Minister Slotemaker de Bruine bijt van zich af. et raadsel De onderwijsbegrooting door de Eerste Kamer aangenomen. 1 Riverside Drive. tweede blad. ^BinmnUutd Onderwijsbegrooting aan genomen. Motie-leerlingenschaal verworpen. 140 Werkstakingen in 1938. Belangrijke stijging van het compromis. Gedenksteen onthuld voor Hugo de Groot. Plechtigheid in de Hollandsche kerk te Londen. PARLEMENT Suriname biedt betere vooruit zichten. TWEEDE KAMER. Veilig voor Griep en Keelpijn Heuiêietm van Naar het Engelsch van Stanley Hart Page De Eerste Kamer heeft gistermiddag de motie-de Rijke tot verlaging van de leerlingenschaal met 23 tegen 15 stem men verworpen. Voor stemden de vrijz.- dem-, de soc.-dem. en de n. s. b. De onderwijsbegrooting is daarna met 24 tegen 13 stemmen aangenomen. Tegen stemden de soc.-dem. en de n. s. b. Het centraal bureau voor de statistiek geeft in de eerste aflevering van zijn maandschrift een voorloopig overzicht van de arbeidsgeschillen in 1938. Al was dit jaar wat arbeidsconflicten betreft meer be wogen dan zijn beide voorgangers, in ver gelijking tot de storingen, welke het be drijfsleven door zulke conflicten in vroege re jaren ondervond, moet 1938 tot de zeer rustige jaren worden gerekend. Er werden in totaal 140 werkstakingen en l uitsluiting geteld, tegen 95 sta kingen in 1937. Als gevolg van die conflicten gingen voor de ondernemingen in 1938 126.200 arbeidsdagen verloren en voor de werknemers 134.900 dagen, in 1937 resp. 32.200 en 38.800. Het aantal aan de geschil len deelnemende arbeiders, dat in 1937 buitengewoon klein was geweest (t. w. 4.925), gaf in het verslagjaar weer een stij ging te zien (tot 8.400). Het belangrijkst was de in het voor jaar uitgebroken staking van haring- visschers in Scheveningen en Vlaar- dingen, welke bijna 2 maanden duurde en op een verlies (voor beide partijen) van 50.000 arbeidsdagen kwam te staan, i Daarnaast vonden een groot aantal sta kingen plaats in het bouwbedrijf als gevolg van een algemeene actie tot toepassing of volledige naleving van de collectieve arbeidsovereenkomsten. Het totale verlies aan arbeidstijd be liep in deze bedrijfsgroep eveneens ongeveer 50.000 dagen. De drang naar verhooging van het loon bleek naar verhouding iets minder tot het ontstaan van arbeidsgeschillen te hebben bijgedragen dan in het voorafgaande jaar: in 1938 brak n.1. 57 pet. der geschillen om die reden uit tegen 62 pet. in 1937. Slechts weinig conflicten (4 pet.) deden zich voor, waarbij verdediging van het loonpeil de in zet was. Voorzoover de uitslag der geschillen thans reeds was na te gaan, bleken in 1938 minder stakingen door de arbeiders te zijn gewonnen dan in 1937 (n.1. 37 pet. tegen 41 pet.), doch een grooter aantal tot een com promis te hebben geleid (46 pet. tegen 34 pet.), 15 pet der geschillen (in 1937 25 pet.) liep ten nadeele van de werknemers af. Onder groote belangstelling is gis termiddag in de Nederlandsche her vormde kerk in Austin Friars te Londen op initiatief van de Grotius- society in 1915 door lord Reay opgericht, een gedenksteen onthuld voor den grooten Nederlandschen rechtsgeleerde en grondlegger van het internationaal recht Hugo de Groot. Een vooraanstaand gezelschap staatslie den, rechtskundigen en andere autoriteiten, woonde de plechtigheid bij, o.a. de Brit- sche minister van buitenlandsche zaken lord Halifax, de Nederlandsche minister van buitenlandsche zaken, mr. J. A. N. Patijn, de lord-mayor van Londen, vergezeld door de City-sheriffs, leden der Nederlandsche legatie, de deken van St. Paul, de