Vraag en aanbod
Vestiging van Nederlandsche landbouwers
in Frankrijk.
In (798
De gelegenheid thans niet bijzonder geschikt.
JCeckóL School
HENGELEN ALS SPORT.
Voor kleine tuinen.
ALKMAARSCHE COURANT
Denkt U er aan Uw
voor Zaterdag op te geven
DERDE BLAD.
'V'*'
PREDIKBEURTEN.
ZONDAG 30 NOVEMBER I938
4 ALKMAAR.
Herdenking kerkhervorming.
Groote Kerk, 10 uur, ds. Klein Wassini,
Kapelkerk, 10 uur, ds. v. Dop; 5
Warners.
Rem. Geref. Gemeente, 10.30
Houtgast, van Dordrecht
Uuri ds.
uur.
ds.
:rvor.
Ev. Luth. Kerk (Oudegracht), 10.30
ds. v. d. Woude; av. 7 uur, ds. R<
laar, van Zwolle; Maandagavond j
ds. v. d. Woude (herdenking kerk'hc
ming); muz. medew. mevr. Elte—de ru:
ter).
Doopsgezinde Kerk, 10.30 uur, ds. Kuinp
Geref. Kerk, 10 en 5 uur, ds. von Meye^
1 feldt.
Herst. Apost. Gem., Toussaintstraat in
en 4.30 uur en Woensdagavond, 8 u., dienst
Ned. Chr. Gemeenschapsband, 3 U(J
jongeliedensamenkomst Oudegracht 208*
Woensdagavond 8 uur in Waakt en Bidt'
de heer Joh. van Oostveen, onderwerp
„Is de wederkomst van Christus nabij?"
Consistoriekamer Groote Kerk, Woens.
dagavond, 8.15 uur, bijbellezing, ds. van
Dop.
Vrij Ev. Gem., Geesterweg la, 10.15 en
7 uur, ds. Ruys.
Leger des Heils (stichter William Booth)
Limmerhoek no. 40; Zaterdagavond 8 uuj
openluchtmeeting op de Steenenbrug; Zon.
dag 10 uur heiligingsdienst, 3.30 uur ver-
blydingssamenkomst, 8 uur verlossing»^,
menkomst (deze diensten staan 0. 1. v.
kapitein M. Souverein); Dinsdagavond 8
uur welkom-samenkomst van de nieuwe
D. J. L. S. majoor Huijg; Donderdag 2.30
uur gezinsbond-bijeenkomst, geleid door
mevr. Vlas; des av. 8 uur heiligingsdienst
Ned. Leger des Heils, Hekelstraat; Zon.
dagmorgen 10 uur heiligingsdienst, 5 uur
kinderbijeenkomst, 8 uur openbare verlos,
singsdienst, Dinsdagavond 8 uur openbare
bijeenkomst Donderdagavond 8 uur man.
nenbond, Vrijdagavond 8 uur wijdings-
dienst; alle diensten geleid door k.-luiten.
Zwaagman.
UIT DE OMGEVING.
AKERSLOOT, geen dienst; Maandag
avond 8 uur, herdenkingsdienst voor
ouderling van 't Hof en de Hervorming;
(bus rijdt).
BARSINGERHORN, geen dienst.
BARSINGERHORN Doopsgezinde Ge
meente, 10.30 uur, dr. Maarse, van Krom
menie.
BERGEN 10.30 uur, ds. v. d. Kieboom;
Maandagavond 7 uur, dezelfde (Hervor
ming).
Ger. kerk, 10 en 5 uur, ds. van Minnen.
BURGERBRUG, geen dienst.
DIRKSHORN, av. 7 uur, ds. de Leeuw.
DRIEHUIZEN, geen dienst.
EENIGENBURG, geen dienst.
EGMOND AAN ZEE, 10 uur, ds. RooboL
EGMONDBINNEN, av. 7 uur, ds. Rasch.
GROET, zie Schoorl.
