of hij iets van den dominee merkte. De kamerdeur stond op een kier en toen zag hij, dat de dominee in zijn stoel inslaap was gevallen. Hij draaide zich heel zacht om en ging naar buiten. Tien minuten later stond hij al bij de rivier. Zijn vriendjes speelden aan de kant. Ze gooiden steentjes in het water en hadden erg veel plezier. Maar Dolf had een ander plannetje. Hij had een tijdje geleden een paar hengels ge maakt van wilgentakken, touw en een paar kromgebogen spelden. Eén had hij meegeno men van huis en die wierp hij nu in het water. De andere kinderen zagen het en kwamen bij hem staan kijken. Ze waren al lemaal erg nieuwsgierig of hij iets op zou halen. Een klein jongetje van drie jaar kwam steeds dichter by Dolf staan, verloor opeens zijn evenwicht en viel in het water. Hij spartelde en sloeg met zijn handjes, maar daardoor dreef hij nog verder af en kwam midden in de rivier te liggen. De jongens en meisjes aan de kant schrok ken vreselijk en een paar meisjes begonnen te huilen. Toen riep plotseling een jongen: „Daar komt een agent!" en meteen holden ze allemaal weg. Alleen Dolf bleef staan. Hy zag den kleinen jongen verder drijven. „Waar ben je vanmiddag geweest?" vroeg hy streng. „Eh.... bij de rivier, een beetje wande lenstotterde Dolf met een vuurrode kleur. „Zo! Wandelen!" riep de dominee boos. „Je wilde hengelen! Beken het maar eerlijk, de agent heeft je hengel gebracht, die heb je laten liggen, toen hij aankwam!" Daarna gaf hij Dolf een flink standje en stuurde hem meteen naar zijn kamer. Een paar dagen later was er kermis in het stadje. De dominee ging met zijn eigen kin deren en met Dolf naar de kermis. AUe kin deren uit de stad waren er. Ze stonden bij de snoeptentjes en liepen overal tussen door. Dolf had niet veel plezier, want de do minee wilde hem niets geven. „Als straf voor je hengelen", had hy gezegd. Daarom keek Dolf nu naar alle kanten rond, maar mocht nergens heen gaan. Toen kwam plot seling een man naar hem toe en zei: „Zeg jongen, ben jij het niet geweest, die een paar dagen geleden mijn zoontje uit de rivier heeft gered?" Dolf kleurde en knikte van ja. De man klopte hem op zijn schouder en zei: „Ik kan je niet zeggen, hoe dankbaar ik je ben. Ik zou graag iets voor je willen doen. Kan ik je ergens mee helpen?" De dominee had den man stomverbaasd aangekeken en op zijn vraag, wat hij be doelde, vertelde de man hem alles. Toen stopte de gelukkige vader Dolf een gulden in de hand en zei: „Hier, maak jij maar eens flink plezier op de kermis!" De dominee keek zijn leerling vriendelijk aan, maar Dolf schudde zijn hoofd, duwde de gulden weer in de hand van den man en rende weg. Later zei hij: „Ik weet heus niet meer, waarom ik het niet wilde aannemen, maar ik was al zo blij en zo gelukkig, dat ik geen geld wilde hebben voor wat ik deed". •Nu is Dolf allang volwassen en hij is een heel bekend dokter geworden. In zijn dok tersloopbaan heeft hij al veel mensen het leven gered, maar de eerste, die hij gered heeft, was de kleine jongen bij de rivier en dat zal hij nooit vergeten. WIE HEEFT DE „AARDAPPEL" ONTDEKT? Dappere mannen uit vroegere eeuwen. Een van de wonderlijkste geschiedenissen, die we uit de tijd van de ontdekkingen, dat is zo omstreeks het jaar 1500 hebben, is die van de verdeling van de „aardappel", zoals de mensen in die tijd de aardbol, de globe noemden. Toen de verschillende zeevaarders, waar van het grootste deel Spanjaarden en Portu gezen waren, op hun lange zwerftochten steeds nieuwe „landen" ontdekten, d.w.z. ze ontdekten meestal nieuwe „eilanden", ge beurde het dikwijls, dat er oneenigheid ont stond om een bepaald gebied. Ze vroegen zich af, wie het eerst op dat eiland was ge weest en niemand Wilde toegeven, dat er iemand vóór hemzelf geweest was. Daar ontstonden grote ruzies door en zelfs oor logen. Eindelijk besloten de Spanjaarden en Portugezen om den Paus om raad te vragen. Hy moest zeggen, hoe ze moesten handelen met hun ontdekkingstochten. De Paus trok daarop midden door de Oceaan, van Noord naar Zuid een lijn en zei, dat alles wat ten Oosten van die lijn lag, door de Portugezen ontdekt mocht wor den en alles wat Westelijk lag door de Span jaarden. De beide landen hebben zich