Minister Slotemaker de Bruine
bijt van zich af.
et raadsel
De onderwijsbegrooting door de Eerste
Kamer aangenomen.
1 Riverside Drive.
tweede blad.
^BinmnUutd
Onderwijsbegrooting aan
genomen.
Motie-leerlingenschaal
verworpen.
140 Werkstakingen in 1938.
Belangrijke stijging van
het compromis.
Gedenksteen onthuld voor
Hugo de Groot.
Plechtigheid in de Hollandsche
kerk te Londen.
PARLEMENT
Suriname biedt betere vooruit
zichten.
TWEEDE KAMER.
Veilig voor Griep en Keelpijn
Heuiêietm
van
Naar het Engelsch van Stanley Hart Page
De Eerste Kamer heeft gistermiddag
de motie-de Rijke tot verlaging van de
leerlingenschaal met 23 tegen 15 stem
men verworpen. Voor stemden de vrijz.-
dem-, de soc.-dem. en de n. s. b.
De onderwijsbegrooting is daarna met
24 tegen 13 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de soc.-dem. en de
n. s. b.
Het centraal bureau voor de statistiek
geeft in de eerste aflevering van zijn
maandschrift een voorloopig overzicht van
de arbeidsgeschillen in 1938. Al was dit jaar
wat arbeidsconflicten betreft meer be
wogen dan zijn beide voorgangers, in ver
gelijking tot de storingen, welke het be
drijfsleven door zulke conflicten in vroege
re jaren ondervond, moet 1938 tot de zeer
rustige jaren worden gerekend.
Er werden in totaal 140 werkstakingen
en l uitsluiting geteld, tegen 95 sta
kingen in 1937. Als gevolg van die conflicten
gingen voor de ondernemingen in 1938
126.200 arbeidsdagen verloren en voor de
werknemers 134.900 dagen, in 1937 resp.
32.200 en 38.800. Het aantal aan de geschil
len deelnemende arbeiders, dat in 1937
buitengewoon klein was geweest (t. w.
4.925), gaf in het verslagjaar weer een stij
ging te zien (tot 8.400).
Het belangrijkst was de in het voor
jaar uitgebroken staking van haring-
visschers in Scheveningen en Vlaar-
dingen, welke bijna 2 maanden duurde
en op een verlies (voor beide partijen)
van 50.000 arbeidsdagen kwam te staan,
i Daarnaast vonden een groot aantal sta
kingen plaats in het bouwbedrijf als
gevolg van een algemeene actie tot
toepassing of volledige naleving van de
collectieve arbeidsovereenkomsten.
Het totale verlies aan arbeidstijd be
liep in deze bedrijfsgroep eveneens
ongeveer 50.000 dagen.
De drang naar verhooging van het loon
bleek naar verhouding iets minder tot het
ontstaan van arbeidsgeschillen te hebben
bijgedragen dan in het voorafgaande jaar:
in 1938 brak n.1. 57 pet. der geschillen om
die reden uit tegen 62 pet. in 1937. Slechts
weinig conflicten (4 pet.) deden zich voor,
waarbij verdediging van het loonpeil de in
zet was.
Voorzoover de uitslag der geschillen
thans reeds was na te gaan, bleken in 1938
minder stakingen door de arbeiders te zijn
gewonnen dan in 1937 (n.1. 37 pet. tegen 41
pet.), doch een grooter aantal tot een com
promis te hebben geleid (46 pet. tegen 34
pet.), 15 pet der geschillen (in 1937 25 pet.)
liep ten nadeele van de werknemers af.
Onder groote belangstelling is gis
termiddag in de Nederlandsche her
vormde kerk in Austin Friars te
Londen op initiatief van de Grotius-
society in 1915 door lord Reay opgericht,
een gedenksteen onthuld voor den
grooten Nederlandschen rechtsgeleerde
en grondlegger van het internationaal
recht Hugo de Groot.
