KLDDSTERBALSEM
Rvoeten
WvAA
E TRAGEDIE
MAYERLING
DxtmutAdek
Jk -M M M I
JmÜletoti
WINTERKONING.
Kantongerecht te Alkmaar.
AKKER'S
VAN
jaar de uitkeeringen zullen vermoedelijk
slechts matig zijn als wel op de kans, dat
met een conjunctuurverbetering in de Ver.
Staten en een daarmede gepaard gaande
verdere uitbreiding van de automobielpro
ductie de statistische positie van het artikel
rubber verder zal vooruitgaan. De wereld-
rubbervoorraad is thans reeds ca. 40.000 ton
kleiner dan in het begin van het vorige
jaar.
Belangrijk verbeterd zijn in de laatste
maanden de vooruitzichten voor de Java-
suikerindustrie, nadat de toestand in het
midden van dit jaar zeer ongunstig was ge
weest. Verschillende factoren hebben tot
het prijsherstel op de suikermarkt bijgedra
gen; in de eerste plaats wel de productie
beperking door internationale overeen
komst; voorts de mislukking van den suiker-
bietoogst in een groot deel van Europa, ter
wijl speciaal voor de Java-suiker van belang
is een kleine opbrengst van den Britsch-In-
dischen suikeroogst, waardoor dit vroeger
zoo voorname afzetgebied voor Java-suiker
weer meer suiker moet invoeren dan in de
laatste jaren het geval was. In vergelijking
met den laagsten stand van dit jaar in Mei
en volgende maanden heeft de N.I.V.A.S.
haar limites voor de meeste bestemmingen
met 1.45 per 100 K.G. verhoogd. De gemid
delde opbrengst voor den Java-suikeroogst
1938. zal naar raming ca. f 5.25 bedragen, dat
is slechts weinig lager dan de middenprijs
ad 5.40 per 100 K.G., die voor oogst 1937
werd bedongen. De dividenden over het af
geloopen jaar zullen vermoedelijk dan ook
niet veel lager uitvallen dan die over 1937.
De resultaten van de Sumatra-tabakmij en.
zullen, tenminste wat de opbrengst van
het hoofdproduct betreft (naar men weet,
hebben de meeste tabaksmijen. ook rubber-
de Deli My. tevens palmolie-belangen) niet
veel afwyken van die van het voorafgaande
jaar. De gemiddelde verkoopprijzen bleven
weliswaar bij die van het vorig jaar ten
achter maar het aantal verkochte pakken
was grooter. De Deli Batavia Mij., die ook
een hoogeren prijs maakte, zal vermoedelijk
een stijging der winst te zien geven.
Voor de Nederlandsche scheepvaart is 1937
vermoedelijk een minder gunstig jaar ge
weest dan zijn voorganger, maar toch zullen
de resultaten waarschijnlijk nog wel bevre
digend uitvallen. De vaste lijnen hebben
niet in zeer sterke mate geleden van de in
getreden daling op de scheepsvrachten-
markt, omdat hun tarieven meest door inter
nationale „conferences" worden vastgesteld.
Verschillende maatschappijen der z.g. „wilde
vaart" hadden in de eerste helft van het
jaar nog contracten tot de in 1937 geldende
gunstige prijzen loopen; in de tweede helft
van het jaar is hun toestand echter ongun
stiger geworden en dit zal wel in de finan-
ciëele resultaten tot uiting komen. Het door
„The Economist" samengestelde indexcijfer
der scheepsvrachten is van 126.4 in Decem
ber 1937 tot 109.4 in November j.L gedaald.
Hieronder volgt een overzicht van het koersverloop, aangevend de hoogste en laag
ste koersen, die in het afgeloopen jaar werden bereikt.
laagste
hoogste
30 Dec.
5 Jan.
1938
1938
1938
1939
3 Nederland '11
100»/,
104»/.
103 y
103
3 Nederland 1896/1905
3 Nederland '37
94
102'
98%
98%
90
my.
100
99
3-3 Nederland '38
94 K
102
101
101
2%N.W.S.
