KLDDSTERBALSEM Rvoeten WvAA E TRAGEDIE MAYERLING DxtmutAdek Jk -M M M I JmÜletoti WINTERKONING. Kantongerecht te Alkmaar. AKKER'S VAN jaar de uitkeeringen zullen vermoedelijk slechts matig zijn als wel op de kans, dat met een conjunctuurverbetering in de Ver. Staten en een daarmede gepaard gaande verdere uitbreiding van de automobielpro ductie de statistische positie van het artikel rubber verder zal vooruitgaan. De wereld- rubbervoorraad is thans reeds ca. 40.000 ton kleiner dan in het begin van het vorige jaar. Belangrijk verbeterd zijn in de laatste maanden de vooruitzichten voor de Java- suikerindustrie, nadat de toestand in het midden van dit jaar zeer ongunstig was ge weest. Verschillende factoren hebben tot het prijsherstel op de suikermarkt bijgedra gen; in de eerste plaats wel de productie beperking door internationale overeen komst; voorts de mislukking van den suiker- bietoogst in een groot deel van Europa, ter wijl speciaal voor de Java-suiker van belang is een kleine opbrengst van den Britsch-In- dischen suikeroogst, waardoor dit vroeger zoo voorname afzetgebied voor Java-suiker weer meer suiker moet invoeren dan in de laatste jaren het geval was. In vergelijking met den laagsten stand van dit jaar in Mei en volgende maanden heeft de N.I.V.A.S. haar limites voor de meeste bestemmingen met 1.45 per 100 K.G. verhoogd. De gemid delde opbrengst voor den Java-suikeroogst 1938. zal naar raming ca. f 5.25 bedragen, dat is slechts weinig lager dan de middenprijs ad 5.40 per 100 K.G., die voor oogst 1937 werd bedongen. De dividenden over het af geloopen jaar zullen vermoedelijk dan ook niet veel lager uitvallen dan die over 1937. De resultaten van de Sumatra-tabakmij en. zullen, tenminste wat de opbrengst van het hoofdproduct betreft (naar men weet, hebben de meeste tabaksmijen. ook rubber- de Deli My. tevens palmolie-belangen) niet veel afwyken van die van het voorafgaande jaar. De gemiddelde verkoopprijzen bleven weliswaar bij die van het vorig jaar ten achter maar het aantal verkochte pakken was grooter. De Deli Batavia Mij., die ook een hoogeren prijs maakte, zal vermoedelijk een stijging der winst te zien geven. Voor de Nederlandsche scheepvaart is 1937 vermoedelijk een minder gunstig jaar ge weest dan zijn voorganger, maar toch zullen de resultaten waarschijnlijk nog wel bevre digend uitvallen. De vaste lijnen hebben niet in zeer sterke mate geleden van de in getreden daling op de scheepsvrachten- markt, omdat hun tarieven meest door inter nationale „conferences" worden vastgesteld. Verschillende maatschappijen der z.g. „wilde vaart" hadden in de eerste helft van het jaar nog contracten tot de in 1937 geldende gunstige prijzen loopen; in de tweede helft van het jaar is hun toestand echter ongun stiger geworden en dit zal wel in de finan- ciëele resultaten tot uiting komen. Het door „The Economist" samengestelde indexcijfer der scheepsvrachten is van 126.4 in Decem ber 1937 tot 109.4 in November j.L gedaald. Hieronder volgt een overzicht van het koersverloop, aangevend de hoogste en laag ste koersen, die in het afgeloopen jaar werden bereikt. laagste hoogste 30 Dec. 5 Jan. 1938 1938 1938 1939 3 Nederland '11 100»/, 104»/. 