ABDIJSIROOP
m
m
m
m m
t
VOOR ONZE KINDEREN.
mx
Vastzittende
slijm
AKKER'S Gh VeüstexJde
Jthaakcu6de&
V'/M,
mm klfifüfffli i
m
M/'4 m. W& i WM
JhizzietuBriek
derde blad.
i
IÜ
JU
ÉI
n
ijl "wm
4JSI wm
!P
ËP
i
n
w
Ur/
H
Él Hl
Él
mm.
ii§
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
1. X
X
X
xxxxxxxxx
X
X
t X
X
11.
iBillBi
3
Wit speelt hier:
1. 44—40
2. 3833
3. 42—37
4 49—44
5. 43—38
6. 48 17
7. 16 7
8. 61!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1578 van P. Kleuter Jr.
te Wassenaar
(Eerste publicatie.)
1.
45:34
2.
28:39
3.
41:32
4.
39:50
5.
32 43
6.
50 11
7.
1:12
Zw. 10 sch. op: 13, 14, 16/19, 23/26.
W. 10 sch. op: 27, 28, 32/35, 37, 38,
39, 43.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
werken Uw ademhalingsorganen
niet voldoende. Hun werking wordt
gehinderd doordat de slijm de lucht-
toetreding belemmert en de slijm
vliezen prikkelt, waardoor bij het
ademhalen benauwdheden ontstaan.
Neem die hinderpaal zoo snel mo
gelijk weg door het gebruik van
Abdijsiroop. De heilzame kruiden,
w. o. de zeer actieve Aconitum en
Drosera lossen die benauwdheid-
veroorzakende slijmlagen op. die
Uw slijmvliezen verontreinigen,
maken ze los van het weefsel en
zorgen dat U in den kortsten tijd
weer heerlijk vrij kunt ademhalen.
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma
Flacon 90 ct.. f 1.50. f 2.40. f 4.20. Alom verkrijgbaar
PROBLEEM No. 23.
G. V. W. F. GOELST, Utrecht.
(Eerste publicatie.)
a bedel
Tweezet.
Wit: Kg7, Dh2, Te7 en g3, Pd5 en h5,
pionnen d3, d6, h3 en h4 10.
Zwart: Kf5, Tf3 en f4, Re8, Pf7, pion d7
6.
Oplossing van probleem no. 17. G. V. W.
E. Goelst.
1. Ph4, Tc2: 2. Dgl:ff
Tc— 2. c3++
Te6ofg6 2. Pf5:ff
Rf2 2. Df2+f
Re3 2. De3:ft
Ph— 2. Pf3:ff
Pe6 2. Dd6:ff
Pc72. Td5:ft
Rc6 of a6 2. Pc6:ff
Rb5 anders 2. Tc4:ft
cb3: 2. Pb3:j-t
c3 2. dc3:ft
dc2: 2. Dc3ft
dc5: 2. De5-j-f
d5 2. De5ff
f4 2. Te4ff
g4 2. Df4ft
gh4: 2. Df4j-|-
Pf3 2. Ff3:+f
Pg4 of fl 2. Pf3ft
20 variëteiten welgeteld!
(Nevenoplossing 1. b3Xc4).
Oplossing van probleem no. 18. C. H. van
Altena. 1. Pf4.
No,
1. Schalopp-
-Blackburne.
1.
Kf2Xel
Tf5f 1 f
2.
Kei—e2
Tfl—elf
3.
Ke2—f3
Tel—e3f
4.
Kf3—g4
Te3e4f
5.
Kg4h5
Te4—h4f
6.
Kh5g5
Th4—h5f
7.
Kg5—g4ü
Th5h4f
8.
Kg4—f3
Th 4f4f
9.
Kf3e2
Tf4—e4+
10.
Ke2—d2
Te4d4j
11.
Kd2c2ü en
wit wint.
EEN NACHTELIJK AVONTUUR
door
EMMY MAASDONK.
Jan Verhage en Piet Meurs zijn twee ge
zworen kameraden. Eens moesten Piet zijn
ouders s avonds uit en zouden heel laat
thuiskomen. Mevrouw Meurs had daarom
aan Jan gevraagd of hy die nacht bij Piet
kwam slapen en Jan mocht.
