DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Attlee noemt troonrede onbelangrijk.
mum
No. 264 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK.
Woensdag 9 November 1938
140e Jaargang
Chamberlain wil over München niet nogmaals
discussieeren.
Sociale politiek en bewapening.
UWeQ vooruitgang.
Troonrede van koning
George VI.
Bevordering van den vrede
in Europa.
De algemeene toestand.
De moordaanslag op
Von Rath.
li
i!
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
iranco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven irancc aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telei. 3320, redactie 3330.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Nadat koning George VI zijn troon
rede had uitgesproken, begonnen de
debatten, waarbij de leider der La-
bour-oppositie, Attlee, de schermutse
ling opende. Attlee verklaarde, dat er
niet veel belangrijks stond in het pro
gramma, dat de regeering het Lager
huis had voorgelegd.
Wat de troonrede in het algemeen be
treft, zeide spr., dat zij gekenmerkt werd
door een volledige afwezigheid van ieder
inzicht in den ernst van den toestand en
geen enkele aanwijzing bevatte voor eenig
werkelijk opbouwend program. Wat de
buitenlandsche politiek betreft, zou men,
aldus spr., kunnen aannemen, dat te Mün
chen een permanente regeling tot stand
was gekomen van alle openstaande proble
men en dat het Britsch-Italiaansche accoord
inderdaad vrede had gebracht aan Zuid-
Europa.
Na er vervolgens op te hebben gewezen,
dat Halifax onlangs in het Hoogerhuis
heeft verklaard, dat de inmenging in Span
je een gevolg is van het besluit van Musso-
lini, dat Franco moet winnen, deed spr.
opmerken, dat dit een merkwaardig com
mentaar was op het vertroüwen der Brit
sche regeering in de non-interventie.
Attlee verklaarde ten slotte, dat het en
thousiasme voor den Volkenbond, dat in de
SlUftingsrede aan den dag was getreden,
de laatste twee dagen geheel was verdwe
nen.
Chamberlain spreekt.
Nadat Attlee had gesproken, nam minis
ter-president Chamberlain het woord.
Naar aanleiding van hetgeen de leider
der arbeiders-oppositie over München en
over het Britsch-Italiaansche accoord had
gezegd, verklaarde de premier, dat hij,
„gezien het feit, dat de overeenkomst van
München en het van kracht worden van
het Britsch-Italiaansche accoord pas kort
geleden was besproken, niet van plan was
telkens opnieuw over deze onderwerpen
te discussieeren.
„Ik ben er zeker van", aldus vervolgde
Chamberlain, „dat het Huis met genoegen
de uitnoodiging heeft vernomen, welke tot
den koning van Roemenië en tot den pre
sident der Fransche republiek gericht is,
om in de naaste toekomst een bezoek aan
dit land te brengen". (Toejuichingen).
Ten aanzien van het a.s. koninklijke be
zoek aan Canada verklaarde spreker: Het
zal een waarlijk historische gebeurtenis
zijn, waarmede Canada hartelijk mag wor
den gelukgewenscht, omdat nog nooit tevo
ren een dominion het voorrecht heeft ge
had den regeerenden souverein in eigen
persoon op eigen bodem te begroeten.
Ook het besluit van den koning om
een kort bezoek aan de Vereenigde
Staten te brengen, achtte de premier
zeer belangrijk. Het zal, aldus spr., de
eerste keer zijn, dat de koning en de
koningin het land der waarachtige
democratie zullen bezoeken, dat in de
afgeloopen 150 jaar een steeds belang
rijker rol in de wereldgeschiedenis
heeft gespeeld, en dat in commercieel
en cultureel opzicht zoo veel heeft bij
gedragen aan den vooruitgang der
menschheid. H.H. M.M., die zich en
kele maanden geleden een blijvende
plaats in de harten van het Fransche
volk hebben weten te veroveren, zul
len, wanneer zij den Amerikaanschen
bodem betreden, een hartelijke bood
schap van „goodwill" van de bevolking
dezer eilanden aan de groote republiek
der njeuwe wereld overbrengen.
