Critiek op minister Goseling.
E TRAGEDIE
MAYERLING
leuiiêeton
Leden der Eerste Kamer onvoldaan.
t
Binnenland
Uit
het voorioopig verslag over
de justitiebegrooiing.
Felle brand te Musselkanaal
Hotel in de asch gelegd.
In kruiend ijs bekneld
geraakt.
Drie tankbooten loopen gevaar
in elkaar gedrukt
te worden.
Gemeentebus ramt per
sonenauto.
Twee gewonden.
Tegen censuur op tooneel-
stukken.
Een manifest van tooneelapelers
=====VAN
TWEEDE BLAD.
Blijkens het voorioopig verslag over de
justitiebegrooting voor 1939 verklaarden
verscheidene leden den minister geen lof
te kunnen brengen voor het door hem
gevoerde beleid.
Zij meenden, dat de resultaten van zijn
beleid niet beantwoorden aan de bij zijn
optreden gekoesterde verwachtingen.
Met name achtten zij de rechtszekerheid
en het gezag sedert het optreden van dezen
bewindsman niet te zijn verstevigd. In dit
verband werd in het bijzonder gewezen op
de „zaak Oss" en de „wilde-bussen-
kwestie".
Wat voorts het terrein der wetgeving
betreft, wachten sinds langeren of kor-
teren tijd tal van belangrijke onderwerpen
op afdoening.
De Ossche zaak.
Enkele leden wezen op den onbevredi-
genden indruk, welken 's ministers optre
den tegen de brigade Oss der konirklijke
marechaussee in breeden kring heeft ge
maakt.
Andere leden waren van oordeel, dat
een bespreking van het door den minister
te dezer zake gevoerde beleid behoorde te
worden uitgesteld totdat de Tweede Kamer
zich aan de hand van de door den minister
toegezegde nota nader over de zaak zou
hebben uitgesproken.
Autobusdiensten
Verscheidene leden waren van oordeel
dat de door den minister tegen zooge
naamde wilde autobusdiensten genomen
maatregelen op een tijdstip, waarop een
uitspraak van den Hoogen Raad kon wor
den verwacht, waarbij artikel 2 van het
reglement autovervoer personen (R.A.P.)
niet verbindend zou worden verklaard
gelijk dan ook is geschied terecht ont
stemming heeft gewekt. Het te dezen ge
voerde beleid heeft niet bijgedragen tot
versterking van het gezag.
Naar de meening dezer leden had de
regeering beter gedaan om, zoodia twijfel
kwam te rijzen aan de verbindendheid van
artikel 2 van het R.A.P., onmiddellijk de
indiening van een ontwerp-noodwetje te
bevorderen. Daardoor had kunnen worden
voorkomen, dat het wilde-busbedrijf een
dusdanigen omvang had genomen en
zouden ondernemers en publiek niet in
zóó sterke mate in hun verzet zijn gestijfd.
Velen worden nu in hunne zij het dan
niet gerechtvaardigde verwachtingen
teleurgesteld.
Verschiller.de andere leden achtten
's ministers optreden tegen de ondernemers
der bedoelde busdiensten niet te laken.
Teneinde de nakoming te verzekeren van
de uitspraken van den president der recht
bank te Amsterdam, was de minister wel
verplicht de politie te instrueeren. Is de
fout, zoo werd gevraagd, niet veeleer te
zoelcen bij het departement van water
staat, dan bij dat van justitie?
Nog andere leden, die geneigd waren
deze vraag bevestigend te beantwoorden,
meenden toch dat er ook andere rechter
lijke uitspraken waren dan de Amsterdam-
sche en het alleen uit dien hoofde reeds de
voorkeur zou hebben verdiend, indien de
minister het arrest van den Hoogen Raad
had afgewacht.
Handhaving van het gezag.
Verscheidene leden verklaarden niet
geheel te zijn voldaan over 's ministers
beleid ten aanzien van de handhaving van
het gezag en zijn optreden tegen excessieve
uitingen en extremistische stroomingen.
Met aandrang bepleitten zij een zoo
krachtig mogelijk optreden tegen anti-
semietische uitingen, opdat deze „nationale
schande" binnen de engst mogelijke gren
zen worde gehouden.