Een vooraanstaand gezelschap staatslie
den, rechtskundigen en andere autoriteiten,
woonde de plechtigheid bij, o.a. de Brit-
sche minister van buitenlandsche zaken
lord Halifax, de Nederlandsche minister van
buitenlandsche zaken, mr. J. A. N. Patijn,
de lord-mayor van Londen, vergezeld door
de City-sheriffs, leden der Nederlandsche
legatie, de deken van St. Paul, de bisschop-
(Van onzen parlementairen medewerker)
Evenmin als in de Tweede Kamer heeft
de katholieke fractie in den Senaat tegen
de begrooting van minister Slotemaker de
Bruine durven stemmen, alhoewel haar
instemming met zijn beleid, in het bijzon
der met betrekking tot de leerlingenschaal,
in koelheid met dat van de zusterfractie
wedijvert. De motie van den heer de Rijke
(n.s.b.), waarin de wenschelijkheid van
wijziging van die schaal werd uitgespro
ken, bood anders een schoone gelegenheid
om verontwaardiging in daden om te
zetten. Deze blijkt echter niet hevig genoeg
te zijn om er een kabinetcrisis aan te
wagen. Mr. van Lanschot, de voorzitter
van de r.k. fractie, zeide het nog met zoo
veel woorden vóór de stemming over de
motie-de Rijke, dat zij er niet toe bereid
was een wig in het kabinet te drijven, en
aangezien overigens de motie een slag in
de lucht was, de r.k. geen behoefte ge
voelden om hun stem eraan te geven. Met
23 tegen 15 stemmen werd de motie-de
Rijke (die nog een weinig was gewijzigd)
verworpen, met de stemmen van de s.d.,
de n.s.b. en de twee v.d. vóór, waafna de
begrooting van onderwijs met 24 tegen 13
stemmen werd goedgékeurd; de beide vrijz.
democratische hoogleeraren stemden thans
voor.
Het was minister Colijn geweest, die bij
de algemeene beschouwingen zijn afkeer
van een,,kleine politiek (ja, zelfs „vieze
politiek") met betrekking o.a. tot de leer
lingenschaal had te kennen gegeven, toen
hij er op wees, dat er critici zijn, die nu
eens beweren dat de katholieken de ge
vangenen zijn van Colijn en dan weer dat
de katholieken hem gekluisterd hielden.
Zijn partijgenoot prof. Woltjer herinnerde
daar nog eens aan, er aan toevoegend, dat
men hier niet met het beleid van één
minister, doch van het geheele kabinet te
maken heeft.
Die eene minister, prof. Slotemaker de
Bruïne, is overigens mans genoeg om zelf
eveneens verantwoordelijkheid te aan
vaarden voor een beleid, dat moet worden
gezien in het geheele verband van de
financieele politiek. Wat dit punt betreft,
zeide de minister gisteren en hij beet
geducht van zich af dat hij met het
kabinet van oordeel is, dat verlaging van
de huidige leerlingenschaal financieel niet
mogelijk is. Hij zou het oogenblik zegenen
als hij met een voorstel tot verlaging daar
van zou kunnen komen. Het sprak van zelf
dat hij aan de motie geen behoefte had.
De minister zette gisteren de puntjes
eens op de i's, tegenover de katholieken
vooral betoogend, dat hij zijn eigen ver
antwoordelijkheid niet schuwde en ook
stelling nemend tegen een methode om te
trachten een critische uitlating van een
zijner ambtenaren in een bijlage van zijn
begrooting tegen hem uit te spelen. Ge-
ergerd daardoor riep hij uit, zich geen stok
door een van zijn ambtenaren tusschen de
beenen te zullen laten werpen en als men
weer zooiets tegen hem zou trachten uit
te spelen, zou hij voor goed een einde
maken aan dergelijke critiek op zijn beleid
in een of ander verslag.
Het spreekt van zelf, dat de minister,
die in zijn memorie, van antwoord een lange
reeks van maatregelen, welke in onder
zoek zijn of plannen, die worden voorbe
reid, heeft opgesomd, in het openbare
debat ook het verwijt, dat er zoo weinig
uit zijn handen komt .ontzenuwde. Dat hij
„koud" en „ongevoelig" is voor verlaging
van de leerlingenschaal, noemde hij een
„onbehoorlijke" uitdrukking.