103 y 103 3 Nederland 1896/1905 3 Nederland '37 94 102' 98% 98% 90 my. 100 99 3-3 Nederland '38 94 K 102 101 101 2%N.W.S. 75 91 83 83 3 Den Haag '37 98»/, ïoi 99»/, 99 y 3 Noord-Holland '38 96 99 H 98}/, 98y 3 Rotterdam '37 97 101 y 101 v, 101 Amsterdamsche Bnk. 131 162 134% 134 Rotterd. Bnk. 124^ 152 y 129 X Ned. Handel Mij. 134 170 144 Jj 145% Koloniale Bnk. 100^ 162 160 159y Handelsver. „Amsterdam" 379 492 473 457 Javasohe Cultuur 115 208 207 196 Vorstenlanden 50% 93 90 90 Amsterdam-Rubber 165 245 228 225 Indische Rubber 94 164 y 150 146 Serbadjadi 62 126 112 110 Deli Batavia 190 254 206 205 Deli Mij. 239 317 252 261 Holland Amerika Lijn 91 118 H 113 118% Ned. Scheepv. Unie 98 126 117 116 Koninkl. Petroleum 285 377 y 320 y 328 Wanneer een en dezelfde vogel veel uit- eenloopende namen draagt, dan is dit een duidelijke aanwijzing, dat hij algemeen is en tot de populaire verschijningen kan worden gerekend. Dit is het geval met den winterkoning (Troglodytes troglodytes trog- lodytes), hetgeen blijkt uit de volgende op somming: klein Jantje, duimeling, duimpje, klein duimpje, tuinkruipertje, nettelkeunink, keuninkske, tommelid, h'eggenkruipertje, tomke, müske, krakkenüt, doempien, osse- keuninkien, klein muuske. Volledigheids halve laten wij ook nog de Engelsche, Fran- sche en Duitsche namen volgen: wren, troglodyte mignon, Zaunkönig. Bovendien is de winterkoning een vogel, waarmee men in alle seizoenen kennis kan maken. Uit onderzoekingen is namelijk ge bleken, dat stellig de meeste Nederlandsche winterkoningen geen reis naar verre Zuider gewesten ondernemen, doch in hun broed gebied of daaromtrent blijven. M.a.w.: ons klein Jantje is een standvogel, net als b.v. huismusch eh patrijs. Dit beteekent aan den anderen kant geenszins, dat er geen trek van winterkoningen plaats vindt. Buiten- landsche individuen kenmerkt namelijk wel de verplaatsingsdrang. Heel wat individuen uit den vreemde, misschien ook de geo- graphische vorm bergensis uit Noorwegen, die grooter vleugels heeft en donkerder on- derdeelen, bezoeken ons op den trek; zij blijven hier hangen of passeeren tijdens hun reis deze lage landen bij de zee. Het migra tie-verschijnsel kan bij den winterkoning in alle drie herfstmaanden worden vastgesteld en ook later, wanneer plotseling een felle winterkoude intreedt, kunnen wij opnieuw getuigen van hun vlucht voor het onwel gezinde weer. Ook moet het niet uitgesloten worden geacht, dat althans een deel van de Nederlandsche winterkoningen in den herfst Zuidelijker gebieden opzoekt. De reislustigen onder die kleinduimpjes ver schijnen, op weg naar hun broedgebieden, tijdens hun voorjaarstrek in Maart en April, soms nog in Mei, weer in ons land. Hoe dit zij, in voorjaar en herfst, in zomer en winter zitten wij flink in de winter koningen, die tot de zeer algemeene Neder landsche broedvogels kunnen worden ge rekend. Zooals reeds uit verschillende van bovenstaande plaatselijke benamingen kan worden opgemaakt, zijn de afmetingen van den winterkoning zeer klein; de meezen zijn, vergeleken bij hem, nog kanjers van vogels. Contrastrijk is zijn kleed geenszins: op eenigen afstand maakt hy den indruk van een eentonig-bruinen vogel, maar wan neer men hem van dichtbij bekijkt en daarvoor is gelegenheid te over, daar hij, ofschoon steeds op zijn tellen passend, een verre van schuwe klant is dan blijkt, dat meestal over den donker- tot rosbruinen rug donkere dwarsstrepen loopen; ook zijn vleugels en staart vertoonen een leuke blok- teekening. Kenmerkend zijn tevens de wit achtige streep boven het oog, het grappig- korte, veelal rechtopstaande wipstaartje en het fijne priemsnaveltje. Grauwbruin zijn op hun beurt de lichtere onderdeelen. De sexe- en seizoensverschillen dragen geen geprononceerd karakter. Het verrassende bij ons vogeldwergje is vooral de weergalooze vitaliteit, waarvan het voortdurend blijk geeft en die onder meer tot uiting komt in zijn lied, dat, wan neer men de bescheiden proporties van den winterkoning in aanmerking neemt, buiten gewoon krachtig moet worden genoemd. Zelf heb ik het meer dan eens met het af- loopen van een driftig-haastigen wekker vergeleken; het is een schetterend en dave rend lied tegelijk, energiek, pittig en kranig, snel en luid, eenigszins gelijkend op dat van den bastaardnachtegaal, maar toch gevari