7 Geluk van
de huiselijke
haard
DOUPMbBERTS
NOTITIE-BOEKJE.
Jkoaiuciacd lïieums
KERSTFEEST '38.
ZUIDSCHARWOUDE
A21753
HEERHUGOWAARD
H. J. BRUSSE:
UIT HUN
EEN OUD-COMMODORE VAN
DE HOLLAND-AMERIKALIJN
VERTELT INTIMITEITEN UIT
DEN WERELDOORLOG.
Nadruk verboden.
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 DECEMBER 1838.
Zing mij nog eenmaal het oude lied
Van Christus, mijnen Heere,
Van Hemelsche dingen, op aarde
geschied.
Zijn liefde, Zijn lijden, Zijn eere.
De laatste maand, de laatste dagen van
het jaar vliegen voorbij, 't Is verwonder
lijk, hoe snel het gaat. Wanneer wat ik nu
ga schrijven in de courant gedrukt zal
staan, is het de vooravond van Kerstmis.
En dan nog eenige dagen en we staren op
het naderend jaareinde, op den klokslag
van twaalf op 31 December.... Ja, het is
verwonderlijk hoe snel het gaat. Laat ik
nog eens de woorden van den dichter aan
halen, vroeger reeds door mij geciteerd:
„De uren verwijderen zich van ons en glij
den heen als voetstappen op een grasveld,
zonder dat hun geluid ons waarschuwt, hoe
talrijk de schreden zijn, die wij zetten". Hij
heeft gelijk, de dichter. Snel, geruischloos
en niet te tellen zijn de voetstappen naar
een verleden, dat voorbij is en niet terug
keert.
Die groote oogenbilkken in onze jaars-
verdeeling kan ik niet zonder eenige emo
tie zien komen en voorbijglijden. Ze zijn
merkpalen op den weg van ons leven.
Kerstmis, Oudjaar, eenige tientallen hunner
en daarmede is ons leven gemeten. „Carpe
diem", „pluk den dag", die oude woorden
bevatten een gezonden raad voor menschen,
die niet bij eeuwigheden tellen, doch weten,
dat zij komen en gaan binnen de grenzen
van een kort tijdperk. Maar het is een
even gezonde raad, die opgesloten ligt in
onze door de eeuwen gewijde feesten: „her
inner u".
Herinner u, mèt de geslachten, die vóór
waren, dat het licht werd geboren uit de
duisternis; dat na den kortsten dag en de
donkerheid, waarin het licht lijkt schuil
gegaan, de onverwonnen zon weer omhoog
stijgt; dat in de duisternis, waarin geeste
lijke zorgen u hullen, een verborgen licht
zich gereed maakte om u opnieuw te be
stralen en gij, vergetend wat achter u was,
weer kondt vooruitzien naar een verhelder
den levensweg.
Dat, de herinnering aan een overwin
nend licht, brengt het Kerstfeest in zijn
grootsche symboliek. Het is uit de symbo
liek geboren en draagt deze voort, de
eeuwen door. Het licht in den nacht, heil
voorspellend aan eene wereld, dat het weet
te zien, is het levensbeginsel, het levens
behoud van den mensch. De mensch, die
steeds verbetering hoopt, is met die over
tuiging de groote, de eeuwige, de onver-
winnelijke optimist. Hij bouwt uit het af
brokkelend verleden het kasteel van zijn
toekomst en niet ter neer geworpen door de
slagen, die hem treffen, strekt hij zijn han
den naar de verte, waar hij het betere
wacht.
Altijd hopen, steeds een licht vermoeden
achter het duister, immer een ster trachten
te ontdekken in donkeren nacht, dat is dui-
zender menschen lot en leven. Zij zouden
niet kunnen bestaan zonder het geloof aan
betere tyden, aan een verdringing van de
donkerheid door het licht. Daarom is het
Kerstfeest het grootste, het liefste feest der
Christenen, omdat hetgeen het aankondigt,
zoo geheel past bij de gedachte, die diep ir.
hun hart leeft. De eeuwen hebben aan dit
feest telkens en telkens weer nieuwe versie
ringen vastgehecht, blijdschap in kleur en
toon, blijdschap in beeld en lijn, zelfs blijd
schap, die door stoffelijke genieting tot ons
komt. Al die uitingen zijn de bevestiging
van wat innerlijk werd gevoeld: er is een
blijde toekomst na den druk; er is een ont
heffing van den last, een verbreking van
knellende banden, er is licht na duisternis.