Vervolgens kondigde Chamberlain aan,
et morgen het rapport van de commissie
inzake de verdeeling van Palestina gepu-
iceerd zal worden, tegelijk met een ver-
der re8eering- Op het meest ge-
oogenblik voor iedereen zal, aldus
gebracht °nder werp daarna in debat worden
kenri" den econ°mischen toestand spre
ek) Chamberlain op de daling der
inzagS offenprÜzen> zeggende, dat hij niet
den ??^en de algemeene ontspanning in
zou ritieken bestand, waarom men niet
gendr>°^en dat de sehteruitgang het vol
uien™, ^aar gevolgd zou worden door een
De minister-president besprak vervol
gens de sociale politiek en zeide, dat het
niet mogelijk is, tegelijkertijd tot bewape
ning op groote schaal over te gaan, waar
van de kosten nog niet kunnen worden ge
raamd, en tot belangrijke sociale verbete
ringen, die op de belastingbetalers een
ondragelijken last zouden leggen. Doch dit,
aldus voegde spr. eraan toe, is iets anders
dan het verhaal, dat men voor verkiezings
doeleinden van plan zou zijn het mes in de
bestaande sociale voorzieningen te zetten.
Voor een dergelijke gedachte bestaat geen
grond.
Aan het slot van zijn rede verklaarde de
premier: „Ik hoop, dat de komende zitting
belangrijk voor de leden en vruchtbaar
voor het land zal zijn".
Sinclair aan het woord.
Nadat Chamberlain, luide door de aan
hangers van de regeering toegejuicht, was
gaan zitten, nam Sinclair, de leider der
liberale oppositie het woord, die verklaarde
er nimmer een geheim van te hebben ge
maakt, dat hij het oprechte geloof van
Chamberlain in den vrede zeer waardeer
de. Echter, aldus spr., ook de verantwoor
delijke mannen van alle partijen, zelfs de
conservatieven, die het niet eens zijn met
de politiek van den premier, wenschen den
vrede. De eenige grondslag voor een per
manenten vrede is de rechtvaardigheid en
de heerschappij van het recht. Dit recht en
de vrijheid der kleine landen zijn onmis
bare fundamenten voor den vrede. De vrij
heid in binnen- en buitenland moet ge
handhaafd blijven. Er is, aldus Sinclair,
sprake geweest van een nieuwe inbreuk op
onze vrijheid: een inmenging van het hoofd
van een anderen staat in onze binnenland-
sche politiek. Ik hoop, dat de minister-pre
sident van de eerste gelegenheid gebruik
zal maken om deze inmenging af te wij
zen. Britsche mannen en vrouwen van alle
partijen voelen zich beleedigd door Hitiers
aanvallen op conservatieven als Churchill
of op socialisten als Greenwood.
Maxton, afgevaardigde der onafhankelij
ke arbeiderspartij, die eveneens het woord
voerde, betreurde het, dat in de troonrede
geen aandacht aan het koloniale vraagstuk
is gewijd en hij oefende critiek op Mac-
Donalds dubbele functie als minister zoo
wel van Koloniën als Dominions.
De Conservatief Boothy betreurde het,
dat men wel eens op het Duitsche volk af
geeft of het kleineert. „Ik durf tot Green
wood te zeggen" ald. Boothy, „dat het naar
mijn meening niet het oogenblik is om
over Hitier te spreken, zooals hij onlangs
gedaan heeft. Hoewel het gemakkelijk is te
spreken over concentratiekampen en vast
staande wreedheden, hebben de Duitschers
ons gedurende de laatste vijf jaar een
voorbeeld gegeven van wat men door ver
trouwen en werk kan bereiken, dat som
migen onzer wel ter harte konden nemen".
De conservatieve afgevaardigde, Macquis-
ten, geloofde niet, dat de dictatoren zoo
slecht zijn als ze worden afgeschilderd. Het
is een groote fout, zoo zeide hij, dat hate
lijke opmerkingen worden gemaakt over
twee zoo groote mannen als Mussolini en
Hitier. In den tijd van 's konings abdicatie
heeft de Duitsche pers een zeer beheersch-
te houding aangenomen, die zeer gunstig
afstak bij die der Amerikaansche pers en
van de pers in zekere koloniën. De Duit
sche pers is toen „gentelmanlike" opgetre
den. Het is verkeerd een gevoel van wrok
te veroorzaken.
