ZeuMCetm
Groeiende ontstemming over minister
Slotemakers beleid.
HONIG's KEUKENSTROOPi^UizorMs!
ROMAN
Binnenland
Verlaging der leerlingenschaal is
dringend noodig.
Het Spelling-spelletje van
den minister.
Officiëele inwijding nieuw
A.N.P.-gebouw.
Poolsch bankier te Amster
dam gearresteerd.
Verdacht van oplichting.
Nederlandsche auto in
België verongelukt.
Twee inzittenden gewond.
Er Is een toenemende ontstemming te
constateeren bij vele leden van de
Tweede Kamer over het beleid van mi
nister Slotemaker de Bruine, o.m. over
het feit, dat nog steeds geen verande
ring is gebracht in de leerlingenschaal.
De minister verricht naar hun meening
te weinig opbouwend werk. Veel wat
reeds lang hangende is of waarvan de
regeling reeds meermalen is gevraagd
of toegezegd, wacht nog altijd op een
regeling. Blijkens het voorloopig ver
slag over de Onderwijsbegrooting voor
1939 heeft het zeer veel leden teleurge
steld, dat de minister het niet noodig
heeft gevonden de Tweede Kamer op de
hoogte te brengen van zijn inzichten
omtrent de voornaamste vraagstukken,
naar welker oplossing men in en buiten
de Kamer met gespannen aandacht uit
ziet.
Zeer veel leden betreurden, dat de mi
nister nog steeds geen gevolg heeft gege
ven aan den aandrang tot verlaging van de
leerlingenschaal, hoewel steeds duidelijker
blijkt, dat de klassen in het algemeen veel
te groot zijn. Het had deze leden gegriefd,
dat de minister den misstand laat voortbe
staan, dat tal van personen met volledige
onderwijsbevoegdheid een geheel zelfstan
dige taak in de school vervullen, maar voor
hun werkzaamheden dikwijls geen enkele
of slechts een zeer geringe belooning ont
vangen. Diegenen hunner, die niet op hun
familie steunen, leiden een ellendig bestaan.
Slechts door aanstelling van eenige
duizenden dezer zoogenaamde Irweeke-
lingen met akte kon worden voorko
men, dat het onderwijs geheel werd
ontredderd. Toch heeft deze maatregel
niet belet, dat tal van klassen overbe
volkt zijn, tot groote schade voor het
onderwijs. De school dreigt te ontaar
den in een dril-instituut. Vele onderwij
zers geraken bovendien overspannen.
Het ziekteverlof is in de laatste jaren
onrustbarend toegenomen en het per
centage afkeuringen is van alle groe-
pen ambtenaren verreweg het grootst.
Instituut K. m. A.: zedelijk kwaad.
In het onderwijsverslag wordt den kwee-
kelingen met akte voor hun ijver lof toege
zwaaid, maar daarmede zijn zij niet gebaat.
Deze kweekelingen die feitelijk onderwij
zers zijn, dienen hun rechtvaardige beloo
ning dat is de volle onderwijzersbezoldi
ging te ontvangen. Het is en olijft een
zeer ernstig zedelijk kwaad den arbeider
zijn rechtmatig loon te onthouden. Dat is
rechtstreeks in strijd met de eerste eischen
van de rechtvaardigheid.
Verlaging van de leerlingenschaal bij het
lager onderwijs en bij het uitgebreid lager
onderwijs achten deze leden te meer noo
dig, nu met een behoorlijke zorg voor het
onderwijs gepaard kan gaan een krachtige
bestrijding van de werkloosheid. Deze ver
laging verscheidene leden vroegen na
drukkelijk terugkeer tot de schaal "an 1920
zou voor de thans werkzame kweekelin
gen en ook voor anderen uitkomst kunnen
brengen en in meer dan een opzicht nuttig
effect hebben.
Verwezenlijking van dit denkbeeld zal een
offer van de schatkist vorderen, doch het
geld voor een primair belang als het gehalte
van het onderwijs moet gevonden worden,
zoo goed als het voor de defensie gevon
den is.