Niet het leed, niet de zwaarte van het leven,
niet de gevangenschap is het einde, doch
blijdschap, opademing, vrijheid. Het oude
Bijbelwoord zegt het zoo juist: „Het volk, dat
in duisternis zat, heeft een groot licht ge-
z'en Over het leed en de ellende scheen de
ster der hoop. Dat is de dichterlijke, de liefe
lijke, de verteederende mythe van den Kerst
nacht in de velden van Bethlehem, met haar
belofte van heil aan de menschen van goe
den wille; met haar vrede voor de ziel, die
gelooft.
Die heerlijke, die onvergankelijke mythe
van den Kerstnacht is en hoe begrijpe
lijk! geplaatst bij den aanvang van het
leven van één, die het leed der wereld droeg,
omdat Hij die wereld liefhad en haar een
tegenkracht wilde geven tegen wat haar
nederdrukte. Op zich zelf zou de Kerstmythe
van hooge waarde zijn: nu zij door geslacht
na geslacht verbonden is aan de historische
figuur van den Nazarener en door de stem
der eeuwen gewijd, wordt zij tot
het oude lied
van Christus, mijnen Heere,
Van hemelsche dingen op aarde geschied.
Die „hemelsche dingen", die „liefde", dat
lijden", die „eere" hebben aan den enge
lenzang der overlevering een klank en aan
de boden Gods boven de velden van Bethle
hem eene bestraling gegeven, die nimmer
zullen verzwakken noch verdooven, doch
steeds weer zullen spreken van een vrede op
aarde voor de menschen in wie God Zijn wel
behagen heeft en van een licht, dat schijnen
zal voor het volk, dat in duisternis zat en
zijn hart geopend heeft om het te ontvangen.
Zoo klinkt die boodschap van Bethlehem
ook voor Kerstfeest '38. Zij brengt in de don
kere tijden, die wij beleven, de vertroosten
de, de bemoedigende gedachte, die beant
woordt aan wat onze ziel gelooft en niet wil
loslaten, dat niet de duisternis ten slotte zal
overwinnen, maar het licht en dat dit zal
schijnen voor alle volken, op Gods tijd.
A. J. B. B.
Vergadering van den gemeenteraad
op Donderdag 22 Dec. Voorzitter burge
meester jhr. A. L. van Spengler opende de
vergadering met welkom.
Van de ingekomen stukken vermelden
wij dat Ged. Staten den verkoop van lan
derijen aan de provincie Noordholland
voor de stichting van een proefpolder in
het Geestmerambacht, hebben goedge
keurd.
Van Ged. Staten was bericht ingekomen,
dat de commissie van overleg inzake de ge
meen tebegrootingen de uitgave van 150
voor een kweekeling met akte nie. als een
noodzakelijke uitgave beschouwt. Tegen
het geven van deze subsidie bestaat dan
ook bedenking.
B. en W. betreuren ten zeerste, dat deze
beslissing is afgekomen, daar het niet in
het belang van het onderwijs zal zijn.
Na een zeer breedvoerige discussie,
waarbij de concentratiegedachte nog
eeriige malen werd geuit en nader toege
licht, besloot men op voorstel van weth.
Du Burck, die er eigenlijk wel niet veel
van verwachtte, maar gehoord de bespre
kingen in den'raad het voorstel deed, met
4 tegen 3 stemmen, nogmaals een beroep
op Ged. Staten te doen. Tegen stemden de
heeren van Kleef, Kramer en Weel.
De gemeente Broek op Langendijk ver
zocht, in het tekort, dat de exploitatie van
de nieuw te bouwen sluis zal opleveren,
een bijdrage te willen verleenen van 100
per jaar, gedurende veertig jaren.