bisschop- (Van onzen parlementairen medewerker) Evenmin als in de Tweede Kamer heeft de katholieke fractie in den Senaat tegen de begrooting van minister Slotemaker de Bruine durven stemmen, alhoewel haar instemming met zijn beleid, in het bijzon der met betrekking tot de leerlingenschaal, in koelheid met dat van de zusterfractie wedijvert. De motie van den heer de Rijke (n.s.b.), waarin de wenschelijkheid van wijziging van die schaal werd uitgespro ken, bood anders een schoone gelegenheid om verontwaardiging in daden om te zetten. Deze blijkt echter niet hevig genoeg te zijn om er een kabinetcrisis aan te wagen. Mr. van Lanschot, de voorzitter van de r.k. fractie, zeide het nog met zoo veel woorden vóór de stemming over de motie-de Rijke, dat zij er niet toe bereid was een wig in het kabinet te drijven, en aangezien overigens de motie een slag in de lucht was, de r.k. geen behoefte ge voelden om hun stem eraan te geven. Met 23 tegen 15 stemmen werd de motie-de Rijke (die nog een weinig was gewijzigd) verworpen, met de stemmen van de s.d., de n.s.b. en de twee v.d. vóór, waafna de begrooting van onderwijs met 24 tegen 13 stemmen werd goedgékeurd; de beide vrijz. democratische hoogleeraren stemden thans voor. Het was minister Colijn geweest, die bij de algemeene beschouwingen zijn afkeer van een,,kleine politiek (ja, zelfs „vieze politiek") met betrekking o.a. tot de leer lingenschaal had te kennen gegeven, toen hij er op wees, dat er critici zijn, die nu eens beweren dat de katholieken de ge vangenen zijn van Colijn en dan weer dat de katholieken hem gekluisterd hielden. Zijn partijgenoot prof. Woltjer herinnerde daar nog eens aan, er aan toevoegend, dat men hier niet met het beleid van één minister, doch van het geheele kabinet te maken heeft. Die eene minister, prof. Slotemaker de Bruïne, is overigens mans genoeg om zelf eveneens verantwoordelijkheid te aan vaarden voor een beleid, dat moet worden gezien in het geheele verband van de financieele politiek. Wat dit punt betreft, zeide de minister gisteren en hij beet geducht van zich af dat hij met het kabinet van oordeel is, dat verlaging van de huidige leerlingenschaal financieel niet mogelijk is. Hij zou het oogenblik zegenen als hij met een voorstel tot verlaging daar van zou kunnen komen. Het sprak van zelf dat hij aan de motie geen behoefte had. De minister zette gisteren de puntjes eens op de i's, tegenover de katholieken vooral betoogend, dat hij zijn eigen ver antwoordelijkheid niet schuwde en ook stelling nemend tegen een methode om te trachten een critische uitlating van een zijner ambtenaren in een bijlage van zijn begrooting tegen hem uit te spelen. Ge- ergerd daardoor riep hij uit, zich geen stok door een van zijn ambtenaren tusschen de beenen te zullen laten werpen en als men weer zooiets tegen hem zou trachten uit te spelen, zou hij voor goed een einde maken aan dergelijke critiek op zijn beleid in een of ander verslag. Het spreekt van zelf, dat de minister, die in zijn memorie, van antwoord een lange reeks van maatregelen, welke in onder zoek zijn of plannen, die worden voorbe reid, heeft opgesomd, in het openbare debat ook het verwijt, dat er zoo weinig uit zijn handen komt .ontzenuwde. Dat hij „koud" en „ongevoelig" is voor verlaging van de leerlingenschaal, noemde hij een „onbehoorlijke" uitdrukking. Als men er in zou slagen om de leer lingenschaal van 1923 te herstellen (de schaal, waartoe het ministerie-Ruys uit bezuinigingsoverwegingen besloot), dan zou er nog voor slechts 1400 onderwijzers