Als men er in zou slagen om de leer
lingenschaal van 1923 te herstellen (de
schaal, waartoe het ministerie-Ruys uit
bezuinigingsoverwegingen besloot), dan
zou er nog voor slechts 1400 onderwijzers
plaats bij komen. Verder deelde de minis
ter mede, dat er circa 1300 zestigjarige
onderwijzers zijn afgevloeid; dat de ge
huwde onderwijzeressen voor een belang
rijk gedeelte haar plaatsen verlaten en
dat het capitulantenbureau aan een 500-
tal menschen met onderwijsbevoegdheid
een baantje heeft bezorgd.
Dat ons volk zijn taal slordig spreekt en
schrijft, moest van de zijde van de regee-
ringstafel worden toegegeven, maar daar
voor mag niet alleen op het onderwijs de
schuld worden geworpen. In het algemeen
achtte de minister de klachten met be
trekking tot de overladen programma's, te
intellectualistisch onderwijs en te groote
uniformiteit niet juist; dat er hier en daar
wat verbeterd moest worden, kon hij toe
geven, onder andere dat een meer indivi-
dueele behandeling van leerlingen moge
lijk moet zijn. Ook de gezinnen zijn wel
eens de oorzaak van de klachten over te
overladen programma's; er is thuis nog
wel eens gebrek aan rust en gelegenheid
om behoorlijk te werken.
Met betrekking tot de spelling herin
nerde de minister nog aan het overleg met
België dat wordt gevoerd en aan den
wensch om naar zoo groot mogelijke een
heid te streven.
Nieuws hebben we verder uit het mi-
nisterieele antwoord niet vernomen; het
geen na dit, dat grootendeels uit herha
ling bestond van wat in de Tweede Kamer
al was gezegd, niet behoeft te verwonde
ren. We kunnen over de Onderwijsbe
grooting dan ook nu wel zwijgen.
Binnenlandsche zaken.
Er was nog tijd over om een aanvang te
maken met de behandeling van de begroo
ting van binnenlandsche zaken voor 1939.
Eén spreker kon slechts worden „afge
werkt" en dat was juist de zeer onafhan
kelijk optredende mr. Pollema (c.h.), die
der regeering in schriftelijke vragen het
vuur zoo na aan de schenen heeft gelegd
met betrekking tot de aanschaffing van
luchtafweergeschut voor de Fiiesche elee-
trische centrale door de provinciale staten,
en zulks op voorstel van gedep. staten.
Uit die vragen weet men reeds, dat mr.
Pollema zoo'n afzonderlijke verdediging
van bepaalde objecten, door anderen dan
het Rijk bekostigd, niet alleen in strijd
met de Grondwet acht, maar ook schade
lijk. voor de eenheidsgedachte. Gisteren
heeft hij zijn standpunt nader toegelicht;
na het antwoord van minister Colijn aan
den commissaris der koningin van dat ge
west, was de Friesche afgevaardigde
geenszins van opvatting veranderd. Hij
bleef de gevolgde methode strijdig achten
met de Grondwet en rampzalig voor de
nationale eendracht, waarbij hij er op
wees, dat de vorming van een „Friesch
vendel" als dit navolging krijgt, tot aller
lei ellende en separatisme zal leiden.
Vandaag is met deze begrooting verder
gegaan.
Surinaamsche begrooting aange
nomen.
En nu stappen we naar de overzijde van
het Binnenhof, naar de discussie over de
Surinaamsche begrooting, die inmiddels
gistermiddag tot een goed einde is ge
bracht, waarna het ontwerp z. h. s. is
goedgekeurd.
Als we ons niet vergissen, zijn er dit
maal meer sprekers over geweest dan
vorige jaren, toen alleen de „koloniale
specialisten" hun licht er over lieten schij
nen. Maar nu hadden ook de heeren
Deckers (r.k.), dr. Vos (iib.) en van
Houten (c.d.u.) behoefte een woord te
zeggen. Van dr. Deckers, die het vorige
jaar een reis naar de West maakte, ver
wondert ons dit niet. Hij had daar veel
gezien, veel menschen uit allerlei klassen
der bevolking gesproken, die zich hadden
uitgesloofd, om hem van alles te laten
zien en over alles en nog wat in te lichten,
kortom: groote waardeering had de oud
minister voor de ondervonden ontvangst.