Dit om te voorkomen, dat de sluisgelden
verhoogd zouden moeten worden.
B. en W. hadden een afwijzend prae-
advies. Het komt hen voor, dat de belan
gen van deze gemeente bij dezen sluisbouw
niet in die mate zijn betrokken, dat een
subsidie gewettigd is. Men kan toch moei
lijk zeggen, dat bij de alhier wonende
schippers behoefte bestaat aan een nieuwe
sluis. Bovendien zullen grootere schepen,
welke door de sluis komen, deze gemeen
te niet kunnen bereiken. Het is volgens
B. en W. dan ook een zaak, die alleen
Broep op Langendijk aangaat.
Na eenige discussie, waarbij de heer
Kramer inwilliging van het verzoek be^
pleitte, werd ten slotte zonder stemming
met het prac-advies van B. en W. accoord
gegaan.
De raad besloot op voorstel van B. en W.
toe te treden tot den dienst /oor voor- en
nazorg van geesteszieken, hetgeen de ge
meente 2% cent per inwoner en per jaar
zal kosten De voordeelen van dezen dienst
zouden echter volgens B. en W. ruim
schoots tegen deze kosten opwegen.
Over een verzoek om een subsidie in
de kosten van verpleging van een doof
stom kind in een inrichting te Sint Mi
chielsgestel werd door eenige sprekers het
woord gevoerd. Gevraagd werd 225,
terwijl B. en W. voorstelden 125 te
geven. De heer Weel stelde voor, de bij
drage met 50 te verhoogen, aangezien
hij de bijdrage voor het gezin 100 per
jaar) te hoog vond. Dit voorstel werd met
alleen de stemmen van de heeren Weel en
Bakker voor, verworpen, waarna het
voorstel van B. en W. werd aan\ aard.
Op het verzoek van het Maatschappelijk
Hulpbetoon om een extra subsidie van
700 voor den dienst 1938 adviseerden B.
en B. afwijzend. Zij achtten het om admi
nistratieve redenen gewenscht, dat dit
subsidie niet werd verleend; de rekening
van M. H. kon beter met een nadeelig
saldo sluiten. Het benoodigde geld voor de
betaling van dokter en bode kon genomen
worden van de eerste termijn van het
subsidie van 1939. De raad ging na een
korte toelichting door den voorzitter, met
dit voorstel accoord.
Op het verzoek van den heer D. Leering,
om een bijdrage in de vervoerskosten van
een kind naar de school voor buitenge
woon bijzonder onderwijs te Alkmaar,
werd gunstig beschikt.
De wachtgeldgrondslag voor den direc
teur van het voormalige gem. electrici-
teitsbedrijf werd van 1320 verlaagd tot
1056.
Er werden een tweetal kasgeldleeningen
aangegaan, ten behoeve van gemeente en
gem. gasbedrijf. Met de N. V. Bank voor
Ned. Gemeenten werd een rekening
courant-overeenkomst tot een totaal van
5000 aangegaan.
Het ambtenarenreglement werd in over
eenstemming gebracht met het rijksamb
tenarenreglement.
Op voorstel van B. en W. werd een ver
ordening op de heffing van 75 opcenten op
de gemeentefondsbelasting vastgesteld.
Tenslotte werd de gemeentebegrooting
1939 aangeboden, benovens die van de
gem.-gasfabriek en Maatsch. Hulpbetoon.
De heeren Weel, Bakker en D. de Geus
zullen deze begrootingen nazien.
In de rondvraag bracht de heer D. van
Kleef het dikwijls niet branden van een
aantal straatlantaarns ter sprake, terwijl
de heer D. de Geus de vraag stelde of de
werkloozen niet in werkverschaffing aan
het opruimen van de sneeuw op de ijsba
nen konden worden gezet.
Op deze laatste vraag antwoordde de
voorzitter ontkennend. Ten aanzien van de
straatverlichting deelde hij mede, dat er
steeds gecontroleerd wordt.
was niet volkomen, zonder
een Gouwenaar met geurige
Oud Hollandsche Pijptabak.
Die heerlijke melange uit
de gouden eeuw kunt U
nu ook nog genieten, als U
Schout ot Coopvaert neemt
van Douwe Egberts.
