ZeuMCetm Groeiende ontstemming over minister Slotemakers beleid. HONIG's KEUKENSTROOPi^UizorMs! ROMAN Binnenland Verlaging der leerlingenschaal is dringend noodig. Het Spelling-spelletje van den minister. Officiëele inwijding nieuw A.N.P.-gebouw. Poolsch bankier te Amster dam gearresteerd. Verdacht van oplichting. Nederlandsche auto in België verongelukt. Twee inzittenden gewond. Er Is een toenemende ontstemming te constateeren bij vele leden van de Tweede Kamer over het beleid van mi nister Slotemaker de Bruine, o.m. over het feit, dat nog steeds geen verande ring is gebracht in de leerlingenschaal. De minister verricht naar hun meening te weinig opbouwend werk. Veel wat reeds lang hangende is of waarvan de regeling reeds meermalen is gevraagd of toegezegd, wacht nog altijd op een regeling. Blijkens het voorloopig ver slag over de Onderwijsbegrooting voor 1939 heeft het zeer veel leden teleurge steld, dat de minister het niet noodig heeft gevonden de Tweede Kamer op de hoogte te brengen van zijn inzichten omtrent de voornaamste vraagstukken, naar welker oplossing men in en buiten de Kamer met gespannen aandacht uit ziet. Zeer veel leden betreurden, dat de mi nister nog steeds geen gevolg heeft gege ven aan den aandrang tot verlaging van de leerlingenschaal, hoewel steeds duidelijker blijkt, dat de klassen in het algemeen veel te groot zijn. Het had deze leden gegriefd, dat de minister den misstand laat voortbe staan, dat tal van personen met volledige onderwijsbevoegdheid een geheel zelfstan dige taak in de school vervullen, maar voor hun werkzaamheden dikwijls geen enkele of slechts een zeer geringe belooning ont vangen. Diegenen hunner, die niet op hun familie steunen, leiden een ellendig bestaan. Slechts door aanstelling van eenige duizenden dezer zoogenaamde Irweeke- lingen met akte kon worden voorko men, dat het onderwijs geheel werd ontredderd. Toch heeft deze maatregel niet belet, dat tal van klassen overbe volkt zijn, tot groote schade voor het onderwijs. De school dreigt te ontaar den in een dril-instituut. Vele onderwij zers geraken bovendien overspannen. Het ziekteverlof is in de laatste jaren onrustbarend toegenomen en het per centage afkeuringen is van alle groe- pen ambtenaren verreweg het grootst. Instituut K. m. A.: zedelijk kwaad. In het onderwijsverslag wordt den kwee- kelingen met akte voor hun ijver lof toege zwaaid, maar daarmede zijn zij niet gebaat. Deze kweekelingen die feitelijk onderwij zers zijn, dienen hun rechtvaardige beloo ning dat is de volle onderwijzersbezoldi ging te ontvangen. Het is en olijft een zeer ernstig zedelijk kwaad den arbeider zijn rechtmatig loon te onthouden. Dat is rechtstreeks in strijd met de eerste eischen van de rechtvaardigheid. Verlaging van de leerlingenschaal bij het lager onderwijs en bij het uitgebreid lager onderwijs achten deze leden te meer noo dig, nu met een behoorlijke zorg voor het onderwijs gepaard kan gaan een krachtige bestrijding van de werkloosheid. Deze ver laging verscheidene leden vroegen na drukkelijk terugkeer tot de schaal "an 1920 zou voor de thans werkzame kweekelin gen en ook voor anderen uitkomst kunnen brengen en in meer dan een opzicht nuttig effect hebben. Verwezenlijking van dit denkbeeld zal een offer van de schatkist vorderen, doch het geld voor een primair belang als het gehalte van het onderwijs moet gevonden worden, zoo goed als het voor de defensie gevon den is. Andere leden erkenden, dat verlaging van de leerlingenschaal gewenscht zou zijn, doch zij stelden daartegenover, dat de finan- cieele omstandigheden het voorloopig on mogelijk maken de verbetering aan te bren gen. Overigens waren zij van oordeel, dat men niet te veel verwachtingen mag heb ben van verlaging van de leerlingenschaal als middel tot werkverruiming. Slechts een klein deel van de werklooze onderwijzers