75
91
83
83
3 Den Haag '37
98»/,
ïoi
99»/,
99 y
3 Noord-Holland '38
96
99 H
98}/,
98y
3 Rotterdam '37
97
101 y
101 v,
101
Amsterdamsche Bnk.
131
162
134%
134
Rotterd. Bnk.
124^
152 y
129 X
Ned. Handel Mij.
134
170
144 Jj
145%
Koloniale Bnk.
100^
162
160
159y
Handelsver. „Amsterdam"
379
492
473
457
Javasohe Cultuur
115
208
207
196
Vorstenlanden
50%
93
90
90
Amsterdam-Rubber
165
245
228
225
Indische Rubber
94
164 y
150
146
Serbadjadi
62
126
112
110
Deli Batavia
190
254
206
205
Deli Mij.
239
317
252
261
Holland Amerika Lijn
91
118 H
113
118%
Ned. Scheepv. Unie
98
126
117
116
Koninkl. Petroleum
285
377 y
320 y
328
Wanneer een en dezelfde vogel veel uit-
eenloopende namen draagt, dan is dit een
duidelijke aanwijzing, dat hij algemeen is
en tot de populaire verschijningen kan
worden gerekend. Dit is het geval met den
winterkoning (Troglodytes troglodytes trog-
lodytes), hetgeen blijkt uit de volgende op
somming: klein Jantje, duimeling, duimpje,
klein duimpje, tuinkruipertje, nettelkeunink,
keuninkske, tommelid, h'eggenkruipertje,
tomke, müske, krakkenüt, doempien, osse-
keuninkien, klein muuske. Volledigheids
halve laten wij ook nog de Engelsche, Fran-
sche en Duitsche namen volgen: wren,
troglodyte mignon, Zaunkönig.
Bovendien is de winterkoning een vogel,
waarmee men in alle seizoenen kennis kan
maken. Uit onderzoekingen is namelijk ge
bleken, dat stellig de meeste Nederlandsche
winterkoningen geen reis naar verre Zuider
gewesten ondernemen, doch in hun broed
gebied of daaromtrent blijven. M.a.w.: ons
klein Jantje is een standvogel, net als b.v.
huismusch eh patrijs. Dit beteekent aan den
anderen kant geenszins, dat er geen trek
van winterkoningen plaats vindt. Buiten-
landsche individuen kenmerkt namelijk wel
de verplaatsingsdrang. Heel wat individuen
uit den vreemde, misschien ook de geo-
graphische vorm bergensis uit Noorwegen,
die grooter vleugels heeft en donkerder on-
derdeelen, bezoeken ons op den trek; zij
blijven hier hangen of passeeren tijdens hun
reis deze lage landen bij de zee. Het migra
tie-verschijnsel kan bij den winterkoning in
alle drie herfstmaanden worden vastgesteld
en ook later, wanneer plotseling een felle
winterkoude intreedt, kunnen wij opnieuw
getuigen van hun vlucht voor het onwel
gezinde weer. Ook moet het niet uitgesloten
worden geacht, dat althans een deel van de
Nederlandsche winterkoningen in den
herfst Zuidelijker gebieden opzoekt. De
reislustigen onder die kleinduimpjes ver
schijnen, op weg naar hun broedgebieden,
tijdens hun voorjaarstrek in Maart en
April, soms nog in Mei, weer in ons land.
Hoe dit zij, in voorjaar en herfst, in zomer
en winter zitten wij flink in de winter
koningen, die tot de zeer algemeene Neder
landsche broedvogels kunnen worden ge
rekend. Zooals reeds uit verschillende van
bovenstaande plaatselijke benamingen kan
worden opgemaakt, zijn de afmetingen van
den winterkoning zeer klein; de meezen
zijn, vergeleken bij hem, nog kanjers van
vogels. Contrastrijk is zijn kleed geenszins:
op eenigen afstand maakt hy den indruk
van een eentonig-bruinen vogel, maar wan
neer men hem van dichtbij bekijkt en
daarvoor is gelegenheid te over, daar hij,
ofschoon steeds op zijn tellen passend, een
verre van schuwe klant is dan blijkt, dat
meestal over den donker- tot rosbruinen
rug donkere dwarsstrepen loopen; ook zijn
vleugels en staart vertoonen een leuke blok-
teekening. Kenmerkend zijn tevens de wit
achtige streep boven het oog, het grappig-
korte, veelal rechtopstaande wipstaartje en
het fijne priemsnaveltje. Grauwbruin zijn
op hun beurt de lichtere onderdeelen. De
sexe- en seizoensverschillen dragen geen
geprononceerd karakter.