COOPVAERT lOct.
K. 62
Het polderbestuur vergaderde.
In het Polderhuis te Oudorp werd
Donderdagnamiddag een vergadering ge
houden van dijkgraaf, heemraden en
hoofdingelanden van den polder Heer-
hugowaard.
Naar aanleiding van de weigering van
de goedkeuring op het besluit, de overtol
lige kasgelden bij de Boerenleenbank
(zonder onderpand) te beleggen, deelde
de voorzitter mede, dat er thans geen
overtollig kasgeld is, zoodat na intrekking
van het niet goedgekeurde besluit, geen
nieuw besluit behoeft te worden genomen.
Spr. vestigde er de aandacht op, dat' de
weger vergoeding 1937 nog ontvangen
moet worden. Dientengevolge moet men
steeds veel kasgeld leenen, om de zaak
loopende te houden. Het besluit werd
ingetrokken.
Nadat het ambtenarenreglement van
den polder in overeenstemming was ge
brast met het Rijksreglement, besloot de
vergadering een fraude-risico-verzekering
te sluiten tot een totaal bedrag van 8000.
De premie is 34 per jaar. Voorheen be
taalde men 70 voor de persoonlijke
borgstelling van den penningmeester.
Ingekomen was een verzoek van de
sluisvereeniging aan de Botertocht, om de
sluis in eigendom en onderhoud over te
nemen. De sluis is geheel schuldvrij. Daar
een groot aantal jaren geleden besloten is,
de binnensluisjes, wanneer ze afbetaald
zijn, over te nemen, besloot men, na een
paar opmerkingen van eenige hoofdinge
landen, de sluis over te nemen.
Na een onderhoud met den griffier der
Provincie N.-Holland heeft men zich tot
den eigenaar van de sloot bij den tuin van
Veerman gewend om te trachten een op
lossing te krijgen. Deze heer berichtte nu,
dat hij zich tot de gemeente Noordschar-
woude heeft gericht, die volgens hem de
eigenaresse is.
Voor de verbetering van den Veenhuizer
Middenweg heeft het bestuur een leening
aangegaan tegen een rente van 3 pet., af
te lossen in 9 jaar.
De heer Komen, die een stuk grond van
den polder in erfpacht heeft, heeft ge
tracht dit te verkoopen aan twee perso
nen, die vlak naast dit terrein wonen. Hy
wilde er 200 voor hebben, terwijl hij zelf
1 per jaar betaalt. Het dag. bestuur, dat
dit een zeer vreemde handelwijze vond,
heeft, nu de pachter er blijkbaar geen prijs
op stelt het terrein te pachten, de erfpacht,
welke tot wederopzegging was verleend,
opgezegd per Januari a.s. Zij hebben het
terrein in tweeën gedeeld en aan de twee
gegadigden in erfpacht gegeven.
Hoofdingelanden keurden een en ander
goed, nadat eenige nadere mededeelingen
waren verstrekt.
Om de heffing van een omslag op de
landerijen in den Middenpolder ten behoe
ve van de exploitatie van de sluis der
sluisvereeniging Ons Doel mogelijk te
maken, besloot men aan Ged. Staten wij
ziging van het bijzonder reglement aan te
vragen. Daarbij zal men eveneens vragen,
of ook de eigendommen van de Ned.
Spoorwegen (de spoorlijn) in de heffing
kunnen worden opgenomen.
De voorzitter stelde namens dijkgaaf en
heemraden voor, de inning van de
polderlasten aan het Hoogheemraad
schap op te dragen. Tot nu toe geschiedde
dit steeds door den penningmeester, doch
het behoeft slechts weinig te kosten, dan
wordt het door het Hoogheemraadschap
gedaan. De kosten zullen 150 per jaar
bedragen. Het bedrag, dat men direct be
spaart wordt geschat op 335, daar ver
schillende werkzaamheden en vergoedin-
Onlangs had ik het voorrecht kapitein
Krol nog eens te ontmoeten, nadat hij al
eenigen tijd aan den zoom van Rotterdam
voor anker is gegaan. Hij was de oudste
gezagvoerder van deze over alle zeeën
vermaarde reederij; de commodore, ge
rechtigd indertijd als kapitein van de Sta
tendam, het toenmaals grootste schip van
de Nederlandsche Koopvaardijvloot, om
de vlag met de oranjester te voeren. In
twee en veertig jaren had hij 't bij de
groote vaart aldus tot primus gebracht.
