DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Daladier verdedigt zijn beleid. No. 292 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK Zaterdag 10 December 1938 140e Jaargang „Wat begonnen is, zal worden voortgezet". Hervatting der debatten in de Kamer. De algemeene toestand. Nog steeds anti-Fransche betoogingen. Studenten spelen de hoofdrol. Scherpe kritiek van Churchill op de Britsche politiek, ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, iranco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels f 125, elke regel meer f 0 25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franct aan de N- V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HF.RMS. COSTER ZOON. Voordam C 9, postgiro 37060. Telei. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. In de Fransche Kamer heeft minister president Daladier gistermiddag tijdens de voortgezette debatten over de alge- meene politiek der regeering een groote rede gehouden, waarin hij zijn beleid rechtvaardigde en de revolution- naire actie van de communisten en de hen steunende socialisten aan de kaak stelde. In het verloop van zijn rede zeide de heer Daladier o.a. nog, dat hij voorne mens is, de orde in het land onverbid delijk te handhaven. Alvorens Daladier het spreekgestoelte be steeg, waren de debatten van den vorigen dag voortgezet en had minister Reynaud reeds een rede gehouden, zulks naar aan leiding van de protesten van de communis ten, die het niet eens waren met de getrof fen maatregelen tegen de C.G.T. Na deze rede beschuldigde de communist Rochet er de regeering van, dat zjj vermeer dering van het .aantal werkloozen had uit gelokt en de middenklassen had geruïneerd. De communist Péri zeide, dat het Fransch- Russische verdrag een stuk van Frankrijks veiligheid blijft. Frankrijk reikt het natio- naal-socialistische Duitschland de hand, ter wijl dat zich voor de wereld moet rehabili- teeren wegens zijn Jodenvervolgingen. Toen Péri over von Ribbentrop sprak werden protesten gehoord en de voorzitter verzocht hem, zijn woorden te wegen. Ten aanzien van de Fransch-Duitsche ver klaring merkte Péri op, dat deze geen en kelen waarborg bevat. „De Fransche regeering, aldus spreker, heeft er in toegestemd, dat haar vriend schappelijke relaties verzwakt worden en in ruil daarvoor heeft zij slechts een belofte van Hitier gekregen". De rede van Daladier. Vervolgens nam Daladier het woord tot het afleggen van een verklaring, waarin hij o.a. zeide: „Op dit oogenblik is brutale open hartigheid meer waard dan alle huichelarij. Ik geloof, dat vandaag beslist moet wor den, of ik omvergeworpen zal worden, of mijn arbeid zal kunnen voortzetten. Ik ben de gevangene van geen enkele partij en van geen enkelen persoon. De algemeene staking was een staking met politiek karakter als protest tegen de buitenlandsche politiek der regeering. Reeds op 23 November, aldus Daladier, heeft de secretaris der Parijsche vakvereeni- gingen gezegd, dat met de regeering moest worden afgerekend en dat men zelfs de C. G.T. moest vragen, indien de eerste actie niet doeltreffend zou zijn, een rebellistische staking af te kondigen voor de vestiging van een regeering der vakvereenigingen". Thorez, de secretaris der communistische partij, interrumpeerde hier den premier, om te zeggen, dat deze het had over een docu ment, van de politie afkomstig, dat slechts als een provocatie kon worden beschouwd. Daladier antwoordde: „Als dat zoo is, hebt gij veel provocateurs in uw rijen". Toen de linkerzijde protesteerde tegen de methode, toegepast bij de ontruiming van de bezette fabrieken, zeide Daladier: „In een