plaats bij komen. Verder deelde de minis ter mede, dat er circa 1300 zestigjarige onderwijzers zijn afgevloeid; dat de ge huwde onderwijzeressen voor een belang rijk gedeelte haar plaatsen verlaten en dat het capitulantenbureau aan een 500- tal menschen met onderwijsbevoegdheid een baantje heeft bezorgd. Dat ons volk zijn taal slordig spreekt en schrijft, moest van de zijde van de regee- ringstafel worden toegegeven, maar daar voor mag niet alleen op het onderwijs de schuld worden geworpen. In het algemeen achtte de minister de klachten met be trekking tot de overladen programma's, te intellectualistisch onderwijs en te groote uniformiteit niet juist; dat er hier en daar wat verbeterd moest worden, kon hij toe geven, onder andere dat een meer indivi- dueele behandeling van leerlingen moge lijk moet zijn. Ook de gezinnen zijn wel eens de oorzaak van de klachten over te overladen programma's; er is thuis nog wel eens gebrek aan rust en gelegenheid om behoorlijk te werken. Met betrekking tot de spelling herin nerde de minister nog aan het overleg met België dat wordt gevoerd en aan den wensch om naar zoo groot mogelijke een heid te streven. Nieuws hebben we verder uit het mi- nisterieele antwoord niet vernomen; het geen na dit, dat grootendeels uit herha ling bestond van wat in de Tweede Kamer al was gezegd, niet behoeft te verwonde ren. We kunnen over de Onderwijsbe grooting dan ook nu wel zwijgen. Binnenlandsche zaken. Er was nog tijd over om een aanvang te maken met de behandeling van de begroo ting van binnenlandsche zaken voor 1939. Eén spreker kon slechts worden „afge werkt" en dat was juist de zeer onafhan kelijk optredende mr. Pollema (c.h.), die der regeering in schriftelijke vragen het vuur zoo na aan de schenen heeft gelegd met betrekking tot de aanschaffing van luchtafweergeschut voor de Fiiesche elee- trische centrale door de provinciale staten, en zulks op voorstel van gedep. staten. Uit die vragen weet men reeds, dat mr. Pollema zoo'n afzonderlijke verdediging van bepaalde objecten, door anderen dan het Rijk bekostigd, niet alleen in strijd met de Grondwet acht, maar ook schade lijk. voor de eenheidsgedachte. Gisteren heeft hij zijn standpunt nader toegelicht; na het antwoord van minister Colijn aan den commissaris der koningin van dat ge west, was de Friesche afgevaardigde geenszins van opvatting veranderd. Hij bleef de gevolgde methode strijdig achten met de Grondwet en rampzalig voor de nationale eendracht, waarbij hij er op wees, dat de vorming van een „Friesch vendel" als dit navolging krijgt, tot aller lei ellende en separatisme zal leiden. Vandaag is met deze begrooting verder gegaan. Surinaamsche begrooting aange nomen. En nu stappen we naar de overzijde van het Binnenhof, naar de discussie over de Surinaamsche begrooting, die inmiddels gistermiddag tot een goed einde is ge bracht, waarna het ontwerp z. h. s. is goedgekeurd. Als we ons niet vergissen, zijn er dit maal meer sprekers over geweest dan vorige jaren, toen alleen de „koloniale specialisten" hun licht er over lieten schij nen. Maar nu hadden ook de heeren Deckers (r.k.), dr. Vos (iib.) en van Houten (c.d.u.) behoefte een woord te zeggen. Van dr. Deckers, die het vorige jaar een reis naar de West maakte, ver wondert ons dit niet. Hij had daar veel gezien, veel menschen uit allerlei klassen der bevolking gesproken, die zich hadden uitgesloofd, om hem van alles te laten zien en over alles en nog wat in te lichten, kortom: groote waardeering had de oud minister voor de ondervonden