Waar het recht zijn loop heeft Amann, de dictator der Duitsche pers Alléén partij-pers. Duitsche critiek op de Engelsche radio- uitzendingen. Fransche bladen over den toestand. De verklaring van Chamberlain. De „reizende" regeering. Republikeinsche ministers weer in Catalonië. Alkmaarsche Politierechter Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. TWEEDE BLAD. Op zijn bevel verdwijnen kranten en tijdschriften. (Van onzen Berlijnschen correspondent). Op één Februari j.1. is wederom een aantal bekende Duitsche dagbladen voorgoed van het wereldtooneel ver dwenen. Wij noemen hier de „Neue Freie Presse" en het „Neue Wiener Tageblatt" in Weenen, de „Kreuzzei- tung" en het „Berliner Tageblatt" in Berlijn. Men kan er zeker van zijn, dat deze reeks zal worden voortgezet. Ook de Duitsche pers heeft haar „dicta tor". Hij heet Amann, behoort tot de z.g. „Rijksleiders" (zooiets als partij-ministers), was tijdens den oorlog met Hitier soldaat in dezelfde compagnie en staat nog heden en zeker in een verre toekomst in aller hoogste gunst. Zijn persdictatuur is volko men. Beveelt hij, dat'bladen of tijdschrif ten te verdwijnen hebben, dan verdwijnen ze ook. Beveelt hij de fusie van twee bladen, dan worden ze tezamen gevoegd. Meent hij, dat zekere journalisten niet meer kun nen worden geduld, omdat ze naar zijn meening niet als goede nationaal-socialis- ten zijn te beschouwen, dan geeft hij een wenk aan den heer Weiss, die voorzitter van den Rijksbond van de Duitsche Pers is, en de bewuste heeren worden uit de lijst der toegelaten publicisten geschrapt. Deze almachtige heer Amann nu is van oordeel, dat het aantal bladen, dat in Duitschland verschijnt, ondanks de vele aderlatingen, nog altijd veel te groot is. Het nationaal-socialistische Duitschland voert van den beginne af een zeer bijzondere perspolitiek. Men gaat hier uit van het standpunt, dat het beroep van den journa list zoo belangrijk is en zijn invloed op de Stemming der bevolking zoo groot, dat niet langer mocht worden geduld, dat bladen vrij verschijnen, daarin naar volle vrijheid geschreven wordt en meeningen verkon digd worden die, al dan niet uit volle over tuiging der maatschappelijk-afhankelijke schrijvers, tegen het belang van de gemeen schap ingaan. In autoritaire staten is het uit den aard der zaak gemakkelijk vast te stellen, wat „belang van de gemeenschap" is: niets meer en niets minder, dan wat de regeering wil. En wat die wil, kan ieder dagelijks controleeren. Het staat n.1. ge drukt in het programma van de eenige toe gelaten „Partij". Men streeft er daarom sedert 1933 in Duitschland naar, dat alles wat gedrukt wordt, wordt geschreven door menschen, die naar volle overtuiging er naar streven, het programma der Nationaal-Socialistische Duitsche Arbeiders Partij te verwezenlij ken. Dat was voorloopig natuurlijk moei lijk te bereiken. De eigenlijke partijpers was tot 1933 niet groot. Nationaal-socialis tische, meestal piep-jonge journalisten, schreven alleen in eigen partijbladen, wer den in de groote beroepsorganisatie niet als lid toegelaten, hadden nog weinig be roepservaring en stonden op 30 Januari 1933 plotseling voor de taak, tallooze re dacties over te nemen, zonder dat zij daar toe in kennis en aantal ter beschikking stonden. Compromissen waren daarom on vermijdelijk. Vele redacteuren, die tot 1933 meer of minder scherpe anti-fascisten wa ren geweest, moesten tijdelijk worden ge handhaafd en zagen zich genoodzaakt, hun houding te wijzigen, wat tot heel wat ge wetensconflicten moest voeren. Een deel gaf den strijd op, een ander deel werd be keerd, maar wordt heden door de „echte Nazis" nog altijd niet voor vol aangezien. Het hoofdorgaan. De krachtige perspolitiek verdrong de vroeger „burgerlijke" pers ten bate van de partijbladen. Rijksleider Amann wist aan het hoofd der