eerder, krachtiger en resoluter. Evenals de heggemusch, roodborst en spreeuw maakt hij deel uit van het kleine groepje winter- zangers. Van zyn ferme fanfares kan men feitelijk in alle seizoenen genieten. Dat hy een muzikaal hart heeft, blijkt onder meer uit het feit, dat hij ook vaak tijdens de vlucht zijn opbeurend liedje voordraagt. Bovendien beschikt de winterkoning over een geweldig groot aanpassingsvermogen: men kan hem toch aantreffen in de meest uiteenloopende landschappen, waar men zijn sluip-door-kruip-door-bewegingen, welke in menig opzicht aan die van muizen doen denken, kan bewonderen. Vlug en behendig als hij is, weet hij, mede doordat hij zoo klein is, door te dringen tot allerlei hoeken en gaten, waar hij ijverig zijn kostje bijeen- gaart: spinnen, insecten en de larven daar van. Hij komt ook vaak op den grond om zijn voedsel te verzamelen. In den winter, wanneer hij ook wel eens zaden eet, wordt hij meer of minder een omnivoor. Zoowel in eenzame streken, ver van de menschen, als vlak in hun nabijheid, bouwt de winterkoning, soms zelfs in vrij boom loos gebied, zijn nest, dat men op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen kan vinden. Nu eens zoekt hij het hierbij in de hoogte, dan weer blijft hij laag bij den grond: in bramen, in gaten in den grond, in takkenbossen, tusschen klimop, in jenever bessen, in het topje van hooischuren, in heggen, in rietmijten, in spleten van boomen en muren, in walkanten, onder stroodaken, onder boomstronken, onder bruggen, in oude nesten van andere vogels e.d. Er zouden nog wel honderd andere, soms heel gekke, nestplaatsen kunnen worden opge somd. Zelfs broedt hij zoo nu en dan in menschelijke woningen. Het ronde nest is langwerpig; het heeft de aandacht getrokken, dat het nestmateriaal meermalen, wat o.a. de kleur betreft, prach tig harmonieert met de omgeving, zoodat het nest niet steeds terstond opvalt. Gras, mos, blad en andere plantaardige bouwstoffen dienen voor de samenstelling der solide kin- derwieg. Het kleine vlieggat bevindt zich opzij. Mos, haren, planten pluis en vooral veel veertjes worden gebruikt voor de bin- nenbekleeding. Bij den winterkoning is herhaaldelijk een eigenaardige gewoonte vastgesteld: het mannetje toch pleegt ver scheidene nesten te bouwen, waar-in het wijfje nochtans niet haar eieren legt. In deze overtallige, maar geenszins overtollige z.g. speelnesten, door de Engelschen „cock- nests" genoemd, waarin zich geen veeren bevinden, plegen de vogels, ook 's winters wel te slapen. Zij veranderen dan in hol bewoners, hetgeen ook tot uitdrukking komt in den soortnaam troglodytes. Jaarlijks zijn er minstens twee broed sels en wel in de periode van eind April tot en met Augustus. De meeste legsels zijn vier- tot achttallig, maar er zijn ook wel nesten gevonden, waarin niet minder dan zestien eieren lagen. Op het witte schaalfond staan roode of bruinroode stippeltjes. Een enkele maal ontbreekt de teekening geheel, zoodat de eitjes dan volkomen blank zijn. Wanneer ze twee tot twee en een halve week zijn bebroed, verbreken de winter koninkjes de eischaal en het is vooral in dezen tijd en gedurende de periode, waarin het kroost wordt opgevoed, dat men zonder ophouden den alarmkreet der ouders, die bezorgd zijn over het lot der kinderen, kan hooren: een bits tèrrr-terrr. De lokroep is ook wel pittig, maar klinkt toch, ondanks zyn scherpte, een ietsje vriendelijker: tèk- tèk; „like the noisy winding-up of a clock", las ik eens bij een Engelsch schrijver. Wat bij den winterkoning, dien men eigenlijk nooit lange continu-vluchten ziet ondernemen, tenslotte ook nog opvalt, is het duidelijk hoorbaar snorrend geluid, dat de snel trillende vleugels maken, wanneer de vogel vliegt; het doet eenigszins denken aan het