Andere leden erkenden, dat verlaging van
de leerlingenschaal gewenscht zou zijn,
doch zij stelden daartegenover, dat de finan-
cieele omstandigheden het voorloopig on
mogelijk maken de verbetering aan te bren
gen. Overigens waren zij van oordeel, dat
men niet te veel verwachtingen mag heb
ben van verlaging van de leerlingenschaal
als middel tot werkverruiming. Slechts een
klein deel van de werklooze onderwijzers
zou daardoor worden geholpen. Indien het
boven twijfel mocht vaststaan, dat de toe
stand van de schatkist verlaging van de
leerlingenschaal volstrekt onmogelijk maakt,
dan zouden sommige leden erop aandringen,
dat in de wet wordt bepaald, dat de bezit
ter van een onderwijzersakte eerst na een
proef- en oefentijd van twee of drie jaren
tot onderwijzer benoemd kan worden. Gedu
rende die jaren geniet hij een vergoeding
van 500 per jaar. Is de minister bereid,
zoo vroegen zij, deze aangelegenheid in het
georganiseerd overleg ter sprake te bren
gen, om door wijziging van de salarisrege
ling de voor deze oplossing benoodigde gel
den te vinden?
Verschillende leden herinnerden aan de
toezegging van den minister, dat hij zou
trachten door soepele toepassing van artikel
56 der Lager-onderwijswet de voornaamste
bezwaren van de geldende leerlingenschaal
weg te nemen. Men wenschte te vernemen,
welke richtlijnen de minister hierbij volgt,
hoeveel malen hij die bepaling in 1938 heeft
toegepast en hoeveel onderwijzers, wier sa
laris van rijkswege wordt vergoed, thans in
dienst zijn.
Voor zeer vele leden was de voor
naamste grief tegen het beleid van den
minister, dat hij de leerlingenschalen
ongewijzigd laat, ondanks de algemeen
erkende noodzakelijkheid van verla
ging. Hier doet zich pijnlijker dan el
ders gevoelen, dat aan het hoofd van
dit departement een minister staat, van
wien geen krachtige leiding uitgaat.
De werklooze aktebezitters.
Bij de beschouwingen over de stichting
tot werkverruiming voor academisch ge-
vormden, welke stichting ook iets zai doen
tën behoeve van de werklooze aktebezitters,
gaven verscheidene leden hun verwonde
ring te kennen over de toelichting van den
minister. De daarin bedoelde interdeparte
mentale commissie zoekt de oplossing van
de vraag hoe aan de nooden van de wèrk-
looze aktebezitters kan worden tegemoet
gekomen, in de richting van maatregelen,
waardoor wordt voorkomen, dat de aktebe-
zitter in het tijdvak, dat hij nog niet als
onderwijzer werkzaam is, in geschiktheid
voor het vervullen van de betrekking van
onderwijzer inboet.
Deze leden merkten echter op, dat de
nood van den „kweekeling met akte" op een
geheel ander terrein ligt. Zijn nood is niet
gelegen in de omstandigheid, dat hij geen
arbeid verricht, maar dat hij arbeid verricht
zonder eenige of tegen zeer onvoldoende
betaling. Er staan thans ruim 4200 van deze
jongelieden zelfstandig voor de klas. Naast
hen zijn duizenden anderen als „volontair"
werkzaam. Zij hebben allen voldoende
contact met de school, zoodat er voor be
zorgdheid, dat de aktebezitter, wanneer hij
in een vaste betrekking zal worden be
noemd, in geschiktheid zal hebben ingeboet,
iJJit het Engelsch
jdoor W. A. C.
17)
„Wat beginnen?" Ze trachtte nog steeds
haar hand weg te trekken.
