Oudejaarsavond in Indië. Financieel Overzicht. 4 Het oude jaar wordt met daverend lawaai weggeknald, WAT VAN VERRE KOMT, IS HET RESTE TWEEDE BLAD. Toenemende saamhoorigheid. 't Is Nieuwjaarsdag als ik dit schrijf en nog is het lawaai van vuurwerk, waar mede hier de overgang van oud naar nieuw zich manifesteert, niet verstomd. Dit is een wonderlijke liefhebberij bij alle bevolkingsgroepen en bij oud en jong, om onder daverend geweld van vuurwerk het oude jaar weg te knallen en te paffen en het nieuwe jaar welkom te heeten. Daar aan gaan de Inheemschen zich te buiten bij hun taoen baroe; waarover ik onlangs schreef; zoo doen de Chineezen, die er nóg meer op verzot zijn; zoo doet men in Europeesche kringen, al heet 't daar, dat 't vooral terwille van de jeugd geschiedt, wat niet wegneemt, dat ook ouderen er met fanatiek genoegen aan meedoen. En bleef 'tnu maar bij wat wij gewoon zijn vuurwerk te noemen; die statig omhoog schietende vuurpijlen, die met bescheiden knal hoog tegen den donkeren hemel zich ontplooien in een kleurigen regen van vuur, en bij ander vuurwerk van fontein tjes en zonnetjes en wat al meer! Doch 't barbaarsch genoegen is hierin gelegen om 't maximum van donderend en dende rend kabaal te verkrijgen. De eenvoudige voetzoekertjes, welke eiken Hollandschen jongen familiaar zijn, tellen hier nauwe lijks mee, 't moeten mertjons zijn van zwaarder kaliber en liefst van die fameuse mooralagen, die met een dreunenden knal ontploffen, uiteenspattend over de volle breedte van de straat heen; of van die heele kettingreeksen van mertjons, of hoe die dingen technisch heeten mogen, die met een eindeloos schijnende reeks knallen ontploffenWat dit eigenlijk met de viering van ons Nieuwjaar te ma ken heeft is mij nooit duidelijk geworden. De Oosterling heeft dit vuurwerk noodig om de booze geesten te verdrijven, wat nu eenmaal blijkbaar niet anders mogelijk is, dan met veel geknal en gepaf, maar ook velen van die Oosterlingen verdenk ik er van, dat 't vooral het genoegen is om eens heel veel lawaai te kunnen maken, precies als 't geval is bij mijn Europeesche mede burgers. En elk jonger geslacht wordt weer, door de ouderen en de ouders, in dit bijna satanisch vermaak opgevoed. Waar bij die ouderen dan het gemakkelijke excuus bij de hand hebben, dat de kinde ren 't zoo „aardig" vinden. Dat heidensche lawaai bereikt natuurlijk zijn toppunt tegen het middernachtelijk uur, dat de overgang van 31 December naar 1 Januari beteekent; maar duurt dan verder nog den geheelen nacht voort en zelfs op den Nieuwjaarsdag hooren we telkens van rechts en van links het knallen van vuur werk, dat nu eenmaal moet worden opge maakt. Zoo is er van een rustige stemming in den Oudejaarsnacht geen sprake. Kan 'tin Holland nog zijn, dat enkele schoten om 't oude jaar weg te schieten, niet waar juist de stilte en de rust van dien laatsten nacht accentueeren, hier is het helsche lawaai niet van de lucht. Laat mij er dadelijk aan toevoegen, dat talloos ve len in Indië bij het overschrijden van den drempel naar het Nieuwe jaar blijkbaar behoefte hebben vooral aan veel luid ruchtigheid. Zij vieren het feest buitens huis, in de café's en restaurants, misschien na vooraf een bioscoop te hebben bezocht, en wie er thuis Oudejaarsavond vieren, meest in een grooten kring van vrienden en kennissen zorgen voor 't gerucht van radio of gramofoon. Laten wij aannemen, dat ook zij, binnenshuis of buitenshuis, toch tegen 't uur van twaalven even één moment van stilte in zich zelf vinden, tot bezinning, nu weer een nieuw jaar be gint, dat wij toch allen tegemoet hebben gezien met de verwachting, al is 't in dezen tijd wel een zeer voorzichtige hopen en verlangen, dat het beter zal zijn dan het voorgaande. Want al hebben de