Vraag en aanbod Vestiging van Nederlandsche landbouwers in Frankrijk. In (798 De gelegenheid thans niet bijzonder geschikt. JCeckóL School HENGELEN ALS SPORT. Voor kleine tuinen. ALKMAARSCHE COURANT Denkt U er aan Uw voor Zaterdag op te geven DERDE BLAD. 'V'*' PREDIKBEURTEN. ZONDAG 30 NOVEMBER I938 4 ALKMAAR. Herdenking kerkhervorming. Groote Kerk, 10 uur, ds. Klein Wassini, Kapelkerk, 10 uur, ds. v. Dop; 5 Warners. Rem. Geref. Gemeente, 10.30 Houtgast, van Dordrecht Uuri ds. uur. ds. :rvor. Ev. Luth. Kerk (Oudegracht), 10.30 ds. v. d. Woude; av. 7 uur, ds. R< laar, van Zwolle; Maandagavond j ds. v. d. Woude (herdenking kerk'hc ming); muz. medew. mevr. Elte—de ru: ter). Doopsgezinde Kerk, 10.30 uur, ds. Kuinp Geref. Kerk, 10 en 5 uur, ds. von Meye^ 1 feldt. Herst. Apost. Gem., Toussaintstraat in en 4.30 uur en Woensdagavond, 8 u., dienst Ned. Chr. Gemeenschapsband, 3 U(J jongeliedensamenkomst Oudegracht 208* Woensdagavond 8 uur in Waakt en Bidt' de heer Joh. van Oostveen, onderwerp „Is de wederkomst van Christus nabij?" Consistoriekamer Groote Kerk, Woens. dagavond, 8.15 uur, bijbellezing, ds. van Dop. Vrij Ev. Gem., Geesterweg la, 10.15 en 7 uur, ds. Ruys. Leger des Heils (stichter William Booth) Limmerhoek no. 40; Zaterdagavond 8 uuj openluchtmeeting op de Steenenbrug; Zon. dag 10 uur heiligingsdienst, 3.30 uur ver- blydingssamenkomst, 8 uur verlossing»^, menkomst (deze diensten staan 0. 1. v. kapitein M. Souverein); Dinsdagavond 8 uur welkom-samenkomst van de nieuwe D. J. L. S. majoor Huijg; Donderdag 2.30 uur gezinsbond-bijeenkomst, geleid door mevr. Vlas; des av. 8 uur heiligingsdienst Ned. Leger des Heils, Hekelstraat; Zon. dagmorgen 10 uur heiligingsdienst, 5 uur kinderbijeenkomst, 8 uur openbare verlos, singsdienst, Dinsdagavond 8 uur openbare bijeenkomst Donderdagavond 8 uur man. nenbond, Vrijdagavond 8 uur wijdings- dienst; alle diensten geleid door k.-luiten. Zwaagman. UIT DE OMGEVING. AKERSLOOT, geen dienst; Maandag avond 8 uur, herdenkingsdienst voor ouderling van 't Hof en de Hervorming; (bus rijdt). BARSINGERHORN, geen dienst. BARSINGERHORN Doopsgezinde Ge meente, 10.30 uur, dr. Maarse, van Krom menie. BERGEN 10.30 uur, ds. v. d. Kieboom; Maandagavond 7 uur, dezelfde (Hervor ming). Ger. kerk, 10 en 5 uur, ds. van Minnen. BURGERBRUG, geen dienst. DIRKSHORN, av. 7 uur, ds. de Leeuw. DRIEHUIZEN, geen dienst. EENIGENBURG, geen dienst. EGMOND AAN ZEE, 10 uur, ds. RooboL EGMONDBINNEN, av. 7 uur, ds. Rasch. GROET, zie Schoorl. GROOTSCHERMER, 10 uur, ds. Kastein (bevestiging ds. Brinkerink; extra collecte fonds verbetering schraalste predikants- tractementen); n.m. 2 uur, ds. Brinke rink (intrede; medew. v. h. kerkkoor; extra colt vereen. „Tot Steun"). HEILOO, 10 uur, ds. v. d. Kreeke, van Kampen; Maandag, 8 uur ds. Bloem- hoff (herdenking kerkhervorming, zang koor). HEILOO, Nederl. Herv. Evang. Vereeni- ging, a. d. Kerklaan, 10 uur, ds. Warners, van Alkmaar. HEERHUGOWAARD, av. 7 uur, ds. v. d. Kam (zangkoor). KOEDIJK, 9.30 uur, ds. v. d. Kieboom. LIMMEN, 2 uur, ds. Klein Wassink. NOORDSCHARWOUDE, geen dienst, voor het gewas). NIEUWE NIEDORP, geen dienst. OUDE NIEDORP, geen dienst. OUDESLUIS, geen dienst. OOSTGRAFTDIJK, dienst te West-Graft- dijk. OUDORP, geen dienst. OTERLEEK, geen dienst. OUDKARSPEL, 10 uur, ds. Rasch. PETTEN, geen dienst. SCHAGEN, voorm. 