zou daardoor worden geholpen. Indien het boven twijfel mocht vaststaan, dat de toe stand van de schatkist verlaging van de leerlingenschaal volstrekt onmogelijk maakt, dan zouden sommige leden erop aandringen, dat in de wet wordt bepaald, dat de bezit ter van een onderwijzersakte eerst na een proef- en oefentijd van twee of drie jaren tot onderwijzer benoemd kan worden. Gedu rende die jaren geniet hij een vergoeding van 500 per jaar. Is de minister bereid, zoo vroegen zij, deze aangelegenheid in het georganiseerd overleg ter sprake te bren gen, om door wijziging van de salarisrege ling de voor deze oplossing benoodigde gel den te vinden? Verschillende leden herinnerden aan de toezegging van den minister, dat hij zou trachten door soepele toepassing van artikel 56 der Lager-onderwijswet de voornaamste bezwaren van de geldende leerlingenschaal weg te nemen. Men wenschte te vernemen, welke richtlijnen de minister hierbij volgt, hoeveel malen hij die bepaling in 1938 heeft toegepast en hoeveel onderwijzers, wier sa laris van rijkswege wordt vergoed, thans in dienst zijn. Voor zeer vele leden was de voor naamste grief tegen het beleid van den minister, dat hij de leerlingenschalen ongewijzigd laat, ondanks de algemeen erkende noodzakelijkheid van verla ging. Hier doet zich pijnlijker dan el ders gevoelen, dat aan het hoofd van dit departement een minister staat, van wien geen krachtige leiding uitgaat. De werklooze aktebezitters. Bij de beschouwingen over de stichting tot werkverruiming voor academisch ge- vormden, welke stichting ook iets zai doen tën behoeve van de werklooze aktebezitters, gaven verscheidene leden hun verwonde ring te kennen over de toelichting van den minister. De daarin bedoelde interdeparte mentale commissie zoekt de oplossing van de vraag hoe aan de nooden van de wèrk- looze aktebezitters kan worden tegemoet gekomen, in de richting van maatregelen, waardoor wordt voorkomen, dat de aktebe- zitter in het tijdvak, dat hij nog niet als onderwijzer werkzaam is, in geschiktheid voor het vervullen van de betrekking van onderwijzer inboet. Deze leden merkten echter op, dat de nood van den „kweekeling met akte" op een geheel ander terrein ligt. Zijn nood is niet gelegen in de omstandigheid, dat hij geen arbeid verricht, maar dat hij arbeid verricht zonder eenige of tegen zeer onvoldoende betaling. Er staan thans ruim 4200 van deze jongelieden zelfstandig voor de klas. Naast hen zijn duizenden anderen als „volontair" werkzaam. Zij hebben allen voldoende contact met de school, zoodat er voor be zorgdheid, dat de aktebezitter, wanneer hij in een vaste betrekking zal worden be noemd, in geschiktheid zal hebben ingeboet, iJJit het Engelsch jdoor W. A. C. 17) „Wat beginnen?" Ze trachtte nog steeds haar hand weg te trekken. „Begin me nu eens alles te vertellen alles wat u hebt gedaan en gezegd en waaraan u hebt gedacht, sinds ik op het sloependek van de Olympic het geluk van uw lippen mocht plukken. Maar laat ik u zeggen, dat het volkomen onnoodig is te probeeren uw hand los te wringen. Ik ben van plan die vast te houden en die naar believen te kussen". „Verbluftheid" is het eenige woord, in staat om uit te drukken wat Laline ge voelde. Met de diepste minachting voor de onverschilligheid, die hij in dien tus- schentijd aan den dag had gelegd, begon hij regelrecht te praten over den avond, waarop hij haar had gekust, alsof zij elkaar sindsdien niet meer hadden ontmoet. „Ik had niet gedacht, dat iets, wat mij betreft, u interesseerde", merkte zij op, maar haar verzet werd minder en behalve dat ze haar vingers stijf en onhandelbaar hield, trachtte ze haar hand niet uit zijn greep los te krijgen. „Hoe dwaas van u! U had moeten we ten, dat ik al dien tijd aan u dacht", en hij drukte zijn lippen op de palm van haar hand. Een gevoel van bedwelming kwam over