Koning George VI heeft gistermid
dag het parlement geopend met het
uitspreken van de troonrede. Veel
nieuws bracht deze troonrede niet;
slechts mag worden aangestipt, dat
Engeland steeds bereid zal zijn, om
bemiddelend op te treden in Spanje
en het Verre Oosten, teneinde een
duurzamen vrede te bevorderen.
Nadat koning George een blik in het
verleden geworpen had en o.m. herinnerd
had aan de Britsch-Duitsche verklaring
van München van 30 September 1.1. en
Koning George VI
Von Fath
aan de komende koninklijke ontvangsten
en bezoeken, zeide hij, dat Engeland altijd
bereid zal zijn, zoo de partijen dit wen
schen, om het conflict in het Verre Oosten
tot oplossing te brengen.
De koning besloot zijn rede aldus:
„Ofschoon de uitrusting en uitbreiding
van de defensie snelle vorderingen maken,
heeft de crisis, welke wij hebben doorge
maakt, aangetoond, dat bepaalde tekort
komingen in onze voorbereidingen voor
de militaire en burgerlijke verdediging
nog verholpen moeten worden. Mijn mi
nisters hebben deze kwesties in het licht
der ervaring bestudeerd en zij zullen te
zijner tijd stappen doen om de noodige
maatregelen, waarmede reeds een begin
van uitvoering is gemaakt, te versnellen
en aan te vullen. Het vraagstuk van de
verdediging der burgerbevolking, o.a. dat
van een doeltreffend gebruik van de hulp
bronnen des lands voor een nationalen
vrijwilligersdienst, zal in de toekomst de
onverdeelde aandacht van den Lord-
Geheimzegelbewaarder hebben.
„De daadwerkelijke bevordering van
den vrede in Europa welke het voort
durende streven mijner Regeering is,
zal naar ik vertrouw, leiden tot een
breederen geest van vertrouwen en
een nieuwen prikkel opleveren voor
de uitbreiding van handel, nijverheid
en verschaffing van werk. Mijn mi
nisters zullen blijven streven naar het
scheppen van gunstige voorwaarden
voor de ontwikkeling van de overzee-
sche markten."
De koning besprak vervolgens nog ver
scheidene vraagstukken van binnenlandsch
belang, welke wettelijk zullen worden ge
regeld, en besloot met de woorden: „Ik
bid, dat met den zegen van den Almach-
tigen God het resultaat van uw beleid
het geluk en het welzijn van mijn volk en
den wereldvrede moge bevorderen."
Alkmaar, 9 November.
De generaal-majoor Temperley, de mili
taire medewerker van de Daily Tel., heeft
een tweetal artikelen gepubliceerd over de
militaire lessen van de jongste internatio
nale crisis. De generaal doet zijn opmerkin
gen voorafgaan door een opsomming van de
taak van de landmacht, zooals die door de
Britsche regeering op 3 Maart 1936 is neer
gelegd in een boodschap aan het parlement.
Die taak omvat het volgende:
lo. Onderhouden van garnizoenen in de
verschillende overzeesche gebieden van het
Britsche Rijk.
2o. Voorzien in het militaire deel van de
verdediging van het moederland, met inbe
grip van de luchtafweer, de kustverdediging
en de binnenlandsche veiligheid.
3o. Vorming in tijd van nood of van oorlog
van een behoorlijk uitgerust expeditiekorps,
gereed om de zee over te steken naar iedere
plaats, waar het noodig mocht zijn.
Aan deze omschrijving van de taak van
het leger voegde de regeering toen toe, dat
„de vredessterkte^van het geregelde leger
ongeveer 115.000 man bedroeg", aanzienlijk
minder dan in 1914, hoewel Brittannië's
verplichtingen grooter dan ooit waren.
In verband met de gewijzigde omstandig
heden zou de schrijver de volgorde van de
drie hierboven genoemde punten willen
wijzigen. Hoewel het onderhouden van gar
nizoenen in de overzeesche gebieden natuur
lek zeer belangrijk is, acht hij toch de be
veiliging van het moederland, het hart van
het Empire, tegen luchtaanvallen het aller
belangrijkste. Daarom zou hij het „voorzien
in het militaire deel van de verdediging van
het moederland" in de eerste plaats willen
noemen.