ontvangst. Zijnerzijds gevoelde hij ook nu de behoef te om te getuigen van zijn sympathie voor deze zich zoo Nederlandsch gevoelende bevolking,wier hart warm voor Oranje klopt en ondanks alle tegenslagen vol hardend doorploetert. Met den minister was dr. Deckers het eens, dat Suriname niet noodlijdend behoeft te blijven en dat de cultures van rijst en citrus een goede toekomst tegemoet kunnen gaan. Dr. Vos behandelde een speciaal punt, het ambtsgeheim van den arts betreffend en waaromtrent in het hospitaal te Para maribo een volgens minister Weiter „echt Surinaamsche" (dus overdreven) kwestie gaande is; de heer van Houten vroeg de aandacht voor een plan van het Protestantsche Werkverband met betrek king tot het stichten van landbouwkolonies om de Creoolsche jongens aan den land arbeid te gewennen en hierin te onder richten. Dezen keer konden we eens een wat op timistischer toon in dit jaarlijksche debat vernemen; twee leden maakten daarop een uitzondering, nl. mr. Rutgers van Rozen burg (c.h.) in het bijzonder wat de finan ciën aangaat en de heer Roestam Effendi (comm.) wat den economischen toestand in het algemeen en de vooruitzichten voor de bevolking betreft, voor welke alleen een hoopvoller aspect zou kunnen worden geopend, indien er een welvaartplan werd opgemaakt en uitgevoerd. Maar aan zoo'n plan wil de regeering niet; zoo was het eenige jaren geleden al en zoo is het nu nog, al beteekent dit geenszins dat de regeering nu ook niets van plan is. Integendeel doet zij voorstel len om de irrigatiewerken en de inpolde ring van groote stukken (in Nickerie) uit te breiden, wil zij den kleinen landbouw verder bevorderen en steun bieden aan rijst- en citruscultuur. Maar ze moet zich niet gebonden weten aan de strakke lijnen van een „plan", dat, naar de minister op merkte, verstarrend kan werken. Dat on der deze omstandigheden de rijksbijdrage (om het tekort op de begrooting te dekken) weer tegen de drie millioen loopt, vindt de regeering niet erg en de Kamer evenmin; want daarin zit ruim 7 ton alleen voor speciale welvaartsdoeleinden. Als men van Suriname iets wil maken, moet men behoedzaam te werk gaan en niet begin nen met geweldige kapitalen er te inves- teeren; en zoo lang de schatkist het toe laat is de regeering bereid jaarlijks dit gewest financieel bij te springen. Niette min moet 's Lands huishouding zuinig bestuurd worden en daarom kon de minis ter nog niet van de pensioenkorting, welke dit jaar ten einde loopt, afzien; toezeggen, dat hij geen invloed op de bestendiging er van zou uitoefenen gelijk mr. Joekes (v.d.) had verlangd kon hij niet, im mers we weten niet voor welke uitgaven we het volgend jaar staan. In elk geval deze minister ziet eenig licht voor Suriname schijnen, hij kan zich warm voor de ontwikkeling van dit gewest maken en er op warmen, v eldadig aan- doenden toon over spreken. Den heer Rost van Tonningen (n.s.b.), die wederom over de mogelijkheden van Suriname aL kolonisatiegebied voor Joden had gesproken, voegde de bewindsman toe bij herhaling dat een tropisch gebied als dit geen geschikt terrein biedt voor emigratie op groote schaal van menschen die met handenarbeid hun brood moeten verdienen. Voor Europeanen met eenig kapitaal, die het zware werk door in war me landen geboren arbeiders kunnen laten verrichten, is emigratie op beperkte schaal mogelijk. We zullen de lezers niet vermoeien met een overzicht van den toestand en de vooruitzichten van verschillende cultures, laat het genoeg zijn, dat er menschen zijn, die in enkele nieuwe, zooals de rijst