uitgeversfirma Eher zijn „Völkische Beobachter" tot het hoofdor gaan van het Rijk te maken, geholpen door de regeering, die alle ambtenaren, be ambten en andere afhankelijken dwong het blad en de plaatselijke of provinciale par tijorganen te bestellen, maar desondanks konden zich vele bekende niet-partij bladen handhaven en zelfs heden nog commercieel betere resultaten opleveren dan de mach tig ondersteunde partijpers. En wel omdat zij over meer vakroutine en betere mede werkers beschikken. Een der hoofdbeginselen van de nieuwe Duitsche perspolitiek is geweest de afhan kelijkheid der publicisten van hun onmid dellijke broodgevers, de bezitters der bla den, te veranderen in een afhankelijkheid van den Staat. De invloed der uitgevers in Duitschland is, vooral wat hun betrekking tot de redacties aangaat, zeer sterk vermin derd en overgenomen door één enkelen uitgever, den bewusten heer Amann, die weer als „rijksleider" meer de belangen van partij en Staat dan die van zijn, overigens natuurlijk tot grootsche en rijke onderne ming gegroeide uitgeverij, in het oog heeft te houden. De burgerlijke pers moet weg! Waar dus de uitgever nauwelijks meer de mogelijkheid heeft, voor zijn bedrijf (ook en vooral door de wijze, waarop zijn blad of zijn bladen geredigeerd, opgemaakt, ge schreven worden) die reclame te maken, die naar zijn overtuiging winst brengt en de concurrentie terugdringt, ja waar zuivere concurrentie volgens buitenlandsche begrip pen feitelijk zoo goed als geheel wegvalt en de partijpers zich in een zeer bevoor rechte en onaantastbare positie bevindt en nog slechts den beteren inhoud van vele „burgerlijke" bladen te duchten heeft, is duidelijk, dat de persdictator er naar streeft, deze concurreerende „burgerlijke" pers van het tooneel te doen verdwijnen of althans tot weinige bladen te beperken, waarbij een er, ander wordt gemotiveerd met de over weging, dat in Duitschland veel te veel bladen verschijnen. Dat moge op zichzelf beschouwd juist zijn. Zoo komen in Berlijn alleen per dag meer dan 2 millioen exemplaren der aldaar gedrukte bladen uit. (Bij een bevolking van 4 1/4 millioen zielen, kinderen, die nog geen kranten lezen dus, inbegrepen). De „Berliner Morgenpost" (burgerlijk blad) heeft met 430.000 de grootste oplage. Dan volgt de „Völkische Beobachter" met 310.000, de „Berliner Nachtausgabe" (burgerlijk) met 280.000, de „Deutsche Allgemeine Zeitung" (burgerlijk) met 58.000 en de „Berliner Bör- sen Ztg" met 30.000. Tientallen andere bla den zijn minder btlangrijk. De „Angriff" is als avond-editie der „Völkische Beobachter". tevens als officieel orgaan van het Duit sche Arbeidsfront te beschouwen. Het is begrijpelijk, dat bij een zoo groot aantal bladen, een „Berliner Tageblatt" een „Germania" (met niet meer dan 6000 lezers!), een „Kreuszeitung" geen reden van bestaan meer hadden. Een enkel woord nog over den inhoud. Het is ongetwijfeld juist, dat in 1933 en 1934 alle Duitsche bladen wat den inhoud betreft, als kinderen uit hetzelfde gezin op elkaar geleken, wat vooral te wijten was aan de omstandigheid, dat de „burgerlijke" journalisten onzeker waren geworden en geen eigen oordeel meer waagden in druk te geven. Het is echter volmaakt onjuist, als men in het buitenland de meening verkon digt, dat ook heden nog alle Duitsche kran ten en weekbladen denzelfden inhoud heb ben en dezelfde meening verkondigen. Mo gen zij ook in groote lijnen eenzelfde eind doel nastreven, in details wijken zij vaak zoozeer van elkaar af (ook zelfs op het ge bied der buitenlandsche politiek) dat men zich verbaasd afvraagt, of in de Wilhelm- strasse nog wel censuur (vóór-censuur kent Duitschland niet!) wordt uitgeoefend. Een „National Zeitung" in Essen, 'n „Schwarzes Korps", een „Angriff" verkondigen dagelijks meeningen, die niet alleen van een „Frank furter