7 Geluk van de huiselijke haard DOUPMbBERTS NOTITIE-BOEKJE. Jkoaiuciacd lïieums KERSTFEEST '38. ZUIDSCHARWOUDE A21753 HEERHUGOWAARD H. J. BRUSSE: UIT HUN EEN OUD-COMMODORE VAN DE HOLLAND-AMERIKALIJN VERTELT INTIMITEITEN UIT DEN WERELDOORLOG. Nadruk verboden. DERDE BLAD. ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 24 DECEMBER 1838. Zing mij nog eenmaal het oude lied Van Christus, mijnen Heere, Van Hemelsche dingen, op aarde geschied. Zijn liefde, Zijn lijden, Zijn eere. De laatste maand, de laatste dagen van het jaar vliegen voorbij, 't Is verwonder lijk, hoe snel het gaat. Wanneer wat ik nu ga schrijven in de courant gedrukt zal staan, is het de vooravond van Kerstmis. En dan nog eenige dagen en we staren op het naderend jaareinde, op den klokslag van twaalf op 31 December.... Ja, het is verwonderlijk hoe snel het gaat. Laat ik nog eens de woorden van den dichter aan halen, vroeger reeds door mij geciteerd: „De uren verwijderen zich van ons en glij den heen als voetstappen op een grasveld, zonder dat hun geluid ons waarschuwt, hoe talrijk de schreden zijn, die wij zetten". Hij heeft gelijk, de dichter. Snel, geruischloos en niet te tellen zijn de voetstappen naar een verleden, dat voorbij is en niet terug keert. Die groote oogenbilkken in onze jaars- verdeeling kan ik niet zonder eenige emo tie zien komen en voorbijglijden. Ze zijn merkpalen op den weg van ons leven. Kerstmis, Oudjaar, eenige tientallen hunner en daarmede is ons leven gemeten. „Carpe diem", „pluk den dag", die oude woorden bevatten een gezonden raad voor menschen, die niet bij eeuwigheden tellen, doch weten, dat zij komen en gaan binnen de grenzen van een kort tijdperk. Maar het is een even gezonde raad, die opgesloten ligt in onze door de eeuwen gewijde feesten: „her inner u". Herinner u, mèt de geslachten, die vóór waren, dat het licht werd geboren uit de duisternis; dat na den kortsten dag en de donkerheid, waarin het licht lijkt schuil gegaan, de onverwonnen zon weer omhoog stijgt; dat in de duisternis, waarin geeste lijke zorgen u hullen, een verborgen licht zich gereed maakte om u opnieuw te be stralen en gij, vergetend wat achter u was, weer kondt vooruitzien naar een verhelder den levensweg. Dat, de herinnering aan een overwin nend licht, brengt het Kerstfeest in zijn grootsche symboliek. Het is uit de symbo liek geboren en draagt deze voort, de eeuwen door. Het licht in den nacht, heil voorspellend aan eene wereld, dat het weet te zien, is het levensbeginsel, het levens behoud van den mensch. De mensch, die steeds verbetering hoopt, is met die over tuiging de groote, de eeuwige, de onver- winnelijke optimist. Hij bouwt uit het af brokkelend verleden het kasteel van zijn toekomst en niet ter neer geworpen door de slagen, die hem treffen, strekt hij zijn han den naar de verte, waar hij het betere wacht. Altijd hopen, steeds een licht vermoeden achter het duister, immer een ster trachten te ontdekken in donkeren nacht, dat is dui- zender menschen lot en leven. Zij zouden niet kunnen bestaan zonder het geloof aan betere tyden, aan een verdringing van de donkerheid door het licht. Daarom is het Kerstfeest het grootste, het liefste feest der Christenen, omdat hetgeen het aankondigt, zoo geheel past bij de gedachte, die diep ir. hun hart leeft. De eeuwen hebben aan dit feest telkens en telkens weer nieuwe versie ringen vastgehecht, blijdschap in kleur en toon, blijdschap in