Sedert 1936 is het territoriale leger (niet
te verwarren met de reserve van het ge
regelde leger) belast met de luchtafweer en
de kustverdediging. In verband met de bui
tengewoon sterke uitbreiding van de lucht
strijdkrachten van mogelijke vijanden en in
verband met het belang van de bescherming
van Londen en van de industriegebieden
tegen aanvallen uit de lucht is eerst beslo
ten één territoriale luchtafweerdivisie te
vormen, daarna twee en nu zelfs vijf. De
schrijver betwijfelt de juistheid van het
laatste besluit, daar de twee bestaande
luchtafweerdhvisies nog zeer onvoldoende
zijn uitgerust. Ook ziet hij een tegenstrijdig
heid in de verklaringen van minister Hore
Belisha, die eenerzijds heeft medegedeeld,
dat het tempo der bewapeningsproductie niet
kan worden opgevoerd en anderzijds, dat de
vijf luchtafweerdivisies tegen het midden
van het volgende jaar voor een aanzienlijk
deel van het benoodigde materiaal zullen
zijn voorzien.
Een der beste plannen is volgens den ge
neraal de organisatie yan lichte batterijen
luchtdoelgeschut tegen laagvliegende vlieg
tuigen, te bedienen door 't personeel van de
fabrieken en installaties, waarvoor bescher
ming noodzakelijk wordt geacht.
Als tweede punt komt dan het onderhou
den van garnizoenen in de overzeesche ge
bieden. De schrijver noemt daarbij drie ge
bieden, waar het leger een belangrijke taak
heeft te vervullen, n.1. het Verre Oosten
(Singapore, Hongkong, Internationale Con
cessie te Sjanghai), het Middellandsche-
Zeegebied (Gibraltar, Malta, Egypte) en
het mandaatgebied Palestina.
Als derde punt bespreekt de generaal het
vormen van een expeditie-leger. „De on
schendbaarheid van Nederland en België",
aldus generaal Temperley, „blijft een kardi
naal punt in de Britsche strategie en zulks
is meer dan ooit het geval, sedert de drei
ging uit de lucht nog krachtiger is geworden.
Wij kunnen niet toestaan, dat vijandelijke
bommenwerpers de beschikking krijgen over
de kust dier landen. Hun bescherming is
waarlijk de eerste linie van onze luchtafweer
en wij moeten in staat zijn die landen mili
tairen steun te verleenen".
Vervolgens maakt de schrijver nog eenige
opmerkingen over de luchtafweer. Hij acht
grooter paraatheid der territoriale eenheden
noodig. Ook de staven moeten worden uit
gebreid.
De te geringe paraatheid zou vroegere
mobilisatie noodzakelijk maken, doch de
regeering tracht altijd een mobilisatie zoo
lang mogelijk uit te stellen. Daarom zou het
aanbeveling verdienen iedere territoriale
batterij een kleine kern van kanonniers en
specialisten van het geregelde leger (de per
manente strijdkrachten) te geven.
Andere moeilijkheden in de materiaal
voorziening zouden kunnen worden voor
komen door de invloed van het departe
ment van financiën te verminderen, zoodat
niet langer tijd behoeft verloren te gaan met
het bewijzen van de militaire noodzaak van
bepaalde maatregelen aan dat departement.
Ten slotte doet de generaal uitkomen, dat
hoewel in andere landen dag en nacht met
een gemobiliseerde industrie wordt gewerkt
aan de uitvoering van bewapeningsorders,
deze in Engeland geen voorrang genieten
boven andere bestellingen. Hij besluit daar
om met een pleidooi voor de instelling van
een speciaal departement voor de bewape
ning.
In Amerika zijn de verkiezingen gehouden
en hoewel de republikeinen wonnen, heb
ben de democraten de meerderheid in het
Congres gehouden.
De voornaamste verliezen boekte de New
Deal in de landbouwdistricten, waar de da
lende prijzen voor landbouwproducten on
tevredenheid hebben gewekt over de land
bouwpolitiek der regeering.
Volgens de laatste opgave zijn gekozen in
het Huis van Afgevaardigden 138 democra
ten en 44 republikeinen en in den senaat 56
democraten en 14 republikeinen alsmede 4
anderen.