Voorts werd van deze zijde aangedron
gen op maatregelen ter voorkoming van
een herhaling van overtreding van het
uniformverbod door buitenlandsche groe
pen, welke deelnemen aan sport-evene-
menten in ons land.
Enkele leden meenden, dat de overheid
bij gelegenheid van den terugkeer van de
vrijwilligers uit Spanje te ver is gegaan,
met name doordat zelfs een maaltijd aan
de terugkeerenden is verstrekt. Deze leden
achtten een scherp toezicht op hun gestie
noodzakelijk, daar zij te beschouwen zijn
als een bolsjewistisch weerkorps.
Dezelfde leden meenden, dat in onvol
doende mate wordt opgetreden tegen uit
latingen in beleedigenden vorm over de
nationaal-socialistische beweging.
Tegenover deze klacht stelden andere
leden als hun meening, dat er wel nauwe
lijks eenig ernstiger voorbeeld van ont-
aardig der politieke zeden valt aan te
wijzen als waarvan juist de pers dier be
weging in hare beleedigingen van groote
volksgroepen en personen onophoudelijk
blijk geeft. Het was dan ook mede met het
oog op het excessief karakter van deze
pers, dat tal van leden op verscherpte
maatregelen aandrongen.
Vreemdelingenrecht.
Verscheidene leden verklaarden, dat ook
het beleid van den minister ten aanzien
van het toelaten van Duitsche vluchtelin
gen, vervolgd om der wille van politieke
overtuiging, geloof of ras, hun geen vol
komen voldoening vermocht te schenken.
Al stemden zij toe, dat tegen onbelem
merde toelating van vluchtelingen in ons
land groote bezwaren bestaan, zij meenden
toch, dat het verstand aan de stem van het
hart weieens te veel het zwijgen oplegt.
Tegenover zoo schrijnend leed moge, voor
al waar het kinderen geldt, aan ambtelijke
voorschriften niet met te groote gestreng
heid worden vastgehouden.
Aangedrongen" werd op den bouw van
barakken aan grensstations, waar immi
granten en transmigranten voor zeer kor
ten tijd verblijf zouden kunnen houden,
wanneer hun papieren niet geheel in orde
zijn.
Verschillende andere leden waren van
oordeel, dat niet steeds voldoende begrip
wordt getoond voor de groote moeilijk
heden, welke zouden ontstaan, indien de
regeering in dezen een andere gedragslijn
had gevolgd en zou volgen. Het is een eisch
van zelfbehoud, slechts een zeer beperkte
toelating van vluchtelingen te doen plaats
hebben. Niet alleen uit een oogpunt van
algemeen belang, doch ook in verband met
de belangen van de Joodsche 'Nederlanders
in het bijzonder moet er op worden acht
gegeven, dat zich geen te groot contingent
van Duitsche Joden in ons land zal vesti
gen.
Gisteravond heeft een felle brand gewoed
in het bekende hotel van den heer G. de
Boer, gelegen aan de Marktstraat te Mussel
kanaal. De brand is ontstaan door het vlam
vatten van een film, tijdens een bioscoop
voorstelling voor kinderen. De brand woedde
in de cabine, doch sloeg na korten tijd naar
de zaal over. Het vuur verspreidde zich zeer
snel en het duurde slechts korten tijd of het
geheele gebouw, dat twee verdiepingen hoog
is, stond in lichter laaie.
De ongeveer honderdvijftig kinderen,
die zich in de bij het hotel behoorende bios
coopzaal bevonden, konden veilig het ge-
gebouw verlaten. Ook de andere, zich in het
gebouw bevindende personen, bekwamen
geen letsel.
De motorspuiten van Musselkanaal en
Stadskanaal trachtten het vuur te blusschen,
doch van het redden van het hotel kon geen
sprake meer zijn. Integendeel, het vuur
sloeg ook nog over naar het aangrenzende
perceel werd een prooi der vlammen.
Slechts korten tijd geleden was de bios
coopzaal van hotel de Boer verbouwd en
gemoderniseerd.