Zeitung" of een „Kölnische Zeitung" volkomen afwijken, maar ook elk op zich zelf allerminst de goedkeuring der persafd. van de Rijksregeering wegdragen! De Berlynsche correspondent van het Hamburger Fremdenblatt trekt een verge lijking tusschen de Duitsche en de Engel sche radio-politiek. Hij stelt vast, dat de werkzaamheid van de Duitsche kortegolf- zenders uitsluitend ten doel heeft menschen van Duitsch bloed en van Duitsche afstam ming in de overzeesche gebieden op de hoogte te stellen van de gebeurtenissen bin nen het Rijk. Eenige inmenging in de bin- nenlandsche toestanden van andere staten, in het bijzonder van Engeland en zijn over zeesche bezittingen, wordt niet beoogd. In dien deze uitzendingen niet zouden geschie den, dan zouden de Duitschers overzee zelfs blootgesteld staan aan het voortdurende niet volkomen onpartijdige trommelvuur der Britsche uitzendingen op de korte golf. De uitzendingen op lange golf echter, welke Engeland thans iederen avond in de Duitsche taal laat verzorgen, hebben iets anders ten doel. Zij wijken af van de tot nu toe in de gebruiken der internationale radio- uitwmdingen gevolgde practijk. Slechts de Moskousche zender kon tot nu toe worden beticht van een propaganda, welke een doel bewuste inmenging in andere staten in hun taal beoogde. Het Engelsche optreden, aldus de correspondent, kan op grond van de tot nu toe gevolgde internationale gebruiken on rechtmatig worden genoemd. Bij de Engel- cehe uitzendingen gaat het geenszins om Objectieve en onschuldige overzichten van de soort welke in Engeland zelf gebruikelijk is. Bewuste inmenging moet en kan slechts het dool zijn dezer uitzendingen. De enkele po ging van dezen aard echter zal op den duur niet zonder reactie kunnen blijven. De Fransche pers blijft aandacht schen ken aan de door Chamberlain afgelegde solidariteitsverklaring. De „Excelsior" schrijft: De openlijke ver klaring van Chamberlain laat geen ondui delijkheid over. Zij verzekert, dat indien Frankrijk in zijn vitale belangen bedreigd wordt, Engeland terstond zijn medewer king zal verleenen, van welken kant de be dreiging ook komt. De „Republique" schrijft: Moge Italië besluiten om als buur, en goeden buur, een machtig rijk te hebben, dat een elfde deel van de wereld bestuurt, en 110 millioen in woners telt. Moge Italië beseffen, dat dit rijk zeker is van de vriendschap der Ver- eenigde Staten, welke, tezamen met het Britsche rijk, 75 procent der wereldgrond stoffen beheeren. In 1935 hebben wij met Italië een accoord gesloten. Wij hebben dat accoord geëerbie digd. In 1938 achtte het fascistische Italië het noodig om dit accoord, dat het geteekend heeft en waarover het zich tevreden ver klaard heeft, eenzijdig te verbreken. Goed, Italië verwacht nieuwe voorstellen? Het zal ze niet krijgen. De redevoering van Bonnet. De meeste bladen hebben groote waar deering voor de door Bonnet in den Senaat gehouden rede en zijn verheugd over het vertrouwen, dat in de regeering Daladier zoowel in de Kamer als in den Senaat is uitgesproken. Speciale aandacht wordt be steed aan zijn passage over Spanje. De .Excelsior" schrijft, dat het applaus, hetwelk volgde op de verklaring van Bon net, dat Frankrijk zijn grondgebied zal weten te beschermen, bewijst hoezeer alle Franschen het op dit punt eens zijn. De toestand in Spanje. De „Jour" meldt uit Londen: Wij meenen te weten, dat sedert 48 uur drukke bespre kingen gehouden worden tusschen Londen en Burgos. Franco zou gezegd hebben dat hij geen beperking van de Spaansche sou- vereiniteit zal dulden door uit den burger oorlog voortvloeiende politieke of militaire afspraken. Naar wij vernemen zal de Engel sche regeering haar wettige erkenning der regeering van Burgos laten afhangen van twee voorwaarden: 1. De totale terugtrekking der vreemde lingen. 