en de citrusvruchten, wat zien, dat de koffie er niet zoo slecht meer voorstaat, dat de bauxietwinning (uit bauxiet wordt alu minium afgezonderd) stadig voortgaat door een grootendeels met Amerikaansch kapitaal werkende maatschappij en dat de minister de aandacht van het gouverne ment zal vestigen op de mogelijkheid van het slagen van een maiscultuur, omdat een ruim afzetgebied, nl. Curagao, vlak bij is! Als nu de Creoolsche bevolking en in het bijzonder de jeugd tot krachtige medewer king bereid is en zich op den landbouw wil wei-pen, staat het er met de werkkrachten ook zoo slecht niet meer voor en behoeven niet meer Javanen te worden „ingevoerd." De begrooting werd tenslotte z. h. s. goedgekeurd. Vandaag dompelt de Kamer zich onder in de Indische aangelegenheden. pen van Londen en Southwark, de opper rabbijn van Londen, de hooge commissaris zoor Zuid-Afrika C. ter Water, lord Mac- Millan, voorzitter van de international Law Association, de juridische adviseur van het Foreign Office sir William Malkin, en tal .van vooraanstaande leden van de Grotius- society. Vier eereplaatsen werden ingenomen door afstammelingen van Hugo de Groot, n.1. de echtgenoote van admiraal Gordon Camp bell, en haar zuster mrs. Desmond Gabb alsmede gravin W. van Limburg Stirum en haar zuster jkvr. Repelaer van Driel. De gedenksteen bestaat uit een bronzen medaillon met een afbeelding van het hoofd van Hugo de Groot, op natuurlijke grootte, aangebracht op een speciaal gehou wen plaat van creme-kleurig albast. Bron zen pilaren omgeven de beeltenis aan weerszijden en dragen de wapenen van de stad Londen en van het geslacht van Hugo de Groot. Als inscriptie is op den steen aangebracht een citaat uit Grotius' „de jure Belli ac Pacis", deel 3 hoofdstuk 25. De steen werd op plechtige wijze onthuld door lord Athlone, kanselier der Londen- sche universiteit en verwant zoowel aan het Engelsche als aan het Nederlandsche koningshuis. Na de onthulling sprak de voorganger der Nederlandsche gemeente te Londen, ds. J. van Dorp. In zijn in 't Engelsch uitge sproken rede zeide hij o.a. dat de Holland sche kerk te Londen het beeld is van de wederzijdsche verdraagzaamheid en vriend schap, die steeds tusschen beide landen heeft bestaan, en daarom met dankbaar heid dezen gedenksteen voor Hugo de Groot binnen haar muren te aanvaardt. Maar behalve als pionier van het inter nationaal recht, huldigen wij Hugo de Groot vooral als een fakkeldrager voor hen, die het Koninkrijk Gods op aarde willen stich ten. Lord MacMillan spreekt. MacMillan, president van de internatio nal Law Association, bracht vervolgens zijn hulde aan den vader van het internationale recht. De lessen van de Groot, aldus zeide hij, komen met hernieuwde beteekenis tot ons in deze dagen, nu het evangelie van recht en orde, waarvan Grotius de geïnspi reerde profeet was, in zoovele kringen ge minacht wordt. De wereld, die de Groot bezag, toont een treffende gelijkenis met de wanorde van onzen tijd. De Groot toon de aan, dat in de geheele christelijke we reld een ongebreidelde vrijheid in het oor logmaken bestond, waarvoor zich zelfs bar- baarsche volken geschaamd zouden hebben. Tot zulk een wereld richtte hij zijn bood schap: hij trachtte de menschheid te herin neren aan de beginselen van gerechtigheid, redelijkheid en orde, die den grondslag en den eenigen veiligen grondslag voor de menschelijke samenleving vormen. Zoo mogen, aldus MacMillan, de moedige woor den van Grotius ons nieuwen moed geven, nu de grondslag der geordende beschaving opnieuw met