Bemanning loopt over het ijs
naar de kust.
Drie tankbooten, t.w. de Leonide 7,
de Leonide 1 en de Shell 6, gesleept door
de sleepboot Tina van de Gebrs. Wage-
makers uit Gronigen, hebben op onge
veer zes kilometer W.N.W. van Hinde-
loopen op het IJselmeer de reis moeten
staken tengevolge van het kruiende ijs.
Het convooi was gistermorgen om onge
veer negen uur uit Stavoren vertrokken met
bestemming Kornwerderzand. Het zou de
reis maken via een vaargeul, welke tijdens
de vorstperiode door een ijsbreker was open
gehouden. Tevoren had men uit Stavoren
Kornwerderzand opgebeld om te informee-
ren of de geul nog bevaarbaar was, waarop
een bevestigend antwoord was ontvangen.
Veiligheidshalve echter moesten de booten
op ongeveer zes kilometer W.N.W. van Hin-
deloopen de reis staken. Kort nadat de sche
pen gestopt waren, werd de stuurhut van de
Leonide 1 door het kruiende ijs van het dek
afgeschoven. Ook onder de twee andere
tankbooten begon het ijs op te schuiven en
het gevaar was niet denkbeeldig dat de
booten in elkaar gedrukt zouden worden. De
bemanning verliet hierop de schepen, sprong
op het ijs en begaf zich aan boord van de
sleepboot. Een kwartier nadien, om onge
veer elf uur, achtte men den toestand op de
sleepboot ook niet meer veilig, zoodat men
ook deze verliet. Alleen de bemanning van
de Tina zelve bleef aan boord.
De uit acht leden bestaande bemanning
van de drie tankbooten, waaronder de vrouw
van den kapitein van één der booten, aan
vaardde te vcet over het ijs den tocht naar
Kindeloopen, waar zij anderhalf uur later
aankwam, een der opvarenden, die invalide
was, heeft men door middel van een ge-
improviseerde slee over het ijs vervoerd.
Eenige bewoners van Hindeloopen zijn de
opvarenden tegemoet geloopen, om hun een
plaats aan te wijzen, waar zij goed aan land
konden gaan.
De Tina zal trachten alleen naar Sta
voren terug te keeren. De drie tankers
blijven in het ijs liggen. Hun toestand is
zeer critiek, vooral van de Leonide 1,
die reeds vrij diep ligt en haast niet
meer is te zien.
Er bestaat groot gevaar, dat de booten
in elkaar gedrukt zullen worden.
Indien het kruien van het ijs tijdig op
houdt, zal de Tina zich weer ngar de tankers
begeven om ze vlot te sleepen.
De Leonide 1, metende 99 ton, was gela
den met 80.000 liter benzine, gasolie sn
petroleum; de Leonide 7, metende 181 ton,
heeft 20.000 liter petroleum en 40.000 liter
waterballast aan boord en de Shell 6, meten
de 175 ton, heeft 30.000 liter waterballast in.
De Leonidebooten zijn eigendom van de
firma J. Vroege te Alblasserdam en de
Shellboot behoort toe aan de Koninklijke
Petroleummaatschappij
Gistermorgen vond te Amsterdam een ern
stige botsing plaats op de kruising van de
Van der Pekstraat en den Heimansweg tus-
schen een autobus van lijn B. en een per
sonenauto.
De personenauto, welke van rechts kwam,
werd in den flank gegrepen, over een lengte
van 10 tot 15 meter voortgeschoven en kwam
ten slotte tot stilstand tegen een tuinmuur
tje. De auto werd geheel vernield. De be
stuurder kreeg een ribfractuur, terwijl zijn
zesjarig zoontje over inwendige pijnen
klaagde.
Zij werden naar hun woning vervoerd,
waar de dokter hen behandelde.
SLACHTOFFER VAN ONBEWAAKTEN
OVERWEG.
Door trein gegrepen en gedood.
Op den onbewaakten overweg bij Pur-
merland is vannacht te omstreeks twaalf
uur de 21-jarige J. Schaap uit den lip, die
op de fiets uit de richting Purmerend huis
waarts keerde, door den laatsten trein ge
grepen en gedood.