Lalineze kon haar hand niet weg trekken. Een zachte glimlach lag om haar rooden mond haar oogen waren alsof er dauw op lag. Een hevige verzoeking maakte zich van David meester, om haar in zijn armen te sluiten en die lippen opnieuw te kussen, maar zijn voorzichtigheid weerhield hem neen, niet hier. in het gezantschapsge bouw, waar men kans heeft, dat er iemand binnenkomt. Hij had haar doen ontwaken wat zijn voornemen was geweest; daarom legde hij nu haar hand weer in haar schoot. „U bent een allerliefst snoesje!" zei hij. „En u een volmaakte bruut". „Jawel dat weet ik maar laten we niet kibbelen gedurende den tijd, die ons is toegestaan. Vergeet alles en laat ons eer lijk opnieuw beginnen. Vertel me eens wat u in Parijs gaat doen, speciaal morgen". Ze trachtte zich waardig te houden, maar het was haar onmogelijk om zelfs nog maar een beetje boos te zijn. Ze trilde van liefde dat was alles. „We hebben nog geen enkel vast plan". „Dan zal ik er een opperen. Ik kreeg een auto voor twee personen ter leen voor zes dagen en ga de slagvelden bezich tigen. Indien u eens met me meeging en wij den goeden Jack en uw tante en iedereen, die zij mee willen nemen, dan weer in Amiens ontmoetten, waarheen zij 's avonds per trein moeten gaan en waarvan we dan ons hoofdkwartier maken, om van daar uit uitstapjes te maken!" „Ik zou het heerlijk vinden, maar zouden niet zoo heel veel reden is. Als eenig mid del, dat den jongen werkloozen onderwijzer kan helpen, kan slechts in aanmerking ko men verlaging van de leerlingenschaal. De spelling-misère. Vrijwel algemeen was men van oor del, dat 's ministers beleid ten aanzien aanzien van de spelling van de Neder- landsche taal de verwarring eerdei heeft doen toe- dan afnemer.. Men meende, dat deze toestand niet langer mag voortduren. De zevende spelling commissie is thans haar arbeid aange vangen; men mag dus wel aannemen, dat dit vraagstuk thans voldoende be licht is en rijp voor een beslissing. Er moet op het stuk van de schrijfwijze eenheid en vastheid komen en wel zeer spoedig. Spelling-1934 worde ingevoerd. Zeer vele leden keurden het af, 1 at de minister aan het onderwijs een andere spelling dan de spelling-Marchant wil op dringen, hoewel deze laatste reeds aan mil- lioenen kinderen is onderwezen en ook bui ten de school meer en meer gebruikt wordt. De overgroote meerderheid der Kamer heeft zich hieromtrent duidelijk in een motie uit gesproken, maar de minister gaat ook tegen deze uitspraak in. Naar het oordeel dezer leden is er geen andere oplossing dan deze, dat de regeering er ten spoedigste toe over ga, zelf de spelling-1934 te bezigen. Op 11 December 1934 werd door de le denvergadering van „De Nederlandsche Dagbladpers" de stichting het Algemeen Nederlandsch Persbureau „A.N.P." op gericht. In 1935 trad het bureau in werking. Ach tereenvolgens werden de nieuwsdiensten overgenomen van het persbureau Vaz Dias, het Nederlandsch (Haagsch) corresponden tiebureau en het Nederlandsch Telegraaf- Agentschap (Reuter). In Augustus van dat jaar werd de Aneta-dienst overgenomen, welk bureau als zusterorganisatie van het A.N.P. in Indië zyn taak voortzette. Hiermee was de oprichtingsperiode van het A.N.P. afgesloten, welk feit samenviel met het be trekken van een eigen huis. De opening uitgesteld. Oorspronkelijk was de datum van de ope ning vastgesteld op 28 September, een dag, waarop de internationale spanningen zoo groot waren, dat de inwijding moest worden uitgesteld. Daarom volgde zij nu gistermid dag. De officieele inwijding. Bij de officieele inwijding traden als gastheeren op de raad van beheer, de hee- ren H. Nijgh, directeur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, voorzitter, L. Evers, directeur van het Rotterdamsch Nieuws blad, secretaris, R. W. P. Peereboom, direc teur Haarlem's Dagblad, vice-voorzitter, H. Diemer, directeur