„Begin me nu eens alles te vertellen
alles wat u hebt gedaan en gezegd en
waaraan u hebt gedacht, sinds ik op het
sloependek van de Olympic het geluk van
uw lippen mocht plukken. Maar laat ik
u zeggen, dat het volkomen onnoodig is
te probeeren uw hand los te wringen. Ik
ben van plan die vast te houden en die
naar believen te kussen".
„Verbluftheid" is het eenige woord, in
staat om uit te drukken wat Laline ge
voelde. Met de diepste minachting voor
de onverschilligheid, die hij in dien tus-
schentijd aan den dag had gelegd, begon
hij regelrecht te praten over den avond,
waarop hij haar had gekust, alsof zij elkaar
sindsdien niet meer hadden ontmoet.
„Ik had niet gedacht, dat iets, wat mij
betreft, u interesseerde", merkte zij op,
maar haar verzet werd minder en behalve
dat ze haar vingers stijf en onhandelbaar
hield, trachtte ze haar hand niet uit zijn
greep los te krijgen.
„Hoe dwaas van u! U had moeten we
ten, dat ik al dien tijd aan u dacht", en hij
drukte zijn lippen op de palm van haar
hand. Een gevoel van bedwelming kwam
over Lalineze kon haar hand niet weg
trekken. Een zachte glimlach lag om haar
rooden mond haar oogen waren alsof
er dauw op lag.
Een hevige verzoeking maakte zich van
David meester, om haar in zijn armen te
sluiten en die lippen opnieuw te kussen,
maar zijn voorzichtigheid weerhield hem
neen, niet hier. in het gezantschapsge
bouw, waar men kans heeft, dat er iemand
binnenkomt.
Hij had haar doen ontwaken wat zijn
voornemen was geweest; daarom legde
hij nu haar hand weer in haar schoot.
„U bent een allerliefst snoesje!" zei hij.
„En u een volmaakte bruut".
„Jawel dat weet ik maar laten we
niet kibbelen gedurende den tijd, die ons is
toegestaan. Vergeet alles en laat ons eer
lijk opnieuw beginnen. Vertel me eens wat
u in Parijs gaat doen, speciaal morgen".
Ze trachtte zich waardig te houden, maar
het was haar onmogelijk om zelfs nog maar
een beetje boos te zijn. Ze trilde van liefde
dat was alles.
„We hebben nog geen enkel vast plan".
„Dan zal ik er een opperen. Ik kreeg een
auto voor twee personen ter leen voor
zes dagen en ga de slagvelden bezich
tigen. Indien u eens met me meeging en wij
den goeden Jack en uw tante en iedereen,
die zij mee willen nemen, dan weer in
Amiens ontmoetten, waarheen zij 's avonds
per trein moeten gaan en waarvan we dan
ons hoofdkwartier maken, om van daar
uit uitstapjes te maken!"
„Ik zou het heerlijk vinden, maar zouden
niet zoo heel veel reden is. Als eenig mid
del, dat den jongen werkloozen onderwijzer
kan helpen, kan slechts in aanmerking ko
men verlaging van de leerlingenschaal.
De spelling-misère.
Vrijwel algemeen was men van oor
del, dat 's ministers beleid ten aanzien
aanzien van de spelling van de Neder-
landsche taal de verwarring eerdei
heeft doen toe- dan afnemer.. Men
meende, dat deze toestand niet langer
mag voortduren. De zevende spelling
commissie is thans haar arbeid aange
vangen; men mag dus wel aannemen,
dat dit vraagstuk thans voldoende be
licht is en rijp voor een beslissing. Er
moet op het stuk van de schrijfwijze
eenheid en vastheid komen en wel zeer
spoedig.
Spelling-1934 worde ingevoerd.
Zeer vele leden keurden het af, 1 at de
minister aan het onderwijs een andere
spelling dan de spelling-Marchant wil op
dringen, hoewel deze laatste reeds aan mil-
lioenen kinderen is onderwezen en ook bui
ten de school meer en meer gebruikt wordt.
