„Onderwijs" veilig door de branding, JmMeUyn Financieel Overxicht. ROMAN PARLEMENT Interpellatie-Albarda over de vluchtelingen. Y Hoogstens 10.000 op te nemen? I DERDE BLAD. i r 1 I i s s r t s t Y r c 1 c e t r i s r c i r (Van onzen parlementairen medewerker) De Tweede Kamer heeft gistermiddag de Onderwysbegrootmt met 61 tegen 30 stemmen aangenomen; de katholieke fractie stemde vóór, derhalve zijn er geen ongelukken gebeurd. Je groote verrassing, welke man dacht dat de heer Moller (r.k.) der Kamer zou bereiden, is uitge bleven. Eindelyk verbrak hij toch het stilzwijgen in dien hoek. Vóór de stemming legde hij een verklarirg af, nl. dat zijn fractie aanvankelijk, gezien de lijdelijk heid van den minister bij de schriftelijke gedachtenwisseling, overtuigd was van de nutteloosheid om met aezen bewindsman van gedachten te wisselen. Niettemin zou zij in de huidige omstandigheden, om zeer belangrijke redenen, haar stem aan de be grooting niet onthouden. In den hoek der linkerzijde veroorzaakte deze verklaring groote deining, bij de sociaal-democraten ging een hoongelach op. Namens de laatstgenoemden zeide de heer Albarda, dat zijn fractie tegen zou stemmen, om daarmede te kennen te geven, dat zij het onderwijsbeleid, als ïen deel der kabinetspolit'ek, afkeurde. Haar afkeuring gold derhalve niet het beleid van één enkelen minister. Verder deed zich gisteren, in den aan vang der vergadering, het merkwaardige geval voor, dat voor de tweede maal de stemmen over een amendement staakten. Waren daags tevoren 47 stemmen vóór en 47 stemmen tegen het amendement-Moller tot vermindering van art. 231 der begroo ting met 1.(het art. der onvoorziene uitgaven), gisteren was de uitslag 4545. Aangezien het de tweede maal was dat de stemmen staakten, werd het geacht te zijn verworpen. Dit hield verband met het den vorigen dag met één stem meerderheid aangenomen amendement-Moller tot ver hooging van een post met ƒ1.teneinde daardoor een principieele uitspraak te verkrijgen over het subsidieeren van ie Kath. Economische Hoogeschool te Til burg. Om het evenwicht in de begrooting te bewaren moest er een „tegenpost" zijn. Deze nu is door den zooeven genoemden uitslag niet tot stand gekomen. Nu is het de vraag, welke consequenties de régee- ring uit de verhooging van een begroo- tingspost bij amenden ent zal trekken. Wel had minister Slotemaker gezegd, dat Je geldmiddelen voor de subsidieering er toch niet waren, maar dr. Moller had ook al te kennen gegeven, dat het niet de be doeling was het subsidie dadelijk op deze begrooting te krijgen. Als het er na eeni- gen tijd niet op zou ?Ün verschenen, zou men den minister van onderwijs wel aan zijn vestje trekken. Overigens' moet men ook in het oog houden, dat een begrootingspost de regee ring tot het doen van uitgaven machtigt, doch geenszins verplicht. Er is verder nog druk op den minister uitgeoefend om méér te doen voor de orkesten, in het bijzonder voor dat te Rotterdam (dat in het geheel geen subsidie ontvangt) en voor het Haarlemsche (dat een klein subsidie kriigt). De heer van der Sleen (s.d.) trachtte door een motie voor het Rotterdamsche orkest wat los te krijgen, maar toen hij zag, dat er geen zuivere stemming over mogelijk was en uit een verwerping ook alweer verkeerde conclusies konden wor den getrokken, nam hij zijn voorstel te rug. Overigens bleek wel bij de Kamer een sterke neiging te bestaan om de or kesten krachtiger te steunen en in het bijzonder de orkestleden een wat drage lijker bestaan te verschaffen. De minister zou dit eveneens willen, maar heeft geen geld. De heeren Wendelaar (lib.) en Baas (a.r.) hebben de aandacht gevestigd op de noodzakelijkheid van de bescherming van onze kunstschatten tegen aanvallen uit de lucht. De regeering heeft in Spanje een onderzoek laten instellen en wanneer het rapport van dr. Kalff daarover is versche nen en een goede weg