10 uur, ds. Eikema, van Zaandam (bevestiging ds. Kapteijn), extra collecte); nam. 2 uur ds. Kapteijn (intrede, extra collecte). SCHAGEN, geref. kerk, Kantongerechts gebouw, 9.30 uur, ds. Veenhuizen, van Den Helder (doop); 5 uur dezelfde (dankstond voor het gewas. SCHAGERBRUG, 10 uur, ds. Witkop (doop). ST. MAARTENSBRUG, 10 uur, ds. Vorst man. SCHERMERHORN, 10 uur, ds. Boeren- donk. SCHOORL, 10 uur, ds. Boeke; 11.15 uur Zondagsschool. SINT PANCRAS (evang. Vijzellaan 220) Dinsdagavond 7.30 uur, ds. Ruys; onder werp: ,,'t Gevonden boek".. STOMPETOREN, 10 uur, ds. Heep. Evangelisatie, 10 uur, de heer Delfos, van Haarlem. UITGEEST, 10 uur, ds. Hanneman. URSEM, geen dienst. WARMENHUIZEN, geen dienst. WESTGRAFTDIJK, 10 uur, ds. Loysen. WINKEL, 10 uur, ds. v. d. Kam. ZUIDSCHARWOUDE, 10 uur, ds. v. Heide. ZUIDSCHERMER, geen dienst. begon de geschiedenis der (Van onzen Parijschen correspondent). Parijs, 27 October. Bestaat er ge legenheid tot vestiging van Neder landsche landbouwers in Frankrijk, en is die gelegenheid, indien aanwe zig, gunstig? Met deze vragen hebben wij ons kortgeleden tot den handels- raad, Dr. A. Sevenster, gewend, den rijkslandbouwconsulent van Neder land te Parijs. Wij wisten, dat er voor emigratie naar Frankrijk propaganda wordt gevoerd, we wisten ook, dat hier en daar bij de Nederlandsche landbouwbevolking wel eens aan emigratie wordt gedacht. Maar biedt Frankrijk den immigrant goede voor uitzichten? Welke zijn de ervaringen van hen, die indertijd naar Frankrijk emigreerden? Resultaten niet onverdeeld gunstig. Na ons onderhoud met Dr. Sevenster, die al bijna vijftien jaren als rijksland bouwconsulent de laatste tijd tevens belast met de leiding der handelsafdeeling aan het Nederlandsche gezantschap te Parijs is verbonden, is ons enthousiasme voor emigratie van Nederlandsche land bouwers naar Frankrijk er niet grooter op geworden. Weliswaar heeft een percentage van de Nederlandsche boeren, die zich in Frankrijk vestigden, zich weten te hand haven en geniet het zelfs een zekeren wel stand, doch daarnaast zijn er vele gevallen aan te wijzen van boeren, die weinig be* vredigende resultaten hebben geboekt. En nog grooter is het getal dergenen, die niet zijn geslaagd en naar het vaderland terug keerden, rijk aan ervaring, maar arm aan aardsche goederen, zooals Dr. Sevenster het uitdrukte. Ten aanzien der vestiging van Neder landsche landarbeiders zijn de resultaten ook allerminst gunstig. De pogingen hen als seizoenarbeiders in de bietencultures van Noord-Frankrijk te plaatsen moeten als volkomen mislukt worden beschouwd. Eenige jaren geleden heeft de commissie- Van Rappard nog een proef genomen met de plaatsing van achttien Nederlandsche arbeidersgezinnen op kleinere bedrijven in het Zuidwesten van Frankrijk. Zulks op deelpacht, waarbij de eene partij voor de inventaris van het bedrijf, de andere voor den arbeid zorgt, en de winst wordt ge deeld. Ook die proef is niet gelukt. Ge slaagd is slechts de poging om melkers op Noord-Fransche bedrijven te werk te stellen. De oorzaken, welke aan deze minder goede uitkomsten ten grondslag liggen, zijn van verschillenden aard. Men heeft van de ontvolking van het „platteland" in Frank rijk vernomen, en die valt niet te ontken nen, doch men geloove toch niet, dat de Franschen de beste streken onbebouwd laten. Het zijn integendeel juist de minder goede en de eenvoudig slechte gronden, die braak liggen. Verlaten vruchtbare vlakten, aldus Dr. Sevenster, bestaan hier evenmin als elders. Vrijwel nimmer gelukt het aan een Nederlander om in een goede landbouwstreek van Frankrijk een bedrijf te pachten met vruchtbaren en in goeden staat van cultuur verkeerenden grond, die in groote, niet te ver uiteenliggende per- ceelen is verdeeld. Om nog te zwijgen van de noodzakelijkheid van doelmatig inge richte gebouwen en een inventaris, die niet tegen overmatig hoogen prijs behoeft te worden overgenomen. Werkelijk goede bedrijven komen niet in de krant. Dan dient men te denken aan het Fran- IN ACTIE MET DEN SLEEPHENGEL. Ratten en muizen, diverse jonge watervogels, groote en kleihe vis- schen, waaronder soortgenooten tot de helft van zijn eigen