beeld en lijn, zelfs blijd schap, die door stoffelijke genieting tot ons komt. Al die uitingen zijn de bevestiging van wat innerlijk werd gevoeld: er is een blijde toekomst na den druk; er is een ont heffing van den last, een verbreking van knellende banden, er is licht na duisternis. Niet het leed, niet de zwaarte van het leven, niet de gevangenschap is het einde, doch blijdschap, opademing, vrijheid. Het oude Bijbelwoord zegt het zoo juist: „Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht ge- z'en Over het leed en de ellende scheen de ster der hoop. Dat is de dichterlijke, de liefe lijke, de verteederende mythe van den Kerst nacht in de velden van Bethlehem, met haar belofte van heil aan de menschen van goe den wille; met haar vrede voor de ziel, die gelooft. Die heerlijke, die onvergankelijke mythe van den Kerstnacht is en hoe begrijpe lijk! geplaatst bij den aanvang van het leven van één, die het leed der wereld droeg, omdat Hij die wereld liefhad en haar een tegenkracht wilde geven tegen wat haar nederdrukte. Op zich zelf zou de Kerstmythe van hooge waarde zijn: nu zij door geslacht na geslacht verbonden is aan de historische figuur van den Nazarener en door de stem der eeuwen gewijd, wordt zij tot het oude lied van Christus, mijnen Heere, Van hemelsche dingen op aarde geschied. Die „hemelsche dingen", die „liefde", dat lijden", die „eere" hebben aan den enge lenzang der overlevering een klank en aan de boden Gods boven de velden van Bethle hem eene bestraling gegeven, die nimmer zullen verzwakken noch verdooven, doch steeds weer zullen spreken van een vrede op aarde voor de menschen in wie God Zijn wel behagen heeft en van een licht, dat schijnen zal voor het volk, dat in duisternis zat en zijn hart geopend heeft om het te ontvangen. Zoo klinkt die boodschap van Bethlehem ook voor Kerstfeest '38. Zij brengt in de don kere tijden, die wij beleven, de vertroosten de, de bemoedigende gedachte, die beant woordt aan wat onze ziel gelooft en niet wil loslaten, dat niet de duisternis ten slotte zal overwinnen, maar het licht en dat dit zal schijnen voor alle volken, op Gods tijd. A. J. B. B. Vergadering van den gemeenteraad op Donderdag 22 Dec. Voorzitter burge meester jhr. A. L. van Spengler opende de vergadering met welkom. Van de ingekomen stukken vermelden wij dat Ged. Staten den verkoop van lan derijen aan de provincie Noordholland voor de stichting van een proefpolder in het Geestmerambacht, hebben goedge keurd. Van Ged. Staten was bericht ingekomen, dat de commissie van overleg inzake de ge meen tebegrootingen de uitgave van 150 voor een kweekeling met akte nie. als een noodzakelijke uitgave beschouwt. Tegen het geven van deze subsidie bestaat dan ook bedenking. B. en W. betreuren ten zeerste, dat deze beslissing is afgekomen, daar het niet in het belang van het onderwijs zal zijn. Na een zeer breedvoerige discussie, waarbij de concentratiegedachte nog eeriige malen werd geuit en nader toege licht, besloot men op voorstel van weth. Du Burck, die er eigenlijk wel niet veel van verwachtte, maar gehoord de bespre kingen in den'raad het voorstel deed, met 4 tegen 3 stemmen, nogmaals een beroep op Ged. Staten te doen. Tegen stemden de heeren van Kleef, Kramer en Weel. De gemeente Broek op Langendijk ver zocht, in het tekort, dat de exploitatie van de nieuw te bouwen sluis zal opleveren, een bijdrage te willen verleenen van 100 per jaar, gedurende