Schaap was onlangs uit Spanje terugge
keerd, waar hij geruimen tijd met de re-
geeringstroepen had meegevochten.
VADERLANDSLIEVENDE DAAD
NAVOLGING.
TER
OUDHEIDKUNDIGE VONDSTEN.
Bij het z. g. Hondslog aan den Harskam-
perweg te Lunteren heeft een grindgraver
eenige beenderen blootgelegd die door dr.
Raven van de universiteit te Utrecht met
behulp van andere deskundigen onderzocht
zijn.
De beenderen bleken afkomstig te zijn
van een mammoet, hetgeen zeer opmerke
lijk is, daar tot dusverre op de Veluwe van
deze dieren nimmer iets gevonden werd.
Een wervel en een kies bevonden zich
nog in gaven toestand, de andere beende
ren vielen na aanraking uiteen.
Voorts werd op dezelfde plek een blik-
sembuis (fulguriet) blootgelegd, zooals die
in den zandbodem kunnen ontstaan door
blikseminslag. De buis was eenige meters
lang.
In de buurtschap De Valk werden bij
graafwerk een groot aantal urnen en een
klokbeker gevonden. Voorts trof men daar
aardewerk aan, waarvan de herkomst nog
niet kon worden vastgesteld.
De belangrijke archaelogische vondsten
zullen binnenkort in den „Koepel" te Lun
teren, waar reeds tal van oud-Veluwsche
voorwerpen aanwezig zijn, worden onder
gebracht.
De Vereeniging voor nationale Veiligheid,
welke er sinds eenige jaren naar streeft om
de ontwikkeling der nationale krachten
dienstbaar te maken aan de verhooging der
nationale veiligheid, heeft vanaf haar op
richting te kampen gehad met financieele
lasten, doordat zij geen contribueerende
leden bezit en zulks om hier niet nader
uiteen te zetten redenen ongewenscht
achtte.
Wel heeft zij in den loop der jaren be
langrijke bedragen samengebracht o.a. voor
het luchtverdedigingsfonds, het verspreiden
van brochures en andere werkzaamheden, in
totaal meer dan 130.000. Het overgroote
deel is echter ten dienste van het lucht
verdedigingsfonds aangewend. Zoodoende
wordt de vereeniging in haar actie wel vaak
door gebrek aan gelden min of meer ge
remd.
Een goed vaderlander heeft zich thans
bereid Verklaard om de vereeniging te
helpen met een bijdrage van 250, mits nog
tien andere personen (geen instellingen)
vóór 1 Februari 1939 zijn voorbeeld volgen.
Bovendien heeft deze zelfde persoon nog
eens een bedrag van 250 toegezegd, indien
eveneens tien instellingen bereid zouden
worden gevonden vóór 1 Februari 1939 een
zelfde bedrag beschikbaar te stellen.
Het bestuur van de Vereeniging voor
Nationale Veiligheid spreekt daarom thans
de hoop uit, dat tien Nederlanders en even
eens tien Nederlandsche instellingen bereid
worden gevonden het initiatief van dezen
goeden vaderlander te helpen verwezen
lijken.
Aldus zullen zij aan de Vereeniging voor
Nationale Veiligheid de middelen verschaf
fen zoo noodig om-haar activiteit te kunnen
ontplooien. Mededeelingen over zulke bij
dragen worden gaarne tegemoet gezien aan
het adres van den penningmeester der Ver
eeniging voor Nationale Veiligheid, J. de
Wittlaan 8 te 's-Gravenhage (giro no.
287.177).
POST EN LEVENSMIDDELEN OP URK
GEBRACHT.
De waakzame vuurtorenwachter.
Zaterdagmiddag om 13.10 uur kwamen
op Urk aan de postboot jhr. von Ciusau
en de motorboot Idonea, die des morgens
om zeven uur van den Vossenwaard ver
trokken waren. De twintig passagiers
hadden den nacht aan boord doorgebracht.
De vracht van de beide booten bedroeg
een aanzienlijke hoeveelheid: voor vier
weken levensmiddelen en zestien zakken
post.