2. Een „menschelijke" regeling van het vluchtelingenvraagstuk. Negrin, Del Vayo en andere ministers van de Spaansche republikeinsche re geering bevinden zich thans weer in Catalonië. Zij zijn voornemens daar tot het laatste oogenblik te blijven. Martinez Barrio, voorzitter van de zooge naamde cortes, heeft Dinsdagmiddag n. aan leiding van de door Azana's woordvoerder afgelegde verklaringen in een interview met een correspondent van Havas gezegd, dat deze verklaringen geen enkel officieel karakter droegen. Alleen de premier en zijn regeering, verklaarde Barrio, kunnen be sluiten tot politieke maatregelen, welke al dan niet een einde kunnen maken aan den oorlog. De president van de republiek kan zulks niet. Hij kan evenwel de regeering zijn vertrouwen ontnemen, doch hij heeft dit niet gedaan. Ik ben aanwezig geweest, zoo voegde Barrio hieraan toe, bij het onderhoud, dat plaats gehad heeft tusschen het hoofd der regeering en het hoofd van den staat vóór het vertrek van laatstgenoemde naar Frank rijk. Ik kan u verzekeren, dat de gelijkheid van inzichten tusschen Negrin en Azana volkomen was Engeland erkent Franco niet, De diplomatieke correspondent van Reu ter zegt, dat het technische probleem van het voortbestaan der Spaansche republi keinsche regeering thans de aandacht heeft van Britsche officieele kringen. Uiteengezet wordt, dat de toestand op het oiogenblik blijft zooals hij was, doch dat de moeilijkheid gelegen is in het feit, dat niet definitief kan worden gezegd, of er thans een republikeinsche regeering is. Nog steeds blijven buitenlandsche vrijwil ligers in Spanje. Derhalve blijft de Britsche houding tegenover de kwestie der erkenning van Franco ook dezelfde, n.1. dat er van een dergelijke erkenning geen sprake kan zijn, voor aleer alle buitenlandsche troepen Spanje zullen hebben verlaten. Het verluidt, dat er niet een nieuw ver zoek om erkenning door Franco is inge diend op grond van de omstandigheid, dat er niet langer een „regeeringspartij" bestaat. De vorige verzoeken van Franco waren alle gebaseerd op de bezetting van het grootste gedeelte van het Spaansche grondgebied. Wat de bemiddeling aangaat, is het stand punt der Britsche regeering, dat de Britsche autoriteiten ter beschikking van beide par tijen staan. Dit zou vermoedelijk van toe passing zijn op de bezetting door Franco van Minorca, irdien dit mogelijk zou zijn zonder bloedvergieten. Er wordt echter de nadruk op gelegd, dat Groot-Britannië niet zijn diensten aanbiedt als adviseur. Te Londen gelooft men, dat de bedoelin gen van Franco ten aanzien van Minorca zijn, het, na onderhandeling, te bezetten met Spaansche en niet met Italiaansche troepen. Zitting van Maandag 6 Februari 1939. Een administrateur die geld wilde verdienen. De landarbeider S. uit Anna Paulowna nam sinds een aantal jaren de administratie waar van zijn vader, die 2e penningmeester is van de plaatselijke afdeeling van den Ned. Bond van Arbeiders in het Land- en Tuin bouw en Zuivelbedrijf. Zoo vulde hij ook de bondsstaten in, waarop de ondersteunde werklooze leden staan vermeld, welke leden hij, namens den bond, steun uitkeerde. Maandagmiddag moest hij voor den Alk- maarschen politierechter terecht staan, om dat hij ten nadeele van den bond op een staat, als boven genoemd, de namen van drie arbeiders had geplaatst en te hunnen be hoeve 10.20 had uitgekeerd, een en ander bekrachtigd met de handteekeningen van de betreffende leden. De drie leden waren ech ter heelemaal niet werkloos, wisten van geen bondssteun af en hun handteekeningen wa ren door S. maar nagemaakt. Door het spel letje een paar keer te herhalen, had hij 81,60 ten eigen bate van den bond opge streken. S., een jonge man, bekende. Hij had voor plezier te veel geld uitgegeven en kon het financieele gat met het geringe zakgeld, dat hij van zijn ouders kreeg, niet