Veel critiek op het beleid der regeering. feuWLetw E TRAGEDIE MAYERLING Het optreden van minister Goseling wekt ongerustheid. Binnenland De grondslag van het kabinet en de naastenliefde. SpellingHoe lang nog l Vragen aan minister Romme Laschapparaat uit elkaar gesprongen. Onder glas bedolven. Vier gewonden. VAN TWEEDE BLAD. - '.I i Verschenen is het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer omtrent de Alge- mèene Beschouwingen over de Rijks- begrooting voor het dienstjaar 1939. Wij ontleènen hieraan hét vólgende; Ettelijke leden waren van-meening, dat er noqh in het tot nog toe. door het kabinet vol brachte werk, noch in de tweede, onder dit bewind uitgesproken, Troonrede, noch in de,, deze begeleidende, Millioenennota veel is om te roemen op het speciale karakter, -dat dit ministerie zou kenmerken en waaruit zijn bijzondere werkdadigheid zou moeten voort vloeien. Uit niets is gebleken, dat de smallere basis, waarop het kabinet in- tegenstelling met de beide ministeries, die het vóór gin gen steunt, het meer regeerkracht en meer homogeniteit, dan dien beiden eigen was, verleent. Naast binnenlandsche problemen als verhooging van 's lands welvaart en ver mindering van de werkloosheid, zijn geko men de zorgwekkende buitenlandsche span ningen. Deze nopen tot het doen van steeds hoogere uitgaven en het brengen van veel meer offers op het stuk der defensie. En daarbij komt ten slotte nog, dat duizenden medemenschen, van huis en haard verjaagd, van goed en bestaanszekerheid beroofd, ten onzent een schuilplaats vragen. Naar het oordeel van deze léden had, gelet op de aangehaalde feiten, een ka binet op anderen grondslag, moeten op treden, en wel zoodanig, dat op het ge bied van bevordering van de welvaart, bestrijding van de werkloosheid en sa-, neering van de algemeene geldmiddelen homogeniteit zou zijn gewaarborgd. Die homogeniteit nu ontbreekt in" het 'hui- dige kabinet. Volgens andere leden .werden .lMft.3 geoefende krachten van het landbewin4 uitgesloten en niet-geoèfende in. hagr^plaats gesteld. -- Bezorgdheid. Op meer dan één belangrijk stuk van regeeringsbeleid gaf, naar hét oor'dëé) dezer leden, het optreden van het minis terie gegronde reden tot bezorgdheid. De protectionistische koers van het kabi net werd als in strijd met het verleden van den voorzitter van den Raad van Ministers en indruischend tegen 's lahds belang ver oordeeld. Wat de werklrosheidsbestrijding betreft, wijdt het kabinet te weinig aandacht- aan de zoogenaamde arbeidersspreiding. Voorts achtten deze leden verminde ring van de leerlingenschaal een drin genden eisch, welks vervulling aan de volkskracht ten goede moet komen. Verscheidene leden konder) zich met de geüite critiek niet vereenigen. Andere leden betoogden, dat er in 'ons volk nog een meerderheid aanwezig is, die instemt met regeeren op positief christeïij- ken grondslag. Wel wachte zich, zoo betoogden de hier aan het woord zijnde leden, de re geering, nu de loop der omstandigheden toeneming van het aantal machtigings wetten noodzakelijk maakt, voor machts- overschrijding, houde zij zich strikt aan de grenzem door wet en grondwet, aanhare bevoegdheden gesteld en eer biedige zy vooral het budgetrècht van de Staten-Generaal. Verzwakking van-den Volkenbond; Verscheidene leden spraken hun leed wezen erover ui|, dat de regeering bij haar büitenlandsch Ibeièid zich ie. gemakkelijk heeft gevoegd naar de veranderde omstan digheden en te gaarne genegen bleek, mede te werken aan een verzwakking van dé Volkenbondsgedachte. - - - Eenige andere leden uitten hun groote waardeering over de rede van minister Patijn te'Genève in September 1.1. Zij juich ten de terugkeer tot de politiek van zelf standigheid van vóór den oorlog toe. De handhaving van die politiek zal aldus deze leden echter alleen mogelijk zijn, indien de regeering over de rioodige midden beschikt om die zelfstandigheid te verdedigen. Naastenliefde... Verscheidene leden verklaarden ten zeerste te zijn gétroffën door het schrijnen de leed, dat aan een bepaalde volksgroep in een naburig land wordt aangedaan. Ofschoon zij volkomen konden bil lijken, dat de Nederlandsche regeering daartegen wéinig kan doen, hadden zij nóchtans verwacht, dat op dit gebied gevoelens van naastenliefde, luider hadden gesproken. Toelating, op iets ruimere schaal, van personen; die bij hunnen terugkeer in Duitschland--moeilijkheden" zouden - onder vinden, ware, dus betoogden zij, niet mis plaatst. Vele leden konden zich met deze critiek geenszins Vereenigeii. 