De democraten eischen de overwinning
voor zich op in Maryland en Californië,
waar de republikeinsche gouverneurs door
democraten worden vervangen.
Uit Philadelphia wordt gemeld, dat de
democratische candidaten voor den post van
gouverneur en dien van senator door hun
republikeinsche tegenstanders verslagen
zijn.
De toestand van den legatie-secre
taris der Duitsche ambassade te
Parijs, Von Rath, die zooals men weet
ternauwernood aan den dood ontsnapt
is bij een aanslag op zijn leven, was
gisteravond nog hoogst ernstig. Nog
steeds verkeert de gewonde in levens
gevaar.
Intusschen heeft het bericht van den
aanslag aanleiding gegeven tot betoogin
gen in Kassei. Van verschillende Joodsche
winkels werden de vensterruiten ingesla
gen en voor de synagoge verdrong zich een
dichte menigte. Verscheidene demonstran
ten drongen het gebedshuis binnen, waar
vernielingen werden aangericht.
Moordenaar handelde uil liefde
voor zijn ouders.
Nadat de rechter van instructie Tessier
den dader van den aanslag in de Duitsche
ambassade, den jeugdigen Herschel
Grunszpan, in staat van beschr' -'ng had
gesteldd, wegens poging tot moord, werd
de jongeman in de gelegenheid gesteld de
motieven tot zijn daad uiteen te zetten.
Met behulp van zijn advocaat, die als tolk
optrad, verklaarde Grunszpan o.a.: „Ik
heb gehandeld noch uit haat, noch uit
wraak, aoch alleen uit liefde voor mijn
ouders en voor mijn volk, dat onschuldig
lijdt."
Hij verklaarde verder de daad zelf te
betreuren, doch hij zag geen ander middel
om zijn wil tot uiting te brengen. Hij
weidde lang uit over het lijden van zijn
volk en zijn ras en in het bijzonder van
zijn ouders. Reeds vóór zijn ouders deel
uitmaakten van de 20.000 Poolsche joden,
die bedreigd werden met verbanning heeft
Grunszpan persoonlijk een brief aan pre
sident Roosevelt geschreven, waarin hij
hem toestemming verzocht voor zijn
ouders zich in de Vereenigde Staten te
vestigen. Hijzelf bood aan voor hen te
werken.
Duitsche pers over den aanslag.
De Duitsche pers behandelt verder uit
voerig den aanslag in de Duitsche ambas
sade te Parijs.
De Berliner Börsenzeitung stelt de
vraag: „Wie staan er achter?" Het ont
haal, dat de daad in Frankrijk heeft ge
vonden, aldus het blad, toont o.m.„ dat
men in de Fransche openbare meening
ontzet is over de misdaad, doch ook ge
schrokken is van het feit, dat een misdadig
joodsch emigrantendom zich in Frankrijk
sterk genoeg voelt om openlijk tot moord
over te gaan.
Een bijzondere rol onder de stemmen
der Fransche openbare meening speelt
echter weer de zender van Straatburg, die
zijn sympathie met den dader laat door
schemeren.
Het blad doet uitkomen, dat opvallende
parallellen bestaan tusschen de daad van
den jood Frankfurter, die voor zijn moord
op Gustloff een Zwitsersch kanton uit
zocht, waarin geen doodstraf bestaat, en
de bloeddaad te Parijs, welke een minder
jarige heeft gepleegd, voor wien evenmin
de doodstraf bestaat. De vraag doet zich
ook voor hoe de jood Grunzspan aan een
bedrag van 3000 franken kon komen.
Het blad twijfelt er niet aan, dat
Grunzspan in opdracht heeft gehandeld
niet alleen van intellectueele doch ook
van materieel politieke „Hintermanner"
van die kringen, waaruit hij stamt.
De Angriff eischt verscherpte maatrege
len der Duitsche regeering tegen de Joden.
Het blad merkt op, dat uit de Parijsche
wandaad, gebiedend de eisch ontstaat,
thans met de scherpste consequenties op
te treden tegen de Joden, wier interna
tionale verwarring in overeenstemming is
met de mate hunner verdorvenheid.
I
vlM nniüT
f
ii
ii
Herschel Grymstzan