Ofschoon de reis zes uur geduurd heeft,
kan men, gezien de moeilijke omstandig
heden, toch van 'n vlotten overtocht spre
ken. Dit is voornamelijk te danken aan de
waakzaamheid van den vuurtorenwachter,
die de kapiteins regelmatig radiografisch
aanwijzingen heeft gegeven omtrent den
te volgen koers.
Een groot aantal personen, allen behoo-
rende bij het tooneel, heeft gemeenschap-
pelijk vastgesteld, dat het noodzakelijk is
geworden hun meening te doen kennen
omtrent tendenzen, die de vrijheid van het
tooneel bedreigen.
Meer en meer wordt opvoering van too-
neelstukken van sociale en cu tureela ba-
teekenis, die een uitspraak bevatten ov*
de groote vraagstukken van het geweld et»
de onderdrukking, van het machtsmUbrutk
en de rechteloosheid, door bestuurslnstan-
ties en politieke groepen verboden, andere
stukken bereiken het publiek niet, omdat
men een verbod vreest en geen risico in
het toch reeds moeilijke tooneelbedrijf kan
nemen. 1
Door dezen gang van zaken kan het too*
neel slechts zeer ten deele zijn functie als
spiegel van den tijd en drager van cultuur
waarden, d.w.z. zijn opvoedende taak, ver-
Tegen deze ontwikkeling protesteeren de
tooneelspelers unaniem. Zij doen een be
roep op 't publiek hierin naast hen stelling
te nemen, om te verhinderen, dat het too
neel in zijn vrije ontplooiing wordt ver-
stikt. .*ii
Daarnaast protesteeren de tooneelspelers
tegen de toenemende censuur, die op den
inhoud der te spelen stukken wordt uitge
oefend, waardoor tal van elementen uit de
stukken zonder meer geschrapt worden.
Zij herkennen hierin een aantasting van de
vrijheid van het woord, die gevaren ln zich
draagt voor de toekomst van de geestelijke
vrijheid in het algemeen. Een volk, dat
slechts het toegelaten woord te hooren of
te lezen mag krijgen, staat onder voogdij
als onmondigen.
Terwille van hun toekomst in het bijzon
der en van de waarde der geestelijke vrij
heid van het volk in het algemeen, pro
testeeren de tooneelspelers, in het vertrou
wen, dat dit protest weerklank zal vinden.
Aangezien de sociale taak der kunste
naars niet zoozeer een politieke als wel een
cultureele is, is het van belang hierbij vast
te stellen, dat dit manifest mede onder
steund en ten deele geïnspireerd is door
eenige honderden kunstenaars van ander
ambacht dan het tooneel, welke kunste
naars zich vereenigd hebben in en rondom
het kunstenaarscentrum voor geestelijke
weerbaarheid.
Het organisatiebureau van dit centrum
(Roelofstraat 84, den Haag) ontvangt gaar
ne de bewijzen van instemming met den in
houd van dit manifest.
HET VERDACHTE STERFGEVAL TE
UTRECHT.
De tragische vondst van de 81-jarige me
juffrouw Sibbing in haar woning aan de
Joh. Kamphuisstraat heeft de Utrechtsche
recherche voor een moeilijk probleem ge
steld
Hoewel verschillende omstandigheden er
op wijzen, dat zich in deze kleine woning
een drama heeft afgespeeld, waarvan de
vrouw het slachtoffer is geworden, neemt
men toch niet zonder meer aan dat hier een
roofmoord zou hebben plaats gevonden.
Daar niemand in de omgeving ook maar iets
verdachts heeft gehoord, neemt men voor
ioopig aan dat de vrouw aan haar belager
weinig weerstand heeft geboden. Mogelijk is
zij bij het zien van den inbreker aan een
hartverlamming overleden, zoodat in dit
geval van moord geen sprake is geweest. De
inbreker heeft daarop ongestoord de kleine
woning grondig onderzocht, heeft daarbij
alles overhoop gehaald en is op volkomen
normale wijze door de voordeur verdwenen.