veertig jaren. Dit om te voorkomen, dat de sluisgelden verhoogd zouden moeten worden. B. en W. hadden een afwijzend prae- advies. Het komt hen voor, dat de belan gen van deze gemeente bij dezen sluisbouw niet in die mate zijn betrokken, dat een subsidie gewettigd is. Men kan toch moei lijk zeggen, dat bij de alhier wonende schippers behoefte bestaat aan een nieuwe sluis. Bovendien zullen grootere schepen, welke door de sluis komen, deze gemeen te niet kunnen bereiken. Het is volgens B. en W. dan ook een zaak, die alleen Broep op Langendijk aangaat. Na eenige discussie, waarbij de heer Kramer inwilliging van het verzoek be^ pleitte, werd ten slotte zonder stemming met het prac-advies van B. en W. accoord gegaan. De raad besloot op voorstel van B. en W. toe te treden tot den dienst /oor voor- en nazorg van geesteszieken, hetgeen de ge meente 2% cent per inwoner en per jaar zal kosten De voordeelen van dezen dienst zouden echter volgens B. en W. ruim schoots tegen deze kosten opwegen. Over een verzoek om een subsidie in de kosten van verpleging van een doof stom kind in een inrichting te Sint Mi chielsgestel werd door eenige sprekers het woord gevoerd. Gevraagd werd 225, terwijl B. en W. voorstelden 125 te geven. De heer Weel stelde voor, de bij drage met 50 te verhoogen, aangezien hij de bijdrage voor het gezin 100 per jaar) te hoog vond. Dit voorstel werd met alleen de stemmen van de heeren Weel en Bakker voor, verworpen, waarna het voorstel van B. en W. werd aan\ aard. Op het verzoek van het Maatschappelijk Hulpbetoon om een extra subsidie van 700 voor den dienst 1938 adviseerden B. en B. afwijzend. Zij achtten het om admi nistratieve redenen gewenscht, dat dit subsidie niet werd verleend; de rekening van M. H. kon beter met een nadeelig saldo sluiten. Het benoodigde geld voor de betaling van dokter en bode kon genomen worden van de eerste termijn van het subsidie van 1939. De raad ging na een korte toelichting door den voorzitter, met dit voorstel accoord. Op het verzoek van den heer D. Leering, om een bijdrage in de vervoerskosten van een kind naar de school voor buitenge woon bijzonder onderwijs te Alkmaar, werd gunstig beschikt. De wachtgeldgrondslag voor den direc teur van het voormalige gem. electrici- teitsbedrijf werd van 1320 verlaagd tot 1056. Er werden een tweetal kasgeldleeningen aangegaan, ten behoeve van gemeente en gem. gasbedrijf. Met de N. V. Bank voor Ned. Gemeenten werd een rekening courant-overeenkomst tot een totaal van 5000 aangegaan. Het ambtenarenreglement werd in over eenstemming gebracht met het rijksamb tenarenreglement. Op voorstel van B. en W. werd een ver ordening op de heffing van 75 opcenten op de gemeentefondsbelasting vastgesteld. Tenslotte werd de gemeentebegrooting 1939 aangeboden, benovens die van de gem.-gasfabriek en Maatsch. Hulpbetoon. De heeren Weel, Bakker en D. de Geus zullen deze begrootingen nazien. In de rondvraag bracht de heer D. van Kleef het dikwijls niet branden van een aantal straatlantaarns ter sprake, terwijl de heer D. de Geus de vraag stelde of de werkloozen niet in werkverschaffing aan het opruimen van de sneeuw op de ijsba nen konden worden gezet. Op deze laatste vraag antwoordde de voorzitter ontkennend. Ten aanzien van de straatverlichting deelde hij mede, dat er steeds gecontroleerd wordt. was niet volkomen, zonder een Gouwenaar met geurige Oud Hollandsche Pijptabak. Die heerlijke melange