meesten dan wel niet te klagen, er is en blijft toch een onrust en onzekerheid in de wereld, vooral door de internationale constellatie, welke enerveerend werkt en energiek doortasten op menig gebied bezwaarlijk maakt. Er valt over die Indische, mogelijk wat wonderlijk schijnende viering van oud en nieuw nog wel iets te zeggen, dat als verklaring kan dienen. Wij hier in Indië merken juist in zulke dagen, als die van Kerstmis tot Nieuwjaar, hoe ver wij van alle familie-relaties afzitten; goede vrienden kunnen we hier krijgen met dankbaarheid zij dat geconstateerd maar het wisselende leven, door mutaties en verlof, maakt, dat we daarvan telkens hebben afscheid te nemen en zoo missen velen in de periode van het einde van het jaar, de hechte binding van familie en goede vrienden, en dan verliest het sa menzijn, zij 't met nog zoo goede kennissen aan diepte en leidt 't tot een oppervlak kige vreugde. Maar 't zou toch aan den goeden Indischen geest te kort doen zijn, als we niet tevens erkenden, dat ook in zoo'n kring van Nieuwjaarsviering, bin nenshuis of in een feestelijk hotel-restau rant niet een stemming van jovialiteit heerscht. In gezinnen met kinderen en ook waar men 't voordeel heeft goede door langen omgang beproefde vrienden om zich heen te hebben, daar kan men de echte stemming, zooals wij ons die uit Holland herinneren, terugvinden, op den Oudejaarsavond, ook bij de Kerstfeest viering, welke hier steeds meer ingang vindt. Zoo zijn wij, op den eersten Kerst dag „naar boven" gegaan, met de auto, naar den Poentjak, Batavia's weekend en vacantie-oord, bijna twee uur ver; maar zoo'n afstand van bijna 100 K.M. telt men in Indië niet. De route gaat eerst langs den Buitenzorggchen weg, die nog niet zoo heel lang geleden berucht was, door de vele ongelukken, tendeele veroorzaakt door roekeloos rijden, tendeele doordat de weg, voor het steeds toenemend verkeer veel te smal was. Maar de weg is sedert belangrijk verbreed -al is 't nog lang niet een auto-strada en thans wordt nog voortgegaan met het ophoogen der bochten. Veel bijzonders aan natuurschoon biedt dit eerste gedeelte van de route naar den Poentjak niet, dat komt pas als we Buitenzorg voorbij zijn, dan brengt de auto ons weldra het berglandschap in, vruchtbaar, met een overvloedige tropi sche vegetatie, zooals we die in Indië ge woon zijn. Tot aan den Poentjak-pas, op ongeveer 1480 M. hoogte stijgt de weg voortdurend, met stevige hellingen en scherpe bochten, telkens uitzicht gevend op de reeds doorreden streek, welke steeds dieper wegzakt. Bij de Poentjakpas vindt men tegenwoordig een modern bungalow- en restaurantbedrijf en daar vlakbij wer den onlangs een drietal bungalows van de Vereeniging van Scheepswerktuigkundi- gen in Nederlandsch-Indië officieel ge opend; deze bungalows zijn in de eerste plaats bestemd voor de leden, tegen matig dagtarief, maar worden, voor zoover niet bezet, ook aan anderen afgestaan. Doch we rijden verder, na op den Poentjak-pas van het prachtige panorama over de Tjiandjoer-vlakte te hebben genoten. De tocht naar den Poentjak kan thans zonder eenig bezwaar worden gemaakt, de mo derne auto haalt gemakkelijk de hellin gen; dat was vroeger wel anders, toen trouwens de weg naar den Poentjak veel steiler was en 't kon voorkomen, dat, in den regentijd, de auto in den modder bleef steken en met kettingen om de wielen weer vooruit gebracht moest worden; of er waren trekdieren noodig om de auto over de laatste steile helling heen te bren gen. Dan ineens stond men op 't hoogste punt van den pas, vanwaar de weg dade lijk begon te dalen. Dat was altijd een verrassend moment, met een schitterend panorama voor zich. Sedert is de Poent- jakweg eenigszins omgelegd, waarmede de vroegere bezwaren zijn