Het verrassende bij ons vogeldwergje is
vooral de weergalooze vitaliteit, waarvan
het voortdurend blijk geeft en die onder
meer tot uiting komt in zijn lied, dat, wan
neer men de bescheiden proporties van den
winterkoning in aanmerking neemt, buiten
gewoon krachtig moet worden genoemd.
Zelf heb ik het meer dan eens met het af-
loopen van een driftig-haastigen wekker
vergeleken; het is een schetterend en dave
rend lied tegelijk, energiek, pittig en kranig,
snel en luid, eenigszins gelijkend op dat van
den bastaardnachtegaal, maar toch gevari
eerder, krachtiger en resoluter. Evenals de
heggemusch, roodborst en spreeuw maakt
hij deel uit van het kleine groepje winter-
zangers. Van zyn ferme fanfares kan men
feitelijk in alle seizoenen genieten. Dat hy
een muzikaal hart heeft, blijkt onder meer
uit het feit, dat hij ook vaak tijdens de
vlucht zijn opbeurend liedje voordraagt.
Bovendien beschikt de winterkoning over
een geweldig groot aanpassingsvermogen:
men kan hem toch aantreffen in de meest
uiteenloopende landschappen, waar men
zijn sluip-door-kruip-door-bewegingen, welke
in menig opzicht aan die van muizen doen
denken, kan bewonderen. Vlug en behendig
als hij is, weet hij, mede doordat hij zoo
klein is, door te dringen tot allerlei hoeken
en gaten, waar hij ijverig zijn kostje bijeen-
gaart: spinnen, insecten en de larven daar
van. Hij komt ook vaak op den grond om
zijn voedsel te verzamelen. In den winter,
wanneer hij ook wel eens zaden eet, wordt
hij meer of minder een omnivoor.
Zoowel in eenzame streken, ver van de
menschen, als vlak in hun nabijheid, bouwt
de winterkoning, soms zelfs in vrij boom
loos gebied, zijn nest, dat men op alle
mogelijke en onmogelijke plaatsen kan
vinden. Nu eens zoekt hij het hierbij in de
hoogte, dan weer blijft hij laag bij den
grond: in bramen, in gaten in den grond, in
takkenbossen, tusschen klimop, in jenever
bessen, in het topje van hooischuren, in
heggen, in rietmijten, in spleten van boomen
en muren, in walkanten, onder stroodaken,
onder boomstronken, onder bruggen, in
oude nesten van andere vogels e.d. Er
zouden nog wel honderd andere, soms heel
gekke, nestplaatsen kunnen worden opge
somd. Zelfs broedt hij zoo nu en dan in
menschelijke woningen.
Het ronde nest is langwerpig; het heeft de
aandacht getrokken, dat het nestmateriaal
meermalen, wat o.a. de kleur betreft, prach
tig harmonieert met de omgeving, zoodat het
nest niet steeds terstond opvalt. Gras, mos,
blad en andere plantaardige bouwstoffen
dienen voor de samenstelling der solide kin-
derwieg. Het kleine vlieggat bevindt zich
opzij. Mos, haren, planten pluis en vooral
veel veertjes worden gebruikt voor de bin-
nenbekleeding. Bij den winterkoning is
herhaaldelijk een eigenaardige gewoonte
vastgesteld: het mannetje toch pleegt ver
scheidene nesten te bouwen, waar-in het
wijfje nochtans niet haar eieren legt. In
deze overtallige, maar geenszins overtollige
z.g. speelnesten, door de Engelschen „cock-
nests" genoemd, waarin zich geen veeren
bevinden, plegen de vogels, ook 's winters
wel te slapen. Zij veranderen dan in hol
bewoners, hetgeen ook tot uitdrukking komt
in den soortnaam troglodytes.