De jongens mochten eens extra laat naar
bed. Dat wil zegen, niet later dan half ne
gen.
Toen het negen uur was, lagen de jongens
in bed. „Jan", begon Piet, „weet jij
Plotseling hield hij stil.
„Hoor jij het ook Jan, dat geritsel op het
dak?" Stilte en weer geritsel. „Hoor je
het? „Ja", fluisterde Jan terug. Ze lagen
beiden te luisteren en waren doodsbang,
maar ze wilden voor elkaar flink zijn.
Plotseling een bons.
Piet fluisterde: „Zeg Jan, wat zullen we
doen?"
„Laten we gaan kijken".
„Goed, maar doe eerst een jas aan, want
anders worden we ziek en hebben we niets
aan onze vacantie. Zeg, als het nu een dief
is, dan pakken we hem of nee, we leveren
hem stieküm aan de politie over. -
Dan staan er natuurlijk morgen grote
foto's van ons in de courant en dan staat
de hele voorkant beschreven met onze daad
en dan worden we naar een politie-school
gestuurd".
„Nou", fluisterde Jan: „dat .zou fijn zijn".
Weer een bons en gestommel.
De jongens schrokken erg, maar Jan
was de dapperste en liep naar het dak
raampje.
De jongens sliepen op een-dak-kamertje,
daar de familie Meurs op een bovenhuis
woonde.
Ze maakten het raam open en klommen
met behulp van een stoel op het dak. Jan
liep voorop en Piet volgde hem op de hie
len. Daar opeens een bons, een gil van Piet
en er kwam wat zachts tegen Jan zijn
been. Toen keken ze goed en het was Mies
de poes.
Weg waren Jan zijn denkbeelden en weg
waren de angsten van de jongens.
WAT PETER ONTDEKTE
door
IET HOOGERS.
„Heus, ik weet
zeker, dat ik mijn
schoenen gisteren
avond voor mijn bed
heb gezet, moeder",
zei Peter, terwijl hij
alles overhoop haal
de. „Ik geloof heus,
dat ze zijn wegge
lopen!"
„Dacht je dan, dat
schoenen konden
lopen?" vroeg moeder lachend. „Domme
jongen, een schoen heeft toch geen voeten.
Je hebt die schoenen natuurlijk ergens
anders neergezet en hebt het weer ver
geten. Ga eens even beneden in de keuken
kijken". Maar in de keuken waren ze ook
niet. Peter begon nu ongeduldig te worden,
want hij moest naar school en hij was bang,
dat hij te laat zou komen. Hij kroop over de
grond en eindelijk vond hij ze onder zijn
bed. „Je had ze zeker gisterenavond een
duwtje gegeven, toen je ze neerzette", zei
moeder. Maar Peter antwoordde: „Nee heus
niet moeder, ik zal vanavond toch eens goed
opletten!"
Die hele dag had hij het zo druk, dat hij
geen ogenblik meer aan zijn schoenen dacht,
maar toen hij weer naar bed ging en zijn
schoenen keurig gepoetst voor zijn bed
zette, zei hij: „Nu zal ik toch eens beter op
jullie letten. Ik zet jullie hier voor mijn bed
neer. Moeder, ziet u wel, dat ik de schoenen
hier neerzet? U zult zien, dat ze morgen
weer weg zijn!" Toen moeder de kamer uit
was gegaan, bleef Peter een poos heel stil
liggen. Hij wilde goed opletten, wat er met
zijn schoenen gebeurde, hoewel hij natuur
lijk wel Wist, dat ze niet konden wandelen.
Maar hij begreep
nog steeds niet, hoe
het toch kwam, dat
zijn schoenen die
morgen op een an
dere plaats hadden
gestaan dan waar hij
ze had neergezet.
Maar er gebeurde
niets. Peter voelde,
dat hij erge slaap kreeg en hij deed
zijn best om zijn ogen wijd open te houden,
maar hij knipte toch al een beetje tegen de
voorwerpen, die in de kamer stonden.