is gevonden, zal er aan het werk worden getogen. In Spanje brengt men in vele op het land gelegen plaatsen in stevige bergplaatsen de schil derijen enz. onder, maar aan die methoden schijnen voor ons bezwaren te zijn ver bonden. Het vluchtelingenvraagstuk. Nadat de Onderwijs begrooting was aange nomen, kon de interpellatie van den heer Albarda (s.d.) over het beleid en de richt lijnen van de regeering bij de toelating van vluchtelingen worden behandeld. Nog drie en een half uur moest eraan worden be- steeds, omdat het debat hoe langer hoe verder uitdijde. Zooals we al verondersteld hadden, kon deze interpellatie, na de ver klaring van den secretaris-generaal van het departement van Justitie in de persconferen tie moeilijk nieuwe gezichtspunten openen, tenzij wat de houding van het buitenland aangaat. In de enkele dagen die er sedert de persconferentie zijn verschenen, is het aspect ten aanzien van overneming van vluchtelingen van ons door andere landen er niet hoopvoller op geworden. Na hetgeen minister Colijn daarover gisteren heeft ver klaard, moet men eigenlijk zeggen dat het, behalve wat misschien Engeland aangaat, troosteloos is! Dat is treurig, maar een feit En met dit feit moet de regeering, evenals met andere factoren, die de belangen van ons eigen land en die der Nederlandsche Joden raken, terdege rekening houden. Van daar dat zij aan den eisch van een beperkte toelating moet vasthouden. Tot Woensdag j.1. was toestemming ver leend to(: toelating van ruim 2500 vluchte lingen van middelbaren leeftijd, opgenomen in gezinnen (de afgeloopen week werden in totaal 1000 vergunningen verleend); onge veer 200 vluchtelingen van middelbaren leeftijd voor opname in een kampement; ruim 200 kinderen meerendeels onder te brengen in de tehuizen. Verwacht kan worden voor de komende dagen een snelle toeneming, speciaal van het aantal vergunningen voor binnenkomst van kinderen en van in kampementen op te ne men personen. Zooals minister Colijn al in zijn radio rede ter aanbeveling van de collecte heeft medegedeeld, zijn sedert 1 November bijna 4000 vluchtelingen toegelaten. Maar van 1933 af waren er nog een 16.000 17.000 overgebleven (een 8000 waren doorgereisd). Wanneer men spreekt over het opnemen van vluchtelingen en emigranten, mag men deze cijfers ook niet over het hoofd zien. Wanneer men weet dat er 1200.000 Joden en half-Joden (de niet-ariërs van Protestant- schen en Kath. huize er bij inbegrepen) in Duitschland zijn, dan begrijpt ieder dat wij die niet kunnen opnemen en zelfs ook niet een groot deel ervan. Hoeveel? Een cijfer kon en wilde de minister niet noemen. Wel vertrouwde hij de Kamer toe, dat iemand, die als deskundige moet worden beschouwd en die geneigd was er vele toe te laten, tot de slotsom was gekomen, dat Nederland er in totaal niet meer dan tienduizend kon hebben. De minister zeide dan ook, dat het niet lang kan duren zooals het nu is gegaan dat we wekelijks 1000 personen opnemen. Aan 't toe te laten kindertal wilde hij voor- loopig nog geen grens stellen; hier ligt de zaak ook iets anders, omdat we ten dezen op overneming door Engeland mogen ho pen. De regeering wenscht selectie te kunnen toepassen; daarom eischt ze ook de noodige papieren. In „noodgevallen", waarin duide lijk levensgevaar aanwezig kan worden ge acht, zijn en worden ook lieden zonder de noodige papieren toegelaten. De heer Al barda had gewild dat de regeering voor de vluchtelingen zonder papieren, die in angst de grens overkomen, barakken in de 1 lurt van de grens zou laten neerzetten. Daar wil de regeering niet aan. Want, aldus dr. Co lijn, wanneer dat door de vluchtelingen j wordt gemerkt, dan staan er dag aan dag zoo'n 5000 langs de grens. Zouden we die tijdelijk toelaten, dan kunnen we hen ook niet meer terugsturen als ze niet de noodige papieren krijgen of indien blijkt dat men hen niet wil laten gaan! Ook