weggenomen. Doch, we rijden nu verder naar onze vrienden, die een drietal K.M. voorbij de Poentjakpas hun moderne bungalow heb ben. Daar genieten we van het vrije en ruime uitzicht in de koele berglucht. In de gezellige achtergalerij staat de Kerstboom. We zijn in intiemen familiekring, en daar vieren we Kerstmis, 's avonds bij den ver lichten boom en het gezang van Kerst liederen, terwijl de dichte duisternis, waarin we den regen hooren tikkelen, de veilige woning omgeeft."lOudejaars avond vierden we in Bataviaen dan gaan herinnering en gevoelens naar het oude land, waar familie en vrienden ach terbleven. En 't lawaai van vuurwerk, dat van buiten doordringt kan ons niet deren, j om in stille aandacht den Oudejaarsavond over ons te doen komen en de beste wen- schen heen te zenden, ver weg, naar wie ons in Holland dierbaar zijn. Er zijn in den vooravond speciale kerkdiensten ge weest en de traditie leidt dan velen naar de benedenstad om daar den dienst in de Portugeesche Kerk bij te wonen, 'tls altijd een wondere sensatie, dit oude Kerkgebouw uit den tijd van de Oost- Indische Compagnie (gebouwd in 1693) binnen te treden; door de oud-vaderland- sche architectuur waant men er zich op Hollandschen bodem en als dan 's avonds de groote koperen kaarsenkronen ontsto ken zijn, dan gaat er van deze kerkruimte een bijzondere wijding uit De radio draagt het woord van hen, die in onze kerken op den Oudejaarsavond voorgaan, tot ver het binnenland in; het moge al zijn, dat de radio enkelen doet thuis blijven, inplaats van kerkwaarts te gaan, dat doet toch niets af aan de groote waarde welke de radio heeft, doordat zij talloos velen, die anders van het geeste de godsdienstoefening verstoken zouden blij- gelegenheid stelt het woord van den voorganger te volgen. Men moet het leven op een binnenplaats, of op een onderneming, ergens ver in de buitengewesten kennen om te beseffen van welke bijzondere geestelijke en ster kende waarde de radio kan zijn. Bui ten de kerkelijke sfeer zijn er ook enkele Oudejaarsavondredevoeringen. Het is een goede, nog niet zoo heel oude traditie ge worden, dat van Regeeringswege op d en Oudejaarsavond een toespraak wordt ge houden. Men moge het betreuren, dat het niet door den Landvoogd geschiedde, de rede door den nieuwen vice-president van den Raad van Ned.-Indië, Mr. H. J. Spit gehouden, had er niet minder aandacht om., De betere tijd door velen verwacht, zij 't op weinig soliede gronden, is niet gekomen en Mr. Spit herinnerde er terecht aan, dat, hoewel de Regeering hiertegen gewaarschuwd heeft en hoewel men eind 1937 daarenboven een ernstige „economische waarschuwing" kreeg, in begin van dit jaar nog door velen lijk contact met hunner gezindte ven, toch in de het werd geloofd aan „de groote opleving". Spr. verklaarde zooals de aspecten thans zijn, niet te gelooven, dat die groote ople ving nu eindelijk komen zal; vooral daar om niet, omdat de zorgen, welke ons in economisch opzicht vervullen, niet in t minst voortvloeien uit de blijvepde on rust op internationaal terrein en er in dit opzicht nog geen verbetering is te zien. Integendeel! Komend tot de lichtzijden, welke er, gelukkig, ook nog zijn, wees Mr. Spit o. a. op de expansie-mogelijkheden, welke er in dit in wezen jonge land nog liggen. Er is grond, die wacht op ontgin ning door de velen, voor wie de ruimte in eigen streek of eigen groep gaat ontbre Tegen Slapeloosheid. Overspanning zè-u^le^'*^""™ de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mi)nhardt s ken; er zijn nieuwe takken van productie, waarvan het bestaansrecht voor deze ge westen is aangetoond en die reeds worden ter hand genomen; er zijn van oudsher bestaande vormen van nijverheid, die tot nieuwen bloei kunnen geraken. Ook de geestelijke