DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN* De achtergrond van het geval- Martens. Engelands rol bij de overgave van Minorca. De strijd voor de Vlaamsche emancipatie. Act „Devonshire" er heen, om bloedvergieten te voorkomen. No. 38 Dit nummer bestaat uit twee bladen. 141e Jaargang r a contra ons. Erkenning van Franco aanstaande Pe algemeene toestand. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door Set geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0-25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Directeur: C. KRAK. Dinsdag 14 Februari 1939 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. I V Een Vlaming schrijft ons: Er zijn menschen in Noord-Neder land, die zich afvragen, hoe het mogelijk is, dat niet maar sommige Vlamingen, doch de geheele Vlaam sche Beweging zich schaart achter mannen als dr. Martens, een na den oorlog ter dood veroordeelden „land verrader", en Borms, den eveneens ter dood veroordeelden voorzitter van den raad van Vlaanderen. Zij hebben immers in den oorlog hand en spandiensten verleend aan den vijand, die in hun land geroofd, gestolen en ge moord heeft? En zulke menschen zijn toch inderdaad landverraders? Op deze vragen, die opkomen in de hoofden van hen, die niet op de hoogte zijn van wat er zich gedurende den oorlog en daarvoor in België heeft afgespeeld, zal ik trachten een antwoord te geven. En dan lette men in de eerste plaats op het woordje „daarvoor". D.w.z.: vóór den oorlog. In het kort kan ik de behandeling van de Vlamingen in België het best typeeren met de uitspraak, niet van een „activist", zelfs niet van een gewonen Vlaming, maar van een Waalschen minister, openbaar in het parlement afgelegd: „De Walen zouden geen honderd dagen hebben verdragen, wat de Vlamingen gedurende honderd jaar hebben moeten dulden!" Het activisme gedurende den wereld oorlog was het onvermijdelijke, uitvloeisel van vóór dien tijd bestaande mistoestan den. Het is moeilijk, in een kort artikel ook maar te benaderen, waarin deze mistoe standen bestonden. Laat ik slechts mogen zeggen, dat België vier universiteiten be zat, allen Fransch, tot zelfs diep in het hart van Vlaanderen, te Gent. Voor de Vlamingen was er echter geen kans, om eenig universitair onderwijs in eigen taal te bekomen. Processen, notarisakten, openbare mededeelingen, straatnamen, het was al Fransch wat de klok sloeg. Dat men in een tweetallig land als België wel minister kon worden zonder de taal van het meerendeel van het volk te kennen, doch geen ministersbode zonder de Fransche taal volledig machtig te zijn, zegt ook wel wat. De Vlaamsche boerenjongens, die op moesten komen in het leger, en zelfs in den doodenstrijd aan den Ijzer, werden gedrild en kregen hun bevelen in het Fransch, ofschoon ze geen woord van deze taal verstonden. Is dan de Vlaamsche strijd alleen een taalstrijd? Hier herinner ik aan het woord van wijlen kardinaal Mercier: Een volk is geboren om te heerschen of te dienen; het Waalsche volk om te heerschen, het Vlaamsche om te dienen. En is het niet teekenend, dat een der stichters van den Belgischen staat heeft verklaard: „at Belgique sera latirjg, ou ne sera pas? (België zal latijnsch zijn, of niet zijn?) België en Tsjecho-Slowakije. Ondanks deze stelselmatige onderdruk king, ondanks deze voortdurende vernede ring, ondanks het feit, dat geen Vlaming voor eenig ambt benoembaar was, werd het Vlaamsche volk zich al meer en meer bewust. En er bestond dan ook bij het uitbreken van den oorlog reeds een sterk verzet tegen de franskiljons, die België regeerden en Vlaanderen overheerschten. In de bezette Fransche departementen ontstond géén activistische beweging. In Polen en Tsjecho-Slowak'ie wel. De Noord-Nederlander denke over dit merk waardige verschil eens goed na: het is leerzaam en kan tot verheldering van be grip dienen. En als men dan het antwoord op de hierin besloten vraag gevonden heeft (een antwoord, dat waarlijk niet moeilijk te vinden is voor hem, die vinden wil, en die onze gemeenschappelijke geschiedenis kent gedurende ons verzet tegen Spanje in den tachtigjarigen oorlog) dan zal men ook veel van de activistische beweging gedu rende den wereldoorlog begrijpen. Masaryk wordt gevierd als een nationale held. Terecht. Ook in Nederland was er niemand, die een steen zou opheffen om hem daarmede te werpen. Maarheeft dr. Masaryk iets anders gedaan dan Borms, dr. Martens, c.s.? Heeft ook hij niet „hand- en spandiensten" verleend aan den vijand, die in zijn land heeft geroofd, gestolen en gemoord? En zelfs indien men dit niet aanvaardt, dan blijft nog altijd het vreeselijke bloedoffer door dertigduizend Vlamingen op de slagvelden aan den IJzer gebracht, waar zij stervend schre ven: „Hier ons bloed. Waar ons recht?' „Alles voor Vlaanderen. Vlaanderen voor Christus". D i t offer weegt zwaarder, duizend malen zwaarder, dan alle „fouten en mis drijven", die door andere Vlamingen in het bezette land tegen den onderdrukken den Belgischen staat mochten zijn begaan! In een van zijn werken schrijft dr. Er- nest Claes geen activist! over de toestanden in België gedurende den wereldkrijg. Hij teekent ons de vele Belgen, die in dien tijd „zaken deden" met den Duitschen bezetter. Ik herinner aan het proces tegen baron Coppens, die ondanks zijn adellijken naam vijftig millioen onge- devalueerde franken wist te verdienen door leveringen van benzine aan den vijand gedurende de bezetting. Dr. Ernest Claes laat een van zijn, ook schatrijk geworden, oorlogsleveranciers bij het einde van den oorlog en de daarmee gepaard gaande liquidatie zijner „zaken" zeggen: „Met één soort menschen heb ik mij niet willen ophouden. Dat zijn de activisten. Dat waren geen practische menschen. Die hebben geen centiem ver diend aan den oorlog." En wanneer ik nu kiezen moet tusschen deze zich verrijkende oorlogswinstmakers en de idealistische Bormsen en Martensen, die in wanhoop het laatste middel ge bruikten om recht voor hun volk te be komen en die, zooals Borms, bij de ge vangenneming aangetroffen werd in zijn eigen armoedige woning, zittende aan het middagmaal, bestaande uit een bord grau we erwtendan is mijn keuze niet moeilijk. Onjuiste vonnissen. Tijdens de gevoerde processen werd door den openbaren aanklager erkend, dat geen der heulers met den vijand dit ge daan had om eigen voordeel. En h o e zijn deze processen tenslotte dan nog gevoerd! Iemand als de Kamer-voorzitter, dr. Kamiel Huysmans, zeide hierover: „Persoonlijk ben ik steeds een onver zoenlijk vijand van 't activisme geweest, en toen ik minister van openbaar onderwijs was, heb ik het op de meest krachtdadige wijze bestreden. Maar daar ik in de eerste plaats de waar heid wil dienen, heb ik de dossiers der veroordeelingen opnieuw onder zocht en voor meer dan 90 heb ik kunnen vaststellen, dat men ten on rechte had veroordeeld. De eerste minister Jaspar, aan wien ik de dqgsiers voorlegde, heeft moeten toe geven, dat ik volkomen gelijk had. Als men daarnaar gehandeld had, zouden wij thans geen moeilijkheden hebben en de atmosfeer zou niet meer vergiftigd zijn zooals nu nog het geval is." Is het te verwonderen, dat menschen zooals deze anti-activist Huysmans en de staatsminister Frans van Gauwelaert, en zooveel anderen der meest hoogstaande Vlaamsche Belgen, zich thans niet meer laten overbluffen door woorden als „land verraders" en „heulen met den vijand" en ,hand- en spandiensten verrichten?" Veel verbetering. Natuurlijk zou ik heel onvolledig zijn, als ik niet ronduit verklaarde, dat er in België heel wat veranderd is in de menta liteit tegenover de Vlamingen. Mannen. was moed voor noodig! om tegen de anti-Vlaamsche strooming in te gaan. Sindsdien heeft het Vlaamsche volk meer en meer de kans gekregen, zich cultureel te verheffen. En vele regeerin gen hebben reeds het hunne gedaan om