moet vast gehouden worden aan den eisch, dat die Nederlander die uit barm hartigheid aan een vluchteling (bijvoorbeeld in het grensgebied) onderdak verleent, daarvan aangifte doet; men moet weten waar ze zijn; dat is ook in hun eigen belang. Bij de toelating is de regeering aldus »e werk gegaan: eerst werden toegelaten de familieleden van Nederlandsche Joden hier te lande, vervolgens die hier vrienden had den die voor hen konden zorgen en "oor wie de comité's zich garant stelden. De kin deren vallen voor een deel daarbuiten; die worden in Duitschland bijeen gebracht, als hun ouders hen willen laten vertrekken en dan komen zij in aanmerking voor plaatsing in tehuizen. Op verschillende plaatsen zijn quarantainestations en tehuizen gereed. Weinig medewerking van andere landen. Wat nu het overleg met het buitenland betreft: België heeft bericht dat het een paar honderd kinderen opneemt; wellicht ook nog de 2000 om welke het parlement heeft gevraagd. Zwitserland antwoordde, dat het al zoo veel voor de opneming van talrijke vluchte lingen had gedaan, dat het alleen transito- land kon zijn. Engeland heeft nog het meest hoopgeven de antwoord doen toekomen, d.d. 26 Nov., waarbij verwezen werd naar de mededee- ling in het Britsche parlement op 21 Nov. Er worden reeds vluchtelingen toegelaten, zoo dra hun onderhoud en vestiging is geregeld; zonder bijzondere faciliteiten kan een groot aantal kinderen worden toegelaten. Voorts wordt vestiging overwogen in koloniale ge bieden. Frankrijk gaf nog geen antwoord; Dene marken liet weten, dat het een 120-tal kin deren uit Tsjecho-Slowakije zou opneimen. Met Amerika zijn op het oogenblik informa tieve besprekingen gaande. De heer Albarda was matig tevreden over het antwoord. Hij vond het niet toegefelijk genoeg, al erkende hij volkomen de moeilijk heden van de regeering en de onmogelijk heid om de grens maar onbeperkt open te zetten; hij moest tot zijn spijt constateeren, dat het regeeringsbeleid op een pijnlijken af stand van het volksgevoelen, dat naar helpen hunkert, verwijderd was. Ook de heer Joekes (v.d.) was teleurgesteld, nog meer de heer de Visser (comm.) Min of meer of vrijwel geheel tevreden waren de sprekers van de rechterzijde, de heeren Smeenk (a.r.) en Deckers (r.k.) Ook van liberale zijde bleek volkomen begrip van de moeilijkheden der regeering; de heer Bierema gaf daaraan uiting. De heer van Houten (c.d.u.) bleek het ditmaal met de regeering vrijwel te kunnen vinden; ds. Kersten (s.g.) wilde liever zui nigjes met de toelating aandoen. Mussert's plan. De n.s.b. verdedigde wederom het plan- Mussert: toelating van de vluchtelingen in de aan elkaar in Zuid-Amerika grenzende Guyana's van Nederland, Engeland en Frankrijk, waarvan dan een nieuw tehuis der Joden moest worden gemaakt, waarvoor de landen Italië en Duitschland, die de Joden kwijt willen, de overtochtskosten moesten betalen. Dit betoog ging gepaard met eenige onvriendelijkheden aan het adres van burge meester Oud van Rotterdam wegens den ver boden voetbalwedstrijd; wat de heer de Marchant et d'Ansembourg (die bij citaten in het Duitsch onbewust eenige woorden Duitsch bleef doorspreken tot groote hilari teit der Kamer) daarbij ten beste gaf klopte vrijwel met eenige Duitsche perscommen taren, waarbij moet worden aangeteekend dat de vorm waarin de heer d'Ansembourg het gaf nog vrij gematigd mocht heeten. Eén opmerking was erbij waarover de heer Smeenk (a.r.) opstoof, namelijk deze: dat een Joodsch-marxistische hysterische hetze een vijandige sfeer tusschen beide buurlan den trachtte te scheppen, hetgeen ook door dit Rotterdamsche verbod was gebleken; een dergelijke uitlating kwam in ons parlement niet te pas, waarmede de Kamer door ge roep van „juist", instemde. Prof. van Gelderen (s.d.), zeer ingewijd in koloniale aangelegenheden, heeft in een waardig en indrukwekkend betoog het plan- Mussert als