uit de gouden eeuw kunt U nu ook nog genieten, als U Schout ot Coopvaert neemt van Douwe Egberts. COOPVAERT lOct. K. 62 Het polderbestuur vergaderde. In het Polderhuis te Oudorp werd Donderdagnamiddag een vergadering ge houden van dijkgraaf, heemraden en hoofdingelanden van den polder Heer- hugowaard. Naar aanleiding van de weigering van de goedkeuring op het besluit, de overtol lige kasgelden bij de Boerenleenbank (zonder onderpand) te beleggen, deelde de voorzitter mede, dat er thans geen overtollig kasgeld is, zoodat na intrekking van het niet goedgekeurde besluit, geen nieuw besluit behoeft te worden genomen. Spr. vestigde er de aandacht op, dat' de weger vergoeding 1937 nog ontvangen moet worden. Dientengevolge moet men steeds veel kasgeld leenen, om de zaak loopende te houden. Het besluit werd ingetrokken. Nadat het ambtenarenreglement van den polder in overeenstemming was ge brast met het Rijksreglement, besloot de vergadering een fraude-risico-verzekering te sluiten tot een totaal bedrag van 8000. De premie is 34 per jaar. Voorheen be taalde men 70 voor de persoonlijke borgstelling van den penningmeester. Ingekomen was een verzoek van de sluisvereeniging aan de Botertocht, om de sluis in eigendom en onderhoud over te nemen. De sluis is geheel schuldvrij. Daar een groot aantal jaren geleden besloten is, de binnensluisjes, wanneer ze afbetaald zijn, over te nemen, besloot men, na een paar opmerkingen van eenige hoofdinge landen, de sluis over te nemen. Na een onderhoud met den griffier der Provincie N.-Holland heeft men zich tot den eigenaar van de sloot bij den tuin van Veerman gewend om te trachten een op lossing te krijgen. Deze heer berichtte nu, dat hij zich tot de gemeente Noordschar- woude heeft gericht, die volgens hem de eigenaresse is. Voor de verbetering van den Veenhuizer Middenweg heeft het bestuur een leening aangegaan tegen een rente van 3 pet., af te lossen in 9 jaar. De heer Komen, die een stuk grond van den polder in erfpacht heeft, heeft ge tracht dit te verkoopen aan twee perso nen, die vlak naast dit terrein wonen. Hy wilde er 200 voor hebben, terwijl hij zelf 1 per jaar betaalt. Het dag. bestuur, dat dit een zeer vreemde handelwijze vond, heeft, nu de pachter er blijkbaar geen prijs op stelt het terrein te pachten, de erfpacht, welke tot wederopzegging was verleend, opgezegd per Januari a.s. Zij hebben het terrein in tweeën gedeeld en aan de twee gegadigden in erfpacht gegeven. Hoofdingelanden keurden een en ander goed, nadat eenige nadere mededeelingen waren verstrekt. Om de heffing van een omslag op de landerijen in den Middenpolder ten behoe ve van de exploitatie van de sluis der sluisvereeniging Ons Doel mogelijk te maken, besloot men aan Ged. Staten wij ziging van het bijzonder reglement aan te vragen. Daarbij zal men eveneens vragen, of ook de eigendommen van de Ned. Spoorwegen (de spoorlijn) in de heffing kunnen worden opgenomen. De voorzitter stelde namens dijkgaaf en heemraden voor, de inning van de polderlasten aan het Hoogheemraad schap op te dragen. Tot nu toe geschiedde dit steeds door den penningmeester, doch het behoeft slechts weinig te kosten, dan wordt het door het Hoogheemraadschap gedaan. De kosten zullen 150 per jaar bedragen. Het bedrag, dat men direct be spaart wordt geschat op 335, daar ver schillende werkzaamheden en vergoedin- Onlangs had ik het voorrecht kapitein Krol nog eens te ontmoeten, nadat