ontwikkeling staat nog slechts aan haar begin Maar het voornaamste element van kracht in onze maatschappij, waarop wij het meest onze hoop mogen bouwen, is de toenemende saamhoorig heid, die in deze moeilijke jaren blijkt. Zijn beschouwing samenvattend, zeide Mr. Spit als de grootste winst van dit oogenblik vooral te zien: dat wij uit den strijd der laatste jaren zijn te voor schijn gekomen innerlijk sterker, gezon der, geestkrachtiger, beter begrijpend en door dit alles beter toegerust voor de toe komst. een toekomst, waaraan wij allen zijn blijven voort- en opbouwen, en wij blijven bouwen ook in 1939. BATAVUS. Wijzigingen in de financieele en monetaire verhoudingen in Enge land. Halfslachtige valuta-poli tiek der Engelsche regeering. Fluctuaties van het pond sterling nog niet ten einde. New-York nog steeds in afwachting van een conjunctuuropleving. Flauwe stemming voor H.V.A.'s. La gere opbrengst van verschillende producten. Hoogere kunstzijde export in December. De beteekenis van Londen als internatio naal geld- en credietcentrum moge reeds sinds jaren belangrijk verminderd zijn, dit neemt niet weg, dat de geheele wereid nog altijd sterk geïnteresseerd is bij wat in En geland op monetair gebied omgaat. Het pond sterling is immers niet alleen de muntbasis voor het groote Britsche Impe rium en voor de Europeesche landen van het z.g. „Sterlingblok", maar het is tevens de waardemeter voor een aantal van de be langrijkste grondstoffen en producten, die hun hoofdmarkt in Londen hebben. Dit dateert nog uit den tijd, toen het Pond de waardevaste valuta bij uitnemendheid was, onwrikbaar vastgekoppeld aan het goud, toen Engelsche staatsfondsen niet slechts in naam, maar in feit, „goudgerand" waren en toen de Bank van Engeland als het summum van alle soliditeit werd be schouwd. Sindsdien is er veel veranderd in de mo netaire en financieele verhoudingen van Engeland. De financieele ontwrichting tij dens den wereldoorlog heeft een bres ge schoten in de Engelsche goudveste, die slechts schijnbaar door, den terugkeer tot den gouden standaard in 1925 werd gedicht. Prestige-overwegingen verboden het, de goudwaarde van het Pond te bepalen bene den het niveau, dat vóór den oorlog had gegolden. Met de vaststelling van de oude goudwaarde werd het Pond echter vastge legd op een peil, dat uitging boven zijn in trinsieke waarde op grond van de ook voor Engeland door den wereldoorlog en zijn gevolgen gewijzigde omstandigheden. Dit heeft zich in den loop der tijden ge wroken. Een tijd lang is hiervan nog niets naar buiten gebleken. Op den terugkeer tot den gouden standaard is zelfs een nieuwe periode van opbloei voor Londen als finan cieel centrum gevolgd. De wereld-geldhan del bleef zich voornamelijk daar ter plaatse afspelen. Engeland behield de hegemonie als kapitaal-verstrekker voor de landen, die daaraan behoefte hadden. Ontzaglijke be dragen werden uitgeleend aan verschillen de Midden- en Zuid-Amerikaansche staten, aan Duitschland, aan de Balkanstaten. De basis, waarop deze transacties berustten, bieek echter uiterst labiel te zijn. Bij de uitgeleende kapitalen ging het n.1. niet meer, als vroeger, om door de Engelsche Volkshuishouding overgespaarde gelden, waarvoor overzee een rendabele belegging werd gezocht. De voor de buitenlandsche leeningen benoodicde gelden werden geput uit de middelen, die door het Continent, en ook door Amerika, op korten termijn in Engeland waren uitgezet en die volgens de regelen van een gezonde financieele poli- tiek ook alleen weer op korten termijn had den mogen worden uitgeleend. Deze fout uitleening op langen termijn van op korten termijn opvraagbare gelden heeft zich gewroken, toen verschillende Zuid-Amerikaansche staten niet in staat bleken te zijn, aan hun uit