een dilettanten-idee aan de kaak gesteld. Wie eenig begrip van vestiging van Europeanen in zuiver tropische gebieden heeft, moest weten dat kolonisatie slechts zeer langzaam gaat en alleen voor enkele blanken mogelijk is. Handenarbeid in tro pisch klimaat, dat wil dus zeggen landbouw- werk, houdt een Europeaan niet uit. Massale emigratie op korten termijn moet neerkomen op vernietiging van duizende menschen» levens, o.a. door epidemieën; Guyana zou op die manier een hel worden voor de daar heen „verbannenen". Uit een bedriegelijken schijn (die van menschlievendheid) komt dit plan uit een anti-semietische beweging voort. Hij had 't zijn plicht geacht dit plan te ontmaskeren. Applaus en bravo's begroetten deze korte rede, die deze afgevaardigde niet onbewogen kon uitspreken. Dr. Deckers (r.k.) die als katholiek zeide te weten wat vervolgingen zijn en de minister-pre sident brachten er hulde aan. De interpellant was na het antwoord in tweeden termijn van dr. Colijn nog niet on der den indruk van een zekere hardheid van regeeringszijde vandaan. De interpellatie heeft in elk geval dit goede effect gehad, dat misverstanden zijn weggeruimd. De regee ring moet nog wat vaag blijven in haar toe zeggingen, doch daarvan draagt niet zij al leen de schuld. Dinsdagmiddag is de begrooting van eco nomische zaken aan de orde. Bewapening als factor voor de werk gelegenheid. Verdoezeling van economische kwalen. Gevaren voor de stabiliteit der valuta's. Het Pond Sterling in herstel. Conjunc tuurdaling in Amerika van tijdelijken aard? Verbetering van Amerikaan- sche spoorwegresultaten. Gunstige afzetmogelijkheden voor Javasuiker. Vermindering der rubbervoorraden. In antwoord op een tot hem in het Lager huis gerichte vraag, of de Engelsche regee ring plannen heeft voorbereid om het hoofd te bieden aan de dreigende economische de pressie, heeft de Britsche minister-president geantwoord, dat hij er zich volstrekt niet van bewust was, dat Engeland door een depres sie werd bedreigd „Misschien doelt de vraag", aldus Chamberlain, „op de situatie, die kan ontstaan na de voltooiing van het be wapeningsprogramma. Ik kan echter zeggen, dat dit vraagstuk voortdurend de aandacht van de regeering heeft". Als aanwijzing van de ongerustheid, welke in Groot-Britannië ten aanzien van de eco nomische vooruitzichten bestaat, verdient de tot Chamberlain gerichte vraag zeker de aandacht, terwijl ook zijn antwoord niet van beteekenis ontbloot is. Immers blykt hieruit, dat de Britsche regeering in het bewape ningsprogramma een middel ziet, om den economischen toestand ten gunste te be- invloeden. Is dit eenmaal uitgevoerd dan zou wel eens een minder goede situatie kunnen ontstaan. „In a nutshell" zijn hiermede de gevaren, welke de economische ontwikke ling in een verdere toekomst bedreigen, weergegeven. Niet alleen voor Engeland trouwens. Vrijwel overal geeft de versnelde door voering der bewapening aan vele handen werk; verschillende takken van het bedrijfs leven zijn dermate van orders voorzien, dat zij op,volle capaciteit of slechts weinig daar beneden kunnen werken. Deze uitbreiding der bedrijvigheid is op zich zelf natuurlijk toe te juichen; in verband met den grooten omvang der bewapeningsprogramma's kan zij ook geruimen tijd aanhouden. Het is ech ter duidelijk, dat men bij de toeneming der werkgelegenheid als gevolg van bewapenings orders niet te doen heeft met een gezonden opbloei van het economisch leven. Veeleer bestaat het gevaar, dat deze schijn-bloei de kwalen, waaraan het economisch leven lijdt, verdoezelt en het streven tot terugkeer naar gezonder verhoudingen tegenhoudt. De noodzakelijkheid van een herstel van het vrije ruilverkeer wordt erdoor op den achtergrond gedrongen; de verzekering der stabiliteit der valuta's door de uitvoering der bewapeningsprogramma's in gevaar gebracht. De bewapeningskosten immers moeten op de