Zoo onder 't praten door met dezen ver
wonderlijk open-eerlijk en eenvoudig ge
bleven .zeeman, herinnerde ik mij den nood
in de oorlogsjaren, toen ook voor ons land
waarachtige honger gedreigd had, en dat
hij 't toen geweest is, die in de geregelde
vaart heldhaftig, ver boven alle oorlogs
helden op de slagvelden uit, met zijn schip
dwars door de mijnvelden heen, ooi
't stage gevaar van duikbooten en torpe
do's, telkens opnieuw uit Amerika graan
is gaan halen, om onze grootendeels al
ondervoede bevolking aan brood te he pc
Is Wat u toen voor Holland gedaan
hebt, kapitein, eigenlijk ooit, wat men
noemt: openlijk erkend?
De heer Krol keek my even welhaast
kinderlijk trouwhartig aan met iets van
schroom. „Och nee zei hy wij
zeelui hebben hier nooit veel van ge
merkt. We konden goed werk doen, om
't land te voeden aan erkenning denk je
^McwVk' dacht aan de ridderorden en al
die helden-vereering, zelfs tot op den hui
digen dag, voor de kopstukken van leger
en vloot uit die dagen van Goddank enke
maar.... mobilisatie, zondei ook maar
een geurtje van kruitdamp, een druppeltje
bloed.
De dappere zeerot vond mijn vraag al
leen maar buiten de orde van zijn denken
en hij gooide het gesprek dus meteen over
een anderen boeg. Zij 't dan van den oor
logstijd:
Als ik nóg denk aan die reis met de
Noorddam, toen we in Augustus '14 uit
Rotterdam vertrokken met een schip
volDuitsche autoriteiten. Want de
Duitschers hebben wel altijd gezegd, dat
ze den oorlog niet hadden voorzien,
't was dan toch wel 'n wonder, dat dien
zomer zoowel de Duitsche gezant als de
militaire- en de handelsattaché's benevens
alle consuls uit de Vereenigde Staten in
't vaderland vacantie hadden gevierd,
hoewel ze anders natuurlijk nooit allemaal
tegelijk hun diplomatieke posten verlaten.
Nee, 't kwam mij wel deugdelijk voor, dat
ze er eenvoudig hun orders waren gaan
halen voor de komende gebeurtenissen.
En nu kreeg ik ze daar allemaal mee
terug, maar met een massa Amerikanen,
die uit Duitschland waren gejaagd. Dus u
begrijpt: die waren over en weer niet erg
best te spreken. Ik had er zoo twee hon
derd tachtig in de eerste, 'n vijfhonderd in
de tweede klas, en aan wal hadden ze me
letterlijk gesmeekt om desnoods alleen
maar een stoel als verblijfplaats, wanneer
ze in 's hemelsnaam maar aan boord
mochten. Trouwens, degenen, die zoo ne
derig waren begonnen, stelden, zoodra we
voeren, juist de hoogste eischen. Al onze
officieren moesten hun hutten afstaan en
ook het bagageruim werd logies.
Ik was in die dagen nog ongetrouwd en
logeerde aan wal in een hotel. Op een
nacht, kort voor 't vertrek, werd ik daar
uit mijn bed gebeld. In mijn pyjama
maakte ik kennis met een Amerikaan, die
zich voorstelde als president-commissaris
van een kauwgummi-fabriek. En meteen
vroeg hij: „Kapitein, wilt u me aan boord
uw hut afstaan? Ik moet mee!" Hij
had zijn vrouw bij zich en een citybag.