rumoer van patrijzenwieken. RINKE TOLMAN. Uitspraken van de strafzitting van Vrijdag 6 Januari 1939. Overtredingen van de Motor en Rijwielwet: A. H. te Alkmaar, 1 boete of 1 week tuchtschool. A. v. d. K. te Oude-Niedorp, Th. S. te Heemskerk, ieder 3 boete of 1 week tuchtschool. C. M. te Bergen, G. van V. te Petten, ieder 1 boete of 1 dag hech tenis. W. K. te Alkmaar, C. O. te Koedijk, E. B. te Alkmaar, ieder 2 boete of 1 dag hechtenis. J. J. v. S. te Alkmaar, G. A. v. H. te Jutfaas, L. v. d. B te Bergen, H. K. te Wieringen, N. P. B. te Alkmaar, ieder 2 boete of 2 dagen hechtenis. J. M. te Alk maar, A. H. M. te Bergen, R. L. te Sint Anna Parochie, ieder 3 boete of 3 dagen hechte nis. C. de J. te Alkmaar, J. K. te Alkmaar, W. W. te Alkmaar, A. B. te Uitgeest, ieder 4 boete of 4 dagen hechtenis. P. S. te Harenkarspel, f 5 boete of 3 dagen hechte nis. J. B.,te Heerhugowaard, f 3 f 2 boete of 3 en 2 dagen hechtenis. M. K. te Noord- scharwoude, 6 boete of 4 dagen hechtenis. J. R. te Zwaag, 7.50 boete of 5 dagen hechtenis. B. J. O. te Termunten, 10 boete of 6 dagen hechtenis. Overtredingen van de Poli tieverordeningen: A. T. te Alkmaar, f 2 boete of 1 tuchtschool. J. J. D. te Alkmaar, H. te Alkmaar, ieder 3 boete of 2 hechtenis. J. A. te Alkmaar, C. L. M. te Castricum, ieder 3 boete of 3 hechtenis. P, W. te Alkmaar, 4 boete of 2 dagen hechtenis. C. v. H. te Bergen, f 4 boete of 4 dagen hechtenis. J. B. te Velsen, 10 boete of 8 dagen hechtenis. Overtredingen van Artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht (openbare dronkenschap): S. W. te Heiloo, P. A. te Heiloo, ieder 6 boete of 6 dagen hechtenis. Overtredingen van de Ar beidswet; R. B. te Alkmaar, 3 boete of 3 dagen hechtenis. Overtredingen van Artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht (loopen over verboden grond): P. Z. Czn. te Egmond aan Zee, f 3 boete of 2 dagen hechtenis. Overtredingen van de op de vrachtverdee1ing D. R. te Katwijk aan Zee, 6 boete 4 dagen hechtenis. week de G. dagen M. M. dagen wet of Aan de Dammers! In de laatste rubriek van het jaar 1938 gaven wij ter oplossing probleem 1574. Sta n d. Zw. 11 sch. op: 3, 9, 12, 13, 15, 17, 18, 19, 22, 27, 28. W. 11 sch. op: 25, 29, 30, 33, 34, 35, 37, 39, 40, 41, 46. Oplossing. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 29—23 37—32 4121 2 o-20 39—33 34 14 30 28! 1. 2. 3. 4. 5. 18 38 28:37 17 26 15 24 38 29 9 20 Uit de party. Als wit in de volgende positie aan den zet is, mag hij niet spelen 3731? Ziet gij waarom Zw. 14 sch. op: 3, 5, 7, 10/15, 20, 21, 24, 27, 36. W. 14 sch. op: 16, 25, 28, 29, 33, 34, 35, 37, 38, 40, 42, 43, 44, 47. Hoe npoediger U er Kloostorb»n«m op doet, hoe heter: winterteenen, winterhielen, winterhanden ontstaan, doordat er vergiften zich hebben vastgezet in Uw weefsels. Deze schadelijke eto'fen prikkelen van binnenuit Uw huid. Deze wordt rood, jeukt, zwelt en gaat open. Neem 's-avonds een heet voetbad en dot dan een verband met Klooaterbalscm eroo Dadelijk verdwijnt de jeuk. Doe er ook 's-morgens Kloosterbalsem op en verras, send snel zult Ge er vanaf zijn. zelfs als Uw winterteenen al zijn open gegaan Onovertroffen als huidgenezend middel bij gesprongen handen, kloven, schrale huid Zwart zou dan laten volgen: 2430! wit dwingend tot 35 24. Nu komt 3—8 (wit 31 22), zw. 1117 (wit 22 2), zw. 1217 (wit 16 27), zw. 812 (wit 2 19), zw. 14 21 (wit 25 14) en zw. 10 37 met winst. In den volgenden mooien stand: Zw. 9 sch. op: 12, 14, 16, 18, 19, 21, 23, 24, 26. W. 9 sch. op: 27, 28, 32, 33, 34, 37, 38, 48, 49. mag zwart niet 1217? spelen. Want dan zou wit vervolgen met: 1. 34—29 1. 23 34 2. 28—22 2. 17 39 3. 37—31 3. 26 :28 4. 49—44! 4. 21:43 5. 44 :13 5. 19 8 6. 