een of andere wijze wor den gedekt. Zij zijn zóó groot, dat men alleen door verhooging van belastingen er niet komt; in alle landen moet rekening worden gehouden met de uitgifte van omvangrijke leeningen. Om de plaatsing van zulke lee ningen te vergemakkelijken, zal in verschil lende landen allicht een politiek van crediet- expansie worden gevolgd, die tot een ..uit holling" der valuta's zal moeten leiden. In Frankrijk is de crediet-uitbreiding reeds door de regeering aanvaard .als hèt rr>-* om uit de economische depressie te del> aldus van de nood een deugd makend t*6?' Vereenigde Staten zijn reeds lang inflat.v tische krachten aan het werk, die door I?" versnelde uitvoering van het bewapen programma een nieuwe impuls zullen gen. Ook de Britsche regeering heef" h haaldelijk getoond, niet wars te zijn van e politiek van crediet-uitbreiding en m verzwakking ter „stimuleering" van het"^ drijfsleven en ter vergemakkelijking vanT financiering der schatkistbehoeften n flauwe stemming voor het Pond Sterling e de druk, waaraan dit devies in de laatst" weken heeft blootgestaan, houdt steil'6 voor een belangrijk deel verband met rtg vrees, dat de noodzakelijke uitgaven voor bewapening de goedkoope-geld-politiek der regeering nog zullen aanwakkeren en dat de lnflationistische uitwerking hiervan zich zal weerspiegelen in een koersdaling van het Pond Sterling. et In vergelijking met het begin van dit jaar toen het Pond tegenover den dollar nog 5 oi noteerde, is het Pond ca. 7 in koers ge- daald. Nadat met 4.62 het laagste punt be reikt was, in weliswaar eenig herstel inge treden, maar dit is eerder toe te schrijven aan technische invloeden dan aan een in trinsieke wijziging der stemming voor het Engelsche devies. In de eerste plaats heeft het Engelsche Egalisatiefonds op handige wijze ingegrepen. Voorts had de hausse speculatie in dollars en de baisse-speculatie in ponden een zoodanigen omvang aange nomen, dat reeds om zuiver technische rede nen dekkingen moesten volgen, die, aange zien het ter markt kennende materiaal vrij schaarsch was, slechts tot betrekkelijk be langrijke hoogere koersen konden worden uitgevoerd. Overigens meent men ook op te merken, dat de kapitaalvlucht naar Amerika, die de vorige week zulk een grooten omvang had aangenomen, vrijwel tot staan is geko men. De oorzaak daarvan zal wel eenerzyds zijn de onzekerheid, die ook ten aanzien van de toekomst van den dollar bestaat. Teeke nend voor de situatie is het wel, dat in Lon den geruchten de rondte deden, volgens welke de officiëele Amerikaansche instanties een verdere devaluatie van den dollar zou den overwegen, geruchten die, voor het oogenblik althans, ongewettigd schijnen te zijn. Daarnaast heeft ook de momenteel weer minder gunstige economische ontwik keling in de Ver. Staten het streven, om ka pitaal naar Amerika over te brengen, eenigs- zins geremd. De verschijnselen, die wijzen op een inzin king in de Amerikaansche conjunctuur, zijn in den jongsten tijd nog toegenomen. Ter beurze meent men weliswaar, dat de con junctuurdaling slechts enkele weken zal du ren en dat in het nieuwe jaar een opleving zal intreden, maar dit neemt niet weg, dat de stemming in Wallstreet wat minder opti mistisch is dan nog kort geleden het geval was. Verschillende aandeelen zijn zoodanig in koers gedaald, dat van de koersstijging van September tot November weer ongeveer de helft verloren is gegaan. Ook de goede- renpryzen zijn aanmerkelijk teruggeloopen, vooral van landbouwproducten, wat voor de algemeene situatie in de Ver. Staten van beteekenis is. Intusschen wordt verwacht, dat de voorraden grondstoffen bij de in dustrieën aan het eind van het jaar waar schijnlijk kleiner zullen zijn dan in eenige jaren het geval was, zoodat in 1939 vermoe delijk tot aanvulling zal worden overgegaan. Het uitgaven- en herbewapeningprogramma der regeering zal het zijne er