gewicht, kortom alles wat leeft cn zich beweegt is niet veilig voor den tyrannieken heerscher van het zoete water. En wat hij een maal heeft vastgegrepen, kan hij moeilijk meer loslaten, omdat zijn tanden naar binnen gericht staan. Voor aanstaande snoekenjagers en voor tandartsen is zoo'n snoekenmuil een studie waard! In de onderkaak zult u tanden vinden, die bij een exemplaar van zes pond die van een kat evenaren, terwijl de bovenkaak met honderden kleinere, maar zoo mogelijk nog scherpere tandjes is voorzien. Wanneer nu een snoek in te groote gul zigheid een zwaren baars aangrijpt of den kop van een reiger of watervogel tracht naar binnen te werken, zonder er aan te denken dat aan dien kop een nog veel grooter lichaam vastzit, dan is 't juist de «tand van die tanden, welke zoo dikwijls de oorzaak is dat beide partijen den ver stikkingsdood sterven. Menige oude snoek, die gedurende tal van jaren hengelaars en mettenvisschers te slim is af geweest, vindt op deze wijze een roemloos einde door zelfmoord. Uit het bovenstaande zou men geneigd zijn te concludeeren, dat een hengelaar op snoek het wel heel gemakkelijk moet hebben en zijn buit altijd heel groot is. Gelukkig voor den snoekstand is het te gendeel waar. Gedurende de vele uren, sche klimaat, dat in het algemeen voor den landbouw minder gunstig is dan het Nederlandsche. Aan den grond, die van andere samenstelling is, op z'n best is het löss, zooals men in Limburg vindt en dikwijls niet of onvoldoende gedrai neerd. In vele streken wordt overlast van het water ondervonden, wildschade komt veelvuldiger voor dan bij ons. En om ver vuilde en verwaarloosde gronden in goe den staat te brengen, kost jaren van ar beid en handen vol geld. Aan bedrijfskapi taal is hier per hectare evenveel noodig als in Nederland; kapitaalgebrek heeft de mislukking van menigen landbouwer verhaast. Aan de moeilijkheden met de vreemde taal, het gemis aan kennis van de werkwijze in het Fransche landbouwbe drijf en tal van andere, individueele facto ren gaan we stilzwijgend voorbij. Dat ze echter een grooten invloed kunnen uit oefenen behoeft geen betoog. Vooruitzichten waarlijk niet beter. Op dit oogenblik werken in Frankrijk rond 350 Nederlandsche landbouwers, vooral Zeeuwen en Limburgers, doch ook Friezen, Noord-Hollanders en Groningers. Utrecht, Overijssel en Gelderland zijn niet of slechts door een enkeling vertegen woordigd. Rekent men een gezin op vijf personen, dan komt men tot een totaal van ruim zeventienhonderd zielen. Aan de legatie zijn de adressen bekend van 254 Nederlandsche landbouwers en veehou ders, 22 tuinbouwers en 24 pluimvee houders. Hoe ze individueel ook mogen hebben geboerd, voor allen gold wel, dat men, eenmaal gevestigd, niet aan het eind, doch pas aan het begin stond der moeilijkheden. De groote meerderheid is op vrij goede tot slechte bedrijven terecht gekomen en de jaren, waarin na aftrek der kapitaalsrente en afschrijving een behoorlijke bedrijfs winst kon worden geboekt, zijn te tellen. In eenige, onlangs in „Economische Voor lichting" verschenen artikelen schrijft Dr. Sevenster, dat de Nederlandsche land bouwers wier vestiging in Frankrijk meer of minder geslaagd is, zich meestal met een bescheiden bestaan tevreden hebben moe ten stellen. Aldus is de toestand ook momenteel. De vooruitzichten zijn thans waarlijk niet beter dan een paar jaar geleden. Waar tengevolge van den nog weinig zekeren internationalen toestand de risico's zelfs grooter schijnen, gelooven we, dat 't tijd stip tot immigratie van Nederlandsche landbouwers in Frankrijk niet bijzonder geschikt is en vestiging misschien zelfs moet worden ontraden. Wij geven dit als onze persoonlijke meening en willen er dadelijk aan toevoegen, dat hiermede de emigratie naar