Toen, opeens, hoorde hij toch iets. Eer.
schor stemmetje zei: „Tip, waar ben je?" en
toen antwoordde een ander kraakstemmetje:
„Hier Tap, vlak naast je!" Peter dacht, dat
hij nu duidelijk iets hooide verschuiven op
de grond. Hij bleef stil liggen en toen hoorde
hij zeggen: „Wat was dat weer een ver
moeiende dag vandaag! Het begon vanmor
gen vroeg al. Daar had me die Peter toch
bijna gemerkt, dat wij 's nachts uit wandelen
gaan! Ik schrok me een ongeluk! Maar wat
heeft die jongen vandaag weer hard ge
lopen!"
„Ja", zuchtte de ander nu, „ik ben toch
verbaasd, dat hij niet telkens valt, zo hard
loopt hij. En dat moeten wij maar steeds
goedvinden. We slijten er geweldig van, als
hy gaat voetballen of een ander spelletje wil
doen. Zeg maar Tap, wat zullen we vannacht
gaan doen?"
„Laten we onze vrienden maar eens gaan
opzoeken, daar zijn we in lang niet ge
weest!" Peter dacht: „Zie je, ik heb toch ge
lijk gehad. De schoenen maken 's nachts
wandeltochtjes. Maar ik zal ze eens hun
gang laten gaan en opletten, waar ze heen
gaan".
Daar liepen de twee schoenen al naar de
deur en gingen door de kier naar de gang.
Ze keken allebei erg vrolijk en toen ze op
de gang waren begonnen ze heel hard te
lopen. Ze holden naar de gangkast. Het
gekke was, dat Peter in zijn bed bleef liggen
en dat hij toch precies zag en hoorde wat er
gebeurde. Maar daar dacht hij helemaal
niet over na.
Nu zei een stem uit de gangkast: „Wie is
daar?" De stem klonk heel oud en schor.
„Dag Schuifeltje, wij zijn het, Tip en Tap,
laat ons eens naar binnen!" De deur ging
open en toen zag Peter een oude slof staan,
die hij al heel lang niet meer gebruikte.
„Kom Schuifeltje, kom met ons mee naar
buiten, we kunnen in de gang spelen, ieder
een is naar bed gegaan!" Schuifeltje kwam
naar buiten en achter haar aan kwam de
andere slof, die Schoffeltje werd genoemd.
En toen kwamen steeds andere schoenen
naar buiten.
Daar had je warempel de schoentjes van
Jantje, de allereerste schoenen, die hij had
gedragen. En daar waren de mooie avond
schoenen van moeder.. Wat liepen die def
tig, alsof ze veel hoger en mooier waren
dan de andere. Ze keken ook zo trots om
zich heen, alsof zé zich eigenlijk niet met
de andere schoenen wilden bemoeien. Maar
wat was dat voor gekraak? O, dat waren 'n
paar schoenen van vader. Die waren ook
heel mooi. Vader droeg ze alleen, als hy
uitging!
Kijk, ze gingen nu naar de avondschoe
nen toe en praatten met hen. En daar kwam
een oud pantoffeltje van Doortje! Wat
sprong en danste dat parmantig in het
rond. Peter moest lachen, toen hij ernaar
keek.
„Hoor eens even", zei Tip nu, „Tap en ik
zijn hier niet gekomen om de hele nacht
alleen maar te praten. We willen een beet
je plezier maken, want wij moeten morgen
weer werken. Jullie staan de hele dag in
de kast, jullie kunnen doen, wat je wilt,
maar wij moeten morgen weer overal met
Peter meegaan. En dat is een flink eind
weg, geloof dat maar! Die Peter loopt altijd
zoveel! Maar laten we nu wat leuks
gaan doen. We kunnen een spelletje doen
of zullen we wat dansen?"
„Ja, ja, dansen!" riepen de andere schoe
nen nu ook en ze gingen allemaal in een
grote kring staan. En toen begonnen ze te
dansen.
Peter schudde in zijn bed heen en weer
van het lachen. Het was ook zo'n grappig
gezicht, al die schoenen en pantoffels, die
grote sprongen en danspassen maakten, Pe
ter had nog nooit zoiets geks gezien. De
kleine pantoffeltjes dansten het mooist van
allemaal. Ze sprongen in het rond, dat het
een lust was!.