GROOTSCHERMER, 10 uur, ds. Kastein
(bevestiging ds. Brinkerink; extra collecte
fonds verbetering schraalste predikants-
tractementen); n.m. 2 uur, ds. Brinke
rink (intrede; medew. v. h. kerkkoor; extra
colt vereen. „Tot Steun").
HEILOO, 10 uur, ds. v. d. Kreeke, van
Kampen; Maandag, 8 uur ds. Bloem-
hoff (herdenking kerkhervorming, zang
koor).
HEILOO, Nederl. Herv. Evang. Vereeni-
ging, a. d. Kerklaan, 10 uur, ds. Warners,
van Alkmaar.
HEERHUGOWAARD, av. 7 uur, ds. v. d.
Kam (zangkoor).
KOEDIJK, 9.30 uur, ds. v. d. Kieboom.
LIMMEN, 2 uur, ds. Klein Wassink.
NOORDSCHARWOUDE, geen dienst,
voor het gewas).
NIEUWE NIEDORP, geen dienst.
OUDE NIEDORP, geen dienst.
OUDESLUIS, geen dienst.
OOSTGRAFTDIJK, dienst te West-Graft-
dijk.
OUDORP, geen dienst.
OTERLEEK, geen dienst.
OUDKARSPEL, 10 uur, ds. Rasch.
PETTEN, geen dienst.
SCHAGEN, voorm. 10 uur, ds. Eikema,
van Zaandam (bevestiging ds. Kapteijn),
extra collecte); nam. 2 uur ds. Kapteijn
(intrede, extra collecte).
SCHAGEN, geref. kerk, Kantongerechts
gebouw, 9.30 uur, ds. Veenhuizen, van Den
Helder (doop); 5 uur dezelfde (dankstond
voor het gewas.
SCHAGERBRUG, 10 uur, ds. Witkop
(doop).
ST. MAARTENSBRUG, 10 uur, ds. Vorst
man.
SCHERMERHORN, 10 uur, ds. Boeren-
donk.
SCHOORL, 10 uur, ds. Boeke; 11.15 uur
Zondagsschool.
SINT PANCRAS (evang. Vijzellaan 220)
Dinsdagavond 7.30 uur, ds. Ruys; onder
werp: ,,'t Gevonden boek"..
STOMPETOREN, 10 uur, ds. Heep.
Evangelisatie, 10 uur, de heer Delfos,
van Haarlem.
UITGEEST, 10 uur, ds. Hanneman.
URSEM, geen dienst.
WARMENHUIZEN, geen dienst.
WESTGRAFTDIJK, 10 uur, ds. Loysen.
WINKEL, 10 uur, ds. v. d. Kam.
ZUIDSCHARWOUDE, 10 uur, ds. v.
Heide.
ZUIDSCHERMER, geen dienst.
begon de geschiedenis
der
(Van onzen Parijschen correspondent).
Parijs, 27 October. Bestaat er ge
legenheid tot vestiging van Neder
landsche landbouwers in Frankrijk,
en is die gelegenheid, indien aanwe
zig, gunstig? Met deze vragen hebben
wij ons kortgeleden tot den handels-
raad, Dr. A. Sevenster, gewend, den
rijkslandbouwconsulent van Neder
land te Parijs. Wij wisten, dat er voor
emigratie naar Frankrijk propaganda
wordt gevoerd, we wisten ook, dat
hier en daar bij de Nederlandsche
landbouwbevolking wel eens aan
emigratie wordt gedacht. Maar biedt
Frankrijk den immigrant goede voor
uitzichten? Welke zijn de ervaringen
van hen, die indertijd naar Frankrijk
emigreerden?
Resultaten niet onverdeeld gunstig.
Na ons onderhoud met Dr. Sevenster,
die al bijna vijftien jaren als rijksland
bouwconsulent de laatste tijd tevens
belast met de leiding der handelsafdeeling
aan het Nederlandsche gezantschap te
Parijs is verbonden, is ons enthousiasme
voor emigratie van Nederlandsche land
bouwers naar Frankrijk er niet grooter op
geworden. Weliswaar heeft een percentage
van de Nederlandsche boeren, die zich in
Frankrijk vestigden, zich weten te hand
haven en geniet het zelfs een zekeren wel
stand, doch daarnaast zijn er vele gevallen
aan te wijzen van boeren, die weinig be*
vredigende resultaten hebben geboekt. En
nog grooter is het getal dergenen, die niet
zijn geslaagd en naar het vaderland terug
keerden, rijk aan ervaring, maar arm aan
aardsche goederen, zooals Dr. Sevenster
het uitdrukte.