Frankrijk niet voorgoed is veroordeeld. Onder normale omstandig heden kan men van een degelijk voorbe reide en goed geleide vestiging van Neder landsche landbouwers in Frankrijk op den duur gunstige uitkomsten verwachten. Noodig is, naast de onmisbare kennis en kunde, en niet uitsluitend van het boe renbedrijf dat men kapitaal bezit, daar de eerste jaren van winst gewoonlijk geen sprake is. Noodig is, dat men aan geduld ern groote werkkracht weet te paren; de opbrengst der gewassen valt over het al gemeen in den beginne niet mee. Noodig is ook, dat men wat pioniersbloed in de aderen heeft en over een groot aanpas singsvermogen beschikt. Terugkeerende tot ons punt van uit gang: zeker, er bestaat gelegenheid tot vestiging van Nederlandsche landbouwers in Frankrijk. Maar bijzonder geschikt is die gelegenheid momenteel niet. die een snoek dagelijks in een soort le thargie doorbrengt, weet ook het lekker ste aasje hem niet tot bijten te verlokken, terwijl in de overige uren van den dag een aantal behoorlijk ontwikkelde zintuigen hem op diverse dreigende gevaren attent maken. Waarmede ik zeggen wil, dat bui ten den gewoonlijk korten tijd, dat sinjeur aan het jagen is en dan zelfs de meest on beholpen geconstrueerde en onlogisch uit gedachte kunstaasjes aanvalt, onze sleep- hengelaar bij de keuze van zijn materiaal wel in de eerste plaats rekening zal moe ten houden met het goede gezichtsver mogen van vriend Esox. De dikte van het snoer. Wat is er in het buitenland al niet ge schreven over de zintuigen van de vis- schen en wat heeft men daar al niet het materiaal van den hengelaar trachten aan te passen aan de resultaten van de weten schappelijke onderzoekingen, die juist in de laatste jaren zoo veelvuldig en met zooveel succes zijn verricht! Dit is een onderwerp, waarop ik nu niet verder kan ingaan, maar waarover ik u een andïr maal eens uitvoerig zal inlichten. Of het echter voor een goede vangst wel van zoo groote beteekenis is, om b.v. de dikte van het snoer aan te passen aan de groote gezichtsscherpte van den snoek, m.a.w. de lyn zoo dun mogelijk te nemen en van zijde in plaats van in het water sterk zwellende vlas, wordt door velen zeer betwijfeld. En men kan deze categorie van hengelaars zonder meer geen ongelijk geven. Luistert u maar eens, hoe zij rede neeren. Een snoek, zoo zeggen zij, heeft nooit gehoord van gekloste zijde, vlas of hennep, gemaakt om hem uit zijn element te halen, nog minder legt hy eenig ver band tusschen die lijn en den hengel boven het water, die hij gemeenlijk even goed kan onderscheiden als de hengelaar zelf. Indien hij er al over „denkt," dan be schouwt hg die lyn als een waterplant en besteedt er dus verder jeen aandacht aan, ook al is het een dikke vlaslijn. Als het snoer maar een kleur heeft, die niet al te veel afwijkt van die van wortels en sten gels van waterplanten, dan doet de dikte er niet toe. Een scherp gezicht en een goed onderscheidingsvermogen van den snoek voor kleuren, zoo redeneert deze categorie, stellen aan een goede lijn geen andere eischen van uiterlijk, dan een ge dekte kleur, zooals grijsbruin of donker groen. In het bestek van dit artikel wil ik deze redeneering niet bestrijden, maar nog minder onderschrijven. Gelukkig echter is ook hier en in het bijzonder bij de sleephengelaars het verschil tusschen partijen minder groot, dan op het eerste gezicht wel lijkt. Immers de soms met pathos verkondigde de voorgedragen stel ling, dat ee*. snoek zich evenmin bekom mert om een dikke lijr als een leeuw om een muis, boet al heel vlug- aan over redingskracht in als vanuit het andere kamp de logische bewering geuit wordt, dat een compromis tusschen een zware lijn en een kundig en vaardig hanteeren van een werphengel onbestaanbaar