daar werke lijk lange tijd aan gehouden. Al voor Columbus Amerika ontdekte, zijn omstreeks het jaar 1000 de Noormannen in Amerika geweest. Van Marco Polo, die naar China en Amerika kwam, hebben jullie zeker allemaal wel eens gehoord. Dat was in de 13de eeuw. Later in het midden van de 15de eeuw vertelde Hendrik de Zeevaarder, een Portugese prins, dat het verhaal, dat de tropische gebieden, door de verschrikkelijke hitte „onbewoonbaar" waren en dat het water van de zee daar altijd kookte, niet waar was. Men ontdekte aan de kust van Afrika, ten Westen van de Kaap Verdiche eilanden het „Groene voorgebergte" en merkte, dat daar zwarte mensen woonden, die het nog heel goed schenen uit te houden in de grote hitte. Toen pas kwam men op het idee, dat er misschien wel een zeeweg naar Indië zou zijn, die om dat negerland heen voerde. Alle ontdekkingstochten, die daarna wer den ondernomen, waren begonnen om die zeeweg naar Indië te vinden. Op een van die tochten namen de Portugezen stenen pilaren mee, als ze op de kust van Afrika als teken van hun heerschappij neerzetten. Een van die pilaren is nog niet zo lang geleden weer ontdekt en is nu in het Museum van de zee geschiedenis in Berlijn te zien. Ook een Duitser Martin Behaim ging op onderzoekingstochten uit en toen hij van een van zijn tochten thuiskwam in zy'n ge boortestad Neurenberg, maakte hij daar de eerste globe, die beroemde „aardappel", die nog steeds bewaard is gebleven en het voor beeld is geweest van alle latere globes. Van af die tyd ontwikkelde zich in Neurenberg een aardbolmakerij, die tot in de 18de eeuw een heel belangrijke rol heeft gespeeld. Natuurlijk was die aardbol van Behaim nog niet goed. Zo ontbrak Amerika er abso luut op, want de aardbol werd in 1492 ge maakt en in datzelfde jaar, maar iets later, ontdekte Columbus Amerika. Omdat hij dacht, dat de aarde rond was, kwam Christophel Columbus op het idee om maar steeds naar het Westen te varen. Dan zou hij wel eens in Indië aankomen, dacht hij. En toen hy' eindelijk, na een tocht van 70 dagen in Amerika kwam, dacht hij, dat hij in Indië was aangeland. Daarom noemde hij de inwoners van dat land ook Indianen. Van 1497 tot 1498 bereikte Vasco da Gama Indië door het Oosten. Korte tijd later, van 1519-1522 ontdekte Magalhaes, dat het wer kelijk ook mogelijk was om Indië door het Westen te bereiken. Maar het vijfde werelddeel, Australië, bleef nog lange tijd onbekend. Meer dan honderd jaar lang had men het idee, dat er misschien nog wel een groot land ergens in het Zuiden zou kunnen liggen. De grote zee vaarder Cook is het geweest, die in 1770 ontdekte, dat dat idee werkelijk waarheid bevatte. 1. Verborgen lichaamsdelen van dieren. Het jongetje liep ootmoedig aan de hand van zijn vader. Ik begrijp niet, dat je wilt, dat Jacob eksters in een kooi zet. Je moet voor het uitwassen van de broek lauw water gebruiken. De oppasser kwam uilen, gieren en arenden het dagelijkse voedsel brengen. Hij trapte met zyn hak op een bananen schil. 2. X 9 X 9 t X X 9 X Op de kruisjeslyn in het midden komt van boven naar beneden gelezen de naam van een militaire maatregel, die dezer dagen in tal van landen is be sproken. 1° ry een medeklinker, 2° een dier, dat onder de grond leeft. 3° iets, dat de telefonist in de grond legt 4° een Indisch eiland, waar veel tin wordt gevonden. 5" iets, dat op de trap ligt. 6° kinderen, die een afkeurenswaar dige eigenschap hebben. 7° een stand, waarmee alle schaak- partyen beëindigd worden. 8" iets, wat beurtschippers doen. 9° iets, waarmee wordt gemeten. 10° een lichaamsdeel. 11° een klinker. 3. Hoe kan men water in een zeef dragen? DE OPLOSSINGEN. De oplossingen der raadsels uit het vorig nummer zyn als volgt: 1. stok leed egel paar eend roet stal peer adder aard rasp deel 2. metselaar, tuinman, koetsier, poelier, korporaal. 3. Het woord „kort". 