democratie moet de wet gehandhaafd worden. Ik was het, die bevel gaf tot het ge bruik van traangas. Ik wilde geen buiten landsche staatslieden ontvangen, die met ironie of medelijden tot mij gesproken zou den hebben. De 30ste November is een over winning van het Fransche volk geweest". Daladier zeide zich te hebben verheugd over de voldoening, waarmede de democra tische pers in het buitenland melding maak te van het mislukken der algemeene sta king. Ook de Duitsche pers, aldus de minister, verklaarde zich voldaan, maar gelooft ge, dat zij teleurgesteld zou zijn geweest, als uw beweging geslaagd was? De regeering is bereid den mantel der vergetelheid over de afdwalingen te 'werpen, doch zij wil de drijvers vervolgen". Daladier oefende vervolgens critiek uit op het communistische standpunt betreffende de buitenlandsche politiek. „Ik kan, aldus zeide hij, niet toestaan, dat men spreekt van capitulatie, maar ik stel er prijs op te ver klaren, dat de politiek der communisten tot oorlog leidt. Ik wil vrede met Duitsch land. Alle oud-strijders willen vrede met Duitschland. (Applaus.) Dat alles is geen kwestie van redevoeringen of betoogingen, maar van arbeid. Als het land sterk is, kan het verhinderen, dat men zijn gebied aan tast. Er is geen buitenlandsche vrede zonder binnenlandschen vrede. Om de republikein- sche orde te handhaven zal ik voortzetten, wat ik ben begonnen, zonder mij door iemand te laten beïnvloeden. Ik wil trouw blijven aan mijn partij en aan de democra tie". Tenslotte riep de minister-president de Franschen op tot broederlijke samenwer king. De rede van den premier werd luide toegejuicht. Na een korte onderbreking van de verga dering nam de socialist Serol tegen half 8 het woord. Serol herinnerde in zijn rede er aan, dat bij de algemeene verkiezingen het land zich heeft uitgesproken voor het programma van het volksfront. „Men wil thans, aldus spre ker, Frankrijk wedr aan het werk zetten, doch daarvoor moét men niet alleen de ar beiders, doch ook het kapitaal mobilisee- ren". Volgens Serol "kan men aan de staking van 30 November niet het karakter toeken nen, hetwelk Daladier daaraan wil geven. Die staking moest een kalme demonstratie zijn van de ontevredenheid ten aanzien van de wetsdecreten. Spreker zeide van mee ning te zijn, dat de requisities van het per soneel onwettig waren. Na de rede van Serol, las de kamervoor zitter de door de socialisten en radicaal-so cialisten ingediende moties voor. De door de socialisten ingediende motie ontzegde de regeering het vertrouwen der kamer. De motie van de radicaal-socialisten daar entegen sprak het vertrouwen der kamer in de regeering uit. Na de voorlezing van beide moties werd de zitting der kamer verdaagd en wel tot tien uur 's avonds. Nieuwe meerderheid voor de regeering. Deze avondzitting is nog vrij rumoerig geweest en moest zelfs twee keer tijdelijk worden geschorst. Pas tegen half drie van nacht kon worden overgegaan tot stemming over de moties, waarbij tenslotte de regee ring van Daladier een nieuwe meerderheid kreeg in de Kamer. 315 afgevaardigden stemden voor de re geering, 241 tegen ën-53 onthielden zich van stemming. De verdeeling der stemmen. De nieuwe meerderheid, die de regeering haar vertrouwen heeft geschonken, omvat behalve drie kwart van de radicalen, eenige leden van de Union Socialiste et Republicai- ne en enkele links-onafhankelijken, fracties, die deel uitmaakten van het volksfront, en de leden van alle groepen, die tot dusver tot de minderheid behoorden. Tegen stemden 73 - communisten, 156 so cialisten, 4 links-onafhankelijken, 5 leden van de Union Socialiste et Republicaine