Peter klapte in zyn handen om te laten
zien, hoe leuk hij het vond., maar toen
waren ze opeens allemaal weg. Tip en Tap
holden tip-tap, tip-tap, door de gang en toen
Peter verschrikt overeind ging zitten in
zijn bed, stonden ze weer allebei netjes op
de grond, precies op de plaats, waar hij ze
neer had gezet. Hij wreef zijn ogen eens
uit, maar hij wist bijna zeker, dat hij niet
gedroomd had. Hij had het allemaal zo dui
delijk gezien.
„Zo, Tip en Tap", zei hy. „Hebben jullie
prettig gedanst!" Maar de schoenen bleven
onbeweeglijk voor het bed staan en kraak
ten niet eens. „Pas maar op, ik zal morgen
avond weer op jullie letten!" zei hij toen
nog eens, maar er kwam geen antwoord.
Toen ging Peter weer Jiggen en een ogen
blik later was hij diep in slaap.
De volgende morgen wist hy niet meer
of het allemaal een droom was geweest of
werkelijkheid, maar in ieder geval was het
erg grappig geweest en hij vertelde het
verhaal aan moeder, die er ook erg om
moest lachen. „Let jij maar weer op, van
avond, misschien mag je nu wel meedan
sen", plaagde ze, want ze begreep natuur
lijk, dat Peter alles maar gedroomd had.
WAAR WATER BIJ 90 GRADEN CELSIUS
KOOKT.
We hebben op school geleerd, dat water
bij een temperatuur van 100 graden Cel
sius kookt. In alle kookboeken kan je le
zen, dat een ei 3)4 «t^uut in kokend wa
ter moet liggen, tot het zachtgekookt is,
maar er zijn verschillende plaatsen op de
wereld, waar deze regels niet uitkomen.
Eén van die plaatsen is het hotel, het
„Schneefelderhaus" op de Zugspitze in
Duitsland. Hier is alles anders dan anders.
We brachten een bezoek aan de grote keu
ken van het hotel. Daar stond een grote
ketel water, en dat water kookte, maar er
hing een thermometer in, die nog maar 90
graden aanwees. De chefkok legde ons het
geval uit.
„U moet weten", zei hij, „dat de lucht
druk op deze hoogte, (het hotel ligt 2650
meter hoog) veel geringer is dan beneden
in het dal. Daarom kunnen de Kleine damp-
belletjes, die door het verhitten van het
water omhoog stijgen, veel gemakkelijker
de luchtdruk die op het water rust, over
winnen en zo komt het dat het water wer
kelijk al bij 90 graden kookt". We vroegen
toen of de eieren dan ook korter in het
water hoefden te liggen, maar toen zei de
kok: „Nee, juist tweemaal zo lang, want de
warmte, die bij het koken van water wordt
ontwikkeld is in deze lucht veel minder
groot, dan bij de lucht op lagere plaatsen.
Alles moet hier langer koken. Maar we doen
er wel iets tegen, we gooien bijvoorbeeld
een beetje zout in het water of leggen heel
zware deksels op de pannen, zodat de
stoom, die in de pannen ontwikkelt een
hogere druk boven het water geeft. Ge
looft u maar, dat het niet altijd even ge
makkelijk is om hier te koken, vooral ook.
omdat elke aardappel, elk stukje vlees en
elke kool met de Zugspitzbahn naar boven
gebracht moet worden en dan wordt het
hier in grote koelkamers geborgen om het
vers te houden".
We geloofden zeker, dat het niet altijd
gemakkelijk zou zijn om daar te werken,
maar het was wel heel interessant!
ONZE GEVLEUGELDE VRIENDEN.
Hebben jullie
wel eens gezien,
dat het net is of
de vogels er in de
winter veel dik
ker uitzien? De
mussen lijken net
kleine, ronde bol
letjes, vooral als
ze zo in elkaar
gedoken zitten
van de kou. De
vogels zijn in de
winter ook dikker
dan in de zomer.