zooveel mogelijk onrechtvaardige toestan den op te heffen en het Vlaamsche volk gelijkwaardig aan het Waalsche te doen zijn. Maar ook moet erkend worden, dat het Vlaamsche-hatende franskiljonisme, hoewel het van dag tot dag vermindert, toch nog niet is uitgestorven. En het wil van geen verzoening weten. Omdat ver zoening gelijkstelling beteekent, en een franskiljonisme zonder voorrechten zou ten doode zijn opgeschreven. Verzoening beteekent groei en bevestiging van het Vlaamsche solidariteitsgevoel en van de Vlaamsche macht. Deze verbroedering, deze bevestiging van de Vlaamsche solida riteit wil het franskiljonisme met alle middelen voorkomen. Het is mogelijk, dat sommige Vlaamsch- haters in de struikeling van het kabinet- Spaak over het geval-Martens een frans- kiljonsche overwinning zullen zien. Wij van onzen kant gelooven integendeel, dat uit deze crisis nieuwe en verbeterde ver houdingen kunnen worden geboren. In verband met de houding van mannen als dr. Borms, dr. Martens en zoovele an dere idealisten, moge ik besluiten met de woorden van onzen gemeenschappelijke!! Vader des Vaderlands: „Point n'est besom d'espérer pour entreprendre, ni de réussir als koning Albert en nu weer koning pour persévérer" Leopold verdienen den dank van Vlaan- j Het Vaderlant ghetrouwe blijf ick deren, omdat zij wel in de eerste plaats tot in den doet het hebben aangedurfd inderdaad! erl Het Joodsche probleem onder de toupe. Gistermiddag is een samenvatting ge publiceerd van de Donderdag j.1. door dr. Weizmann afgelegde verklaring over het Joodsche probleem. Uit deze samenvatting blijkt, dat Weizmann in zijn rede als voornaamste oorzaak van het Joodsche probleem het feit heeft genoemd, dat het Joodsche volk geen tehuis heeft. Het vormt, zoo zeide hij, overal een minder heid, die in sommige landen hulpeloos aan de genade van anderen is overgeleverd. De aanspraak op Palestina is nimmer prijsgegeven. Door de eeuwen heen hebben zich steeds weer groepen Joden in Pa lestina gevestigd. Dit werk wordt voort gezet. De verklaring van Balfour heeft deze historische feiten erkend. Vervolgens heeft Weizmann een over zicht van de ontwikkeling der Palestijnsche kwestie sinds de benoeming van de Ko ninklijke Commissie gegeven. De Joden hebben het voorstel Palestina te verdeelen niet beschouwd als de nako ming der oorspronkelijke belofte, welke in de verklaring van Balfour en het Mandaat vervat was, doch zij stemden er in toe de mogelijkheid van samenwerking met de Britsche regeering op de basis van het rapport te onderzoeken wegens twee leidende beginselen, nl. Ie. dat de Joden de uitsluitende bevoegdheid zouden heb ben de immigratie binnen het toegestane grondgebied te controleeren en 2e. dat zij de garantie zouden krijgen daar geen minderheid te zullen worden en het leven van een minderheid te moeten leiden, zooals zij dat steeds op de geheele wereld geleid hebben. Weizmann zegt voorts, dat deze ^wee beginselen hun moreele bindingskracht hebben behouden en hij kan niet begrijpen, dat de Britsche regeering na 20 jaren, een interpretatie van het Mandaat zou zoeken, welke deze fundamenteele rechten der Joden zou beknotten. Een dergelijke afwij king van het moreele standpunt, aldus spr., zou 't Britsche rijk tot in zijn grond vesten schokken. Palestina is in staat honderdduizenden vluchtelingen op te nemen. Ten aanzien van de betrekkingen tus schen Arabieren en Joden heeft Weizmann gezegd het te betreuren, dat de conferen tie begonnen is voordat de orde en rust in Palestina hersteld zijn. Hij legde er den nadruk op, dat het de wensch der Joden is een goede verstandhouding tusschen de twee volken te vestigen. Palestina is nimmer het nationale cen trum der Arabieren geweest, zooals Da- mascus dit was. De Arabische eisch, dat Palestina een Arabische nationale regee ring moet hebben, is volgens Weizmann niet te verwezenlijken. De Joden vormen er reeds een derde deel der