Jaarlijks zijn er minstens twee broed
sels en wel in de periode van eind April
tot en met Augustus. De meeste legsels zijn
vier- tot achttallig, maar er zijn ook wel
nesten gevonden, waarin niet minder dan
zestien eieren lagen. Op het witte schaalfond
staan roode of bruinroode stippeltjes. Een
enkele maal ontbreekt de teekening geheel,
zoodat de eitjes dan volkomen blank zijn.
Wanneer ze twee tot twee en een halve
week zijn bebroed, verbreken de winter
koninkjes de eischaal en het is vooral in
dezen tijd en gedurende de periode, waarin
het kroost wordt opgevoed, dat men zonder
ophouden den alarmkreet der ouders, die
bezorgd zijn over het lot der kinderen, kan
hooren: een bits tèrrr-terrr. De lokroep is
ook wel pittig, maar klinkt toch, ondanks
zyn scherpte, een ietsje vriendelijker: tèk-
tèk; „like the noisy winding-up of a clock",
las ik eens bij een Engelsch schrijver.
Wat bij den winterkoning, dien men
eigenlijk nooit lange continu-vluchten ziet
ondernemen, tenslotte ook nog opvalt, is het
duidelijk hoorbaar snorrend geluid, dat de
snel trillende vleugels maken, wanneer de
vogel vliegt; het doet eenigszins denken
aan het rumoer van patrijzenwieken.
RINKE TOLMAN.
Uitspraken van de strafzitting van
Vrijdag 6 Januari 1939.
Overtredingen van de Motor
en Rijwielwet:
A. H. te Alkmaar, 1 boete of 1 week
tuchtschool. A. v. d. K. te Oude-Niedorp,
Th. S. te Heemskerk, ieder 3 boete of 1
week tuchtschool. C. M. te Bergen, G. van
V. te Petten, ieder 1 boete of 1 dag hech
tenis. W. K. te Alkmaar, C. O. te Koedijk,
E. B. te Alkmaar, ieder 2 boete of 1 dag
hechtenis. J. J. v. S. te Alkmaar, G. A. v.
H. te Jutfaas, L. v. d. B te Bergen, H. K. te
Wieringen, N. P. B. te Alkmaar, ieder 2
boete of 2 dagen hechtenis. J. M. te Alk
maar, A. H. M. te Bergen, R. L. te Sint Anna
Parochie, ieder 3 boete of 3 dagen hechte
nis. C. de J. te Alkmaar, J. K. te Alkmaar,
W. W. te Alkmaar, A. B. te Uitgeest, ieder
4 boete of 4 dagen hechtenis. P. S. te
Harenkarspel, f 5 boete of 3 dagen hechte
nis. J. B.,te Heerhugowaard, f 3 f 2 boete
of 3 en 2 dagen hechtenis. M. K. te Noord-
scharwoude, 6 boete of 4 dagen hechtenis.
J. R. te Zwaag, 7.50 boete of 5 dagen
hechtenis. B. J. O. te Termunten, 10 boete
of 6 dagen hechtenis.
Overtredingen van de Poli
tieverordeningen:
A. T. te Alkmaar, f 2 boete of 1
tuchtschool. J. J. D. te Alkmaar, H.
te Alkmaar, ieder 3 boete of 2
hechtenis. J. A. te Alkmaar, C. L. M.
te Castricum, ieder 3 boete of 3
hechtenis. P, W. te Alkmaar, 4 boete of
2 dagen hechtenis. C. v. H. te Bergen, f 4
boete of 4 dagen hechtenis. J. B. te Velsen,
10 boete of 8 dagen hechtenis.