van de Rotterdammer, F. H. H. Herold, directeur-generaal Uitg. Mij. Neerlandia, en Y. G. van der Veen, alge meen directeur N.V. de Arbeiderspers, (de heer H. Kuijpers, directeur van de Maasbo de was verhinderd), leden, en de directie leden H. H. J. van de Pol, penningmeester der stichting, mr. Joh. J. Belinfante en mr. J. F. E. Belinfante. Als eeregasten waren aanwezig dr. Colijn, de ministers van financiën en koloniën, dr. ir. M. H. Damme, directeur-generaal van de P.T.T., die den minister van binnenlandsche zaken vertegenwoordigde, mr. Kropman, wnd. burgemeester van Amsterdam, A. J. Lievegoed, chef van den regeeringspers- dienst, vertegenwoordigers der omroepver- eenigingen, het volledig bestuur van de ver. „De Nederlandsche Dagbladpers" en vele leden van deze vereeniging, bestuursleden van diverse journalistenorganisaties en vele anderen. De genoodigden verzamelden zich in de vergaderzaal van den Raad van Beheer, waar de voorzitter van dezen Raad een toe spraak hield, waarin hij de aanwezigen wel kom heette, dank uitsprak voor allen, die steun verleenden bij de totstandkoming van het gebouw en de vertegenwoordigers van de pers vroeg om een prettige en aange name samenwerking. BROS ^^IHjwen winkelier of in onze verkoopfilialen ëndepöt^^ Hierop was het woord aan den heer H. J. J. van de Pol, president-directeur van het A.N.P. Hij dankte voor de vele bloemstuk ken en geschenken en schetste vervolgens den vooruitgang der techniek. Spr. wees op de verplichtingen voor de toekomst en de richtsnoer van het bestuursbeleid: objectivi teit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Vervolgens spraken nog de heer J. W. Henny, voorzitter van de vereeniging „De Nederlandsche Dagbladpers", dr. ir. M. H. Damme, namens den minister van binnen landsche zaken, A. J. Lievegoed, chef van den regeeringspersdienst en H. Dekking, voorzitter van den Ned. Journalistenkring. Na deze redevoeringen werden verver- schingen geserveerd, waarop een rondgang door het gebouw volgde. Tot slot vereenig- den allen zich aan een maaltijd in het Ara- stel-Hotel, waar nog door verschillende per sonen het woord gevoerd werd, o.m. door den heer H. Nijgh, voorzitter van den raad van beheer, minister-president dr. H. Colijn, wethouder Kropman namens het Amster- damsche gemeentebestuur, en de heeren de Wilde, minister van financiën, Henny, voor zitter van „De Ned. Dagbladpers", Van Rye- landt, president-directeur van „Belga" te Brussel, Salomonson, vertegenwoordiger van Aneta, W. Vogt namens de contactcommis sie Radio-pers en Libourel, juridisch advi seur van het A.N.P. De heeren Nijgh en van de Pol hebben hierna nog woorden van dank gesproken. De recherche van het hoofdbureau der Amsterdamsche politie heeft gistermid dag, in een groot hotel te Amsterdam, een 44-jarigen Poolschen bankier gear resteerd, verdacht van twee gevallen van oplichting, tot een totaal bedrag van tien duizend gulden. Zes mille! De man is korten tijd geleden uit Amerika teruggekomen en is in het bezit van een pas, afgegeven te Dantzig. Sedert ongeveer tien dagen vertoeft hij in ons land en sinds acht dagen ver eert hij de hoofdstad met zijn aanwezig heid. In dit korte tijdsbestek heeft hij kans gezien een inwoner van Gpes een bedrag van niet minder dan zes duizend gulden afhandig te maken. Hij was met een jeugdigen Zeeuw, kort na zijn aankomst in Nederland in aanraking gekomen. Hij had daarbij hoog opgegeven van zijn vele uitstekende relaties in de „Haute Finance" en volgens hem was het zelfs in dezen moeilijken tijd een klein kunstje o.m met wat kapitaal veel geld te verdienen. Zoo had hij een prachtige han delstransactie in Zweden op het oog, maar om daarvan met succes deel te nemen, kwam hij nog ongeveer zes mille te kort. De revenuen zouden binnen korten tijd ver bijsterend zijn en wanneer de Hollander zorgde