Ze hebben toch
ook een warmere
bedekking nodig,
want zij kunnen
niet bij de kachel
gaan zitten, zo
als wij. Zij kun
nen zich alleen
met een dikke
vacht van veren
tegen de kou beschermen en ook door veel
te eten. Want jullie weten allemaal wel, dat
iemand, die goed eet, veel beter tegen de
kou kan, dan iemand, die te weinig eet. Zo
is het ook bij de vogels. In de zomer krijgen
ze altijd wel ergens te eten en als ze het
niet van de mensen krijgen, zoeken ze het
zelf en pikken het uit de grond of van de
bomen en struiken. Dan kunnen ze zich heel
goed alleen redden. Maar in de winter, als
er geen insect of worm te bespeuren is en
als de grond helemaal hard is van de nacht
en ook wel dagvorst, dan is het wel eens
moeilijk voor onze kleine, vrolijke vriendjes
om eten te krijgen. Daarom moeten we in
die tijd het meest voor hen zorgen.
Maar als je echt goed voor de vogels wilt
zorgen, moet je niet zo nu en dan eens een
paar korstjes brood in de tuin strooien, want
daar worden ze niet echt door geholpen. Je
moet ze geregeld eten geven en geen dag
oVerslaan. Voor ons is het ook niet goed om
eten te gebruiken, dat al een paar dagen oud
is en dat in de vochtige kelder heeft ge
legen. Zo is het voor de vogels ook niet
goed om brood te eten, dat al een paar dagen
in de tuin ligt en waar misschien al een
regenbuitje op is gekomen. Dat brood is
helemaal bedorven en de vogels zouden er
ziek van kunnen worden. We moeten ze dus
elke dag vers brood geven en er daarbij aan
denken, dat we het niet eerst in water of
melk dopen, want dat is slecht voor de
vogels. Ze weten altijd zelf nog wel een
plekje te vinden, waar ze hun dorst kunnen
lessen. We kunnen wat zaad voor hen
strooien en strengen met apenoten ophan
gen voor de meesjes.
Het beste is om het eten voor de vogels
altijd op dezelfde plaats te leggen en dan
liefst op een plekje, waar de katten uit de
buurt er niet bij kunnen. Daarvoor is een
vogelhuisje heel geschikt of zo'n klein hokje
met een nauwe opening, waar de vogels
door kunnen kruipen of waar ze op een
smal plankje voor kunnen blijven zitten. In
dat nestkastje leggen we een bal vet neer,
want dat is heel goed voor onze vriendjes.
We kunnen ook een ring van vet aan de
boomtakken hangen. Ze hebben dat gauw
genoeg in de gaten en komen er direct op af.
Het vogelhuisje, dat je hier ziet afgebeeld,
is heel eenvoudig zelf te maken, als je een
houten paal en een paar planken hebt of
een houten doosje. Je zult eens zien, hoe
dankbaar de vogels zijn, als je goed voor
hen zorgt en daarvoor in de plaats eten ze
in de zomer weer veel insecten, rupsen en
andere dieren op, die heel slecht voor ons
zelf en voor onze planten zijn!
RAADSELS.
Op de middelste kruisjeslijnen komt ho
rizontaal en vertikaal de naam van
een Spaanse stad, welke de laatste
dagen druk besproken is.
Op de eerste rij komt een medeklinker,
Op de twede rij een vervoermiddel.
Op de derde rij: wat schippers doen.
Op de vierde rij: wat men moet doen
om een piano op een bovenkamer te
krijgen.
Op de vijfde rij: de naam van de ge
vraagde plaats.
Op de zesde rij: iets, dat op het sport
terrein voorkomt.
Op de zevende rij: een vervoermiddel.
Op de achtste rij: iets, dat een worst
tweemaal heeft.
Op de negende rij: een klinker.
2. Van de beroepen van de volgende men
sen zijn de letters een beetje door de
war geraakt.
Het zijn: merschakone
rikupe
startdan
stilonujar
namabetar
Welke zijn die beroepen?
3. Welke man steekt tot aan zijn oren in de
schuld?
OPLOSSINGEN.
De oplossingen van de raadsels in ons
vorig nummer zijn als volgt:
1. Wanneer men de 7 knopen er allemaal
op wil hebben, moet men elke volgende
naar het punt brengen, vanwaar men
de vorige heeft afgeschoven. Is b.v. de
eerste knoop van A naar B geschoven,
dan moet men de volgende van C
naar A schuiven. De daaropvolgende
moet langs een vrije lijn weer op C
terecht komen enz. Alleen op deze
wijze zal men zeven van de acht
punten kunnen bezetten.