Overtredingen van Artikel
453 van het Wetboek van
Strafrecht (openbare dronkenschap):
S. W. te Heiloo, P. A. te Heiloo, ieder 6
boete of 6 dagen hechtenis.
Overtredingen van de Ar
beidswet;
R. B. te Alkmaar, 3 boete of 3 dagen
hechtenis.
Overtredingen van Artikel
461 van het Wetboek van
Strafrecht (loopen over verboden
grond):
P. Z. Czn. te Egmond aan Zee, f 3 boete
of 2 dagen hechtenis.
Overtredingen van de
op de vrachtverdee1ing
D. R. te Katwijk aan Zee, 6 boete
4 dagen hechtenis.
week
de G.
dagen
M. M.
dagen
wet
of
Aan de Dammers!
In de laatste rubriek van het jaar 1938
gaven wij ter oplossing probleem 1574.
Sta n d.
Zw. 11 sch. op: 3, 9, 12, 13, 15, 17, 18,
19, 22, 27, 28.
W. 11 sch. op: 25, 29, 30, 33, 34, 35, 37,
39, 40, 41, 46.
Oplossing.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
29—23
37—32
4121
2 o-20
39—33
34 14
30 28!
1.
2.
3.
4.
5.
18 38
28:37
17 26
15 24
38 29
9 20
Uit de party.
Als wit in de volgende positie aan den
zet is, mag hij niet spelen 3731? Ziet gij
waarom
Zw. 14 sch. op: 3, 5, 7, 10/15, 20, 21, 24,
27, 36.
W. 14 sch. op: 16, 25, 28, 29, 33, 34, 35,
37, 38, 40, 42, 43, 44, 47.
Hoe npoediger U
er Kloostorb»n«m
op doet, hoe heter:
winterteenen, winterhielen, winterhanden
ontstaan, doordat er vergiften zich hebben
vastgezet in Uw weefsels. Deze schadelijke
eto'fen prikkelen van binnenuit Uw huid.
Deze wordt rood, jeukt, zwelt en gaat open.
Neem 's-avonds een heet voetbad en dot
dan een verband met Klooaterbalscm eroo
Dadelijk verdwijnt de jeuk. Doe er ook
's-morgens Kloosterbalsem op en verras,
send snel zult Ge er vanaf zijn. zelfs als
Uw winterteenen al zijn open gegaan
Onovertroffen als huidgenezend middel bij
gesprongen handen, kloven, schrale huid
Zwart zou dan laten volgen: 2430!
wit dwingend tot 35 24. Nu komt 3—8
(wit 31 22), zw. 1117 (wit 22 2), zw.
1217 (wit 16 27), zw. 812 (wit 2 19),
zw. 14 21 (wit 25 14) en zw. 10 37 met
winst.
In den volgenden mooien stand:
Zw. 9 sch. op: 12, 14, 16, 18, 19, 21, 23,
24, 26.
W. 9 sch. op: 27, 28, 32, 33, 34, 37, 38,
48, 49.
mag zwart niet 1217? spelen. Want dan
zou wit vervolgen met:
1. 34—29 1. 23 34
2. 28—22 2. 17 39
3. 37—31 3. 26 :28
4. 49—44! 4. 21:43
5. 44 :13 5. 19 8
6. 48 10! Heel mooi!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1575 van G. L. Gortmans.
Zw 12 sch. op: 2, 4, 7, 8, 9, 14, 16, 20, 23,
27 28 29
W. 12 sch. op: 11, 25, 35, 36, 37, 38, 40,
44, 47, 48, 49, 50.
Welke combinatie maakt wit?
In onze volgende rubriek geven wy de
oplossing.
Uit de memoires van de moeder van
/Maria Vetséra, over den liefdesroman
van Kroonprins Rudolf.
11)
Na den brief, waarin zij van haar eerste
ontmoeting met den kroonprins vertelde
schreef zij haar vriendin: „Marie Larisch is
afgereisd ert nu kan ik hem niet zien. Ik
verga van verlangen en kan den dag haast
niet afwachten, dat zij weer terugkomt.
Sedert ik hem ken en met hem gesproken
heb is myn liefde nog giooter geworden.