Ten aanzien der vestiging van Neder
landsche landarbeiders zijn de resultaten
ook allerminst gunstig. De pogingen hen
als seizoenarbeiders in de bietencultures
van Noord-Frankrijk te plaatsen moeten
als volkomen mislukt worden beschouwd.
Eenige jaren geleden heeft de commissie-
Van Rappard nog een proef genomen met
de plaatsing van achttien Nederlandsche
arbeidersgezinnen op kleinere bedrijven in
het Zuidwesten van Frankrijk. Zulks op
deelpacht, waarbij de eene partij voor de
inventaris van het bedrijf, de andere voor
den arbeid zorgt, en de winst wordt ge
deeld. Ook die proef is niet gelukt. Ge
slaagd is slechts de poging om melkers op
Noord-Fransche bedrijven te werk te
stellen.
De oorzaken, welke aan deze minder
goede uitkomsten ten grondslag liggen, zijn
van verschillenden aard. Men heeft van de
ontvolking van het „platteland" in Frank
rijk vernomen, en die valt niet te ontken
nen, doch men geloove toch niet, dat de
Franschen de beste streken onbebouwd
laten. Het zijn integendeel juist de minder
goede en de eenvoudig slechte gronden,
die braak liggen. Verlaten vruchtbare
vlakten, aldus Dr. Sevenster, bestaan hier
evenmin als elders. Vrijwel nimmer gelukt
het aan een Nederlander om in een goede
landbouwstreek van Frankrijk een bedrijf
te pachten met vruchtbaren en in goeden
staat van cultuur verkeerenden grond, die
in groote, niet te ver uiteenliggende per-
ceelen is verdeeld. Om nog te zwijgen van
de noodzakelijkheid van doelmatig inge
richte gebouwen en een inventaris, die niet
tegen overmatig hoogen prijs behoeft
te worden overgenomen. Werkelijk goede
bedrijven komen niet in de krant.
Dan dient men te denken aan het Fran-
IN ACTIE MET DEN SLEEPHENGEL.
Ratten en muizen, diverse jonge
watervogels, groote en kleihe vis-
schen, waaronder soortgenooten tot
de helft van zijn eigen gewicht, kortom
alles wat leeft cn zich beweegt is niet
veilig voor den tyrannieken heerscher
van het zoete water. En wat hij een
maal heeft vastgegrepen, kan hij
moeilijk meer loslaten, omdat zijn
tanden naar binnen gericht staan.
Voor aanstaande snoekenjagers en
voor tandartsen is zoo'n snoekenmuil
een studie waard! In de onderkaak
zult u tanden vinden, die bij een
exemplaar van zes pond die van een
kat evenaren, terwijl de bovenkaak
met honderden kleinere, maar zoo
mogelijk nog scherpere tandjes is
voorzien.
Wanneer nu een snoek in te groote gul
zigheid een zwaren baars aangrijpt of den
kop van een reiger of watervogel tracht
naar binnen te werken, zonder er aan te
denken dat aan dien kop een nog veel
grooter lichaam vastzit, dan is 't juist de
«tand van die tanden, welke zoo dikwijls
de oorzaak is dat beide partijen den ver
stikkingsdood sterven. Menige oude snoek,
die gedurende tal van jaren hengelaars en
mettenvisschers te slim is af geweest, vindt
op deze wijze een roemloos einde door
zelfmoord.
Uit het bovenstaande zou men geneigd
zijn te concludeeren, dat een hengelaar
op snoek het wel heel gemakkelijk moet
hebben en zijn buit altijd heel groot is.