'Zij betoogden, dat de regeering in een zöo verschrikkelijken toe- stahd de uiterste welwillendheid tegenover de slachtoffer behoort te betrachten, mits niet'strijdig met' de belangen der eigen natie wórde gehandeld. I - jn: dé tWeede plaats werd een milder f/'ibéïeid.'bepleit ten aarizJen van 'trans migranten. De door de regeering uitgesproken vrees, dat een iet-wat-, ruimere toelating -van Duitsche Joden- in Nederland hier het anti semitisme zou- aanwakkeren, achtten deze leden misplaatst. - Alleen maar „ophitsing". Eenige leden vonden, dat de verhalen in de pers over de gruwelen aan de grens „gefantaseerd" waren en alleen „ophitsing" beoogden. Hiertegenover stelden de vele andere leden, dat de aanhangers van de richting, hierboven vertolkt niet alleen ten onzent, doch óók in den vreemde de vaste gewoonte hebben, feiten, die hun niet te pas komen, als verzinsels te kenschetsen. Eenige leden waren van óórdeel, dat het gebeurde in Tsjecho-Slowakije het oorlogs gevaar heeft vergroot en inzonderheid de veiligheid van de kleine staten heeft ver minderd. Derhalve, dient huns inziens de regeering te erkennen dat er, gelet op die uiterst relatieve waarde -van de defensieveerzienin- gen, bij het brengen van financiëele offers voor dat doel matiging is geboden. Verscheidene leden verwachtten daaren tegen in de eerste plaats zeer veel van de preventieve werking van een weermacht en waren van meening, dat de onze ten minste in staat zal moeten worden gesteld, indien het vaderland wordt, aangevallen, den eer sten stoot op te vangen. Ongerustheid over justitie. Eenige leden betoogden, dat sedert het optreden van dit kabinet ten aan zien van het justitieel beleid van de regeering zekere ongerustheid in den lande merkbaar is geworden. Sommige dezer leden verklaarden, met name weinig waardeering te hebben voor de wijze, waarop van de zijde der regeering de strijd tegen de zoogenaamde wilde auto bussen is gevoerd. Verscheidene leden chtten veeleer ter men aanwezig om hun waardeering uit te spreken voor den ijver en de doortastend heid van den ministc van justitie. Verscheidene leden waren van oor deel, dat de overbezetting van de klas sen in höoge mate afbreuk doet aan de resultaten van het lager onderwijs en dat derhalve de bezuiniging, indertijd op dit stuk aangebracht, improductief en kortzichtig is gebleken. Een hoogere uitgave van 12 millioen ten einde haar ongedaan te maken, achtten deze leden welbesteed. Verscheidene leden keurden af dat bij het beheer van het Algemeen Verkeer het be lang van de spoorwegen te zeer overheerscht Verscheidene leden sloten zich aan bij den in de Tweede Kamer van Christelijk- Historische zijde geuiten wensch, het be drag van 11 millioen, aanvankelijk uitge trokken voor steun aan de groote gezinnen, te bestemmen voor de ouden van dagen. De financiëele posite. Zee vele leden brachten den minister van financiën hulde voor de duidelijke uiteen zetting, in de Miljoenennota omtrent den financieelen toestand gegeven. Verscheidene leden achtten met de regee ring den financieelen toestand zeer ongun stig en betreurden, dat het, niettegenstaan de de steeds verzwaarde heffingen, nog steeds onmogelijk blijkt, de gewone uitga ven te dekken. Verscheidene leden verklaarden, in de overgelegde stukken te hebben gemist de erkenning, dat in. de financieele positie alleen verbetering is te brengen dóór een doeltreffende welvaartspolitiek. Afschaffing en vermindering van belas ting, waar mogelijk, zal uiteraard dankbaar worden aanvaard. Tegenover de voorgeno men verminderingen staan echter nieuwe heffingen, o.a. een twee percentsinkomsten belasting over de geheele lijn. Naar de meening nu van de hier aan het woord zijnde leden mogen de bezwaren, daaraan verbonden, niet Worden onderschat. Vooralsnog verklaarden zij, de be doelde belasting veel te sterk ,in strijd te achten met het beginsel van heffing naar draagkracht. Sommige leden opperden bedenkingen te gen de "wederinvoering'van een forensen- belasting.