Zijnerzijds gevoelde hij ook nu de behoef
te om te getuigen van zijn sympathie voor
deze zich zoo Nederlandsch gevoelende
bevolking,wier hart warm voor Oranje
klopt en ondanks alle tegenslagen vol
hardend doorploetert. Met den minister
was dr. Deckers het eens, dat Suriname
niet noodlijdend behoeft te blijven en dat
de cultures van rijst en citrus een goede
toekomst tegemoet kunnen gaan.
Dr. Vos behandelde een speciaal punt,
het ambtsgeheim van den arts betreffend
en waaromtrent in het hospitaal te Para
maribo een volgens minister Weiter
„echt Surinaamsche" (dus overdreven)
kwestie gaande is; de heer van Houten
vroeg de aandacht voor een plan van het
Protestantsche Werkverband met betrek
king tot het stichten van landbouwkolonies
om de Creoolsche jongens aan den land
arbeid te gewennen en hierin te onder
richten.
Dezen keer konden we eens een wat op
timistischer toon in dit jaarlijksche debat
vernemen; twee leden maakten daarop een
uitzondering, nl. mr. Rutgers van Rozen
burg (c.h.) in het bijzonder wat de finan
ciën aangaat en de heer Roestam Effendi
(comm.) wat den economischen toestand
in het algemeen en de vooruitzichten voor
de bevolking betreft, voor welke alleen
een hoopvoller aspect zou kunnen worden
geopend, indien er een welvaartplan werd
opgemaakt en uitgevoerd.
Maar aan zoo'n plan wil de regeering
niet; zoo was het eenige jaren geleden al
en zoo is het nu nog, al beteekent dit
geenszins dat de regeering nu ook niets
van plan is. Integendeel doet zij voorstel
len om de irrigatiewerken en de inpolde
ring van groote stukken (in Nickerie) uit
te breiden, wil zij den kleinen landbouw
verder bevorderen en steun bieden aan
rijst- en citruscultuur. Maar ze moet zich
niet gebonden weten aan de strakke lijnen
van een „plan", dat, naar de minister op
merkte, verstarrend kan werken. Dat on
der deze omstandigheden de rijksbijdrage
(om het tekort op de begrooting te dekken)
weer tegen de drie millioen loopt, vindt de
regeering niet erg en de Kamer evenmin;
want daarin zit ruim 7 ton alleen voor
speciale welvaartsdoeleinden. Als men
van Suriname iets wil maken, moet men
behoedzaam te werk gaan en niet begin
nen met geweldige kapitalen er te inves-
teeren; en zoo lang de schatkist het toe
laat is de regeering bereid jaarlijks dit
gewest financieel bij te springen. Niette
min moet 's Lands huishouding zuinig
bestuurd worden en daarom kon de minis
ter nog niet van de pensioenkorting, welke
dit jaar ten einde loopt, afzien; toezeggen,
dat hij geen invloed op de bestendiging er
van zou uitoefenen gelijk mr. Joekes
(v.d.) had verlangd kon hij niet, im
mers we weten niet voor welke uitgaven
we het volgend jaar staan.
In elk geval deze minister ziet eenig
licht voor Suriname schijnen, hij kan zich
warm voor de ontwikkeling van dit gewest
maken en er op warmen, v eldadig aan-
doenden toon over spreken.
Den heer Rost van Tonningen (n.s.b.),
die wederom over de mogelijkheden van
Suriname aL kolonisatiegebied voor Joden
had gesproken, voegde de bewindsman toe
bij herhaling dat een tropisch gebied
als dit geen geschikt terrein biedt voor
emigratie op groote schaal van menschen
die met handenarbeid hun brood moeten
verdienen. Voor Europeanen met eenig
kapitaal, die het zware werk door in war
me landen geboren arbeiders kunnen laten
verrichten, is emigratie op beperkte
schaal mogelijk.