de leeningen voortspruitende verplichtingen te voldoen en toen de in Duitschland uitgezette gelden geheel „vastgevroren" bleken te zijn. Een „run" tot het terugverkrijgen vap de door het buitenland op korten termijn in Enge land uitgezette gelden stelde de Engelsche regeering voor de keus, verschillende der groote Engelsche banken insolvent te laten verklaren of den gouden standaard, op te heffen. Zij koos den weg naar den gering- sten weerstand, die geleid heeft tot een aan zienlijke waardevermindering van het pond sterling. Dit zijn, kort samengevat, de gebeurte nissen, die het voorspel hebben gevormd tot wat zich thans ten aanzien van de En gelsche valuta afspeelt en die wij hier nog eens wilden belichten, omdat zij in zeke ren zin een verklaring vormen voor de hui dige onzekere valuta-politiek der Engelsche regeering. Deze vreest blijkbaar ten zeerste, nogmaals te vervallen in de vroeger ge maakte fout: overwaardeering van het Pond Sterling, die het land in verschillende opzichten inderdaad heeft geschaad. Een lage waardeering van het Pond is haar ook om verschillende overwegingen: gemakke lijkere concurrentie-verhoudingen op de wereldmarkt, noodzakelijkheid van goed- koope financiering van de uitgaven voor bewapening, bestrijding der werkloosheid zeer welkom. Anderzijds wil zij het reeds zoo zeer verzwakte prestige van En geland op politiek en monetair gebied niet gaarne door een verdere depreciatie van de landmunt nog meer verminderd zien. De halfslachtigheid, die Engeland's buitenland sche politiek van den laatsten tijd ken merkt, openbaart zich aldus ook op het ge bied van het muntwezen. Eenerzijds moet de inflationistische in vloed van de politiek van credietverruiming der Engelsche regeering ter stimuleering van de bedrijvigheid in de Engelsche in dustrie en ter vergemakkelijking van de financiering der Staatsuitgaven de waar de van het Pond wel ondermijnen. Aan den anderen kant worden er maatregelen genomen „tegen de speculatie in het Pond Sterling", waarbij zelfs op het buitenland een beroep om medewerking is gedaan. Door overheveling van het geweldige be drag van 350 millioen goud van de Bank van Engeland naar het Valuta-Egalisatie fonds wordt een manifestatie gegeven van de macht der Engelsche autoriteiten, de va luta-bewegingen te blijven beheerschen. De vaste wil tot handhaving van het Pond Sterling op een bepaald niveau komt ech ter in de valuta-politiek niet tot uiting. Het blijft een hinken op twee gedachten, het willen sparen van de kool en de geit, even als in de internationale politieke verhou dingen. Het is deze halfslachtigheid, welke het Engelsche prestige op het ééne zoowel als op het andere gebied de meeste schade toebrengt. Het goudbezit van het Engelsche Egalisa tiefonds moge nog zoo groot zijn, het buiten land zal toch zijn gelden niet in Londen uit zetten, zoolang het niet ervan overtuigd is, dat dit goudbezit ook zal worden aangewend ter handhaving van de goudwaarde van het Pond. En wat de speculatie betreft, in de eerste plaats is het uiterst moeilijk, een juiste scheiding te maken tusschen bona fide dekkingen van valuta-risico's en specu latieve engagementen. Het is echter duide lijk, dat de transacties op de valuta-markt al dan niet van speculatieven aard tegen het Pond gericht zullen blijven, indien op grond van de houding der Engelsche autoriteiten eerder een verdere waarde daling dan een -stijging moet worden ver wacht. Men heeft dan ook reeds kunnen con- stateeren, dat na de eerste reactie, welke de bovenbedoelde maatregel had verwekt, de houding van het Pond Sterling weder zeer labiel is geworden. Het ziet er niet naar uit, alsof zijn fluctuaties reeds definitief zijn ge ëindigd. De ups en downs van het Pond Sterling hebben een belemmerenden