De overgroote meerderheid der Kamer heeft
zich hieromtrent duidelijk in een motie uit
gesproken, maar de minister gaat ook tegen
deze uitspraak in. Naar het oordeel dezer
leden is er geen andere oplossing dan deze,
dat de regeering er ten spoedigste toe over
ga, zelf de spelling-1934 te bezigen.
Op 11 December 1934 werd door de le
denvergadering van „De Nederlandsche
Dagbladpers" de stichting het Algemeen
Nederlandsch Persbureau „A.N.P." op
gericht.
In 1935 trad het bureau in werking. Ach
tereenvolgens werden de nieuwsdiensten
overgenomen van het persbureau Vaz Dias,
het Nederlandsch (Haagsch) corresponden
tiebureau en het Nederlandsch Telegraaf-
Agentschap (Reuter). In Augustus van dat
jaar werd de Aneta-dienst overgenomen,
welk bureau als zusterorganisatie van het
A.N.P. in Indië zyn taak voortzette. Hiermee
was de oprichtingsperiode van het A.N.P.
afgesloten, welk feit samenviel met het be
trekken van een eigen huis.
De opening uitgesteld.
Oorspronkelijk was de datum van de ope
ning vastgesteld op 28 September, een dag,
waarop de internationale spanningen zoo
groot waren, dat de inwijding moest worden
uitgesteld. Daarom volgde zij nu gistermid
dag.
De officieele inwijding.
Bij de officieele inwijding traden als
gastheeren op de raad van beheer, de hee-
ren H. Nijgh, directeur van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant, voorzitter, L. Evers,
directeur van het Rotterdamsch Nieuws
blad, secretaris, R. W. P. Peereboom, direc
teur Haarlem's Dagblad, vice-voorzitter, H.
Diemer, directeur van de Rotterdammer, F.
H. H. Herold, directeur-generaal Uitg. Mij.
Neerlandia, en Y. G. van der Veen, alge
meen directeur N.V. de Arbeiderspers, (de
heer H. Kuijpers, directeur van de Maasbo
de was verhinderd), leden, en de directie
leden H. H. J. van de Pol, penningmeester
der stichting, mr. Joh. J. Belinfante en mr.
J. F. E. Belinfante.
Als eeregasten waren aanwezig dr. Colijn,
de ministers van financiën en koloniën, dr.
ir. M. H. Damme, directeur-generaal van de
P.T.T., die den minister van binnenlandsche
zaken vertegenwoordigde, mr. Kropman,
wnd. burgemeester van Amsterdam, A. J.
Lievegoed, chef van den regeeringspers-
dienst, vertegenwoordigers der omroepver-
eenigingen, het volledig bestuur van de ver.
„De Nederlandsche Dagbladpers" en vele
leden van deze vereeniging, bestuursleden
van diverse journalistenorganisaties en vele
anderen.
De genoodigden verzamelden zich in de
vergaderzaal van den Raad van Beheer,
waar de voorzitter van dezen Raad een toe
spraak hield, waarin hij de aanwezigen wel
kom heette, dank uitsprak voor allen, die
steun verleenden bij de totstandkoming van
het gebouw en de vertegenwoordigers van
de pers vroeg om een prettige en aange
name samenwerking.
BROS
^^IHjwen winkelier of in onze verkoopfilialen ëndepöt^^
Hierop was het woord aan den heer H. J.
J. van de Pol, president-directeur van het
A.N.P. Hij dankte voor de vele bloemstuk
ken en geschenken en schetste vervolgens
den vooruitgang der techniek. Spr. wees op
de verplichtingen voor de toekomst en de
richtsnoer van het bestuursbeleid: objectivi
teit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Vervolgens spraken nog de heer J. W.
Henny, voorzitter van de vereeniging „De
Nederlandsche Dagbladpers", dr. ir. M. H.
Damme, namens den minister van binnen
landsche zaken, A. J. Lievegoed, chef van
den regeeringspersdienst en H. Dekking,
voorzitter van den Ned. Journalistenkring.