dekken, waar om hij de fraude pleegde. De officier, mr. v. d. Feen de Lille, vond het een zeer brutale geschiedenis. Hij eischte vijf maanden gevangenisstraf. De verdediger, mr. ir. van Leeuwen, gaf toe, dat de gepleegde feiten erg waren, maar er waren toch ook wel eenige lichtpunten en pleiter vond het niet juist, dat iemand tot zulk een zwaren straf zou worden veroor deeld, zonder dat men diens persoon en om standigheden kent. Pleiter vroeg daarom een reclasseeringsonderzoek te gelasten. De officier was het daarmee niet eens en vreesde, dat het weer op een voorwaarde lijke veroordeeling zou uitdraaien. Mr. van Leeuwen zei, dat zooiets niet zijn bedoeling was, maar hij wilde, dat de straf verantwoord zou zijn. De politierechter liet zich meer overhalen door den officier dan door den verdediger en veroordeelde S. tot 5 maanden gevangenis straf. Hulstboomen leeg geplukt. In de bosschen van het Provinciaal Water leiding Bedrijf staan vaak mooie hulst boomen, die omstreeks Kerstmis, wanneer hulsttakken kostbaar zijn, op verschillende menschen een groote aantrekkingskracht uitoefenen. Zoo plukte de Haarlemsche koopman J. de B. in Bergen maar liefst twee groote hulstboomen van onder tot boven kaal, hetgeen een oogst van ongeveer f 20 aan hulsttakken opleverde. De officier eischte tegen den vandaal, die al heel wat keeren was veroordeeld, zes weken gevangenisstraf. De politie vond 14 dagen genoeg. Steunfraude. Geen zitting gaat voorbij, of er staan een of meer zaken van steunfraude door werkloozen op de rol. Dezen keer was het de chauffeur-monteur B. uit Egmona aan Zee, die in April van het vorige jaar gedu rende twee weken had verzwegen, dat een van zoons 9 per week had verdiend. B. was werkloos en verplicht de inkomsten van zijn inwonende kinderen op te geven. De man bekende en vertelde altijd alles te hebben opgegeven, maar toen zijn zoon uit den militairen dienst terug kwam en weer bij zijn ouden baas ging werxen, had B. uit armoede twee weken de 9 verzwe gen. Hij heeft acht kinderen en moest van ongeveer 11 per week zien rond te komen. De officier zei, dat een werklooze het nooit breed heeft, maar hij mag niets ver zwijgen en omdat het euvel van steunfrau de zoo veelvuldig voorkomt, zijn strenge maatregelen noodig. Slechts in zeer bijzon dere omstandigheden achtte spr. voorwaar delijke straf op haar plaats. Voor dit geval, vorderde hij 1 maand gevangenisstraf. Mr. A. Prins, de verdediger, betoogde, dat ook dit geval wel degelijk tot de uitzonde ringen behoorde, die de officier bedoelde, Bovendien staat ook het Hof te Amster dam niet op het standpunt, dat alle steun fraude streng gestraft moet worden. Het Hof legt dikwijls lichte straffen op. B. is ruim vier jaar werkloos geweest en moest van een gering bedrag een huis houden van tien personen onderhouden. Hij had 120 schuld bij den kruidenier en 60 bij den bakker, terwijl hij onlangs nog 25 van M.H. moest leenen om ondergoed te kunnen koopen voor een van zijn zoons, die in vasten militairen dienst kon komen. De verdachte had nu eindelijk werk gc kregen, maar was op dat werk door een ongeluk getroffen, waardoor hij een maand buiten dienst kwam. Hij kon evenwel weer terug komen. Bovendien verdienen een paar kinderen wat, zoodat het gezin kans heeft er weer wat bovenop te komen en zich vrij te maken van de schulden. Zou B. veroordeeld worden, dan ging de mooie kans weer teniet. Pleiter vroeg daarom een voorwaardelijke veroordeeling. Het vonnis was: 15 of 10 dagen plus 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met 2 proefjaren. Dierenmishandeling P. uit Warmenhuizen moest bij den po litierechter op het matje komen, omdat hij in de plaats zijner inwoning met een korten, vaarboom een paard had afgeranseld Dat paard was niet van hem, maar het stond op den weg en de voerman scheen het niet