„Is dit al uw bagage?" „Nee, die spoor
wagon vol koffers zwierf nog aan 't sta
tion te Frankfort. Daar was zijn Fransche
chauffeur met de auto geïnterneerd en de
kamenier zoek geraaktMaar enfin, hij
wilde en zou mijn hut hebben. Of dit
onvermijdelijk juist het verblijf van den
gezagvoerder moest wezen? Ja, want voor
de rest zou er wel niets behoorlijks meer
te krijgen zijn en zij waren nu eenmaal
gewend goed te leven.
'tWerd nogal een zure reis, met al die
overprikkelde en op elkaar gebeten pas
sagiers. Die Duitsche diplomaten zijn bo
vendien niet zonder gevoel van eigenwaar
de en meenden 't overal voor 't zeggen te
hebben. En dan de allerhoogsten: Berns-
dorf, Dernburg, Maltzahn, en onder meer
de Amerikaan Gartner, die in die dagen
candidaat van de democraten voor 't pre
sidentschap was. Maar per slot hebben
al de Excellenties mij nog den laatsten
avond een getuigschrift uitgereikt, dat ik
hen (dwars door hun verzwegen ruzies)
toch nog wel behoorlijk had overgebracht.
Hoewel, er volgde een nog veel beroer
der reis met ditzelfde schip dat inmid
dels in October op een mijn was geloopen,
gehellingd en weer koppig in de vaart ge
bracht. Dat was, toen president Wilson
eerst de Duitschers en vervolgens de Oos
tenrijkers uit Amerika had weggejaagd.
Toen kregen we, omdat we het eenige
neutrale schip in de haven van New-York
waren, de heele Oostenrijksche legatie aan
boord met de Duitsche, die er uitgezet wa
ren in China en Cuba. Maar tusschen deze
kopstukken boterde dat heelemaal niet. De
gezant Tarnofski, admiraal Von Hintzen,
die in den oorlog nog minister is geweest,
en dat heele gevolg van honderd vier en
twintig man met de zwermen van hun
personeel die menschen wenschten niet
met elkaar om te gaan in de betrekkelijk
kleine scheepsruimte. Bovendien waren er
verscheidenen met Amerikaansche meisjes
getrouwd, zooals Prins von Hohenlohe, en
deze dames werden door de anderen stijf
genegeerd. Temidden van hen voeren de
zangeressen Julia Culp en Tilly Koenen
mee en eenige verbannen professoren. Dus
dat kunt u zoo nagaan. Maar 't ergste was:
bij de uitreis wisten ze in Washington niet
waar zij dit gezelschap van vijandelijke
diplomaten zouden laten landen. Maar op
het laatste moment klaarde het Custom-
house mij uit, niet naar Rotterdam, zooals
steeds en naar iedereen op rekende, doch
naarBergen, in Noorwegen. Voor-
loopig verzweeg ik dit liever, om de
stemming in de salons, die toch al zoo drei
gend was onder elkaar, niet nog slechter
te maken.
Na eindeloos gepraaid te zijn en lastig
gevallen door Engelsche oorlogsschepen,
kwamen we dan eindelijk voor onderzoek
te Halifax binnen. Maar ik was zeer ver
baasd, dat de kapitein van uitklarir.g dit
maal aan één whisky genoeg had en met
een verdween: „En toen ik, argwanend, de
papieren ging nakijken, bleek dat die gol
den: voor Rotterdam. Ik verkeerde toen
dus in de wel zeer zeldzame positie van
een kapitein met twee ambtelijk aange
wezen bestemmingen: Bergen en Rotter
dam.
Ik koos om noord over te varen, be
noorden IJsland. Toen kwam admiraal
Von Hintzen mij meedeelen, dat hij naar
Bergen wilde seinen voor logies. „Dat
kan hier niet, admiraal, want de oorlogs
vloot ligt daar, en ik mag hun draadlooze
niet storen.
De admiraal op z'n achterste beenen:
„Ze zijn toch geen heerschers ook al in de
lucht?" „Nee, maar ze antwoorden op
mijn radioberichten alleen: loop naar den
duivel".
In vertrouwen wist ik zelf nog niet
maar ik heen moest. En op mijn telegram
men naar Washington had ik steeds weer
ten antwoord gekregen: zijn voor u geslo
ten. Ze wilden geen beslissing nemen.