Na deze redevoeringen werden verver-
schingen geserveerd, waarop een rondgang
door het gebouw volgde. Tot slot vereenig-
den allen zich aan een maaltijd in het Ara-
stel-Hotel, waar nog door verschillende per
sonen het woord gevoerd werd, o.m. door
den heer H. Nijgh, voorzitter van den raad
van beheer, minister-president dr. H. Colijn,
wethouder Kropman namens het Amster-
damsche gemeentebestuur, en de heeren de
Wilde, minister van financiën, Henny, voor
zitter van „De Ned. Dagbladpers", Van Rye-
landt, president-directeur van „Belga" te
Brussel, Salomonson, vertegenwoordiger van
Aneta, W. Vogt namens de contactcommis
sie Radio-pers en Libourel, juridisch advi
seur van het A.N.P. De heeren Nijgh en van
de Pol hebben hierna nog woorden van
dank gesproken.
De recherche van het hoofdbureau der
Amsterdamsche politie heeft gistermid
dag, in een groot hotel te Amsterdam,
een 44-jarigen Poolschen bankier gear
resteerd, verdacht van twee gevallen van
oplichting, tot een totaal bedrag van
tien duizend gulden.
Zes mille!
De man is korten tijd geleden uit Amerika
teruggekomen en is in het bezit van een pas,
afgegeven te Dantzig.
Sedert ongeveer tien dagen vertoeft
hij in ons land en sinds acht dagen ver
eert hij de hoofdstad met zijn aanwezig
heid. In dit korte tijdsbestek heeft hij
kans gezien een inwoner van Gpes een
bedrag van niet minder dan zes duizend
gulden afhandig te maken.
Hij was met een jeugdigen Zeeuw, kort na
zijn aankomst in Nederland in aanraking
gekomen. Hij had daarbij hoog opgegeven
van zijn vele uitstekende relaties in de
„Haute Finance" en volgens hem was het
zelfs in dezen moeilijken tijd een klein
kunstje o.m met wat kapitaal veel geld te
verdienen. Zoo had hij een prachtige han
delstransactie in Zweden op het oog, maar
om daarvan met succes deel te nemen,
kwam hij nog ongeveer zes mille te kort. De
revenuen zouden binnen korten tijd ver
bijsterend zijn en wanneer de Hollander
zorgde voor die zesduizend gulden, zou hij
tegen den tijd, dat Sinterklaas ons land
pleegt te bezoeken op een winst van 150 pet.
kunnen rekenen en minstens 15.000 gulden
terugkrijgen. De jongeman liet zich door den
vlotten Duitsch sprekenden Pool met zijn
gladde tong bepraten en stortte het gevraag
de bedrag.
Weensch vluchtelinge bestolen.
Een tweede geval betreft een Weensche
dame. die sedert eenigen tijd in Amsterdam
vertoeft, doch wier familieleden nog in
Weenen wonen. Deze laatsten zijn in het be
zit van een pas en zij wenschen uit politieke
overwegingen Weenen te verlaten en naar
Amerika te gaan. De Weensche dame vertel
de den Pool van de moeilijkheden om de
vereischte visa voor de nieuwe wereld
tig te worden. Geen nood, de bankie"1^*1'
de vele en ook Amerikaansehe relati - 3161
raad, maar om die relatiën gunstig te5
men was er veel eeld nonditr e steH-
men was er veel geld noodig. Hij zo
alles in orde te kunnen brengen m!l 1
vijfduizend gulden moeten hebben o S
zooveel contanten beschikte de vrouw
Zij wist echter met veel moeite vier min
bij elkaar te krijgen en met dit bedrag^T
zn naar den vriendeliiken helrv.^ °°8
welwillend was haar zelfs voor dit
een visa te verschaffen.