ge heel in de macht te hebben. P. zou hem een handje helpen en deed, zooals beschre ven. De rijksveldwachter v. d. Meulen zei, dat P. een keer of zeven zoo hard geslagen had als hij kon. P. zelf ontkende nier het beest te hebben geslagen, doch het was „maar" tegen de ribben. Twee getuigen a décharge vonder de handelwijze ook heel gewoon. Hun beweringen werd met de noodige korreltjes zout genomen, want de aanwezi ge, ruim drie meter lange kloet sprak in al haar houterige zwijgzaamheid een an dere taal. De officier vond, dat de beste straf voor P. zou zijn: een dubbele portie met dezelf de kloet. Maar dat mag in Nederland niet en daarom moest het maar 40 of 20 da gen zijn. Het vonnis was 30 of 20 dagen. Zitting van Dinsdag 7 Februari 1939. Hij reed zonder rijbewijs. Voor de Alkmaarsche rechtbank stond gister terecht de journalist F. G. uit Scha- gen, die des namiddags vijf uur op 1 October van het vorige jaar in de Wieringermeer met zijn auto de melkhandelaar H. uit Slootdorp van achter had aangereden. H„ die op de fiets was, kreeg zulk een zwaar letsel, dat hij zeven weken in een ziekenhuis verpleegd moest worden. G. werd beschuldigd van roe keloos en onvoorzichtig rijden, waardoor zwaar lichamelijk letsel was ontstaan. G. weersprak de feiten natuurlijk niet, maar meende, dat H. bij het passeeren iets naar links was uitgeweken, zoodat hij door den auto werd geraakt. H., die als getuige werd gehoord, zei nog met genezen te zijn. Vlak voor het ongeluk reed hy kalm rechts van den weg, nog geen 15 c.M. van den berm af. Hij had geen zwen king naar links gemaakt. Veldwachter v. d. Hoek vertelde dat G vlak na het ongeluk had erkend een fout te hebben gemaakt. Hij had geen geldig rijbe- wijs bij zich. G. antwoordde daarop, dat hij door het ongeluk zoo overstuur was, dat hij den gang van zaken niet precies weer kon geven. Had hy toen echter wel reeds ge sproken over een plotseling naar links zwaaien door het slachtoffer. Een geldig rij bewijs had hij n^et, omdat hij alleen maar op een motor reed en de laatste jaren n- meer met een auto, dan tesamen met «A ander. Dezen keer was hij alleen omdat hij nog een haastige boodschap moS doen. Twee andere getuigen verklaarden, dat H evenals G. geheel rechts van den weg gereden. Van een juist passeerenden vracht auto, beladen met stroo, bleek G. geen iMt te hebben gehad. De officier had groot medelijden met het slachtoffer, dat na vier maanden nog niet genezen was. Het was van G., die als ont. wikkeld mensch alles toch behoorlijk kan be' oordeelen, onverantwoordelijk geweest een auto te besturen, wanneer hy dat zóó weinig doet, dat hij er zelfs geen rijbewijs voor noodig vindt. Spr. vond het jammer, dat G de schuld gelijk steeds wordt gedaan op den fietser schoof. G. was niet of zeer oir! voldoende uitgeweken, toen hij H. volde voorbijgaan, terwijl er toch alle gelegen heid was. G. was ten volle verantwoordelijk en omdat hij een behoorlijke betrekking had, vorde spr. 250 of 60 dagen enter preventie intrekking van de rijbevoegd heid voor 1 jaar. De verdediger, mr. dr. Buiskool, zei, dat de getuigenverklaringen den indruk hadden gewekt, alsof G. bijna met opzet H. onder, steboven had gereden. Zoo'n veronderstel- ling is natuurlijk dwaas; het was een zuiver ongeluk. Bovendien was het niet onmogelijk, dat H. een zwenking had gemaakt, want hy had een mandje aan het stuur en er stond een harden wind. G. wilde de schuld niet van zich af schui ven, want hij was ter zitting gekomen in de stellige overtuiging, veroordeeld te zullen worden. Het ging G. er slechts om de recht bank, via zijn raadsman, er van te overtui gen, dat hij niet roekeloos had gehandeld en niet een grove schuld had, al had hy wel degelijk schuld, vandaar ook zijn erkentenis tegenover den veldwachter, dat hij een font had gemaakt. Alleen al het feit, dat