We zullen de lezers niet vermoeien met
een overzicht van den toestand en de
vooruitzichten van verschillende cultures,
laat het genoeg zijn, dat er menschen zijn,
die in enkele nieuwe, zooals de rijst en de
citrusvruchten, wat zien, dat de koffie er
niet zoo slecht meer voorstaat, dat de
bauxietwinning (uit bauxiet wordt alu
minium afgezonderd) stadig voortgaat
door een grootendeels met Amerikaansch
kapitaal werkende maatschappij en dat de
minister de aandacht van het gouverne
ment zal vestigen op de mogelijkheid van
het slagen van een maiscultuur, omdat een
ruim afzetgebied, nl. Curagao, vlak bij is!
Als nu de Creoolsche bevolking en in het
bijzonder de jeugd tot krachtige medewer
king bereid is en zich op den landbouw wil
wei-pen, staat het er met de werkkrachten
ook zoo slecht niet meer voor en behoeven
niet meer Javanen te worden „ingevoerd."
De begrooting werd tenslotte z. h. s.
goedgekeurd.
Vandaag dompelt de Kamer zich onder
in de Indische aangelegenheden.
pen van Londen en Southwark, de opper
rabbijn van Londen, de hooge commissaris
zoor Zuid-Afrika C. ter Water, lord Mac-
Millan, voorzitter van de international Law
Association, de juridische adviseur van het
Foreign Office sir William Malkin, en tal
.van vooraanstaande leden van de Grotius-
society.
Vier eereplaatsen werden ingenomen door
afstammelingen van Hugo de Groot, n.1. de
echtgenoote van admiraal Gordon Camp
bell, en haar zuster mrs. Desmond Gabb
alsmede gravin W. van Limburg Stirum en
haar zuster jkvr. Repelaer van Driel.
De gedenksteen bestaat uit een bronzen
medaillon met een afbeelding van het
hoofd van Hugo de Groot, op natuurlijke
grootte, aangebracht op een speciaal gehou
wen plaat van creme-kleurig albast. Bron
zen pilaren omgeven de beeltenis aan
weerszijden en dragen de wapenen van de
stad Londen en van het geslacht van Hugo
de Groot.
Als inscriptie is op den steen aangebracht
een citaat uit Grotius' „de jure Belli ac
Pacis", deel 3 hoofdstuk 25.
De steen werd op plechtige wijze onthuld
door lord Athlone, kanselier der Londen-
sche universiteit en verwant zoowel aan
het Engelsche als aan het Nederlandsche
koningshuis.
Na de onthulling sprak de voorganger
der Nederlandsche gemeente te Londen, ds.
J. van Dorp. In zijn in 't Engelsch uitge
sproken rede zeide hij o.a. dat de Holland
sche kerk te Londen het beeld is van de
wederzijdsche verdraagzaamheid en vriend
schap, die steeds tusschen beide landen
heeft bestaan, en daarom met dankbaar
heid dezen gedenksteen voor Hugo de
Groot binnen haar muren te aanvaardt.
Maar behalve als pionier van het inter
nationaal recht, huldigen wij Hugo de Groot
vooral als een fakkeldrager voor hen, die
het Koninkrijk Gods op aarde willen stich
ten.
Lord MacMillan spreekt.
MacMillan, president van de internatio
nal Law Association, bracht vervolgens zijn
hulde aan den vader van het internationale
recht. De lessen van de Groot, aldus zeide
hij, komen met hernieuwde beteekenis tot
ons in deze dagen, nu het evangelie van
recht en orde, waarvan Grotius de geïnspi
reerde profeet was, in zoovele kringen ge
minacht wordt. De wereld, die de Groot
bezag, toont een treffende gelijkenis met
de wanorde van onzen tijd. De Groot toon
de aan, dat in de geheele christelijke we
reld een ongebreidelde vrijheid in het oor
logmaken bestond, waarvoor zich zelfs bar-
baarsche volken geschaamd zouden hebben.