Gelukkig voor den snoekstand is het te
gendeel waar. Gedurende de vele uren,
sche klimaat, dat in het algemeen voor
den landbouw minder gunstig is dan het
Nederlandsche. Aan den grond, die van
andere samenstelling is, op z'n best is
het löss, zooals men in Limburg vindt
en dikwijls niet of onvoldoende gedrai
neerd. In vele streken wordt overlast van
het water ondervonden, wildschade komt
veelvuldiger voor dan bij ons. En om ver
vuilde en verwaarloosde gronden in goe
den staat te brengen, kost jaren van ar
beid en handen vol geld. Aan bedrijfskapi
taal is hier per hectare evenveel noodig
als in Nederland; kapitaalgebrek heeft de
mislukking van menigen landbouwer
verhaast. Aan de moeilijkheden met de
vreemde taal, het gemis aan kennis van de
werkwijze in het Fransche landbouwbe
drijf en tal van andere, individueele facto
ren gaan we stilzwijgend voorbij. Dat ze
echter een grooten invloed kunnen uit
oefenen behoeft geen betoog.
Vooruitzichten waarlijk niet
beter.
Op dit oogenblik werken in Frankrijk
rond 350 Nederlandsche landbouwers,
vooral Zeeuwen en Limburgers, doch ook
Friezen, Noord-Hollanders en Groningers.
Utrecht, Overijssel en Gelderland zijn niet
of slechts door een enkeling vertegen
woordigd. Rekent men een gezin op vijf
personen, dan komt men tot een totaal
van ruim zeventienhonderd zielen. Aan
de legatie zijn de adressen bekend van 254
Nederlandsche landbouwers en veehou
ders, 22 tuinbouwers en 24 pluimvee
houders.
Hoe ze individueel ook mogen hebben
geboerd, voor allen gold wel, dat men,
eenmaal gevestigd, niet aan het eind, doch
pas aan het begin stond der moeilijkheden.
De groote meerderheid is op vrij goede tot
slechte bedrijven terecht gekomen en de
jaren, waarin na aftrek der kapitaalsrente
en afschrijving een behoorlijke bedrijfs
winst kon worden geboekt, zijn te tellen.
In eenige, onlangs in „Economische Voor
lichting" verschenen artikelen schrijft Dr.
Sevenster, dat de Nederlandsche land
bouwers wier vestiging in Frankrijk meer
of minder geslaagd is, zich meestal met een
bescheiden bestaan tevreden hebben moe
ten stellen.
Aldus is de toestand ook momenteel. De
vooruitzichten zijn thans waarlijk niet
beter dan een paar jaar geleden. Waar
tengevolge van den nog weinig zekeren
internationalen toestand de risico's zelfs
grooter schijnen, gelooven we, dat 't tijd
stip tot immigratie van Nederlandsche
landbouwers in Frankrijk niet bijzonder
geschikt is en vestiging misschien zelfs
moet worden ontraden. Wij geven dit als
onze persoonlijke meening en willen er
dadelijk aan toevoegen, dat hiermede de
emigratie naar Frankrijk niet voorgoed is
veroordeeld. Onder normale omstandig
heden kan men van een degelijk voorbe
reide en goed geleide vestiging van Neder
landsche landbouwers in Frankrijk op den
duur gunstige uitkomsten verwachten.
Noodig is, naast de onmisbare kennis en
kunde, en niet uitsluitend van het boe
renbedrijf dat men kapitaal bezit, daar
de eerste jaren van winst gewoonlijk geen
sprake is. Noodig is, dat men aan geduld
ern groote werkkracht weet te paren; de
opbrengst der gewassen valt over het al
gemeen in den beginne niet mee. Noodig
is ook, dat men wat pioniersbloed in de
aderen heeft en over een groot aanpas
singsvermogen beschikt.