hij al eenigen tijd aan den zoom van Rotterdam voor anker is gegaan. Hij was de oudste gezagvoerder van deze over alle zeeën vermaarde reederij; de commodore, ge rechtigd indertijd als kapitein van de Sta tendam, het toenmaals grootste schip van de Nederlandsche Koopvaardijvloot, om de vlag met de oranjester te voeren. In twee en veertig jaren had hij 't bij de groote vaart aldus tot primus gebracht. Zoo onder 't praten door met dezen ver wonderlijk open-eerlijk en eenvoudig ge bleven .zeeman, herinnerde ik mij den nood in de oorlogsjaren, toen ook voor ons land waarachtige honger gedreigd had, en dat hij 't toen geweest is, die in de geregelde vaart heldhaftig, ver boven alle oorlogs helden op de slagvelden uit, met zijn schip dwars door de mijnvelden heen, ooi 't stage gevaar van duikbooten en torpe do's, telkens opnieuw uit Amerika graan is gaan halen, om onze grootendeels al ondervoede bevolking aan brood te he pc Is Wat u toen voor Holland gedaan hebt, kapitein, eigenlijk ooit, wat men noemt: openlijk erkend? De heer Krol keek my even welhaast kinderlijk trouwhartig aan met iets van schroom. „Och nee zei hy wij zeelui hebben hier nooit veel van ge merkt. We konden goed werk doen, om 't land te voeden aan erkenning denk je ^McwVk' dacht aan de ridderorden en al die helden-vereering, zelfs tot op den hui digen dag, voor de kopstukken van leger en vloot uit die dagen van Goddank enke maar.... mobilisatie, zondei ook maar een geurtje van kruitdamp, een druppeltje bloed. De dappere zeerot vond mijn vraag al leen maar buiten de orde van zijn denken en hij gooide het gesprek dus meteen over een anderen boeg. Zij 't dan van den oor logstijd: Als ik nóg denk aan die reis met de Noorddam, toen we in Augustus '14 uit Rotterdam vertrokken met een schip volDuitsche autoriteiten. Want de Duitschers hebben wel altijd gezegd, dat ze den oorlog niet hadden voorzien, 't was dan toch wel 'n wonder, dat dien zomer zoowel de Duitsche gezant als de militaire- en de handelsattaché's benevens alle consuls uit de Vereenigde Staten in 't vaderland vacantie hadden gevierd, hoewel ze anders natuurlijk nooit allemaal tegelijk hun diplomatieke posten verlaten. Nee, 't kwam mij wel deugdelijk voor, dat ze er eenvoudig hun orders waren gaan halen voor de komende gebeurtenissen. En nu kreeg ik ze daar allemaal mee terug, maar met een massa Amerikanen, die uit Duitschland waren gejaagd. Dus u begrijpt: die waren over en weer niet erg best te spreken. Ik had er zoo twee hon derd tachtig in de eerste, 'n vijfhonderd in de tweede klas, en aan wal hadden ze me letterlijk gesmeekt om desnoods alleen maar een stoel als verblijfplaats, wanneer ze in 's hemelsnaam maar aan boord mochten. Trouwens, degenen, die zoo ne derig waren begonnen, stelden, zoodra we voeren, juist de hoogste eischen. Al onze officieren moesten hun hutten afstaan en ook het bagageruim werd logies. Ik was in die dagen nog ongetrouwd en logeerde aan wal in een hotel. Op een nacht, kort voor 't vertrek, werd ik daar uit mijn bed gebeld. In mijn pyjama maakte ik kennis met een Amerikaan, die zich voorstelde als president-commissaris van een kauwgummi-fabriek. En meteen vroeg hij: „Kapitein, wilt u me aan boord uw hut afstaan? Ik moet mee!" Hij had zijn vrouw bij zich en een citybag. „Is dit al uw bagage?" „Nee, die spoor wagon vol koffers zwierf nog aan 't sta tion te Frankfort. Daar was zijn Fransche chauffeur met de auto geïnterneerd en de kamenier zoek geraaktMaar enfin, hij wilde en zou mijn hut hebben. Of dit onvermijdelijk juist het verblijf van den gezagvoerder moest wezen? Ja, want voor de rest zou er wel niets behoorlijks meer te krijgen zijn en zij waren nu eenmaal gewend goed te leven. 