Ncch de inwoner van Goes, noch de
Oostenrijksche dame hoorden meer iets
van den Pool. Zij kregen hoewel wat
laat achterdocht en togen naar het
hoofdbureau, waar zij commissaris Hol»,
bergen hun nood klaagden. In verband
met deze beide aangiften werd de Pooi
gistermiddag aangehouden. Van de tien
mille had hu nog een bedrag van 2oÓ
in zijn bezit.
Hij houdt echter vol, dat hij geheel te
goeder trouw is geweest, zoowel wat betreft
de Zweedsche handelszaak als het verschaf,
fen van de visa. Het geld zou hij naar jjjn
relatiën te Londen hebben verzonden.
Naar een en ander wordt thans door
recherche een onderzoek ingesteld. De ge.
arresteerde komt in de archieven van hei
hoofdbureau niet voor. De man is in vér-
zekerde bewaring gehouden.
Bij het fort van Wijnegem, ten noord
oosten van Antwerpen, zijn gistermid
dag drie auto's met elkaar in botsing ge
komen.
Hierbij kwam een Nederlandsche auto, be
stuurd door den Helmondschen fabrikant J.
Smit, in een sloot langs den weg terecht, de
drie inzittenden konden door voorbijgan
gers spoedig op het droge worden gehol
pen. De heer Smit had geen letsel opgeloo-
pen, doch zijn beide mede-inzittenden kwa
men er minder goed af.
Het waren de 45-jarige weversbaas J. v.
d Vorst, wien de schedelhuid werd afge
schaafd en de teekenaar, H. Lichtenberg, die
over inwendige pijnen klaagde. Nadat de
slachtoffers eerst naar het ziekenhuis wa
ren vervoerd, zyn ze later op hun verzoek
naar hun woningen te Helmond overge
bracht.
VOETGANGER DOOR MILITAIRE
AUTO AANGEREDEN.
Gistermiddag is op den rijksweg 's-Her-
togenboschNijmegen onder de gemeente
Rosmalen de 60-jarige arbeider W. Wester-
laken by het oversteken van den rijweg
door een militaire vrachtauto gegrepen, wel
ke uit de richting, Nijmegen kwam.
De man werd omstreeks 25 meter me'
den wagen medegesleurd, en liep zeer ern
stige verwondingen op en is kort na aan
komst in het ziekenhuis te den Bosch over
leden. Het slachtoffer was gehuwd.
BALDADIGE JEUGD TE AMSTERDAM.
Binnenkort „monsterproces".
De Spaarndammerbuurt te Amsterdam
wordt reeds geruimen tijd onveilig gemaak
door een clubje jongens, van negen tot elf
jaar oud, dat zijn vryen tyd gebruikt om
op zeer realistische wijze roovertje te spe-
len.
Hun buit, die zij niet zelden op vernuftige
wijze wisten te bemachtigen, bestond hoofd
zakelijk uit snoepgoed, kogelfleschjes en sl*
garetten. Maar omdat het hen meer om he^
avontuur, dan om de buit te doen was, wa'
we dat nog tijdig voor elkaar kunnen krij
gen?"
.Natuurlijk als u maar zorgt nog van
avond de toestemming, van uw tante te
krijgen; overigens maakt mijn bediende
alles in orde; die is eenig in zijn soort".
„Tante zei vanmiddag nog, dat we de
slagvelden moesten bezoeken, maar 't was
Chateau-Thierry, dat haar interesseerde".
„Daar is niets te zien;- alles is er opge
ruimd. Ik wilde u nog werkelijk bestaande
verwoestingen toonen. Men zegt, dat er nu
bloemen groeien, die alles hebben bedekt,
maar er zijn nog eenige grimmige over
blijfselen, die er hier en daar uitsteken".
„Ik zou dol graag een loopgraaf zien en
een bomvrij onderkomen. Bent u in den
oorlog geweest?"
„Van begin tot eind. Goed, we zullen er
een voor u zien te vinden, tenminste als er
nog een is, die veilig genoeg is om er in af
te dalen. Laten we nu ons plan heelemaal
opmaken".