en 3 radicaal-socialisten. Van stemming onthielden zich 53 afge vaardigden, t.w. 29 radicaal-socialisten, 18 leden van de Union Socialiste et Republi caine en 6 links-onafhankelijken. ALKMAAR, 10 December. Naar aanleiding van de bekende protesten in de Italiaansche Kamer en de daarop ge volgde betoogingen tot terugverkrijging van Tunis, Corsica en Nice, herinnert de Neue Zürch'er Ztg. aan de historische banden, welke er tusschen Italië en Corsica bestaan. Het eiland heeft behoord achtereenvolgens aan de Romeinen, de republiek Pisa en ge durende bijna 500 jaar aan de republiek Genua. Er was geen gemalin van een Genueeschen doge, die zich niet koningin van Corsica voelde. Daarop wijzen thans de Italiaansche bladen, maar zij verzwijgen, hoe het in werkelijkheid met de heerschap pij der Italiaansche steden gesteld was. De geschiedenis is gevuld met opstanden en oorlogen. Genua kon slechts zijn gezag door zetten in de kustplaatsen; in het binnenland heerschten de Corsicaansche clans. Gedu rende de eerste zeven decennia van de acht tiende eeuw streden de Corsicanen voort durend tegen de Genueezen, die tot hand having van hun nominale souvereiniteit eerst de Oostenrijkers en dan de Fran schen te hulp moesten roepen. Tenslotte zag Genua geheel af van zijn rechten, terwijl Frankrijk den Corsicanen op 8 Mei 1769 den beslissenden nederlaag bij Pontenuovo toe bracht. Sindsdien behoorde het eiland aan Frankrijk met uitzondering van de jaren tusschen 1794 en '96, toen de Engelschen op Corsica de macht uitoefenden. [1 Bij den strijd om het eiland, waaraan Oostenrijk, Nederland, Engeland, Frankrijk, Spanje en Genua hebben deelgenomen, heeft men den Corsicanen niet om de be slissing in eigen lot gevraagd. En toch bleek bij alle opstanden, dat Corsica noch Ge- nueesch, noch Fransch, noch Engelsch, maar uitsluitend Corsicaansch wilde zijn. Voor de uiteindelijke annexatie door Frankrijk was bet den grooten Corsicaansch en vrijheids- beid Pascal Paoli ook inderdaad gelukt on afhankelijk van Genua te regeeren, totdat bij voor de Fransche wapens moest wijken. Weliswaar waren de Corsicaansche leiders zich steeds bewust dat het eiland alleen zijn bestaan niet kon verdedigen. Steeds sloten zij zich bij die mogendheden aan, welke de vrije ontwikkeling van Corsica wilden waarborgen. Op dezen grond stond Pascal Paoli gedurende de Fransche revolutie de Fransche heerschappij toe, maar hij ver wierp deze weer en riep de bescherming van Engeland in, toen het Fransche bestuur in despotisme ontaardde. Later hebben de Corsicanen zich weer met de Fransche sou vereiniteit kunnen vereenigen. Zij werden loyale Fransche staatsburgers, maar bleven steeds en in de eerste plaats Corsicanen. Zij oefenen veel critiek uit op het Fransche bestuur en klagen over verwaarloozing en achteruitzetting. Helaas zijn deze verwijten volgens de Neue Zürcher Ztg. niet onge grond. Zoo komt het voor, dat velen hun blik richten naar de Italiaansche kust, die bij helder zicht zeer nabij schijnt. Eén ding is den Corsicanen echter nog overgebleven: de vrijheid van denken en handelen. Daar aan laat de Corsicaan in zijn bandeloozen vrijheidstrots nimmer afbreuk doen. Tot welk land hij politiek ook mag behooren, op den duur buigt hij zich niet voor de dicta tuur. Aan zijn loyaliteit tegenover Frankrijk bestaat geen twijfel. De Corsicaan heeft nim mer voor Pisa en Genua, maar alleen voor zichzelf gestreden. Zijn aanhankelijkheid aan Frankrijk heeft Corsica op de Fransche slagvelden en in de koloniën bewezen. 