toe bijdragen, om de werkgelegenheid in het nieuwe jaar te vergrooten. Volgens een mededeeling van het Departement van Arbeid hadden in October reeds 248.000 fabrieksarbeiders werk gevonden en bereikte het aantal te werk ge stelden het hoogste niveau van dit jaar. De totale werkgelegenheid in de industrie is echter nog steeds 16)4 minder dan het vorige jaar. De meeste arbeiders heeft de automobiel- en de staalindustrie opgenomen, terwijl ook de werkgelegenheid in de bouw bedrijven aanmerkelijk is toegenomen. De bedrijvigheid in de staalindustrie is in de laatste weken teruggeloopen; zy werkt thans nog op 60.7 van de capaciteit, tegen 63 twee weken geleden, en de orders verminde ren nog gestadig. Daarentegen blijven de automobielverkoopen van grooten omvang, en zijn de binnenkomende orders thans zelfs grooter dan de productie. Wat de bouwnij verheid betreft, zoo wordt gemeld, dat de aanbestedingen thans 77 grooter zijn dan het vorige jaar. (Wordt vervolgd). iüit het Engelsch fdoor W. A C. 41) Hij riep Laline toe: „Gooi me nu het kussen toe, lieveling, en dan de kruik en dan het gebedenboek". Ze boog zich voorover en liet, zooals hij gezegd had, elk der voorwerpen vallen, die hij opving en in veiligheid bracht. Toen kwam hij terug en strekte zijn armen naar boven. Maar een plotselinge angst maakte zich van Laline meester. Ze had niet den moed de afdaling te ondernemen. Ze weerhield zich het uit te schreeuwen, meer kon ze niet, maar het wilde kloppen van haar hart scheen haar te zullen doen stikken. Haar arme, kleine lichaam trilde als een blad in den wind. Ze liep in het vertrek op en neer op en neer en werd eenige oogenblikken als volkomen krankzinnig. Toen hoorde ze David's stem roepen; „Laline! Laline! Kom je niet, snoesje?" Ze stond stil en met een doordringen den angstsnik riep ze: „Davidl" Hij begreep, wat er in haar omging en met kalme, gerussttellende stem zei hij: „Moed houden, mijn dapper hartje". Dat deed haar weer flink worden. „Ik kom, David". Opgewekt antwoordde hy en begon vroolyk een van de jazzwijsjes, die ze aar dig vond, te fluiten. Ze trok het touw naar boven en trachtte den knoop los te maken, 't Ging heel moeilijk, want ze had geen kracht in haar verzwakte, kleine vingers, maar met be hulp van het mes lukte het haar tenslotte het scheen eindeloos lang te hebben ge duurd. Ze boog zich over de opening en keek in wat haar een gapenden afgrond leek toen wierp ze het afgeknoopte stuk van het touw naar David. Hy ving het op, riep haar toe: „Je moet aan het eind van je jurk een knoop leggen, lieveling, dan heb je, als ie handen uitglijden, daaraan een houvast" Ook het stuk van het touw bracht hij in veiligheid door het door de deur te gooien van het droge vertrek. Zelfs Laline's armen beefden, maar ze gehoorzaamde en riep hem toe: „David ben je gereed?" „Ja, lieveling!" Ze vatte het zijden touw beet, raapte al haar moed bijeen en gleed langs den rand van de opening. Het ging met zoo'n vaart, dat ze door haar zwakte dadelijk losliet toen ze onder aan hing. Voor David was het een oogenblik van vreeselijken angst, toen hij zag wat re deed maar hy ving haar in zijn armen op, zij het dan ook dat er door den schok gebeurde wat hij, als gevolg van zijn af genomen krachten, had gevreesd: beiden vielen plat in het modderige water. Eenigs- zins moeilijk kwam hij overeind en tilde haar voorzichtig op. Ze was geschokt en had zich waarschijnlijk bezeerd, maar ern stig letsel had ze toch niet gekregen. Ze was echter heelemaal nat en huiverde. Hij droeg haar naar den vloer by de opening. Trots haar lichte gewicht scheen de inspanning geweldig; hij snakte naar adem. „Ga hier binnen", bracht hy er hijgend uit, „ik zal den kandelaar halen". Met moeite stond ze op; ze was wat in de war door den val en het koude water. Weldra waren ze beiden in het droge verblijf, dat een veilige haven scheen na hun