48 10! Heel mooi! Ter oplossing voor deze week: Probleem 1575 van G. L. Gortmans. Zw 12 sch. op: 2, 4, 7, 8, 9, 14, 16, 20, 23, 27 28 29 W. 12 sch. op: 11, 25, 35, 36, 37, 38, 40, 44, 47, 48, 49, 50. Welke combinatie maakt wit? In onze volgende rubriek geven wy de oplossing. Uit de memoires van de moeder van /Maria Vetséra, over den liefdesroman van Kroonprins Rudolf. 11) Na den brief, waarin zij van haar eerste ontmoeting met den kroonprins vertelde schreef zij haar vriendin: „Marie Larisch is afgereisd ert nu kan ik hem niet zien. Ik verga van verlangen en kan den dag haast niet afwachten, dat zij weer terugkomt. Sedert ik hem ken en met hem gesproken heb is myn liefde nog giooter geworden. Dag en nacht zit ik op een manier te den ken om hem te spreken te krijgen, maar zonder Marie is het onmogelijk". Marie Larisch liet de verliefde barones niet al te lang wachten. Het kamermeisje van Maria bekende later aan haar moeder, dat gravin Larisch eenige dagen na haar eerste bezoek weder naar Weenen kwam. Zij lo geerde zooals altijd in het Grand Hotel en haar eerste bezoek gold het paleis Vetsera. De Barones ging samen met haar weg, maar of zy haar dit maa) weer naar de Hofburcht bracht is niet te bewyzen. In ieder geval bracht zij haar beschermelinge zelf weer naar huis. Zeker was de verhouding tusschen de zeventienjarige barones en den eenen dertigjarigen troonopvolger nog absoluut onschuldig. Dat is volkomen zeker, want het meisje schrijft zelve van den dag, toen alle terughouding wegviel en zij hem alles bekende Een juist beeld van gravin Marie Larisch. Het gedenkschrift van barones Helena Vetsera is van de eerste tot de laatste bladzijde een aanklacht tegen gravin La rischWallersee. De gravin leeft thans nog op haar landgoed; twee jaar geleden heeft zij haar memoires gepubliceerd. Hierin tracht zy zich te verdedigen en doet dat op de wijze van iemand, die zicii schuldig voelt; zij valt haar tegenstanders aan. De keizerin heeft Helena Vetsera ech ter in het gelijk gesteld en na de tragedie van Mayerling mocht gravin Larisch nog slechts één enkele keer den drempel van den Hofburcht overschrijden. Dat was, toen zij Frans Jozef de liefdesbrieven van Elisabeth verkocht „Marie Larisch drijft mij in het onge luk Deze dramatische woorden staan aan het slot van een brief van de zeventien jarige Maria Vetsera aan haar vriendin. Wie is deze gravin Larisch? Zij is de dochter van den oudsten broer van de keizerin, prins Ludwig van Beieren. Ludwig was een zonderling mensch, even als alle Wittelsbachers, zijn gedragingen grensden vaak aan het pathologische. Op een goeden dag verbaasde hij zijn familie met de mededeeling, dat hij er over dacht, de mooiste actrice van München, een ze kere juffrouw Henriette Mendel, te trou wen. Alle protesten waren vergeefsch en het Hof moest zich er naar schikken; de koning van Beieren maakte Henriette Men del tien dagen voor de bruiloft barones en bestemde voor de toekomstige kinderen den naam Wallersee. De kleine Marie kwam een jaar na de bruiloft ter wereld. Uit de brieven van Elisabeth weten we, dat de dochter, evenals haar moeder, een schoonheid was. Henriette Mendel werd niet aan het Hof toegelaten, doch prins Ludwig bekommerde zich daar weinig om. Hij leefde dag in, dag uit op zijn landgoed Garatshausen. Marie, barones Wallersee, was acht jaar oud, toen de keizerin haar leerde kennen. Vuil en op bloote voete begoot ze toen de bloemen in het park van Garatshausen. Toen zij haar tante zag, wierp zij haar gie ter weg en vloog Elisabeth stormachtig om den hals. Haar ongedwongenheid beviel deze, maar nog meer het feit, dat het kind dikwijls op een ongezadeld paard naar München galoppeerde, om daar de voor stellingen van een reizend circus by te wo nen.