Daar het eenvoudige slot verbroken was,
kon hij de deur niet achter zich sluiten. Dit
wekte den volgenden dag de achterdocht
van den ambtenaar van het gemeentelijk
gasbedrijf, die, na vergeefs te hebben aan
gebeld, de woning binnenging en de ont
stellende ontdekking deed.
De vrouw leefde volxomen op zichzelf,
zoodat niemand iets over haar kan mede-
deelen. Men weet niet of zij geld had en
wat de inbreker heeft ontvreemd. Hoewel
het onderzoek nog voortduurt, betwijfelt de
politie ten zeerste, of zij spoedig succes zal
hebben.
D
Uit de memoires Tan de moeder van
.Maria Vetséra, over den liefdesroman
van Kroonprins Rudoli.
12)
De ongelukkige Marie Vetsera was niet
de eerste maar in elk geval de laatste
die door gravin Larisch, het nichtje van
de keizerin, langs de geheime trappen in
de jonggezellenwoning van Rudolf werd
gebracht. In Weenen wist iedereen, dat
gravin Larisch ook de bevelen aan Brat-
fisch overbracht, die de heldinnen van Ru-
dolf's galante avonturen, in zijn gesloten
rijtuig, naar den achteringang op de Al-
brechtrampe bracht en ze daar afzette.
Waar Helena Vetsera, vol wroeging en
vertwijfeling alle schuld op gravin Larisch
werpt, moet men haar ten deele gelijk ge
ven. De politiepresident van Weenen kende
haar beter dan de barones, die zich direct
beriep op vijftienjarige vriendschap met de
nicht van de keizerin. De politie-commissa-
ris had geen recht, om nasporingen te doen
naar Rudolf's galante avonturen maar de
Weensche detectives vertelden er toch wel
eens het een en ander van in een brief
klaagt barones Vetsera ook haar nood, dat
zij zich bij de wandelingen in het Pardo
steeds omringd wist door detectives. Toen
de politiecommissaris twee dagen voor de
tragedie aan de moeder vroeg: „Is U wel
zeker van gravin Larisch?" wist hij zelf
reeds precies wat hij aan haar had.
Of het onder andere omstandigheden ook
tot zulk een verschrikkelijk einde gekomen
zou zijn, valt nooit met zekerheid te zeg
gen. Men weet, dat Rudolf de losbandig
heid van de Wittelsbachers geërfd had en
men weet ook, dat hij reeds voor het dra
ma van Mayerling met de gedachte aan
zelfmoord rondliep. Er wórdt ook wel ge
zegd, dat hij met een andere vrouw zelf
moord heeft willen plegen, maar dat deze
gillend en schreeuwend de kamer uitliep,
voor hij zijn wapen afschoot. Wanneer het
rijtuig van Bratfisch dien 28sten Januari
niet den weg naar Mayerling was ingesla
gen, had Rudolf zijn leven misschien ook
wel gewelddaig beëindigd, maar één ding
is zeker: de piepjonge Maria Vetsera was
hem niet in den dood gevolgd, als Marie
Larisch haar niet op dien vijfden Novem
ber door de donkere gangen en trappen
van den Hofburcht bij Rudolf gebracht had.
Drie maanden voor de tragedie van
Mayerling, eind October 1888, heeft Rudolf
zijn eersten brief aan Mary Vetsera ge
schreven en gedurende de drie maanden
dezer liefde ging er nauwelijks een dag
voorbij, dat er geen liefdesbrief van den
Hofburcht naar de Salesianergasse ging.
Geen enkele van deze brieven is terugge
vonden: gravin Larisch heeft ze het jonge
meisje afgenomen, onder het voorwend
sel, dat zij er beter op kon passen. Wat
gebeurde er met deze brieven? Niemand
weet het
Over de briefwisseling tusschen Rudolf
en Mary Vetsera verhaalt het gedenk
schrift het volgende:
„De correspondentie met den kroonprins
ging zoo, dat de brieven aan hem gericht,
aan zijn kamerdienaar geadresseerd werden
en door het kamermeisje van de barones
met kruiers bezorgd werden.