- Verscheidene leden waren van meening, dat de voorgenomen belastingplannen, voor zoover ze mede bedoelden te strekken tot betere regeling van- de1-financieele betrek king tuSschen Rijk en. gemeenten, niet an ders dan groote teleurstelling moeten wek ken. Sociaal-economische politiek. Verscheidene leden verklaarden, even min in allen deele te kunnen instemmen met de sociaal-economiSche politiek van dit kabinet, Zoo kenschetsten zij allereerst de om buiging van onze handelspolitiek in de rich ting van bescherming als een door hen be treurd gevolg van de smallere basis, waar op dit ministerie rust. Voorts wezen zij op het plan-Westhoff. Daarin worden denkbeelden geopperd, die groote overeenstemming vertoonen met het „Plan vaij den Arbeid". Andere leden verklaarden, goeddeels in te stemmen met het sociaal-economisch be leid-van dit kabinet, v. Sommige leden achtten den besten vorm van werkverschaffing versterking van de Nederlandsche Weermacht door de invoe ring van den tweejarigen dienstplicht. Ten aanzien van de 'Joden in ons land werd van verschillende zijden het ver langen uitgesproken, dat de regeering, waar noodig, metterdaad tot hun bescher ming zou optreden. Eenigen hunner gaven in overwe ging, het Strafwetboek aan te vullen met bepalingen in den geest van die, welke in NederlandschIndië tegen misbruik van de drukpersvrijheid zijn géricht. Eenige leden drongen er op aan, dat een einde zou komen aan den weifelenden en huns inziens niet van eenige eigengereid heid gespeenden koers, welken de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ten aanzien van de spelling volgt en die nergens instemming vindt. Het Tweede Kamerlid, de heer Amelink. (a.r.) heeft aan den minister van sociale zaken de volgende vragen gesteld 1. Is het juist, dot voor den Haagschen bestuurdersbond een pand zal worden ge bouwd, waarvoor genoemde bestuurders- bond den grond en de materialen heeft te bekostigen doch de loonkosten door het rijk en de gemeente 's-Gravenhage zullen worden betaald? 2. Is het juist, dat behalve een deel van het werk, dat uitgevoerd zal worden door jeugdige werkloozen ter bevordering hun ner vakkennis, dit pand zal worden ge bouwd in 40-urige werkweek door vol slagen arbeiders, onder de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het bouwbedrijf, ook voor wat de hoogte der loonen betreft? 3. Is het juist, dat in dit gebouw geves tigd zullen worden behalve stempellokalen voor „modern" georganiseerde werkloo zen, kantoren van de sociaal-democratische vakbeweging en lokalen, bestemd voor het sociaal-democratische jeugdwerk? 4. Indien deze vragen bevestigend worden beantwoord, wil de minister dan de motieven mededeelen, op grond waar van de overheid de betaling der loonen voor den bouw van dit gebouw voor haar rekening heeft genomen? Gistermiddag is in de autoherstelplaats van den heer Voskuilen, gelegen aan de zijde, op de grens der gemeenten Moer- kapelle en Zevenhuizen, - een autogeea- laschapparaat waarmede werkzaamheden werden verricht, met een hevigen knal uit elkaar gesprongen. De stukken vlogen in de werkplaats rond, waar de heer Voskuilen en zijn twee zoons Werkzaam waren. De zoons bleven ongedeerd, doch hun vader kreeg ernstige verwondingen aan de bee- nén. Hij bloedde hevig. De te hulp geroe pen geneèsheeren uit Zevenhuizen en Waddinxveen-waren Spoedig ter plaatse en verleenden den getroffene de eerste geneeskundige 'hulp. Zijn tóestand is niet levensgevaarlijk. Twee in de werkplaats staande auto's zijn kort en klein geslagen en de