vernietiging bedreigd schijnt te worden. Laat ons, nu wij het no bele werk van Grotius ten behoeve van de menschheid herdenken, geïnspireerd door zijn stralend voorbeeld, ons opnieuw wijden aan dezelfde groote taak. Rede van minister Patijn aan lunch van Draper Society. Na afloop der plechtigheid zaten de aan wezige autoriteiten aan bij een lunch, die werd aangeboden door de Draper Society. Hier heeft de Nederlandsche minister van buitenlandsche zaken, mr. J. A. N. Patijn, de rede gehouden, die wij gisteren reeds publiceerden. de antiseptische tandpasta Ivorol zuivert den mond van bacteriën en vermindert besmettings gevaar in tijden van griep en verkoudheden. H 28) HOOFDSTUK X. De tweede ontmoeting. Den volgenden avond heerschte ei een angstige, drukkende stemming in den sa lon der familie Garrison. Ik was op Gar- risons uitnoodiging komen dineeren. e zouden de laatste plannen voor het ver - trek naar Maine bespreken. Allen, die aan wezig waren geweest op den ongelu -s avond, behalve Flount, waren van de par tij. De gasten gebruikten met veel omhaal de door een huisknecht rondgediende cocktails, om een pijnlijke gaping in e conversatie te verdoezelen. Allen hadden reeds voorbereidselen gc troffen om mee te gaan naar Maine, e halve mijnheer Flount. Hij scheen de voo keur te geven aan de gemakken van ew York boven het verblijf op een kil ei a aan de Oostkust. Toch werd hij aan ne diner verwacht en zijn komst vei we eenige sensatie. De huisknecht hield me, gezeten bij den ingang naar de gang, juist het blad met cocktails voor. Mijnheer Flount kwam haastig door de portière heenstormen als een opgewonden jacht hond. Hij liep den knecht in volle vaart te gen het lijf. De man stond juist naar mij toegebogen, maar redde ons toch voor een cocktailoverstrooming, door het blad aan zijn hart te drukken, toen hij tegen den grond tuimelde. Mijnheer Flount vloog door den schok opzij en wist zijn evenwicht te herstellen. Zijn lorgnet bengelde woest aan het zijden lintje. Hij zette het weer op zijn neus en keek woedend naar den hulpeloozen huis knecht. De man redderde de brokstukken op en verdween doodverlegen met 't ongeluk „Zoo'n onhandige kerel ook!" riep Flount uit. „Wie staat er nu in zóó'n houding vlak voor den ingang?" Met de krant, die hij in zijn hand had, wees hij op de plek, waar het kleine dra ma zich afgespeeld had. Het zien van die krant, welke hij blijkbaar vergeten had, bracht een misnoegden trek op zijn gezicht. „Daar!" schreeuwde hij, de krant wringend als wilde hij een slang wurgen. „Wat een beleediging! Zonder eenigen eerbied! Hier, kijk dan toch eens!" Hij sloeg de krant open en hield die op armslengte voor zich uit. We drongen om hem heen en enkelen konden zich nauwe lijks ernstig houden. Hij hield een geïl lustreerd tijdschrift in zijn hand, op welks voorpagina een groot, uitdagend portret van hemzelf stond afgedrukt. Hij hief zijn paraplu omhoog, als wilde hij den foto graaf er mee te lijf gaan. En er onder stond: „Moordenaar uit liefde?" „Eerroof!" schreeuwde Flount woedend. „Mijn karakter is onteerd! Het is 'n schot schrift! Ik zal voldoening eischen. Ik zal hem dagvaarden! Het is me een toestand, als je je neus niet buiten de deur kunt ste ken, zonder dat een stel van die fotografen je zoo maar neemt!" „Dan moest je maar meekomen naar Maine, waar je geen last van die lui zult hebben", zei Garrison. Flount bieschte driftig. „En de wereld laten denken, dat ik hiervoor op den loop gegaan ben? Ik ga naar mijn advocaat toe! Ik begin met een proces!" „Dan speel