bevolking. Zij zijn voor tweederde of meer verantwoor delijk voor de economische en cultureele activiteit van Pelestina. De Joden wen- schen ue Arabieren niet te overheerschen, doch zij zullen zich ook niet door de Ara bieren laten overheerschen. Een regeling, welke voor beide partijen gun?tig zou zijn, kan slechts worden ge vonden op basis van het mandaat: een Joodsche immigratie op groote schaal in overeenstemming met de economische ab- sorptiecapaciteit; het beginsel van actieve politiek en de ontwikkeling van doeltref fende waarborgen tegen den status van minderheid. In Tsjecho-Slowakije is nog lang niet alles koek en ei Dat mogen wij tenminsie aannemen, als wij lezen, hoe in een zitting van de fractie der Duitsche ^nationaal- socialistische afgevaardigde, en senatoren de voorzitter Ernst Kundt o.m. verklaar de, dat het een dwaling zou zijn te veron derstellen, dat het den Duitsche's :n Tsjecho-Slowakije thans beter gaat dan vóór 1 October 1938. Wel zijn zekere vroegere methoden, vooal wat het optreden van politie en justitie betreft, opgeheven en is men ook j in vele kwesties van uiterlijkheden tege moetkomender geworden, bijv. ten aanzien van het dragen van het hakenkruis en het gebruik der hakenkruisvlag, maar toch is met betrekking tot de feitelijke rechtsposi tie der Duitschers geen verbetering en m economisch en sociaal opzicht zelfs een verslechtering ingetreden. Men Leeft door de meeat verschillende me'hoden en zelfs met behulp van twee regeeringsverordeningen de Duitschers uit de bedrijven gedrongen. Aan Tsjechische zijde heerscht de nei ging den nieuwen staat slechts als een nationalen staat der Tsjechen te beschou wen, waaruit de overgebleven Duitschers weliswaar niet met geweld, maar toch langs „kouden weg" moeten worden weg gedrongen. Zoo schijnt men de oude historische po sitie der Duitschers, die een geschiedenis heeft van duizenden jaren, thans in alle stilte te willen liquideeren door om econo mische en sociale redenen de overgebleven Duitschers te dwingen te opteeren voor het Duitsche Rijk. Het ligt voor de hand, dat de fractie der Duitsche nat.-soc. afgevaardigden en se natoren en de leiders van de volksgroep met alle krachten daartegen zullen strij den. Dit moet niet slechts beschouwd wor den als een aangelegenheid van de Duit sche volksgroep, maar als een kwestie van de toekomstige verhouding van het Duit sche Rijk tot het nieuwe Tsjecho-Slowakije. Tenslotte nog iets over de naderende verkiezing van een paus. Onder den titel: „Een as Parijs-vaticaan" doet de West- falische Landeszeitung n.1. heftige aanval len op de kardinaals Pacelli en Verdier. Het blad is in het bijzonder verontwaar digd over „den wensch van Fransche ka tholieke kringen, thans een paus te krijgen, die den strijd tegen het fascisme wil aan binden, overeenkomstig de wenschen van kardinaal Verdier." Het blad ziet zich eveneens in verband met de Spaansche kwestie een as Parys- Vaticaan afteekenen. „In het groote spel, dat op het oogenblik gespeeld wordt voor de bevrijding der volken, is het belangwek kend, kennis te nemen van de pogingen van de as Parijs-Vaticaan om het nieuwe Spanje tot onmacht te doemen door het met den steun van de Londensche City te maken tot een clericale monarchie". In antwoord op een aantal vragen heeft Chamberlain in het Lagerhuis medegedeeld dat de Britsche regeering op verzoek van de plaatselijke autoriteiten van Palmr. op zich had genomen een Spaansch hoofdamb tenaar naar Minorca over te brengen ten einde er te kunnen onderhandelen over een vreedzame overgave van Minorca ai Franco. De Britsche regeering was er tevo ren van in kennis gesteld, dat tenzij zij onderhandelingen mogelijk kon maken door verkeersmiddelen ter beschikking te stellen een aanval op Minorca zou wor den ondernomen. Aangezien het gevoelen bestond dat onnoodig bloedvergieten moest worden voorkomen (applaus) werd het oor logsschip „Devonshire" beschikbaar gesteld. Chamberlain zeide voorts, dat de Britsche regeering noch met de Spaan sche republikeinsche regeering noch met de autoriteiten van Burgos overleg heeft gepleegd. De Fransche regeering was volledig op de hoogte gehouden van het optreden der Britsche regee ring. De Britsche regeering heeft geen aandeel gehad in de onderhandelingen en drragt er geen verantwoordelijkheid voor. De „De vonshire" heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen 450 vluchtelingen aan boord te nemen, daar de mogelijkheid voor ver geldingsmaatregelen bestond. In samenwer king met de Fransche autoriteiten zijn deze menschen te Marseille ontscheept. Op een verdere vraag deed de premier voorlezing van een telegram van het Frit- sche consulaat te Palma, waarin werd ver klaard dat de oudste rechtsche cfficL-, die aldaar het bevel voert, den consul heeft gemachtigd zijn naam te noemen bij d? verklaring dat het bombardement "an Ma- hon tijdens het bezoek van de „Devonshire" een overtreding der bevelen was geweest en ten zeerste werd betreurd. Erkenning van Franco aanstaande? Op het verzoek van den Labourafgevaar- digde Henderson, het Lagerhuis te willen verzekeren, dat de Britsche regeering op het oogenblik geen erkenning de jure of de facto van Franco's regeering overweegt, antwoordde Chamberlain hedenmiddag: „Ik kan deze verzekering onmogelijk geven daar de omstandigheden zich thans zeer snel wijzigen. Ik kan echter zeggen, dat de Britsche regeering in voortdurend nauw contact staat met de Fransche regeering en dat in deze kwestie nog geen beslissing is genomen". Op de vraag of de regeering het Lager huis zal raadplegen alvorens een zoo be langrijk besluit te nemen, antwoordde Chamberlain, dat de regeering er zelf de verantwoordelijkheid voor zal moeten ne men. Havas meldt nader, dat op vragen van den conservatief, Adams, of de regeering op de hoogte was van de Duitsche lucht- en vloottoebereidselen in het Baskenland en in Galicië en of de regeering van plan was in verband daarmede stappen te Berlijn te doen, Butler de onder-minister van buiten- landsche zaken een negatief antwoord heeft gegeven. Butler voegde hieraan toe, dat de te Lon den ontvangen inlichtingen de juistheid der omtrent genoemde toebereidselen in omloop zijnde geruchten niet bevestigen. Duitsche reacties op Londen en Parijs. De Deutsche Allgemeine Zeitung wijt het voornemen van Frankrijk en Engeland om Franco onder zekere voorwaarden te wil len erkennen aan de bedoeling een zwak Spanje te doen ontstaan. Het blad wijst er op, dat in Parijs de ge dachte is ontstaan van een „consultatie". Generaal Franco, zoo schrijft het blad ver der, den raad te willen geven op te hou den met de bestrijding van het bolsjewisme, toont de mate van een onbegrip, dat bij een verzadigde westelijke mogendheid nog steeds aangetroffen kan worden. Deze week zullen misschien een paar nieuwe ambassadeurs in Burgos aankomen. Wie hunner aan generaal Franco een der gelijke boodschap brengt, is de Lager van den Uria-brief. De door hem vertegen woordigde mogendheid verraadt, dat zij hoopt op den terugkeer van een zwak, door binnenlandsche verwarringen verscheurd Spanje. Hieraan knoopt het blad de vraag vast, wie den naar Frankrijk gevluchten Negrin de luchtreis naar Madrid terug mogelijk heeft gemaakt. De Berliner Lokal Anzeiger wijst er op, dat de mededeeling van de Staatscourant der Spaansche republiek, dat „Madrid weer regeeringszetel is geworden" gedateerd is in de Spaansche ambassade te Parijs op 11 Febr. en onderteekend is "oor Azana en Negrin. Het blad wijst er eveneens op, dat de er kenning van Franco thans geen ;aak meer is, die een koopprijs waard zou zijn, maar slechts nog de erkenning van een werke lijkheid die zonder, ja tegen de democra tieën met bloed en ijzer tot stand is ge bracht. De Nachtausgabe legt er den nadruk op,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 1