'tWerd nogal een zure reis, met al die overprikkelde en op elkaar gebeten pas sagiers. Die Duitsche diplomaten zijn bo vendien niet zonder gevoel van eigenwaar de en meenden 't overal voor 't zeggen te hebben. En dan de allerhoogsten: Berns- dorf, Dernburg, Maltzahn, en onder meer de Amerikaan Gartner, die in die dagen candidaat van de democraten voor 't pre sidentschap was. Maar per slot hebben al de Excellenties mij nog den laatsten avond een getuigschrift uitgereikt, dat ik hen (dwars door hun verzwegen ruzies) toch nog wel behoorlijk had overgebracht. Hoewel, er volgde een nog veel beroer der reis met ditzelfde schip dat inmid dels in October op een mijn was geloopen, gehellingd en weer koppig in de vaart ge bracht. Dat was, toen president Wilson eerst de Duitschers en vervolgens de Oos tenrijkers uit Amerika had weggejaagd. Toen kregen we, omdat we het eenige neutrale schip in de haven van New-York waren, de heele Oostenrijksche legatie aan boord met de Duitsche, die er uitgezet wa ren in China en Cuba. Maar tusschen deze kopstukken boterde dat heelemaal niet. De gezant Tarnofski, admiraal Von Hintzen, die in den oorlog nog minister is geweest, en dat heele gevolg van honderd vier en twintig man met de zwermen van hun personeel die menschen wenschten niet met elkaar om te gaan in de betrekkelijk kleine scheepsruimte. Bovendien waren er verscheidenen met Amerikaansche meisjes getrouwd, zooals Prins von Hohenlohe, en deze dames werden door de anderen stijf genegeerd. Temidden van hen voeren de zangeressen Julia Culp en Tilly Koenen mee en eenige verbannen professoren. Dus dat kunt u zoo nagaan. Maar 't ergste was: bij de uitreis wisten ze in Washington niet waar zij dit gezelschap van vijandelijke diplomaten zouden laten landen. Maar op het laatste moment klaarde het Custom- house mij uit, niet naar Rotterdam, zooals steeds en naar iedereen op rekende, doch naarBergen, in Noorwegen. Voor- loopig verzweeg ik dit liever, om de stemming in de salons, die toch al zoo drei gend was onder elkaar, niet nog slechter te maken. Na eindeloos gepraaid te zijn en lastig gevallen door Engelsche oorlogsschepen, kwamen we dan eindelijk voor onderzoek te Halifax binnen. Maar ik was zeer ver baasd, dat de kapitein van uitklarir.g dit maal aan één whisky genoeg had en met een verdween: „En toen ik, argwanend, de papieren ging nakijken, bleek dat die gol den: voor Rotterdam. Ik verkeerde toen dus in de wel zeer zeldzame positie van een kapitein met twee ambtelijk aange wezen bestemmingen: Bergen en Rotter dam. Ik koos om noord over te varen, be noorden IJsland. Toen kwam admiraal Von Hintzen mij meedeelen, dat hij naar Bergen wilde seinen voor logies. „Dat kan hier niet, admiraal, want de oorlogs vloot ligt daar, en ik mag hun draadlooze niet storen. De admiraal op z'n achterste beenen: „Ze zijn toch geen heerschers ook al in de lucht?" „Nee, maar ze antwoorden op mijn radioberichten alleen: loop naar den duivel". In vertrouwen wist ik zelf nog niet maar ik heen moest. En op mijn telegram men naar Washington had ik steeds weer ten antwoord gekregen: zijn voor u geslo ten. Ze wilden geen beslissing