ruiten en deuren van de werkplaats zijn vernield. De oorzaak van de ontploffing is nog niet bekend. In den glashandel van de firma G. Boone aan de St. Mariastraat te Rotterdam is gis ter een zeer merkwaardig ongeluk gebeurd," waarbij vier arbeiders snij wonden hebben opgeloopen, maar dat al met al toch nog vrij goed is afgeloopen. In het magazijn van den glashandel, waar groote hoeveelheden glasruiten liggen of staan opgeslagen, stond onder meer ook een rij zeer groote winkelruiten van zwaar spiegelglas. Er stonden twintig ruiten ach ter elkaar en eenige mannen hadden op dracht om juist de twintigste ruit achter de andere negentien vandaan te halen. Daar toe was voor de rij glasplaten een dubbele ladder geplaatst, waarop stonden de 17- jarige J. Pelgrim uit de Assendelftstraat en de 25-jarige A. E. Roubos uit Dordrecht. Deze twee moesten de achterste ruit weg schuiven, terwijl twee andere bedienden de voorste negentien wat lieten overhellen. VI T.r J AMERICAN *JciGARETTES| Deze beiden, die op den grond ston den, de 44-jarige W. J. Stijger uit Overschie en de 22-jarige M. C. van den Bosch uit de Eerste Pijnackerstraat lieten de stapel echter te ver naar vo ren overkomen, waardoor zij de partij ruiten niet meer konden houden. Met een helsch lawaai sloegen de groote ruiten tegen den grond aan gruzelementen. In den val ook den ladder met de twee mannen meesleepend. Deze beiden vielen midden in de scherven. De beide mannen, die op den gtond stonden, kw&men echter onder het brekende glas terecht. Alle vier personen kregen een aantal vrij ernstige én diépe snij Wonden over het geheele lichaam. 2ij zijri per auto van den genees- kundigendienst overgebracht naar het zie kenhuis aan den Coolsingel, waar drie van hen zijn verbonden. Deze konden daarna naar huis worden vervoerd. De vierde man, Roubos, echter, die den zwaren stapel op zich had gekregen, klaag de over inwendige pijnen. Hij is in het ziekenhuis ter observatie opgenomen. De negentien ruiten zijn totaal versplin terd. De schade bedraagt eenige honderden guldens. VERSLAGEN HOOFDACTE EXAMENCOMMISSIES. De gebruikelijke klachten. Als bijvoegsel no. 32 tot de Ned. Staats courant van 30 en 31 December is het ver slag van de examencommissies voor de hoofdacte verschenen. Deze examencom missies hebben te Breda, Arnhem, 's-Gra venhage, Rotterdam, Amsterdam, Haarlem, Utrecht, Leeuwarden, Zwolle, Groningen en Roermond zitting gehouden. Uit de op merkingen van de Amsterdamsche sub commissie ontleent het Hbld. Opvoedkunde: Hierbij bleek, dat de candidaten vaak een al te getrouwe weergave van het gebruikte leerboek gaven; bij het mondelinge examen bleek, dat de candidaten veel theoretische kennis niet aan de practijk konden toetsen. De kennis der methoden was, behoudens eenige gunstige uitzonderingen, niet vol doende, evenmin als het inzicht in de ge- se'..iedenis van het onderwijs en de op voeding in Nederland. Ned. taal- en letterkunde; De candidaten gevoelden zich nog te weinig in de bestudeerde letterkundige en taal kundige onderwerpen thuis. Bijna altijd moest de éxeminatór de examinandi stapje voor stapje naar het antwoord leiden. Onder de opstellen heeft de commissie er hoogst zelden een aangetroffen met een pittigen en vlotten stijl. Het aantal spel fouten was zeer gering. Aa r d r ij k s k u n d e menige candidaat was zich te buiten gegaan aan het m'emori- seeren van allerlei onbegrepen vaktermen, vooral.op het terein der geologie;- Het aantal onvoldoende examens' ihf de geschiedenis was in het algemeen groot; vaak had men een of meer onder- deelen van de algemeene geschiedenis ver waarloosd, en de geschiedenis der negen tiende en twintigste eeuw totaal overge slagen. De subcommissie dringt op het lezen van een groot dagblad en het voortdurend raadplegen van historische platen en kaar- tenatlassen aan. BRAND IN EEN TIMMERFABRIEK. Gisteravond tegen 10 uur is een brand uitgebroken in de opslagplaatsen van de N.V. Haagsche houthandel en timmerfa briek gebr. van Malsen aan de Binckhorst- laan