voor die zesduizend gulden, zou hij tegen den tijd, dat Sinterklaas ons land pleegt te bezoeken op een winst van 150 pet. kunnen rekenen en minstens 15.000 gulden terugkrijgen. De jongeman liet zich door den vlotten Duitsch sprekenden Pool met zijn gladde tong bepraten en stortte het gevraag de bedrag. Weensch vluchtelinge bestolen. Een tweede geval betreft een Weensche dame. die sedert eenigen tijd in Amsterdam vertoeft, doch wier familieleden nog in Weenen wonen. Deze laatsten zijn in het be zit van een pas en zij wenschen uit politieke overwegingen Weenen te verlaten en naar Amerika te gaan. De Weensche dame vertel de den Pool van de moeilijkheden om de vereischte visa voor de nieuwe wereld tig te worden. Geen nood, de bankie"1^*1' de vele en ook Amerikaansehe relati - 3161 raad, maar om die relatiën gunstig te5 men was er veel eeld nonditr e steH- men was er veel geld noodig. Hij zo alles in orde te kunnen brengen m!l 1 vijfduizend gulden moeten hebben o S zooveel contanten beschikte de vrouw Zij wist echter met veel moeite vier min bij elkaar te krijgen en met dit bedrag^T zn naar den vriendeliiken helrv.^ °°8 welwillend was haar zelfs voor dit een visa te verschaffen. Ncch de inwoner van Goes, noch de Oostenrijksche dame hoorden meer iets van den Pool. Zij kregen hoewel wat laat achterdocht en togen naar het hoofdbureau, waar zij commissaris Hol», bergen hun nood klaagden. In verband met deze beide aangiften werd de Pooi gistermiddag aangehouden. Van de tien mille had hu nog een bedrag van 2oÓ in zijn bezit. Hij houdt echter vol, dat hij geheel te goeder trouw is geweest, zoowel wat betreft de Zweedsche handelszaak als het verschaf, fen van de visa. Het geld zou hij naar jjjn relatiën te Londen hebben verzonden. Naar een en ander wordt thans door recherche een onderzoek ingesteld. De ge. arresteerde komt in de archieven van hei hoofdbureau niet voor. De man is in vér- zekerde bewaring gehouden. Bij het fort van Wijnegem, ten noord oosten van Antwerpen, zijn gistermid dag drie auto's met elkaar in botsing ge komen. Hierbij kwam een Nederlandsche auto, be stuurd door den Helmondschen fabrikant J. Smit, in een sloot langs den weg terecht, de drie inzittenden konden door voorbijgan gers spoedig op het droge worden gehol pen. De heer Smit had geen letsel opgeloo- pen, doch zijn beide mede-inzittenden kwa men er minder goed af. Het waren de 45-jarige weversbaas J. v. d Vorst, wien de schedelhuid werd afge schaafd en de teekenaar, H. Lichtenberg, die over inwendige pijnen klaagde. Nadat de slachtoffers eerst naar het ziekenhuis wa ren vervoerd, zyn ze later op hun verzoek naar hun woningen te Helmond overge bracht. VOETGANGER DOOR MILITAIRE AUTO AANGEREDEN. Gistermiddag is op den rijksweg 's-Her- togenboschNijmegen onder de gemeente Rosmalen de 60-jarige arbeider W. Wester- laken by het oversteken van den rijweg door een militaire vrachtauto gegrepen, wel ke uit de richting, Nijmegen kwam. De man werd omstreeks 25 meter me' den wagen medegesleurd, en liep zeer ern stige verwondingen op en is kort na aan komst in het ziekenhuis te den Bosch over leden. Het slachtoffer was gehuwd. BALDADIGE JEUGD TE AMSTERDAM. Binnenkort „monsterproces". De Spaarndammerbuurt te Amsterdam wordt reeds geruimen tijd onveilig gemaak door een clubje jongens, van negen tot elf jaar oud, dat zijn vryen tyd gebruikt om op zeer realistische wijze roovertje te spe- len. Hun buit, die zij niet zelden op vernuftige wijze wisten te bemachtigen, bestond hoofd zakelijk uit snoepgoed, kogelfleschjes en sl* garetten. Maar omdat het hen meer om he^ avontuur, dan om de buit te doen was, wa' we dat nog tijdig voor elkaar kunnen krij gen?" .Natuurlijk als u maar zorgt nog van avond de toestemming, van uw tante te krijgen; overigens maakt mijn bediende alles in orde; die is eenig in zijn soort". „Tante