-De romantische keizerin maakte van de kleine Marie een soort asschepoester en noodigde de geheele familie uit naar Wee nen te komen misschien uitsluitend met het doel, het hofkringetje en haar schoon moeder, aartshertogin Sophie, te ergeren. De arme Henriette Mendel wist met den besten wil van de wereld niet zich volgens de etikette te gedragen en Elisabeth amu seerde zich uitstekend met de stormen van verontwaardiging, die dit telkens in hof kringen verwekte. Marie, die slechts twee jaar jonger dan Rudolf was, werd diens speelkameraad, echter alleen als Elisabeth tegenwoordig was. Anders zorgden zijn opvoeders er op hoog bevel voor, dat deze bloedver wante zoo ver mogelijk van den jongen troonopvolger verwijderd werd gehouden. Rudolf mocht Marie niet. Zelfs als kind speelde hij reeds ongaarne met haar en eenmaal bekende hij zijn moeder, dat hij zelf niet wist, waarom zy hem zoo onsympathiek was. Misschien kon Marie er niets aan doen, maar hij kon zijn gevoel geen geweld aandoen. Gravin Festetich merkt in haar dagboek op: „Ma rie Wallersee is zeer mooi, een stralende vrouw. Maar zij heeft iets afstootends over zich. Ik zou niet kunnen zeggen, wat het was, maar mijn gevoel zegt me, dat dit schepsel in den grond van haar hart slecht en achterdochtig is. Misschien heeft zij ta lent van haar moeder geërfd en probeert slechts om in het leven comedie te spe len Het instinct van gravin Festetich bleek juist te zijn: de nicht van de keizerin Vet sera speelde ook in het leven comedie en Helena Vetsera veroordeelt dit comediespel in bittere bewoordingen. Er loopt een gerucht echter voorna melijk in sensatielectuur dat Rudolf en Marie Wallersee een tydlang een intieme verhouding met elkaar gehad zouden heb ben. Er zijn echter geen bewijzen voor. Marie Wallersee trouwde jong. De keizerin zorgde voor haar uitzet en voor een bruid schat overeenkomstig haar stand. Graaf Heinrich Larisch voerde de zeventienjarige barones in 1857 in Weenen voor het altaar. Het huwelijk was echter niet gelukkig. In Weenen werd veel gefluisterd over de verschillende galante avonturen van de gravin. Als jonge vrouw leefde zy op het landgoed van haar man by Pardubitz, zy kwam echter dikwijls naar Weenen en werd door de keizerin steeds gaarne ont vangen. Dit ongelukkige huwelijk duurde, althans officieel, twintig jaar. Eerst na den dood van Elisabeth lieten de echtelie den zich scheiden en Marie Larisch knoop te betrekkingen met het theater aan: zij trouwde met den Beierschen operazanger Otto Bruck. Dit huwelijk was het slot van een lang durige vriendschap, maar toch ging het ook met dit tweede huwelijk mis. Met het geld, dat Frans Jozef haar voor de aan haar toevertrouwde brieven van Elisabeth betaalde, ging zij naar Amerika, om een nieuw leven te beginnen. Hier leerde een farmer kennen, liet zich van Otto Bruck scheiden en trouwde met den far* mer. Maar de voorname vrouw, die de schittering van het Weensche hofleven ge* wend was, beviel het eenvoudige landleven niet. Zij liet haar derden echtgenoot in den steek en keerde naar Europa terug. Uit verschillende omstandigheden van ongeveer vijftig jaar geleden kan niet ont kend worden, dat gravin Larisch zoo lang zamerhand de antipathie van iedereen !n de omgeving van Elisabeth en Rudolf ver wierf. Zij hield de verschillende intriges echter nauwlettend bij, daar zij bang was, dat deze intriges haar vroeger of later weer naar Garatshausen zouden verbannen waar zij dan weer blootvoets de bloemen In haar vaderlijken tuin zou kunnen begie ten Daar had Marie Wallersee geen zin in en zij dacht dat zij best bij Rudolf in de gunst kon zien te komen, door hem aan verschillende dameskenissen te helpen want dat zijn huwelijk niet gelukkig was en hij niet met zichzelf en de wereld het reine was, wist ze. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 10