40.000 Corsicanen zijn daar gevallen: een achtste van de geheele bevolking. Dit bloed offer voor Frankrijk wordt niet vergeten. Desondanks bestaat er een Corsicaansch irredentisme, krachtig gesteund van Itali aansche zijde. Men mag deze beweging niet onderschatten, ook wanneer het aantal der aanhangers niet groot is te noemen. De ir- redentisten vormen de schare van die onte vredenen, die hun heil overal zien behalve in eigen land. Hun argumenten zijn die der Italianen. Men kan hun slechts voorhouden: volksaard en taal zijn niet Italiaansch, maar Corsicaansch. Italianen en Corcicanen heb ben veel gemeen, maar er valt op even veel tegenstellingen te wijzen. Beslissend is, ge lijk in alle eeuwen, de houding tegenover den beschermenden staat, die de grootst mogelijke vrijheid garandeert. De agitatie der irredentisten is in Italië reeds lang ge steund. Livorno vormt een centrum van dit streven. Daar verschijnt II Telegrafo. Iedere week verschijnt ook een Edizione della Corsica, weliswaar slechts een enkel blad, maar de tendenz is ondubbelzinnig. De po ging om de Italiaanschheid van Corsica te bewijzen, staat op den voorgrond. Bij dit weekblad voegt zich het maandblad Corsica Antica e Moderna, een zeer fraai uitgevoerd blad, hetgeen men ook kan zeggen van het door Francesco Guerri gestichte tijdschrift Revista del Pensiero Corso. De inhoud is voor Corsicaansche intellectueelen berekend en verder voor de buitenlanders om bij hen den indruk te wekken, dat in Corsica slechts de gedachte van aansluiting bij Italië leeft. Opvallend is, hoe zich het tijdschrift voor de demografische verhoudingen op het eiland interesseert. De abonnementsprijs is zeer laag gesteld. Tenslotte zij nog melding gemaakt van het Archivo Storico di Corsica, een kwartaalschrift, te Rome uitgegeven, dat sterk contrasteert tegen het zeer be perkte en slechts zeer zelden verschijnende Bulletin de la Société des Sciences histo- riques et naturelles de la Corse, gevolgd van de beperkte middelen, waarover het perio diek beschikt. Frankrijk brengt voor pro paganda op Corsica helaas niet meer op dan voor het vreemdelingenverkeer noodzake lijk is. Wanneer de protest-actie voorbij is en wanneer Frankrijk den Corsicaanschen bodem onder alle omstandigheden wil ver dedigen, zal het in de eerste plaats met geestelijke wapens en financieele middelen de ondermijning van de bevolking door het Italiaansche irredentisme energiek moeten bestrijden. In de Italiaansche pers wordt naast de Italiaanschheid van Corsica de strategische beteekenis van het eiland naar voren gebracht. Daarbij wordt onmiskenbaar gewerkt met de stellingen der Duitsche geopolitici. Dezelfde gronden, die aan Italiaansche zijde voor de noodzakelijkheid van het bezit van het eiland in het midden worden ge bracht, laten zich in omgekeerden zin ook van Fransche zijde aanvoeren. Capituleert Frankrijk op Corsica, dan kan het ook elders in de Middellandsche Zee zijn posities niet meer verdedigen. In geheel Italië worden door studen ten en door de bevolking tegenbetoogin- x gen gehouden tegen de „Fransche anti- Italiaansche betoogingen". De jongste betoogingen zijn te Tarente, Milaan, Gorizia, Pescara, Syracuse, Fog- gia, Littorio, Zara, Ravenna, Campo Basso en Crotone gehouden. In Milaan trokken de studenten met vlag gen naar het Fransche consulaat, waar zij protesteerden tegen gebeurtenissen in Tunis en op Corsica. Voor het gebouw van den fascio hield een der studenten een toespraak, die luide toegejuicht werd. De studenten hielden ver volgens overal op de pleinen demonstraties, waarbij kreten geuit werden als „Tunis en Corsica". Ook betoogingen te Triest. Verscheidene duizenden studenten hebben te Triest betoogd onder het roepen van „Tunis, Corsica en Nice". Zij trokken naar het Fransche consulaat onder protesten te gen de behandeling van de Italianen in Tunis, doch omtrent gewelddaden tijdens deze betooging wordt niets gemeld. De toestand in Tunis. Van de personen, die tijdens de betoo gingen van Donderdag te Tunis in hechtenis zijn genomen, bevinden zich nog zes in ar rest, onder wie twee leden van het perso neel van het Italiaansche consulaat en Ubaldo Rey, voorzitter van de vereeniging ,.Dopo Lavoro" te Tunis. Zij zouden worden beschuldigd van aanzetting tot rassenhaat, uitdagingen, opstandige uitlatingen en belee- diging van Frankrijk. Uit Sousse wordt gemeld, dat de betoo gingen tegen de Italiaansche eischen daar voortduren. Het consulaat ontvangt van alle zijden aanhankelijkheidsbetuigingen. De Italiaansche eischen. Virginio Gayda verklaart in den Giornale d'Italia, dat de Italiaansche eischen vooral betrekking hebben op Tunis, het Suezkanaal en Djiboeti. In hoofdzaak schrijft hij het volgende: De kwestie der Fransch-Italiaan- sche betrekkingen is thans geopend. Zij zal geregeld moeten worden. Het is een juridi sche en politieke werkelijkheid, die geener lei subtiele polemiek zal kunnen verande ren. Het Italiaansche imperium is een wer kelijkheid. Dit heeft nieuwe groote belan gen geschapen in de Roode Zee en op den daarheen leidenden weg. De stroomingen der Italiaansche belangen wijzen o.a. op Tunis en Djiboeti. Churchill heeft te Chingford (Essex) een redevoering gehouden, waarin hij kritiek heeft geleverd op fouten, ge maakt bij de beoordeeling der buiten landsche politiek. Hij zeide, dat hij gaarne zijn oordeel zou willen laten hooren over de buitenlandsche politiek en de landsverdediging gedurende de laatste vijf jaren, tegenover het oordeel van den eersten minister. Hij zeide, dat het schandelijk is voor ministers van de kroon, datzij de natie moeten opmerkzaam maken op gevaren, lang nadat deze gevaren gemakkelijk had den kunnen worden weggenomen. Na herinnerd te hebben aan de door hem zelf uitgesproken waarschuwingen over de Duitsche herwapening en een overzicht te hebben gegeven van de crisis in Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije, voegde Churchill hier aan toe, dat de minister-president in No vember aan het banket van den Lord Mayor vertelde, dat Europa een vreedzamer tijd tegemoet ging. Nauwelijks waren de woorden uit zijn mond of in de geheele be schaafde wereld weerklonken de wreed heden door de nationaal-socialisten jegens de Joodsche bevolking bedreven. De minister-president sloot een overeen komst met Mussolini, waarbij naar ons werd verzekerd, alle in de Middellandsche Zee bestaande moeilijkheden werden opgelost. Churchill wilde vragen hoe deze zaak thans stond. Gij moogt het vragen en ook Frankrijk mag het vragen. Churchill besprak de voor spellingen van Chamberlain, in vergelijking tot de zijne, niet alleen ten aanzien van Europa, doch ook tegenover Eire (Ierland). Hij besloot: Alles moet worden onderge schikt gemaakt aan den eisch, dat ons land in een staat van veiligheid moet worden gebracht. Er moet overeenstemming komen ten aanzien van de buitenlandsche politiek, welke de natie niet verdeelt, doch vereent. Er moet een werkelijke nationale regeering worden gevormd. De regeering moet alle krachten des lands omvatten. Groot- Britannië en zijn rijk moeten overeind staan, kïaar om alles te doen, alles te dur ven en alles te lijden voor den waren vrede en de vrijheid der wereld. Ter dood veroordeeld. - Gister is te Ber lijn de 28-jar. Otto Schröder wegens moord tezamen en ernstige „Landfriendensbruch" ter dood veroordeeld. Schröder, een