Terugkeerende tot ons punt van uit
gang: zeker, er bestaat gelegenheid tot
vestiging van Nederlandsche landbouwers
in Frankrijk. Maar bijzonder geschikt is
die gelegenheid momenteel niet.
die een snoek dagelijks in een soort le
thargie doorbrengt, weet ook het lekker
ste aasje hem niet tot bijten te verlokken,
terwijl in de overige uren van den dag een
aantal behoorlijk ontwikkelde zintuigen
hem op diverse dreigende gevaren attent
maken. Waarmede ik zeggen wil, dat bui
ten den gewoonlijk korten tijd, dat sinjeur
aan het jagen is en dan zelfs de meest on
beholpen geconstrueerde en onlogisch uit
gedachte kunstaasjes aanvalt, onze sleep-
hengelaar bij de keuze van zijn materiaal
wel in de eerste plaats rekening zal moe
ten houden met het goede gezichtsver
mogen van vriend Esox.
De dikte van het snoer.
Wat is er in het buitenland al niet ge
schreven over de zintuigen van de vis-
schen en wat heeft men daar al niet het
materiaal van den hengelaar trachten aan
te passen aan de resultaten van de weten
schappelijke onderzoekingen, die juist in
de laatste jaren zoo veelvuldig en met
zooveel succes zijn verricht! Dit is een
onderwerp, waarop ik nu niet verder kan
ingaan, maar waarover ik u een andïr
maal eens uitvoerig zal inlichten.
Of het echter voor een goede vangst
wel van zoo groote beteekenis is, om b.v.
de dikte van het snoer aan te passen aan
de groote gezichtsscherpte van den snoek,
m.a.w. de lyn zoo dun mogelijk te nemen
en van zijde in plaats van in het water
sterk zwellende vlas, wordt door velen zeer
betwijfeld. En men kan deze categorie van
hengelaars zonder meer geen ongelijk
geven. Luistert u maar eens, hoe zij rede
neeren. Een snoek, zoo zeggen zij, heeft
nooit gehoord van gekloste zijde, vlas of
hennep, gemaakt om hem uit zijn element
te halen, nog minder legt hy eenig ver
band tusschen die lijn en den hengel boven
het water, die hij gemeenlijk even goed
kan onderscheiden als de hengelaar zelf.
Indien hij er al over „denkt," dan be
schouwt hg die lyn als een waterplant en
besteedt er dus verder jeen aandacht aan,
ook al is het een dikke vlaslijn. Als het
snoer maar een kleur heeft, die niet al te
veel afwijkt van die van wortels en sten
gels van waterplanten, dan doet de dikte
er niet toe. Een scherp gezicht en een
goed onderscheidingsvermogen van den
snoek voor kleuren, zoo redeneert deze
categorie, stellen aan een goede lijn geen
andere eischen van uiterlijk, dan een ge
dekte kleur, zooals grijsbruin of donker
groen.
In het bestek van dit artikel wil ik deze
redeneering niet bestrijden, maar nog
minder onderschrijven. Gelukkig echter is
ook hier en in het bijzonder bij de
sleephengelaars het verschil tusschen
partijen minder groot, dan op het eerste
gezicht wel lijkt. Immers de soms met
pathos verkondigde de voorgedragen stel
ling, dat ee*. snoek zich evenmin bekom
mert om een dikke lijr als een leeuw om
een muis, boet al heel vlug- aan over
redingskracht in als vanuit het andere
kamp de logische bewering geuit wordt,
dat een compromis tusschen een zware lijn
en een kundig en vaardig hanteeren van
een werphengel onbestaanbaar is.
„Fijn" visschen.
Ook bij het sleephengelen op snoek
moeten we dus zoo fijn mogelijk visschen
als het gewicht en de kracht van de ver
wachte buit maar toelaten. De snoekhen-
gelaar heeft in dit opzicht een bijna even
moeilijk probleem op te lossen bij de keuze
van zijn materiaal als de karpervisscher.
Het tuig moet altijd zoo zijn, dat het in
staat is om ook den zwaarsten snoek, dien
men op een bepaald water kan verwachten,
de baas te worden, terwijl het aan den
anderen kant niet opvallend dik en lomp
mag zijn, teneinde het opwekken van ach
terdocht te voorkomen. Een rechtgeaard
sportvischer zal trouwens nooit spullen
gebruiken, die in staat zijn om iederen
snoek door ruw geweld op het droge te
trekken; integendeel, zijn uitrusting geeft
(omdat het geen „haaientuig" is) den visch
altijd een „fair chance."