avontuur van zooeven. Laline zonk met een zucht van verlichting in de armen van de oude, vochtige „mammie Mof". David wees omhoog naar de opening. „Daar de kaarsen branden, kun je het daglicht niet zien, maar het is er toch wel. Zoodra ik weer op adem ben, zal ik be ginnen te trachten de staaf door het gat te gooien en zoo een nieuwe trap voor ons maken". De opwinding door de emoties, die Lali ne had doorstaan, begon haar reactie te doen gevoelen. Ze gevoelde zich uitgeput en traag. David's stem klonk ver weg; de beide kaarsen schenen vlammende oogen in de duisternis. Een harer armen deed vreeselyk zeer. Hoe zou het haar ooit mo gelijk zijn weer in het touw te klimmen? Daartoe zou ze zeker niet in staat zijn Zou het niet beter ziin de pogingen om te ontkomen maar on te geven en in het schimmenrijk te dalen? Ze was te ver heen om iets nog duidelijk te gevoelen. Ze had maar één verlangen bij David te zijn. te voelen, dat zijn armen haar, zoo lang 't* leven duurde, omvatten. Zorgzaam ontdeed hij haar van de jas en wrong die uit. Hij kon zien, dat haar krachten in de laatste uren zeer vermin derd waren. Wat zou hij moeten doen in dien ze stierf, voordat hij in het touw kon klimmen en buiten redding voor hen bei den vinden? Want hij wist, dat hij haar nooit kon dragen, terwijl hij naar boven klom. Hy moest alleen gaan en haar weer alleen laten. En al kwam hij er uit wat dan? 't Kon wel een uur duren, alvorens hy hulp vond en zou ze nog leven, wan neer hij terugkwam Jawel want hij zou eerst naar ie auto gaan en zijn flacon brandewijn er uit nemen; dan terugkomen en haar dien toe werpen. Dat zou haar moed en kracht ge ven. Inmiddels scheen ze weer flauw te vallen. Hij sloot haar ln zijn armen en fluisterde haar woorden van liefde toe en zooals steeds wekte dit haar op, zoodat ze haar oogen opende. Toen kreeg ze een spel kaarten, dat op den grond en de kist verspreid lag, m het oog. „Stel je voor! daar liggen kaarten", riep ze zwakjes uit. „De soldaten deden dikwijls een spel letje, wanneer zij daartoe gelegenheid had den; dat verdreef den tijd", en David ging naar de geïmproviseerde tafel en was ip het punt een van de kaarten op te nemen Laline deed een schernen kreet hooren „Raak die niet aan, lieveling. Ik heb een gevoel, dat, indien een cr van schoo- pen negen is, dit voor ons den dood zou be- teekenen. Laten wij daarvan onkundig blijven, totdat hy komt „Zóó mag je niet praten, in verband met de goede kans, die we nu hebben, terwyl het ergste al voor de helft geleden is..- Toen schoot het hem te binnen, dat hij de porties chocolade van hen beiden had op gegeten en zich sterker gevoeldeterwy zij „Mijn liefste engel!" riep hU hartstoch telijk uit en trok haar naar zich toe. In Laline's' zwakker wordenden gec5 kwam de gedachte, dat zij nu wel zoud® sterven en dat het niets zou geven, of al iets probeerden te doen; alles was o onmogelijk. Ze moesten nu maar in elka armen sterven „David", pleitte ze, „mogen we niet kele oogenblikken gaan liggen en wat ten? Dan ben je daarna weer sterk en je het touw naar boven gooienIK zoo moe, lieveling..." De toestand was wanhopig; bciaën ren ze nat en huiverden en ze niets, dat droog was, behalve de k c stukken in het touw. David's vest e zouden, samengeknoopt, het touw lang maken als het nu was door e Dit moest hij dus losknoopen en bruiken om er Laline in te wik e dien ze haar dminwatte cróoe dp r"1 derkleeding uanhield, zou ze van kou s.en», „Lieveling, ik moet ie eerst u fJ fluisterde hij teeder. ..Doe dat na uit, dan zal ik je in deze warme, ken wikkelen". en hij Machinaal gehoorzaamde ze nc tengerc deed de vrove deken om haar ^aar lichaam. Toen tilde hii haar op, naar den hoek, waar de bllk.;'js maif' leede haar op den drogen kanr v bedde' mie Mof", waartegen hij met -„„kte- kussen een steun voor h»or hoe (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 10