Dag en nacht zit ik op een manier te den
ken om hem te spreken te krijgen, maar
zonder Marie is het onmogelijk".
Marie Larisch liet de verliefde barones
niet al te lang wachten. Het kamermeisje van
Maria bekende later aan haar moeder, dat
gravin Larisch eenige dagen na haar eerste
bezoek weder naar Weenen kwam. Zij lo
geerde zooals altijd in het Grand
Hotel en haar eerste bezoek gold het paleis
Vetsera. De Barones ging samen met haar
weg, maar of zy haar dit maa) weer naar de
Hofburcht bracht is niet te bewyzen. In
ieder geval bracht zij haar beschermelinge
zelf weer naar huis.
Zeker was de verhouding tusschen de
zeventienjarige barones en den eenen
dertigjarigen troonopvolger nog absoluut
onschuldig. Dat is volkomen zeker, want
het meisje schrijft zelve van den dag, toen
alle terughouding wegviel en zij hem alles
bekende
Een juist beeld van gravin Marie Larisch.
Het gedenkschrift van barones Helena
Vetsera is van de eerste tot de laatste
bladzijde een aanklacht tegen gravin La
rischWallersee. De gravin leeft thans
nog op haar landgoed; twee jaar geleden
heeft zij haar memoires gepubliceerd.
Hierin tracht zy zich te verdedigen en
doet dat op de wijze van iemand, die zicii
schuldig voelt; zij valt haar tegenstanders
aan. De keizerin heeft Helena Vetsera ech
ter in het gelijk gesteld en na de tragedie
van Mayerling mocht gravin Larisch nog
slechts één enkele keer den drempel van
den Hofburcht overschrijden. Dat was,
toen zij Frans Jozef de liefdesbrieven van
Elisabeth verkocht
„Marie Larisch drijft mij in het onge
luk
Deze dramatische woorden staan aan
het slot van een brief van de zeventien
jarige Maria Vetsera aan haar vriendin.
Wie is deze gravin Larisch?
Zij is de dochter van den oudsten broer
van de keizerin, prins Ludwig van Beieren.
Ludwig was een zonderling mensch, even
als alle Wittelsbachers, zijn gedragingen
grensden vaak aan het pathologische. Op
een goeden dag verbaasde hij zijn familie
met de mededeeling, dat hij er over dacht,
de mooiste actrice van München, een ze
kere juffrouw Henriette Mendel, te trou
wen. Alle protesten waren vergeefsch en
het Hof moest zich er naar schikken; de
koning van Beieren maakte Henriette Men
del tien dagen voor de bruiloft barones en
bestemde voor de toekomstige kinderen
den naam Wallersee. De kleine Marie
kwam een jaar na de bruiloft ter wereld.
Uit de brieven van Elisabeth weten we,
dat de dochter, evenals haar moeder, een
schoonheid was. Henriette Mendel werd
niet aan het Hof toegelaten, doch prins
Ludwig bekommerde zich daar weinig om.
Hij leefde dag in, dag uit op zijn landgoed
Garatshausen.
Marie, barones Wallersee, was acht jaar
oud, toen de keizerin haar leerde kennen.
Vuil en op bloote voete begoot ze toen
de bloemen in het park van Garatshausen.
Toen zij haar tante zag, wierp zij haar gie
ter weg en vloog Elisabeth stormachtig om
den hals. Haar ongedwongenheid beviel
deze, maar nog meer het feit, dat het kind
dikwijls op een ongezadeld paard naar
München galoppeerde, om daar de voor
stellingen van een reizend circus by te wo
nen.-De romantische keizerin maakte van
de kleine Marie een soort asschepoester en
noodigde de geheele familie uit naar Wee
nen te komen misschien uitsluitend met
het doel, het hofkringetje en haar schoon
moeder, aartshertogin Sophie, te ergeren.
De arme Henriette Mendel wist met den
besten wil van de wereld niet zich volgens
de etikette te gedragen en Elisabeth amu
seerde zich uitstekend met de stormen van
verontwaardiging, die dit telkens in hof
kringen verwekte.