je hun net in de kaart", waarschuwde King, schandelijk grijnzend. „Dat vraagteeken is immers hun redding? Ze doen niet anders dan vragen, of het pu bliek je aanziet voor een passioneelen moordenaar. Dat vindt het publiek natuur lijk bespottelijk!" „Hoe bedoel je dat: bespottelijk?" vroeg Flount strak. „Ik bedoel, dat het belachelijk is te ver onderstellen, dat een heer als jij een moord zou begaan", verklaarde King, alles behal ve overtuigend. „O! Nou., nou, maar ik ga toch naar mijn advocaat toe. Ik zal... ja, hoe noem je dat ook weer? Ik zal die .crant kapot maken! Dat schendblad! Vind je ook niet, Robert?" „Ik vind van niet", antwoordde Garri son. „Ze zouden alleen maar geld uit je 'Slaan. Laat het maar doodbloeden. Ga lie ver met ons mee naar Maine, waar ze een dergelijke afschuwelijkheid niet kunnen herhalen". Flount dacht er ernstig over na. „Misschien heb je toch gelijk", gaf hij eindelijk toe. „En als je me nog mee kunt hebben, dan ga ik met je naar Maine. Zoo'n smerige krant! Zoo'n vuil vod!" „Natuurlijk, dat is zoo", troostte Garri son hem. „Maar toch doe je verstandig, Archie. Kom, neem een cocktail. O, die liggen allemaal op den vloer!" „Naast je huisknecht", grinnikte King. „Zoo meteen komen er andere", glim lachte Garrison. „Kom, Archie, ga nou zit ten en denk er niet meer over!" Spoedig verscheen een andere bediende met een blad cocktails. Flount had de ge drukte spanning verbroken. Miss Dykeman. naast me gezeten, begon te babbelen over de vriendelijkheid van Garrison. Van haar vernam ik, dat hij hen allen had overge haald, mee te gaan, om publiciteit te ont- loopen. Het gesprek geraakte goed op gang. Eindelijk kwam de butler zeggen, dat er opgediend kon worden. Ik keek op en zag, dat mevrouw Garrison juist wilde weg gaan. Ze stond reeds op den drempel en de knecht, die het ongeluk met Flount had ge had, hield de portière voor haar open. „Een oogenblikje, Garry", riep ze tot haar man. „Ik moet even iemand spreken; ik ben zóó terug!" Met een glimlachje en een luchtig hand gebaartje verdween ze de gang in. Ik schonk mijn aandacht weer aan miss Dykeman, die bezig was de voordeelen van het leven in Californië op te sommen. Ze was een innemend persoontje, niet erg ge zond in haar redeneeringen, maar toch wel in staat, tenminste onder mannen, instem ming met haar beweringen te verwerven. Na een poosje zag ik Garrison met ge fronste wenkbrauwen op zijn horloge kij ken en de kamer verlaten. Een oogenblik later hoorde ik hem een schreeuw geven. Ik sprong overeind en bleef een oogen blik besluiteloos naar de portière staan kij ken, die de gang aan mijn oog onttrok. Daarop hoorde ik de stem -van Garrison nogmaals. Ik rende de gang in. Bij de voordeur lag een man ruggelings op den looper bij de voordeur. Garrison over hem heengebukt, schudde hem bij de schouders heen en weer. „Boynton! Boynton!" riep hij. „Wat is hier gebeurd? Waar is mevrouw?" Blijkbaar was de man bewusteloos, want hij verroerde zich niet. Merouw Abbington holde me lijkbleek voorbij en rende naar Garrison toe. „Hier", hijgde ze, in haar taschje zoe kend. „Mijn reukzout!" Ten tweede male speelde het flaconnetje een rol in het drama. Garrison hield het onder den neus van Boynton. Ik zag, toen dat het de man was, die de portière voor mevrouw Garrison had opgehouden. De anderen verdrongen zich er rondom heen, toen de sterke geuren Boynton weer te rugbrachten tot het bewustzijn. Hij sloeg tenslotte de oogen op. Verbluft keek hij zijn meester aan. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 5