'S AVONDS IN DE LAADIIAVEN door POP. De duisternis valt al, als ik langs een smal paadje, dat langs de treinrails van de IJmui- dense hoogovens leidt, op de haven afstap. Ik moest nu werkelijk eens weten, waar de haven was. Al een uur lang had ik inde auto zitten rondkijken naar Vader en Kees, die ook op zoek naar de „Mars" waren, maar een heel andere kant uit waren gegaan. Totdat ik vlak voor mijn neus een bordje ontdek met het opschrift: „Naar de boot". En als ik ook een schoorsteen ontdek in de verte, besluit ik er eens op af te stappen. Moeder blijft alleen in de auto achter. Het pad is lang en donker. Geen enkele lan taren geeft er verlichting. De stilte wordt af en toe verbroken door het fluiten en sto men van een treintje en het geraas' van de hoogovens. Maar voor me zie ik een schip. Een mooi flink schip. „De Mars"? De hoop komt even in me op. Maar als ik dichterbij kom, vervliegt die. Er stond een vreemde naam op: „Evina". Ik hoor een vreemde taal spreken. Een Noors schip. De matrozen staan hier en daar in groepjes te praten. Comman do's worden geschreeuwd. Mensen van de hoogovens met eigenaardige helmen op, die het schip moeten laden, lopen rond op de kade. Alles wacht op het schip „Mars", dat aan dezelfde kade achter het Noorse schip zou komen. Het moet van Amsterdam komen en een reis naar de Adriatische Zee maken en moet in Velsen geladen worden met ijzer. „Hoe laat komt het schip", informeerde ik voor de zekerheid. „Over een kwartier jongedame, 't kan eigenlijk elk ogenblik verwacht worden", Nou, dat zal ik toch maar even gaan zeggen, denk ik, en wil reeds bedanken, als hy vraagt: „Heb je permissie om op dit terrein te lopen". „Ja", knik ik, „mijn broer is op het schip en de auto staat daar verderop". „O, mooi" knikte hij. „Afijn je weet het". Langs hetzelfde donkere paadje loop ik terug. Bij de auto gekomen vragen 4 Noren mij de weg. Omdat ik geen Noors versta, kost het heel wat moeite om ze uit te leggen, dat we geen cantine weten en hier onbekend zy'n. Onder de koplamp van de auto laten ze mij mooie foto's zien van Noorwegen met ber gen en sneeuw. Maar op het laatst vind ik het toch tyd om weer naar de haven te gaan, In de haven staan de mannen met de hel men in een groep te praten en te wachten. „Nou kan ie elk ogenblik komen", zegt de man van straks. „Zie je dat groene licht daar in de verte? Nou dat is hem". „O, fijn", maar dadelijk trekt mijn belangstelling naar wat anders „Waarvoor zijn die rare dingen, die u op uw hoofd heeft". De mannen lachen onder elkaar. „Dat is voor vallende stukken yzer lichtte de „dikke" weer in, die nog al praatgraag lijkt, „maar 't is nog nooit ge beurd hoor", voegt hy er aan toe. Maar dat is nog niet genoeg. Ik heb nog zoveel te vragen. „Zijn die blokken in die goederenwagens echt y'zer, en wordt het schip daarmee ge vuld? Is dat wat op de grond ligt dan ook geen ijzer?" „Nee, dat is ijzererts", zeggen ze. „Daar zijn een massa soorten van, uit alle mogelijke landen". „Schooljuffrouwen hebben 't graag", zegt de dikke. En tenslotte beijverden ze zich allen om verschillende brokjes van allerlei soorten voor me op te scharrelen. In die tijd is de Mars aangekomen. Touwen worden uitgegooid. Het is opeens een drukte van belang. En als de loopplank voor ons uitge legd wordt, laat ik mijn ertsverzameling in de steek, om mee aan boord te klimmen. WAT IS DIT NU WEER? LEGPUZZLE. DE ELANDEN. Deze elanden zyn eens even naar het moeras gegaan om een beetje te drinken. Ze hadden hun buikje weer vol gegeten met de knoppen van de bomen. Ook van naald bomen hadden ze gegeten, want daar hou den ze veel van. Maar nu wilden ze toch eerst drinken en fijn door het water lopen. Het was alweer herfst geworden cn daar om hadden ze elkaar allemaal weer opge zocht. De hele zomer waren ze alleen ge bleven en hadden in hun eentje rondgezwor ven. Een enkele elandstier .was bij zijn vrouwtje en de jongen gebleven, maar de meeste waren alleen op ontdekkingstocht gegaan. Nu troffen ze elkaar weer en zou den verder de winter bij elkaar blijven. Er waren er nog veel van het vorige jaar bij. Een paar heel oude waren gestorven en de jongen waren groot geworden, maar verder was er niets veranderd. Ze zwierven door Scandinavië en door Finland. Ook in Rus land en Noord-Duitsland waren grote elan denkudden, maar zóver gingen deze elan den uit Noorwegen niet weg. Als het voorjaar wordt, gaan ze weer al lemaal uit elkaar en brengen de zomer op een eigen plaatsje door. Dan houden ook de. elanden „vacantie". m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 11