Hij was vroolijk en vriendelijk en in het
geheel niet spottend of beleedigend. Zij
regelden precies wat ze verder zouden
doen. Laline zou 's morgens met hem ver
trekken en de anderen zouden per trein
naar Amiens gaan, waar ze elkaar 's avonds
tegen etenstijd zouden ontmoeten en den
volgenden dag in auto's een geregelden
onderzoekingstocht beginnen.
De Whitmores, die in het hotel Grillon
logeerden, zouden zeker graag met hen
meegaan. Men zou hen 's morgens vroeg
telefoneeren, zóó tijdig, dat het heele club
je met den trein van twaalf uur kon ver
trekken. Hoe erg Jack het Laline misschien
ook kwalijk zou nemen, dat ze met David
alleen per auto uit zou gaan, ze wist, dat
ze hem wel zou kalmeeren. Hij was zoo
gewend aan haar vele grillen, dat hij haar
zelfs wel zou helpen, om te zorgen, dat
haar tante haar plannen goedkeurde.
Zeer in zyn schik met het vooruitzicht,
dat hem wachtte, bracht David Laline te
rug naar de balzaal bij mevrouw Greening.
Terwijl zy aan het bedisselen waren, had
hij nagelaten opnieuw met haar te flirten;
morgen was daarvoor tijd in overvloed
en vanavond had hij andere dingen te
doen, maar toen zij door de hall liepen,
fluisterde hij:
„Goeden nacht, snoesje! Denk er aan
u moogt niet meer knorrig tegen me wor
den en morgen behoort u my den ganschen
dag toe".
Laline antwoordde niet, maar haar oogen
schitterden.
Mevrouw Greening was een en al glim
lach, toen haar het voorstel werd gedaan
en stemde in alles toe. Jack keek min of
meer als een donderwolk, maar hij moest
nu eenmaal altijd lachen als een boer, die
kiespijn heeft.
Toen verliet majoor Lamont hen en La
line zag hem gedurende het overige deel
van den avond diep in gesprek met de
vorstelijke personen, de Fransche ministers
en met mevrouw Hamilton, wier naam
ze nu was te weten gekomen. Hoewel ze
het vooruitzicht had, „hem den ganschen
dag toe te behooren", kwam haar jaloezie
toch weer boven.
Waarom was hij toch zoo'n gewichtig
man? Waarom maakte iedereen zoo'n druk
te over hem? Maar indien vrouwen het
prestige, dat een man in de wereld heeft,
beseffen, dan laat dat haar nooit onver
schillig. Daarom ging Laline dien nacht
naar bed, meer dan ooit verliefd enim®e_
dan ooit onder den indruk van David s be
teekenis.
HOOFDSTUK IX.
Den volgenden morgen werd Laline
acht uur door de telefoon gewekt; Cel
tine was juist binnengekomen en liep 1,8
het toestel.
„Monsieur le major", zei ze en gaf
instrument aan haar meesteres, die het
ongeduld aannam.
„Bent u wakker?" De stem klonk e
stig en nog al .bazig.
Ta
,,«J d
„Kunt u tegen half tien klaar zyn.
ochtend is te heerlijk om te worden
spild".
„E-ja K»nt!"
„Dat beteekent, dat u nog niet op o®
„Dat weet ik!" j.
„Moet ik u door elkaar komen 8611
den?" ast
„Wat is toch de reden, dat u zoon
hebt?"
„De ochtend en u". trej[-
„Nu, als u dan zoo vroeg wilt ver
ken, zal ik zorgen klaar te zijn. Maai"
zullen er lang voor tante en Jack z^"eje-
en de Whitmores zijn nog niet eens ge
foneerd!" en
„Laat uw kamenier daarvoor zorgen g
gaat u met mij. Fergusson, mijn beai
zorgt in Amiens voor alles; hij Kan
dat meedeelen, als wij weg zy'n".
„Heel goed".
„Snoesje
„Ja...?" j\
(Wordt vervolgd'