Tot zulk een wereld richtte hij zijn bood
schap: hij trachtte de menschheid te herin
neren aan de beginselen van gerechtigheid,
redelijkheid en orde, die den grondslag en
den eenigen veiligen grondslag voor de
menschelijke samenleving vormen. Zoo
mogen, aldus MacMillan, de moedige woor
den van Grotius ons nieuwen moed geven,
nu de grondslag der geordende beschaving
opnieuw met vernietiging bedreigd schijnt
te worden. Laat ons, nu wij het no
bele werk van Grotius ten behoeve van
de menschheid herdenken, geïnspireerd
door zijn stralend voorbeeld, ons opnieuw
wijden aan dezelfde groote taak.
Rede van minister Patijn aan lunch
van Draper Society.
Na afloop der plechtigheid zaten de aan
wezige autoriteiten aan bij een lunch, die
werd aangeboden door de Draper Society.
Hier heeft de Nederlandsche minister van
buitenlandsche zaken, mr. J. A. N. Patijn,
de rede gehouden, die wij gisteren reeds
publiceerden.
de antiseptische tandpasta Ivorol zuivert den
mond van bacteriën en vermindert besmettings
gevaar in tijden van griep en verkoudheden.
H
28)
HOOFDSTUK X.
De tweede ontmoeting.
Den volgenden avond heerschte ei een
angstige, drukkende stemming in den sa
lon der familie Garrison. Ik was op Gar-
risons uitnoodiging komen dineeren. e
zouden de laatste plannen voor het ver -
trek naar Maine bespreken. Allen, die aan
wezig waren geweest op den ongelu -s
avond, behalve Flount, waren van de par
tij. De gasten gebruikten met veel omhaal
de door een huisknecht rondgediende
cocktails, om een pijnlijke gaping in e
conversatie te verdoezelen.
Allen hadden reeds voorbereidselen gc
troffen om mee te gaan naar Maine, e
halve mijnheer Flount. Hij scheen de voo
keur te geven aan de gemakken van ew
York boven het verblijf op een kil ei a
aan de Oostkust. Toch werd hij aan ne
diner verwacht en zijn komst vei we
eenige sensatie. De huisknecht hield me,
gezeten bij den ingang naar de gang, juist
het blad met cocktails voor. Mijnheer
Flount kwam haastig door de portière
heenstormen als een opgewonden jacht
hond. Hij liep den knecht in volle vaart te
gen het lijf. De man stond juist naar mij
toegebogen, maar redde ons toch voor een
cocktailoverstrooming, door het blad aan
zijn hart te drukken, toen hij tegen den
grond tuimelde.
Mijnheer Flount vloog door den schok
opzij en wist zijn evenwicht te herstellen.
Zijn lorgnet bengelde woest aan het zijden
lintje. Hij zette het weer op zijn neus en
keek woedend naar den hulpeloozen huis
knecht. De man redderde de brokstukken
op en verdween doodverlegen met 't ongeluk
„Zoo'n onhandige kerel ook!" riep Flount
uit. „Wie staat er nu in zóó'n houding vlak
voor den ingang?"
Met de krant, die hij in zijn hand had,
wees hij op de plek, waar het kleine dra
ma zich afgespeeld had. Het zien van die
krant, welke hij blijkbaar vergeten had,
bracht een misnoegden trek op zijn gezicht.
„Daar!" schreeuwde hij, de krant wringend
als wilde hij een slang wurgen. „Wat een
beleediging! Zonder eenigen eerbied! Hier,
kijk dan toch eens!"
Hij sloeg de krant open en hield die op
armslengte voor zich uit. We drongen om
hem heen en enkelen konden zich nauwe
lijks ernstig houden. Hij hield een geïl
lustreerd tijdschrift in zijn hand, op welks
voorpagina een groot, uitdagend portret
van hemzelf stond afgedrukt. Hij hief zijn
paraplu omhoog, als wilde hij den foto
graaf er mee te lijf gaan. En er onder stond:
„Moordenaar uit liefde?"
„Eerroof!" schreeuwde Flount woedend.
„Mijn karakter is onteerd! Het is 'n schot
schrift! Ik zal voldoening eischen. Ik zal
hem dagvaarden! Het is me een toestand,
als je je neus niet buiten de deur kunt ste
ken, zonder dat een stel van die fotografen
je zoo maar neemt!"