invloed op den handel ter beurze uitgeoefend. De stemming na de jaarswisseling was toch reeds tegen gevallen. Zelfs te New York is het (nog?) niet gekomen tot de alom voorspelde „boom" in verband met de verwachte conjunctuur opleving. De „boodschap" van president Roo- sevelt heeft weliswaar voldaan aan de meest hooggespannen verwachtingen, wat de door hem in het vooruitzicht gestelde uitgaven ter stimuleering van het bedrijfsleven aan gaat, maar men is blijkbaar teruggeschrok ken voor de hoogte der door hem genoemde cijfers en de daaruit voortspruitende belas ting der staatsbegrooting en de geweldige stijging der staatsschuld. In elk geval doet zich een toenemende oppositie tegen zijn plannen gelden, die er toe zal kunnen lei den, dat een groot deel ervan onuitgevoerd zal moeten blijven. De berichten uit het Amerikaansche be drijfsleven blijven tot dusverre gunstig. De afleveringen der U.S. Steel Corporation heb ben in December den hoogsten stand bereikt sinds October 1937 en in de eerste week van et nieuwe jaar is de productie reeds verder ges egen. Verwacht mag worden, dat de in den loop van deze maand te publiceeren fi- r,Cle€le,o"Ultaten voor het lafste kwar taal van 1938 in het algemeen een verbete- p "g t Zlen ,zul!en 6even, waarvan dan een gunstige invloed op het koersverloop ter beurze zou kunnen uitgaan Vooral voor de automobielindustrie wor- en gunstige cijfers tegemoet gezien. De netto-winst van Chrysler b.v. wordt voor het vierde kwartaal geraamd op 2.50 dollar per aandeel, tegen 1 53 dollar in de eerste negen dee,. Kt het vierde kwartaal ca. 40 van den tota len jaaromzet van 1938 verkocht en men neemt aan, dat de winst in ah i 60 uitmaakt van de winst voor het ge heele jaar 1938. Tot een belangrijke opleving van den beurshandel zelfs van dit fonds J, het niettemin nog niet gekomen. Bij gebrek aan eenige stimulans van bui. ten af heeft ook de Amsterdamsche beurs in de tweede week van het Nieuwe Jaar nog een stil verloop gehad. De handel heeft zich voornamelijk beperkt tot bepaalde afdeelin- gen en zelfs daar was de tendenz weinig gunstig. Zoo hebben in den aanvang der week aandeelen Handels-Vereeniging „Am. sterdam" vooral van omvangrijk aanbod te lijden gehad. Men bracht dit in verband met de ongunstige ontwikkéling der prijzen van verschillende producten, waarbij de H.V.A. belang heeft, en waaruit haar winsten voor een groot deel afkomstig moeten zijn. Voor het afgeloopen jaar zullen de uitkomsten der ondernemingen van „bij-producten" nog wel tamelijk bevredigend zijn, omdat de H.V.A.naar men mag aannemen, een be langrijk gedeelte van de oogsten op latere levering had verkocht tot de vroeger gel dende nog vrij hooge prijzen. Eerst in het nieuwe jaar zal de prijsdaling zich vermoe delijk ten volle in de financiëele resultaten gaan weerspiegelen, tenzij in den loop van dit jaar een herstel mocht intreden. Uit een onlang door de Rubber Cultuur Mij. „Amsterdam" gepubliceerde opgave be treffende den stand van haar verkoopen kan men de prijsontwikkeling van verschillen de, ook voor de H.V.A. belangrijke, produc ten aflezen. De Amsterdam-Rubber blijkt haar geheel voor uitvoer toegestaan kwan tum van oogst 1938 ad 9.098.000 K.G. rubber te hebben verkocht tot netto 37.75 cent per h.Kg. Oogst 1938, waarvan 12.820.000 K.G. werd uitgevoerd, bracht een gemiddelde prijs op van 36.87 cent. Het gemiddelde voor het afgeloopen jaar ligt dus nog wat hooger dan de verkoopprijs van den vorigen oogst, maar daar staat tegenover, dat een hoeveel heid van ca. 3.720.000 K.G. minder voor uit voer beschikbaar was. Ondanks den iets hoogeren doorsneê-prijs heeft oogst 1938 dan ook in totaal slechts 6.86 millioen opgebracht tegen een op brengst van 9.45 millioen voor rubberoogst 1937. De