hy zon. der geldig rijbewijs reed, pleitte tegen hem, G. had alles gedaan om de zaak goed te ma ken, door veel belangstelling te toonen voor het slachtoffer en dezen alle geleden schade te willen vergoeden. De schaderegeling zou heelemaal in orde zijn gekomen, wanneer H. tenslotte zich niet had teruggetrokken en had verlangd,' dat „ze hem maar een boerderijtje in de Wierin germeer moesten geven". Getuige H., opspringend: Dat is een leugen! Mr. Buiskool: Het staat zwart op wit. Ik ben vier jaar lang curator van H. geweest, ik ken hem. Pleiter betoogde tenslotte, dat G. in alles een correcte houding had aangenomen en dat deze, door intrekking van de rijbevoegd heid ook geen motor meer zou mogen rijden, hetgeen hem z'n betrekking zou kunnen kosten. De boete was ook veel te hoog, want G. heeft zeer moeilijke tijden doorgemaakt, waarvan hij nu nog, nu hij sinds kort een bescheiden betrekking heeft, bezig is zich te herstellen. Pleiter vroeg de uiterste clemen tie.- De uitspraak werd na re- en dupliek be paald op Dinsdag a.s. Een „principieele" kwestie. De Heldersche winkelier S. C. kwam in hooger beroep tegen een vonnis van den kantonrechter, waarbij hij, wegens overtre ding van de wet op de uitverkoopen, was veroordeeld tot f 10 of 7 dagen. Het O.M. had 60 geëischt. C. was in verzet gekomen, omdat hij het een principieele kwestie vond. Hij had een „totale leegverkoop" geannoceerd, omdat hij uit zijn winkel moest. De Kamer van Koop handel had hem bericht, dat ze in' zijn geval geen beslissing kon nemen en dat hij zich maar tot den rechter moest wenden, terwijl een inspecteur van politie en agent Bremen, die met dergelijke zaken belast is, geen be zwaar tegen zijn uitverkoopplannen hadden gemaakt. De heer van Bremen sprak dit echter ten stelligste tegen; hij zelf had nota bene pro ces-verbaal tegen C. opgemaakt. De heer Holsmuller, adj. secretaris van de K. van K., zei, dat er niets principieels aan de zaak was. C. was een vergunning tot den uitverkoop gewoon geweigerd en C. had van heb recht van beroep veel te laat gebruik gemaakt. C., die met veel papieren in de weer was, hield alles stokstijf vol, maar zijn houding wekte niet veel instemming bij de rechtbank. De officier vond het een vervelende ge schiedenis, met een zaak, die klaar was als een klontje en een verdachte, die leugens stond te vertellen. De boete van f 10 was veel te laag en diende te worden verhoogd tot 200 of 60 dagen! Nadat C. een uitvoerig pleidooi had ge houden en had beweerd heelemaal geen in komsten te hebben, werd de uitspraak be paald op de volgende week Dinsdag. ZIJN VROUW MET DOODSLAG BEDREIGD. Anderhalf jaar geëischt. Een oud-gemeenteambtenaar, die vroeger meteropnemer bij de G. E. W. was, stond gisteren in hooger beroep terecht voor het Amsterdamsche gerechtshof, verdacht van poging tot doodslag op zijn vrouw. De rechtbank had hem conform den eisch anderhalf jaar gevangenisstraf opgelegd met aftrek van een gedeelte der voorloopige hechtenis. Na een mislukt huwelijksleven maakte de vrouw een echtscheidingsproces aanhangig. De kinderen werden aan de moeder, die el ders ging wonen, toegewezen. De vrouw verklaarde thans, dat haar man haar her haaldelijk heeft bedreigd, hy wilde, dat zy bij hem terugkwam en de echtscheidings- eisch introk. Op n September had de man met een broodmes in de hand haar bij den pols ge grepen en uitgeroepen: „Nu ga je er aan'. In doodsangst gaf zij den man een schop, de aanrander viel en op dat moment scheen hy tot bezinning te komen. Verdachte was hierop in zeer overspannen toestand naar het bureau van politie gebracht. De procureur-generaal requireerde beves tiging van het vonnis van de rechtbank. (Anderhalf jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest). Arrest 21 Februari.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 8