nemen. Toen, midden in de oorlogsvloot, die een sloep langszij met een paar Engelsche officieren. Dus eindelijk uitkomst? Ik ontving de heeren ongemeen vriendelijk „You, sarcastic devil!" „Nee, ik ben dat schip met al die legaties!" „Ben jij die zwervende stumper?". „Wist ik maar waar ik ze lossen moest". Ze lie ten ons drie dagen drijven. Toén kwam de order van de admiraliteit: „direct door varen naar Rotterdam!" Nu zag ik den storm onder alle Excel- lenzen al opsteken want, vermoedelijk om de twee mijnvelden te ontloopen wilden ze persé naar Bergen. Maar in geen acht en veertig uur had ik mijn kooi geroken. Dus ik paste voor verdere kaba- len en postte den steward voor mijn hut. Inmiddels liet ik overal plakkaten op hangen: „wij varen direct door naar Rot terdam". Den volgenden morgen om elf uur keek ik eens voorzichtig achter 't gordijn en daar liepen al die gezanten met hun atta- ché's en geheimschrijvers koppig te ijs beren, te kankeren en te schelden. Ik waagde 't en zette de deur van mijn hut open, noodde de dames en heeren daar binnen. Maar ze wilden niet eens gaan zit ten, omdat ze staande nijdiger konden uit vallen, vooral die obstinate Pruisen. Och, och wat hebben die aanzienlijke menschen zich toen laf gedragen uit vrees voor de mijnen, inderdaad, alsof wij daar óók niet doorheen moesten. Maar het leven van zeelui telt blijkbaar niet voor legaties. Dat ze, en speciaal de dames, in de gevaarlijke gebieden niet naar bed durfden, was daaraan toe. Maar toen we daar goed en wel doorheen waren, bleven ze dreinen en den heelen nacht over het promenadedek flaneeren, ieder met z'n zwemvest aan een band achter zich aan gesleept. Als achterbuurters bejegenden ze elkaar en ik kwam maar niet meer aan tafel. Prins van Hohenlohe en zyn Ameri kaansche vrouw stonden aan mijn kant. Op een nacht verschenen ze weer dood ge heimzinnig op de brug en rapporteerden: „Op het oogenblik vergaderen alle passa giers over een plan om u met revolvers te dwingen toch koers te zetten naar Bergen. Ik had pret in de verbeelding van al die opgewonden deftigheden. „Maakt u zich over mij vooral niet bezorgd, Excel lentie. De eenige aan boord, die wapens heeft, dat ben ik. En de legaties zullen zich nog wel even bedenken vóór zij wenschen te sneuvelen, denk ik. Er gebeurde natuurlijk niets. Een Duit sche professor nog wel had al zijn verlei dingsmotieven in gezelschap van zijn waarlijk allerliefste dochter aangewend, om. mij over te halen zijn „wetenschappe lijke notities" voor een boek over staat huishoudkunde in bewaring te nemen voor het geval van onderzoek door Engel sche officieren. Hij bezwoer mij, dat er niets over defensiëzaken in stond. Nee, 't was alleen maar om misverstand te voor komen. Een hoogleeraar geloofde ik op zijn woord. Later bleek mij, dat deze hoogleeraar daarginds de meest brutale spionnage had gepleegd, waarvan zijn handschrift my de bewijzen gaf. Hij had mij op handslag het tegendeel beloofd. Toen ik hem ontdekt had, liet ik hem roepen, scheurde 't in snippers over boord. Maar hoe onbe schaamd zijn toch deze menschen als het hun vaderland betreft Ja, eerlijk gezegd was ik wel heel blij, toen ik na vijf weken reis dit gezelschap in Rotterdam op de Wilhelminakade had gezet. Want zelfs de radiogrammen, die ik ontving, trachtten legatieraden, achter mijn stoel geslopen, te ontcijferen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1938 | | pagina 9