Het feit dat juist ir. Nederland met
uiterst primitieve en dus lompe uitrustin
gen zooveel snoek is gevangen en nog
wordt gevangen, doet aan dit pleidooi voor
een niet-grove uitrusting weinig af. Wan
neer de snoek grooten honger heeft, dan
bijt hij in alles en slikt zelfs jachtpatronen
en rauwe aardappelen in, zooals bijgaande
illustratie aantoont. Ik ving dezen zespon
der een aantal jaren geleden in de buurt
van Nieuwersluis en eerst bij het schoon
maken werd het mij duidelijk, hoe het
kwam dat de visch tamelijk mager was.
Jachtpatronen en rauwe piepers zijn zelfs
voor een snoekenmaag onverteerbare kost
en kunnen het lichaam niet op normale
manier verlaten. Neen, hij die een voor
stander is van grof tuig, moet zich maar
eens meten met den amateur van fijne
spullen op een stillen zonnigen dag, als het
water" zoo prachtig helder en doorzichtig
is. Dan wordt eerstgenoemde misschien
ervan overtuigd, dat zijn behoorlijke
vangsten meer zyn toe te schrijven aan een
in Nederland nog vrij gunstigen snoek
stand, waarvan de vertegenwoordigers op
momenten van honger en bij ruw weer
WAT ER MET HYACINTHEN TE
BEREIKEN IS.
Het bezwaar dat sommige liefhebbers
tegen hyacinthen hebben, n.L dat de bloeien
de trossen dikwijls zoo topzwaar zijn, is niet
ongegrond, en toch zou het onzin zijn, ze
daarom alleen niet aan te planten. Een klein
dun stokje achter de tros gestoken, hetgeen
haast onzichtbaar kan geschieden, doet won
deren en we bereiken er mee, dat de tros
prachtig uitbloeit.
Voor tuinhyacinthen moeten we al vast
niet die groote bollen nemen die voor de
forceering in huis noodzakelijk zijn, en dan
zullen we van zelf niet zooveel last van te
zware trossen hebben.
Vóór het planten spitten we den grond
flink om en daarbij moeten we er aan den
ken vooral geen plekje te kiezen waar
's winters water blijft staan, want dan loo-
pen de bollen alle kans op rotting.
We nemen bij het planten den onderlingen
afstand 12 c.M., terwijl we ze 7 c.M. diep
zetten, en dan voor den winter met een
flinke laag turfmolm dekken, ongeveer 10
c.M. dik, welke laag we dan bij niet vriezend
weer begin Februari voor een deel weg
halen.
Hyacinthen leenen zich schitterend voor
perkbeplanting, terwijl zy ook een uitne
mend effect maken als losse groepen voor
aan in de border.
Als we potten voor de kamer willen be
planten, nemen we één groote bol voor een
zelfs voor de lompste vischtuigen hun
achterdocht schijnen te verliezen.
Sleephengelpraktijk.
Ik kan me zoo voorstellen, dat sommige
lezers in dit artikel ook nog wat willen
hooren over het hanteeren van den
sleephengel in de praktijk of over die
groepen van kunstaas, die ik in mijn vorig
artikel nog onbesproken heb gelaten. Zij
krijgen hun zin, al is het dan ook niet het
volle pond.
Wie een sleephengel wil gaan hantee
ren, moet in de eerste plaats weten, wat
het spraakgebruik en de wet er onder
verstaan en dan mag al dadelijk geconsta
teerd worden, dat rechtspraak en spraak
gebruik op dit punt niet met elkaar in
conflict zijn: al is ook de wettelijke bena
ming van sleephengel minder gelukkig,
toch huldigen rechter en hengelaar over
dit begrip eenzelfde opvatting.