nadeelige gevolgen van de produc tie-beperking worden hierdoor wel duidelijk in het licht gesteld. Het exportquotum voor het geheele jaar 1939 aannemend op 50 worden de exportlicenties voor het nieuwe jaar geraamd op 8 millioen K.G., waarvan tot heden 3.937.000 K.G. op latere levering verkocht zijn, tot gemiddeld 34.72 cent per h.Kg. Bij een verdere oogstvermindering komt dus nog een lagere opbrengst van het tot dusverre verkochte product. De oogst van palmolie der Amsterdam- Rubber van 1938, groot 42.500 ton tegen 38.900 ton vorige oogst, werd geheel verkocht tot gemiddeld netto 11.50 cent per K.G. tegen een opbrengst van 15.61 cent voor oogst 1937. Van den palmolie-oogst 1939 werd tot dusverre ca. een vierde verkocht tot den verder belangrijk gedaalden prijs van netto 8.45 cent per K.G. De palmpitten-oogst 1938 groot 8900 ton bracht gemiddeld netto 6.15 cent per K.G. op tegen 7.34 cent voor den vorigen oogst, die 8500 ton groot was; een kwart van den nieuwen oogst werd tot nu toe verkocht voor gemiddeld netto 5 cent per K.G. Ondanks den tamelijk prijshoudenden rubberprijs te Londen hebben rubber-aan- deelen geen weerstand geboden aan de alge meen ongeanimeerde tender.z. Industriëele aandeelen liepen daarentegen in koers terug, waarbij, wat Philips betreft, een teruggang in den uitvoer van radio-artikelen en gloei lampen in December een minder aangena- men indruk maakte. De export van radio artikelen gaf in deze maand een daling te zien van f 4.97 tot 4.46 millioen, die van gloeilampen liep terug van 715.000 in No vember tot 495.000 in Deeomber. In De cember van het vorige jaar had de uitvoer van radio-artikelen 5.24 millioen bedragen, die van gloeilampen 686.000. De uitvoer van kunstzijdegarens, die in November scherp was ingezakt, is in Decem ber toegenomen en is met een hoeveelheid van 719 ton en een waarde van 1.40 mil lioen grooter geweest dan in eenige maand van het afgeloopen jaar. De gemiddelde prijs per K.G. uitgevoerde kunstzijde is van 1.90 in November tot 1.95 in December verbeterd. Voor het geheele jaar 1938 be draagt hij 2.06 tegen 2.08 als gemiddelde voor 1937. Voor het geheele jaar 1938 is een sterke daling in den uitvoer van kunstzijde garens te constateeren. Van 8145 ton ter waarde van 16.90 millioen in 1937 ging de uitvoer n.1. terug tot 6578 ton ad 13.41 mil lioen in 1938. Aandeelen Koninklijke Petroleum hadden eveneens weer van aanbod te lijden. Naar verluidt, zal de emissie der Bataafsche thans toch spoedig plaats hebben, waarbij de koers van uitgifte zich echter iets hooger zou stellen dan de aanvankelijk vermelde. De Fransche staatsleenng, die ter conversie van een aantal Fransche spoorwegleeningen zal dienen, is thans aangekondigd. In Nederland wordt van deze 4 leening, die in totaal 175 millioen groot is, 100 millioen ge- emitteerd, tot den koers van 95 Van deze tranche is echter reeds 30 millioen, voor zoover niet noodig voor pref. inschrijvingen, in het buitenland, geplaatst. Hieronder volgt een overzicht van koersverloop: 3 Nederland 96/05, 98 3/4 98 1/8* N^e^nd'37 99 7/8, 99 1/4, 99)4; 3/^-3 Nederland 100 7/8, 100 7/16; 2)4 N.W.S. 83, 82 7/8; Bethlehem Steel 57 7/8, 55 3/8- U.S.Steel 51 1/4, 49 3/8; General Motors 37 5/8 36- Aku 38 3/4, 37, 37 7/8;' Fokker 345, 341 3/4, 347; Ford Automobielfabr. 345 340 341- Philips 217. 205 1/4, 209; Umlever 139 7/8, 135, 136 7/8- Handelsver. „Amsterdam" Nisu 210, 207, 209; Ver. Vorstenlanden 91)4,85 3/4 87- Deli Mij. 260, 248, 249; Amsterdam-Rubber 222, 210 1/4 213* Oost Java Rubber 135, 126- Serbadjadi 108 3/4, 103 3/4.' 104; Holland Amerika Lijn 115 3/4,' 113, 113^1 Scheepvaart Unie 1151/4, 113 3/4- Kon. Petroleum 327#, 3151/4, 318. het 451)4, 435, 441;

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 8