Het antwoord op den eersten brief van
den kroonprins was direct aan hem ge
adresseerd en door een besteller gestuurd,
waarop de prins echter de hierboven om
schreven regeling trof. De brieven van den
kroonprins werden aan het kamermeisje
van de barones geadresseerd en werden
aanvankelijk door bestellers, later door een
lakei van het Hof bezorgd.
Zooals uit de brieven van de barones
bleek, ontmoette zij den kroonprins meer
malen. Dit geschiedde dan van elf tot één
uur, of van twee tot vijf, waarbij zij steeds
voorwendde met gravin Larisch bood
schappen te doen. Toen deelde zij haar
vriendin echter mee, dat gravin Larisch
weg was en dat de kroonprins haar toch
gevraagd had om te komen, aangezien hij
niet langer kon doorgaan zonder haar ge
zien en gesproken te hebben. Dan was zy
dikwijls ook van zeven tot acht uur in den
Hofburcht geweest. Dit was echter alleen
maar mogelijk geweest als haar moederen
zuster naar de opera waren. Voor het be
gin van de Wagnercyclus, die op 11 Decem
ber met de „Rluingold" begon, kon zooiets
niet gebeurd zijn, daar de barones hoofd
zakelijk haar antipathie tegen de Wagne-
riaansche muziek gebruikte om thuis te
blijven.
Om in den Hofburcht te komen, liep zij
de Marokanergasse in, waar Bratfisch reeds
op den hoek stond te wachten. Meestal was
ze om negen uur weer thuis. En niemand
kon ook "ïaar jn de verste verte vermoe
den, dat zij in dien tusschentijd uitge
weest was. Behalve deze theateravonden
gebruikte zij den negentienden Januari
voor een bezoek aan den burcht, daar zij
toen wegens een lichte ongesteldheid ver
hinderd was1 met haar moeder en zuster
mee naar een bal te gaan. Andere samen
komsten kunnen slechts plaats gevonden
hebben gedurende de uren, dat zij met
gravin Larisch weg was en in elk geval
steeds buiten het huis van de barones. De
gravin begeleidde haar echter niet meer
in den burcht, maar zette haar achter het
Grand Hotel af, waar Bratfisch dan reeds
op haar stond te wachten en waar hij haar
ook steeds weer terugbracht.
Op een dag liet de gravin haar alleen
naar Schonbrunn rijden en haalde haar
later in de Lindegasse weer af. In Schon
brunn ging zij met den kroonprins wan
delen,^ '"aar zij vertelde haar kamermeisje
dat zy dat nooit weer deed, want dat zij
het erg angstig had gevonden, en dat zij
geloofde, dat zij gevolgd waren door de
tectives.
Op den avond van den 24sten Januari,
terwijl haar moeder in de opera was, kwam
de barones voor een ontmoeting in het
Prater, daar de tijd om naar den Hof
burcht te gaan, te kort was. Desondanks
verscheen de kroonprins om negen uur in
de opera. Volgens mededeelingen aan het
kamermeisje had zij vroeger ook al eens
een ontmoeting met den prins in het Pra
ter gehad, maar toen had de gravin haar
begeleid. De andere samenkomsten, welke
de gravin arrangeerde, schijnen alle op
den Hofburcht te hebben plaats gevonden.
De gravin haalde de barones bij deze ge
legenheden steeds zelve bij haar moeder af
en bracht haar steeds zelf weer thuis".
Na de tragedie van Mayerling ontstond
een ware lastercampagne tegen barones
Helena Vetsera. Om hieraan een eind te
maken, schrijft zij in haar memoires:
„Men heeft zich niet geschaamd h«t
praatje rond te strooien, dat de samen
komsten in het huis van de barones plaats
vonden. Dit is absoluut niet waar. Gedu
rende deze geheele periode heeft de kroon
prins het huis van de barones niet een
maal betreden, de barones had tot het
begin van de catastrophe geen idee van
een verhouding, zelfs nog niet toen haar
dochter verdwenen was, evenmin als 20
kon vermoeden, dat zij hem ooit gespro
ken zou hebben. Evenmin heeft de kroon
prins in het geheim, zonder medeweten
van de barones haar huis bezocht, hetgeen
het gezamenlijke personeel kan bewijzen.
Wordt vervolgd.