no. 153. De brand, die zich aanvanke lijk ernstig liet aanzien, vooral met het oog op den grooten voorraad hout en houtafval, was door de motorspuit van het bureau Rijswijkschéweg vrij spoedig gebluscht. Het terrein bevindt zich vlak achter het kasteel de Binckhorst aan de overzijde van den dwarsweg, doch voor het kasteel, dat een van de meest bekende oude monumen ten van de residentie is, behoefde geen ge vaar te worden gevreesd. Vermoedelijk is de brand door broeiing ontstaan. De schade bleef beperkt tot een betrekkelijk kleinen stapel timmerwerk. De nablussching ge schiedde met de noodige zorgvuldigheid. Er was in de afgelegen omgeving uiteraard weinig belangstelling. D Uit de memoires van de moeder van Maria Vetséra, over den liefdesroman van Kroonprins Kudolf. 10) V*' De zesentachtig dagen eener liefde. De idylle tusschen Rudolf en Maria Vet- sera heeft maar zesentachtig dagen geduurd. De piepjonge barones was op vijf November voor de eerste maal in Rudolf's Vrijgezellen- woning in de Hofburcht geweest;- op den voórlaatsten dag van den daaropvolgendeh Januarimaand stelde de hofarts, dr. Auchen- thaler in het jachtslot Mayerling hun ge meenschappelijke doodsoorzaak vast: zelf moord met een jachtgeweer. De achten tachtig bladzijden van het gedenkschrift van Helena Vetsera vertellen ons alles van deze zesentachtig dagen. „Het ridderlijke wezen van den kroon prins, zoowel als zijn knap uiterlijk waren de oorzaak van barones Maria Vetsera's vereering voor hem, nog voor zij hem per soonlijk ontmoet had Met deze woorden begint het verhaal van den korten liefdesroman in de memoires van Helena Vetsera. Dit beeld van Rudolf is ongetwijfeld door een vrouw gegeven, op wie zijn verschijning een even grooten indruk heeft gemaakt „Zij maakte geen geheim van deze ver eering, doch haar- leeftijd in aanmerking genomen en ook door het ontbreken van iederen persconlijken omgang, sloeg nie mand er bijzonder acht op.. Tijdens de voor- jaars- en zamerrennen, meende zij, dat de prins op haar gelet had en zij vertelde dit vol blijdschap aan haar vertrouwde kennis sen. Een ver-blijf van eenige maanden in Engeland scheen haar gevoelens iets op den achtergrond gedrongen te hebben, maar slechts eenige maanden na haar terugkeer had deze liefde haar geheel in haar macht en zij offerde alles wat zij bezat op, jeugd, eer en leven, om slechts enkele vluchtige oogenblikken inzijn nabijheid te kunnen zijn". Maria Vetsera' had behalve gravin Larisch nog een vertrouwde vriendin, waarschijn lijk een meisje van haar eigen leeftijd; het gedenkschrift vermeldt alleen haar voor haam, Helmihe. Bij haar "stortte Mary in vele belangrijke brieven haar hart uit. Na de tragedie kreeg de moeder deze brieven in handen,-waaruit zij met behulp van het toenmalige kamermeisje den geheelen roman kon reconstrueeren. Het gedenk schrift veroordeelt gravin Larisch ten zeerste en schrijft over haar: „Haar persoonlijke bekendheid met den kroonprins met alle verschrikkelijke ge volgen van dien, had nooit dit ontzettende einde kunnen hebben, ais de gravin niet de onvergeeflijke daad begaan had, een samenkomst van Mary Vetsera en den kroonprins-te bewerkstelligen, zonder mede weten van haar moeder. In plaats van het meisje terecht te wijzen, speelde zij voor bemiddelaarster en maakte den kroonprins er opmerkzaam op, dat Maria zich zoo voor hem interesseerde; later heeft zij hem nog een van haar brieven in handen gespeeld; zij was het ook, die de barones onder valsche voorwendsels bewoog, haar haar dochter toe te vertrouwen en dit vertrou wen misbruikte om haar bij den kroonprins te brengen". „In het voorjaar van 1888 zeide de barones tegen het kamermeisje: „Ik heb vandaag den kroonprins gezien.!Hij was zoo knap... en hij heeft mij zoo lief bedankt met zijn prachtige oogen..." „Voor haar vertrek naar Engeland schreef zij haar vriendin, dat z^j wilde, dat zij ziek werd, om maar in Weenen te kunnen blijven. In een anderen brief bekende zij, nooit een ander dan den prins te zullen