Toen, midden in de oorlogsvloot, die
een sloep langszij met een paar Engelsche
officieren. Dus eindelijk uitkomst? Ik
ontving de heeren ongemeen vriendelijk
„You, sarcastic devil!" „Nee, ik ben
dat schip met al die legaties!" „Ben jij
die zwervende stumper?". „Wist ik
maar waar ik ze lossen moest". Ze lie
ten ons drie dagen drijven. Toén kwam de
order van de admiraliteit: „direct door
varen naar Rotterdam!"
Nu zag ik den storm onder alle Excel-
lenzen al opsteken want, vermoedelijk
om de twee mijnvelden te ontloopen
wilden ze persé naar Bergen. Maar in
geen acht en veertig uur had ik mijn kooi
geroken. Dus ik paste voor verdere kaba-
len en postte den steward voor mijn hut.
Inmiddels liet ik overal plakkaten op
hangen: „wij varen direct door naar Rot
terdam".
Den volgenden morgen om elf uur keek
ik eens voorzichtig achter 't gordijn en
daar liepen al die gezanten met hun atta-
ché's en geheimschrijvers koppig te ijs
beren, te kankeren en te schelden. Ik
waagde 't en zette de deur van mijn hut
open, noodde de dames en heeren daar
binnen. Maar ze wilden niet eens gaan zit
ten, omdat ze staande nijdiger konden uit
vallen, vooral die obstinate Pruisen.
Och, och wat hebben die aanzienlijke
menschen zich toen laf gedragen uit
vrees voor de mijnen, inderdaad, alsof wij
daar óók niet doorheen moesten. Maar het
leven van zeelui telt blijkbaar niet voor
legaties. Dat ze, en speciaal de dames, in
de gevaarlijke gebieden niet naar bed
durfden, was daaraan toe. Maar toen we
daar goed en wel doorheen waren, bleven
ze dreinen en den heelen nacht over het
promenadedek flaneeren, ieder met z'n
zwemvest aan een band achter zich aan
gesleept. Als achterbuurters bejegenden ze
elkaar en ik kwam maar niet meer aan
tafel.
Prins van Hohenlohe en zyn Ameri
kaansche vrouw stonden aan mijn kant.
Op een nacht verschenen ze weer dood ge
heimzinnig op de brug en rapporteerden:
„Op het oogenblik vergaderen alle passa
giers over een plan om u met revolvers te
dwingen toch koers te zetten naar Bergen.
Ik had pret in de verbeelding van al
die opgewonden deftigheden. „Maakt u
zich over mij vooral niet bezorgd, Excel
lentie. De eenige aan boord, die wapens
heeft, dat ben ik. En de legaties zullen zich
nog wel even bedenken vóór zij wenschen
te sneuvelen, denk ik.
Er gebeurde natuurlijk niets. Een Duit
sche professor nog wel had al zijn verlei
dingsmotieven in gezelschap van zijn
waarlijk allerliefste dochter aangewend,
om. mij over te halen zijn „wetenschappe
lijke notities" voor een boek over staat
huishoudkunde in bewaring te nemen
voor het geval van onderzoek door Engel
sche officieren. Hij bezwoer mij, dat er
niets over defensiëzaken in stond. Nee,
't was alleen maar om misverstand te voor
komen. Een hoogleeraar geloofde ik op
zijn woord.
Later bleek mij, dat deze hoogleeraar
daarginds de meest brutale spionnage had
gepleegd, waarvan zijn handschrift my de
bewijzen gaf. Hij had mij op handslag het
tegendeel beloofd. Toen ik hem ontdekt
had, liet ik hem roepen, scheurde 't in
snippers over boord. Maar hoe onbe
schaamd zijn toch deze menschen als het
hun vaderland betreft
Ja, eerlijk gezegd was ik wel heel blij,
toen ik na vijf weken reis dit gezelschap
in Rotterdam op de Wilhelminakade had
gezet. Want zelfs de radiogrammen, die ik
ontving, trachtten legatieraden, achter
mijn stoel geslopen, te ontcijferen