gewezen functionnaris van den Communistischen Rooden Frontstrijdersbond, had op 30 Juni 1931 bij een communistische demonstratie in het Oosten van Berlijn een inspecteur van politie doodgeschoten. Alkmaar, Zaterdag. EEN DROEVE PLECHTIGHEID. Teraardebestelling van wijlen den heer Jb. Pels. De teraardebestelling van het stoffelijk overschot van wijlen den heer Jb. Pels droeg een eenvoudig karakter: zij was een afspiegeling van het leven van dezen eenvoudigen burger, die zoo diep ont roerd kon zijn als hij ergens armoede en ellende wist. Uit dit meeleven met de weinig met aardsche goederen bedeelden was zijn groote activiteit ontsproten in de Burger IJsclub, de bekende vereeniging van weldadigheid, meermalen en te recht zijn vereeniging genoemd. Hoe heeft men hem benijd, als hij telkens en telkens weer wegen vond, die leidden naar het doel: de uitdeelingen der B. IJ. C. te maken tot een feestdag in de woning der armen, een dag waarop voeding en warmte kon worden verstrekt voor meer dan één dag. En thans is hij niet meer. In grooten eenvoud is hij naar zijn laatste rustplaats geleid. Tot de schare belangstellenden be hoorden natuurlijk allereerst zijn mede standers in de B. IJ. C., voorts zijn colle ga's en vrienden uit den kring van slagers, waarvan hij een sieraad was en dan ten slotte zeer velen die hem kenden en eer den als een verdienstelijk medeburger onzer stad. Onder dezen merkten wij o. a. op den directeur van het abattoir, den heer W. Voorthuysen en het raadslid den heer van der Borden. Aan de groeve werd allereerst het woord gevoerd door den heer H. K o o r n, die den heer Pels als voorzitter van de B. IJ. C. opvolgde, toen deze wegens zijn hoogen ouderdom voor die functie moest bedanken. Hij bracht hem uit naam van het bestuur en de leden hartelijk dank voor hetgeen hij deed in dienst der barm hartigheid en hij verzekerde, dat de groote liefde van den ontslapene voor de B. IJ. C., omgezet in daden in het belang van de behoeftigen, steeds in herinnering zal blijven en aanleiding zal zijn op denzelf den weg voort te gaan. Namens den Ned. Bond van Paarden- slagers (mede vertegenwoordigd door den algemeenen secretaris, den heer Vennik uit Alkmaar) sprak de voorzitter, de heer Gerritsma uit Utrecht, die den over ledene dankte voor alles wat hij deed in het belang van den Bond en het slagers vak. Spr. noemde hem een pionier, die vele goede collega's en vrienden kweekte, zooals hij er zelf ook een was, hetgeen b.v. tot uiting kwam op een der laatste jaar vergaderingen van den Bond, te Alkmaar gehouden. „Zijn geest blijft in ons allen voortleven", zei spr., en hij besloot met te zeggen: „Rust zacht, trouwe vriend en collega, wij zullen je niet vergeten". Ds. F. Kuiper, doopsgezind predi kant, las een lied voor, waarin een vaste overtuigirig van Gods nabijheid door klonk: „Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heeren hand", enz. en bad vervolgens het Onze Vader. De heer Gerritsma bracht namens de familie aan de belangstellenden har telijk dank. Van het achttal kransen en bloemstuk ken, welke de baar dekten, noemen we, naast die der familie, een laatsten bloe- mengroet van burgemeester van Kinschot als eere-voorzitter der B. IJ. C., van 't be stuur dier vereeniging, van den Bond van paardenslagers en van de afd. Alkmaar van dien bond (waarvan de overledene oprichter en vele jaren voorzitter was). EXAMEN PEDAGOGIEK M. O. De heer H. de Winter, hoofd der O. L. S. v. B. L. O. alhier slaagde aan de gemeentelijke Universiteit te Amsterdam met lof voor het examen Paedagogiek M. O. A.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 1