liefhebben. Na haar terugkeer uit Engeland drukte zij haar gevoelens aldus uit: „Denk niet, dat ik hem vergeten heb, ik heb hem alleen nog veel meer lief". Zij voelde zich gelukkig als de kroon prins bij de rennen verscheen en zeide, dat hij daar alleen voor haar kwam,- want dat hij vroeger nooit dikwijls bij de rennen geweest was. Ook groette hij haar opval lend vriendelijk en terwijl hij vroeger den rit door het Prater slechts eenmaal maakte, deed hij dat nu drie keer om haar vaker tegen te komen. Meesta' reed hij zpo dicht langs haar rijtuig, dat zij bloosde, geheel in de war raakte en moeite moest doen om zichzelf te blijven en haar moeder antwoord te kunnen geven, als deze haar iets vroeg." De roman is begonnen met een brief, ver haalt het gedenkschrift: „Eind October 1888 kwam er een brief van den kroonprins aan de barones. Zij vertelde haar kennissen, dat de prins haar geschreven had, dat ook hij zeer naar een persoonlijke kennismaking verlangde, om met haar te kunnen spreken en dat hij het daarom een ontmoeting in het Prater had voorgesteld. Zij vertelde er alleen bij, dat zij dit voor onmogelijk hield, daar'zij het huis niet alleen mocht verlaten. Zij schreef en \elegrafeerde nu naar gravin Larisch, of deze naar Weenen wilde komen, en de gravin kwam. Onder het valsche voorwendsel Maria noodig te hebben om met haar bood schappen te doen, lokte zij haar onder het moederlijk oog weg en arrangeerde toen een samenkomst met den kroonprins". Haar brieven aan haar vriendin kunnen ons het beste van deze ontmoeting ver tellen. Reeds eenigen tijd na haar terug keer uit Engeland schreef zij haar vriendin een brief, waarinzij haar gevoelens voor den kroonprins aldus uiteen zette: „Ik kan niet leven, zonder hem gezien en gespróken te hebben. LieveHermine, doe geen moeite meer met mij, ik weet, dat je, met alles wat. je zegt, gelijk hebt, ik kan alleen niet anders. Ik heb twee vriendinnen, jij en Marie Larisch. Jij waakt voor mijn geeste lijk geluk en Marie Larisch voor mijn moreel ongeluk". De vriendin bezwoer haar dringend geen verdere, stappen te doen, aangezien het al leen maar tot ongeluk kon leiden. Maar het was reeds te laat. De onheilbrengende po gingen van gravin Larisch waren reeds be gonnen en zij werden beloond met een blijde jubelkreet van de barones over haar eerste ontmoeting met den kroonprins. Zij schreef haar vriendin: „Vandaag krijg je een gelukkigen brief van me, want ik was bij Hem. Marie Larisch heeft me meegenomen, zoogenaamd om boodschappen te doen en toen gingen we naar „Adèle" om ons te laten fotografeeren, voor Hem natuurlijk. Daarna gingen we naar het Grand Hotel, waar Bratfisch reeds op ons wachtte. Wij verborgen ons gezicht in onze boa s. Aan een kleine zijdeur van de Hofburcht, wachtte een oude lakei op ons, die ons langs duistere trappen en door vele kamers voerde, doch eindelijk voor een deur stilhield en ons binnen liet. Marie stelde mij aan hem voor en -wij waren weldra in diep gesprek gewikkeld. Toen zei hij: „Ik moet de gravin even spreken en ging met haar de deur uit. On- dertusschen bekeek ik alles. Op zijn schrijftafel lagen een revolver en een doods hoofd. dat ik van alle kanten bekeek. Plot seling kwam hij weer binnen en nam hij mij het heel verschrikt uit de handen. Toen ik zei, dat ik heelemaal niet bang was, lachte hy en bij het weggaan zei hij tegen Marie: „Breng haar eens gauw weer mee, alsje blieft!" Aan het einde van den brief schreef zij: „Je moet mij belooven, noch aan Hannah, noch aan Mama iets van dezen brief te ver- tellen, want wanneer ze het een van beiden hoorden, zou ik mij van kant moeten maken". „Deze eerste ontmoeting van Maria en den kroonprins vond plaats op 5 November 1888, op denzelfden dag, waarop Mary zich gezamenlijk met de gravin liet fotografee- i en. Zelf zette zij haar naam en den datum op een der foto's, welke zij haar kamer meisje schonk met de woorden: „toen was ik voor de eerste maal bij den kroonprins", (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 6