is. „Fijn" visschen. Ook bij het sleephengelen op snoek moeten we dus zoo fijn mogelijk visschen als het gewicht en de kracht van de ver wachte buit maar toelaten. De snoekhen- gelaar heeft in dit opzicht een bijna even moeilijk probleem op te lossen bij de keuze van zijn materiaal als de karpervisscher. Het tuig moet altijd zoo zijn, dat het in staat is om ook den zwaarsten snoek, dien men op een bepaald water kan verwachten, de baas te worden, terwijl het aan den anderen kant niet opvallend dik en lomp mag zijn, teneinde het opwekken van ach terdocht te voorkomen. Een rechtgeaard sportvischer zal trouwens nooit spullen gebruiken, die in staat zijn om iederen snoek door ruw geweld op het droge te trekken; integendeel, zijn uitrusting geeft (omdat het geen „haaientuig" is) den visch altijd een „fair chance." Het feit dat juist ir. Nederland met uiterst primitieve en dus lompe uitrustin gen zooveel snoek is gevangen en nog wordt gevangen, doet aan dit pleidooi voor een niet-grove uitrusting weinig af. Wan neer de snoek grooten honger heeft, dan bijt hij in alles en slikt zelfs jachtpatronen en rauwe aardappelen in, zooals bijgaande illustratie aantoont. Ik ving dezen zespon der een aantal jaren geleden in de buurt van Nieuwersluis en eerst bij het schoon maken werd het mij duidelijk, hoe het kwam dat de visch tamelijk mager was. Jachtpatronen en rauwe piepers zijn zelfs voor een snoekenmaag onverteerbare kost en kunnen het lichaam niet op normale manier verlaten. Neen, hij die een voor stander is van grof tuig, moet zich maar eens meten met den amateur van fijne spullen op een stillen zonnigen dag, als het water" zoo prachtig helder en doorzichtig is. Dan wordt eerstgenoemde misschien ervan overtuigd, dat zijn behoorlijke vangsten meer zyn toe te schrijven aan een in Nederland nog vrij gunstigen snoek stand, waarvan de vertegenwoordigers op momenten van honger en bij ruw weer WAT ER MET HYACINTHEN TE BEREIKEN IS. Het bezwaar dat sommige liefhebbers tegen hyacinthen hebben, n.L dat de bloeien de trossen dikwijls zoo topzwaar zijn, is niet ongegrond, en toch zou het onzin zijn, ze daarom alleen niet aan te planten. Een klein dun stokje achter de tros gestoken, hetgeen haast onzichtbaar kan geschieden, doet won deren en we bereiken er mee, dat de tros prachtig uitbloeit. Voor tuinhyacinthen moeten we al vast niet die groote bollen nemen die voor de forceering in huis noodzakelijk zijn, en dan zullen we van zelf niet zooveel last van te zware trossen hebben. Vóór het planten spitten we den grond flink om en daarbij moeten we er aan den ken vooral geen plekje te kiezen waar 's winters water blijft staan, want dan loo- pen de bollen alle kans op rotting. We nemen bij het planten den onderlingen afstand 12 c.M., terwijl we ze 7 c.M. diep zetten, en dan voor den winter met een flinke laag turfmolm dekken, ongeveer 10 c.M. dik, welke laag we dan bij niet vriezend weer begin Februari voor een deel weg halen. Hyacinthen leenen zich schitterend voor perkbeplanting, terwijl zy ook een uitne mend effect maken als losse groepen voor aan in de border. Als we potten voor de kamer willen be planten, nemen we één groote bol voor een zelfs voor de lompste vischtuigen hun achterdocht schijnen te verliezen. Sleephengelpraktijk. Ik kan me zoo voorstellen, dat sommige lezers in dit artikel ook nog wat willen hooren over het hanteeren van den sleephengel in de praktijk of over die groepen van kunstaas, die ik in mijn vorig artikel nog onbesproken heb gelaten. Zij krijgen hun zin, al is het dan ook niet het volle pond. Wie een sleephengel wil gaan hantee ren, moet in de eerste plaats weten, wat het spraakgebruik en de wet er onder verstaan en dan mag al dadelijk geconsta teerd worden, dat rechtspraak