2. Kom maar eens bij mij oplopen zei de
hoofdonderwijzer toen hij zyn vriend
op straat zag lopen. Hij wachtte hem
op want hij dacht dat zijn vriend op
het punt stond om heen te gaan.
3. Elke trompetter, want hij kan zijn neus
onder het blazen niet wegtoveren.
Oplossing van het zelfmat van Markx. 1.
c4—c5 c7c6; 2. Kc3—b4 Kal—b2; 3. Ra2- -
c4 RclXd2ft.
Onderstaande wilde partij in het Paasch-
tornooi 1938, te Margate gespeeld, deed de
ronde door de geheele Engelsche schaak
pers.
Wit Zwart
Prins König
Onregelmatige opening
1. d2d4 e7—e6
Als 't ware een uitnoodiging om Fransch
te spelen.
2. Rel—f4 Pg8—f6
3. e2—e3 c7—c5
4. Pgl—f3 Pb8c6
Beter lijkt ons hier d7—d5 en na 5. Pbl—
c3 a7a6.
5. Pbl—c3
Nu dreigt 6. Pc3b5, doch ook d4d5.
5. c5X«14
6. Pf 3 X d4 Rf8b4
7. Pd4—b5 e6—e5
Geen fraaie zet, maar zwart heeft niet
beter.
8. Rf4—g5 0—0
9. a2a3 Rb4e7
Beter was 9Rb4Xc3j- en daarna
d7d5. Zwart komt nu niet meer tot ont
wikkeling.
10. Rg5Xf6 Re7X*0
11. Rfl—c4
Uitstekend gespeeld. Pb5d6 kan aiiyd
nog.
g7—gC?
12. Pb5d6
Nu moet zwart maar zien hoe hij zijn Ta8
en zyn Rc8 in 't spel krijgt.
12Rf6—g7
13. h2—h4! Dd8e7
14. h4h5 e5e4
Zwart snakt naar een beetje lucht.
Stand na 14e5e4.
a b ede 1 g h
15. h5Xg6 h7Xg6
16. Pc3Xe4 Rg7Xb2
17. Ddl—g4
Dreigt o.m. Dg4h3 en mat op h7, doch
tevens Dg4Xg6f.
17. De7e5
Ten einde Dg4Xg6+ te kunnen beant
woorden met De5—g7.
18. Pd6xf7 De5a5f
19. Kei—e2 Kg8—g7
20. Pf7—g5
Dreigt mat in één zet door Thh7.
20. Tf8f5
21. Thlh7j- Kg7—f8
22. Dg4h4 Rb2Xal
Ook dit helpt niet meer. De zwarte ko
ning zit in een matnet.
23. Dh4h6j- Kf8—e8
24. Dh6Xg6f Ke8d8
25. Pg5e6j- d7Xc-6
26. Dg6—g8ff
Onze Derde Januari-Opgave.
Welke vermenigvuldiging?
De som, die aan de gegeven voorwaarden
voldeed zag er als volgt uit:
7260849
513
21782547
7260849
36304245
3724815537
Door in het vermenigvuldigtal de 2 en
de 0 om te wisselen, krijgt men een som die
ook aan de voorwaarden voldoet en ook de
volgende is goed:
5628049
317
39396343
5628049
16884147
1784091533
Alle drie antwoorden zijn goedgekeurd.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 4 der Januari-
serie).
Woorden uit lettergrepen.
Gevraagd wordt uit de volgende 30 let
tergrepen de acht woorden te vormen, die
achtereenvolgens aangeven: een bekend
schaakspeler, een Z.-Amerikaansche stad.
een ander woord voor afstand, een plaats
in Zuid-Holland, een nuttig instrument, een
zeer nieuwe uitvinding, iets waar men
gaarne naar luistert, en een ander woord
voor middellijn.
a - ab - ca - chi - di - di - dorp - ge - i -
ke - ken - le - ma - mans - me - mi - ne
- pa - ra - re - res - res - sie - so - te -
ter - tie - val - vi - zan.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig
mogelijk, doch uiterlijk tot Vrijdag 3 Febr.
12 uur aan den Puzzle-Redacteur van de
Alkmaarsche Courant.