Marie, die slechts twee jaar jonger dan
Rudolf was, werd diens speelkameraad,
echter alleen als Elisabeth tegenwoordig
was. Anders zorgden zijn opvoeders er
op hoog bevel voor, dat deze bloedver
wante zoo ver mogelijk van den jongen
troonopvolger verwijderd werd gehouden.
Rudolf mocht Marie niet.
Zelfs als kind speelde hij reeds ongaarne
met haar en eenmaal bekende hij zijn
moeder, dat hij zelf niet wist, waarom zy
hem zoo onsympathiek was. Misschien kon
Marie er niets aan doen, maar hij kon zijn
gevoel geen geweld aandoen. Gravin
Festetich merkt in haar dagboek op: „Ma
rie Wallersee is zeer mooi, een stralende
vrouw. Maar zij heeft iets afstootends over
zich. Ik zou niet kunnen zeggen, wat het
was, maar mijn gevoel zegt me, dat dit
schepsel in den grond van haar hart slecht
en achterdochtig is. Misschien heeft zij ta
lent van haar moeder geërfd en probeert
slechts om in het leven comedie te spe
len
Het instinct van gravin Festetich bleek
juist te zijn: de nicht van de keizerin Vet
sera speelde ook in het leven comedie en
Helena Vetsera veroordeelt dit comediespel
in bittere bewoordingen.
Er loopt een gerucht echter voorna
melijk in sensatielectuur dat Rudolf en
Marie Wallersee een tydlang een intieme
verhouding met elkaar gehad zouden heb
ben. Er zijn echter geen bewijzen voor.
Marie Wallersee trouwde jong. De keizerin
zorgde voor haar uitzet en voor een bruid
schat overeenkomstig haar stand. Graaf
Heinrich Larisch voerde de zeventienjarige
barones in 1857 in Weenen voor het altaar.
Het huwelijk was echter niet gelukkig.
In Weenen werd veel gefluisterd over de
verschillende galante avonturen van de
gravin. Als jonge vrouw leefde zy op het
landgoed van haar man by Pardubitz, zy
kwam echter dikwijls naar Weenen en
werd door de keizerin steeds gaarne ont
vangen. Dit ongelukkige huwelijk duurde,
althans officieel, twintig jaar. Eerst na
den dood van Elisabeth lieten de echtelie
den zich scheiden en Marie Larisch knoop
te betrekkingen met het theater aan: zij
trouwde met den Beierschen operazanger
Otto Bruck.
Dit huwelijk was het slot van een lang
durige vriendschap, maar toch ging het
ook met dit tweede huwelijk mis. Met het
geld, dat Frans Jozef haar voor de aan
haar toevertrouwde brieven van Elisabeth
betaalde, ging zij naar Amerika, om een
nieuw leven te beginnen. Hier leerde
een farmer kennen, liet zich van Otto
Bruck scheiden en trouwde met den far*
mer. Maar de voorname vrouw, die de
schittering van het Weensche hofleven ge*
wend was, beviel het eenvoudige landleven
niet. Zij liet haar derden echtgenoot in den
steek en keerde naar Europa terug.
Uit verschillende omstandigheden van
ongeveer vijftig jaar geleden kan niet ont
kend worden, dat gravin Larisch zoo lang
zamerhand de antipathie van iedereen !n
de omgeving van Elisabeth en Rudolf ver
wierf. Zij hield de verschillende intriges
echter nauwlettend bij, daar zij bang was,
dat deze intriges haar vroeger of later
weer naar Garatshausen zouden verbannen
waar zij dan weer blootvoets de bloemen
In haar vaderlijken tuin zou kunnen begie
ten Daar had Marie Wallersee geen zin
in en zij dacht dat zij best bij Rudolf in de
gunst kon zien te komen, door hem aan
verschillende dameskenissen te helpen
want dat zijn huwelijk niet gelukkig was
en hij niet met zichzelf en de wereld
het reine was, wist ze.
(Wordt vervolgd.)