en spraak gebruik op dit punt niet met elkaar in conflict zijn: al is ook de wettelijke bena ming van sleephengel minder gelukkig, toch huldigen rechter en hengelaar over dit begrip eenzelfde opvatting. De minst sportieve wijze van sleephen gelen oefent de loophengelaar uit. Deze vischwijzc raakt gelukkig meer en meer in onbruik, hetgeen kan blijken uit de thans geldende Visscherijwet, die de vroegere benaming „loop- of sleephengel" heeft vervangen door „sleephengel". De loop hengelaar gebruikt een langen en stijven hengel, waaraan een lijn met een lepel en loopt met dit vischtuig in langzaam tempo langs vaarten en slooten. Het wei nig sportieve van deze hengelwyze ligt daarin, dat met het grove en oversterke tuig iedere snoek die aanbijt, zonder vorm van proces op den kant wordt gesleurd. Veel sportiever is de sleephengelaar, die lepelt vanuit een bootje en dit is in Nederland ook de meest toegepaste wyze van sleephengelen. Hier wordt gevischt met een korten hengel met een flink groote rol en het kunstaas wordt in beweging gebracht door den gang van de roeiboot, die het door het water trekt. Hoewel niet strikt noodzakelijk, wordt dit sleephenge len het beste beoefend door twee henge laars ,die om beurten roeien en visschen. Denkt u er aan, dat het lepelen met een enkele lijn zonder hengel dus vol gens de wet niet onde: het begrip sleep hengel valt. Zoo'n enkele lijn wordt be schouwd als een sleeplijn en hiervoor hebt u meer noodig dan uw kleine vischacte en vergunning voor den sleephengel. Voor een sleeplijn stelt de wet het bezit van een groote vischacte verplichtend, behalve ook weer een schriftelijke vergunning, waarin dit vischtuig wordt genoemd, van eigenaar of pachter van het vischwater. Nog betrekkelijk weinig wordt in Nederland beoefend de derde vorm van sleephengelen: het spinnen. Met korte en lichte werphengels weet de hengelaar door gebruikmaking van de rol, ziin aas ver weg tv werpen en zijn lijn weer opwin dende, brengt hij hierdoor zijn lepel of spinner in de gewenschte beweging. Wat hier met een paar woorden is gezegd, is niet even vlug gedaan en deze tak van de hengelsport eischt dan ook een zeer groote oefening. In een volgend artikel hoop ik meer op de techniek van het sleephengelen in te gaan. (Nadruk verboden). KARBA. 139 jaar lang kon de middenstand i° de ALKMAARSCHE COURANT «n reclame plaatsen. Uw advertenties in dit eenig® FAMILIEBLAD hebben de grootste waarde! jaL 3320« gewonen geraniumpot, die we na 't oppotten buiten in den tuin ingraven, zóó dat er een laag aarde van 10 c.M. ongeveer overheen komt. Daar blijven ze 's winters, ten over vloede toegedekt met turfmolm, net zoo lang tot de neuzen 7 8 c.M. groot zyn en we kunnen voelen of de bloemknoop reeds ge heel uit den bol is gekomen. Dan eerst bren gen we ze binnen, want als we dit te vroeg doen, bloeien de hyacinthen gedeeltelijk in den bol, hetgeen we helaas nog maar al te vaak zien. Geduld is by het bollen kweeken wel een zeer voorname factor. Zijn we niet in het kostelijke bezit van een tuin, dan kunnen de potten heel goed over winteren in een koele donkere ruimte, kast of kelder, waar ze blijven tot ze ver genoeg zijn om in de kamer gebrgcht te worden. Bij hyacinthen op glas zorgen we er voor dat de bol het water niet raakt, doch er 1 a 2 m.M. van verwijderd blijft, ook weer niet meer, omdat het wortelgestel zich dan niet voldoende 'kan ontwikkelen. De glazen worden ook in een donkere koele ruimte ge bracht tot ook hierby de bloemknop den bol geheel verlaten zal hebben, dan eerst komen ze gezelligheid brengen in de vensterbank van onze huiskamer. A. C. MULLER—IDZERDA. Alléén 2de handsch goederen. 35 et p, 5 regels, uitsluitend a contant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 10