De minst sportieve wijze van sleephen
gelen oefent de loophengelaar uit. Deze
vischwijzc raakt gelukkig meer en meer in
onbruik, hetgeen kan blijken uit de thans
geldende Visscherijwet, die de vroegere
benaming „loop- of sleephengel" heeft
vervangen door „sleephengel". De loop
hengelaar gebruikt een langen en stijven
hengel, waaraan een lijn met een lepel en
loopt met dit vischtuig in langzaam
tempo langs vaarten en slooten. Het wei
nig sportieve van deze hengelwyze ligt
daarin, dat met het grove en oversterke
tuig iedere snoek die aanbijt, zonder vorm
van proces op den kant wordt gesleurd.
Veel sportiever is de sleephengelaar,
die lepelt vanuit een bootje en dit is in
Nederland ook de meest toegepaste wyze
van sleephengelen. Hier wordt gevischt
met een korten hengel met een flink groote
rol en het kunstaas wordt in beweging
gebracht door den gang van de roeiboot,
die het door het water trekt. Hoewel niet
strikt noodzakelijk, wordt dit sleephenge
len het beste beoefend door twee henge
laars ,die om beurten roeien en visschen.
Denkt u er aan, dat het lepelen met een
enkele lijn zonder hengel dus vol
gens de wet niet onde: het begrip sleep
hengel valt. Zoo'n enkele lijn wordt be
schouwd als een sleeplijn en hiervoor hebt
u meer noodig dan uw kleine vischacte en
vergunning voor den sleephengel. Voor
een sleeplijn stelt de wet het bezit van een
groote vischacte verplichtend, behalve ook
weer een schriftelijke vergunning, waarin
dit vischtuig wordt genoemd, van eigenaar
of pachter van het vischwater.
Nog betrekkelijk weinig wordt in
Nederland beoefend de derde vorm van
sleephengelen: het spinnen. Met korte en
lichte werphengels weet de hengelaar door
gebruikmaking van de rol, ziin aas ver
weg tv werpen en zijn lijn weer opwin
dende, brengt hij hierdoor zijn lepel of
spinner in de gewenschte beweging. Wat
hier met een paar woorden is gezegd, is
niet even vlug gedaan en deze tak van de
hengelsport eischt dan ook een zeer groote
oefening.
In een volgend artikel hoop ik meer op
de techniek van het sleephengelen in te
gaan.
(Nadruk verboden). KARBA.
139 jaar lang kon de middenstand i°
de ALKMAARSCHE COURANT «n
reclame plaatsen.
Uw advertenties in dit eenig®
FAMILIEBLAD hebben de grootste
waarde! jaL 3320«
gewonen geraniumpot, die we na 't oppotten
buiten in den tuin ingraven, zóó dat er een
laag aarde van 10 c.M. ongeveer overheen
komt. Daar blijven ze 's winters, ten over
vloede toegedekt met turfmolm, net zoo lang
tot de neuzen 7 8 c.M. groot zyn en we
kunnen voelen of de bloemknoop reeds ge
heel uit den bol is gekomen. Dan eerst bren
gen we ze binnen, want als we dit te vroeg
doen, bloeien de hyacinthen gedeeltelijk in
den bol, hetgeen we helaas nog maar al te
vaak zien. Geduld is by het bollen kweeken
wel een zeer voorname factor.
Zijn we niet in het kostelijke bezit van een
tuin, dan kunnen de potten heel goed over
winteren in een koele donkere ruimte, kast
of kelder, waar ze blijven tot ze ver genoeg
zijn om in de kamer gebrgcht te worden.
Bij hyacinthen op glas zorgen we er voor
dat de bol het water niet raakt, doch er
1 a 2 m.M. van verwijderd blijft, ook weer
niet meer, omdat het wortelgestel zich dan
niet voldoende 'kan ontwikkelen. De glazen
worden ook in een donkere koele ruimte ge
bracht tot ook hierby de bloemknop den bol
geheel verlaten zal hebben, dan eerst komen
ze gezelligheid brengen in de vensterbank
van onze huiskamer.
A. C. MULLER—IDZERDA.
Alléén 2de handsch goederen.
35 et p, 5 regels, uitsluitend a contant.