zei vanmiddag nog, dat we de slagvelden moesten bezoeken, maar 't was Chateau-Thierry, dat haar interesseerde". „Daar is niets te zien;- alles is er opge ruimd. Ik wilde u nog werkelijk bestaande verwoestingen toonen. Men zegt, dat er nu bloemen groeien, die alles hebben bedekt, maar er zijn nog eenige grimmige over blijfselen, die er hier en daar uitsteken". „Ik zou dol graag een loopgraaf zien en een bomvrij onderkomen. Bent u in den oorlog geweest?" „Van begin tot eind. Goed, we zullen er een voor u zien te vinden, tenminste als er nog een is, die veilig genoeg is om er in af te dalen. Laten we nu ons plan heelemaal opmaken". Hij was vroolijk en vriendelijk en in het geheel niet spottend of beleedigend. Zij regelden precies wat ze verder zouden doen. Laline zou 's morgens met hem ver trekken en de anderen zouden per trein naar Amiens gaan, waar ze elkaar 's avonds tegen etenstijd zouden ontmoeten en den volgenden dag in auto's een geregelden onderzoekingstocht beginnen. De Whitmores, die in het hotel Grillon logeerden, zouden zeker graag met hen meegaan. Men zou hen 's morgens vroeg telefoneeren, zóó tijdig, dat het heele club je met den trein van twaalf uur kon ver trekken. Hoe erg Jack het Laline misschien ook kwalijk zou nemen, dat ze met David alleen per auto uit zou gaan, ze wist, dat ze hem wel zou kalmeeren. Hij was zoo gewend aan haar vele grillen, dat hij haar zelfs wel zou helpen, om te zorgen, dat haar tante haar plannen goedkeurde. Zeer in zyn schik met het vooruitzicht, dat hem wachtte, bracht David Laline te rug naar de balzaal bij mevrouw Greening. Terwijl zy aan het bedisselen waren, had hij nagelaten opnieuw met haar te flirten; morgen was daarvoor tijd in overvloed en vanavond had hij andere dingen te doen, maar toen zij door de hall liepen, fluisterde hij: „Goeden nacht, snoesje! Denk er aan u moogt niet meer knorrig tegen me wor den en morgen behoort u my den ganschen dag toe". Laline antwoordde niet, maar haar oogen schitterden. Mevrouw Greening was een en al glim lach, toen haar het voorstel werd gedaan en stemde in alles toe. Jack keek min of meer als een donderwolk, maar hij moest nu eenmaal altijd lachen als een boer, die kiespijn heeft. Toen verliet majoor Lamont hen en La line zag hem gedurende het overige deel van den avond diep in gesprek met de vorstelijke personen, de Fransche ministers en met mevrouw Hamilton, wier naam ze nu was te weten gekomen. Hoewel ze het vooruitzicht had, „hem den ganschen dag toe te behooren", kwam haar jaloezie toch weer boven. Waarom was hij toch zoo'n gewichtig man? Waarom maakte iedereen zoo'n druk te over hem? Maar indien vrouwen het prestige, dat een man in de wereld heeft, beseffen, dan laat dat haar nooit onver schillig. Daarom ging Laline dien nacht naar bed, meer dan ooit verliefd enim®e_ dan ooit onder den indruk van David s be teekenis. HOOFDSTUK IX. Den volgenden morgen werd Laline acht uur door de telefoon gewekt; Cel tine was juist binnengekomen en liep 1,8 het toestel. „Monsieur le major", zei ze en gaf instrument aan haar meesteres, die het ongeduld aannam. „Bent u wakker?" De stem klonk e stig en nog al .bazig. Ta ,,«J d „Kunt u tegen half tien klaar zyn. ochtend is te heerlijk om te worden spild". „E-ja K»nt!" „Dat beteekent, dat u nog niet op o® „Dat weet ik!" j. „Moet ik u door elkaar komen 8611 den?" ast „Wat is toch de reden, dat u zoon hebt?" „De ochtend en u". trej[- „Nu, als u dan zoo vroeg wilt ver ken, zal ik zorgen klaar te zijn. Maai" zullen er lang voor tante en Jack z^"eje- en de Whitmores zijn nog niet eens ge foneerd!" en „Laat uw kamenier daarvoor zorgen g gaat u met mij. Fergusson, mijn beai zorgt in Amiens voor alles; hij Kan dat meedeelen, als wij weg zy'n". „Heel goed". „Snoesje „Ja...?" j\ (Wordt vervolgd'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 6