„Dan moest je maar meekomen naar
Maine, waar je geen last van die lui zult
hebben", zei Garrison.
Flount bieschte driftig. „En de wereld
laten denken, dat ik hiervoor op den loop
gegaan ben? Ik ga naar mijn advocaat toe!
Ik begin met een proces!"
„Dan speel je hun net in de kaart",
waarschuwde King, schandelijk grijnzend.
„Dat vraagteeken is immers hun redding?
Ze doen niet anders dan vragen, of het pu
bliek je aanziet voor een passioneelen
moordenaar. Dat vindt het publiek natuur
lijk bespottelijk!"
„Hoe bedoel je dat: bespottelijk?" vroeg
Flount strak.
„Ik bedoel, dat het belachelijk is te ver
onderstellen, dat een heer als jij een moord
zou begaan", verklaarde King, alles behal
ve overtuigend.
„O! Nou., nou, maar ik ga toch naar
mijn advocaat toe. Ik zal... ja, hoe noem
je dat ook weer? Ik zal die .crant kapot
maken! Dat schendblad! Vind je ook niet,
Robert?"
„Ik vind van niet", antwoordde Garri
son. „Ze zouden alleen maar geld uit je
'Slaan. Laat het maar doodbloeden. Ga lie
ver met ons mee naar Maine, waar ze een
dergelijke afschuwelijkheid niet kunnen
herhalen".
Flount dacht er ernstig over na.
„Misschien heb je toch gelijk", gaf hij
eindelijk toe. „En als je me nog mee kunt
hebben, dan ga ik met je naar Maine.
Zoo'n smerige krant! Zoo'n vuil vod!"
„Natuurlijk, dat is zoo", troostte Garri
son hem. „Maar toch doe je verstandig,
Archie. Kom, neem een cocktail. O, die
liggen allemaal op den vloer!"
„Naast je huisknecht", grinnikte King.
„Zoo meteen komen er andere", glim
lachte Garrison. „Kom, Archie, ga nou zit
ten en denk er niet meer over!"
Spoedig verscheen een andere bediende
met een blad cocktails. Flount had de ge
drukte spanning verbroken. Miss Dykeman.
naast me gezeten, begon te babbelen over
de vriendelijkheid van Garrison. Van haar
vernam ik, dat hij hen allen had overge
haald, mee te gaan, om publiciteit te ont-
loopen. Het gesprek geraakte goed op gang.
Eindelijk kwam de butler zeggen, dat er
opgediend kon worden. Ik keek op en zag,
dat mevrouw Garrison juist wilde weg
gaan. Ze stond reeds op den drempel en de
knecht, die het ongeluk met Flount had ge
had, hield de portière voor haar open.
„Een oogenblikje, Garry", riep ze tot
haar man. „Ik moet even iemand spreken;
ik ben zóó terug!"
Met een glimlachje en een luchtig hand
gebaartje verdween ze de gang in.
Ik schonk mijn aandacht weer aan miss
Dykeman, die bezig was de voordeelen van
het leven in Californië op te sommen. Ze
was een innemend persoontje, niet erg ge
zond in haar redeneeringen, maar toch wel
in staat, tenminste onder mannen, instem
ming met haar beweringen te verwerven.
Na een poosje zag ik Garrison met ge
fronste wenkbrauwen op zijn horloge kij
ken en de kamer verlaten. Een oogenblik
later hoorde ik hem een schreeuw geven.
Ik sprong overeind en bleef een oogen
blik besluiteloos naar de portière staan kij
ken, die de gang aan mijn oog onttrok.
Daarop hoorde ik de stem -van Garrison
nogmaals. Ik rende de gang in. Bij de
voordeur lag een man ruggelings op den
looper bij de voordeur. Garrison over hem
heengebukt, schudde hem bij de schouders
heen en weer.
„Boynton! Boynton!" riep hij. „Wat is
hier gebeurd? Waar is mevrouw?"
Blijkbaar was de man bewusteloos, want
hij verroerde zich niet. Merouw Abbington
holde me lijkbleek voorbij en rende naar
Garrison toe.
„Hier", hijgde ze, in haar taschje zoe
kend. „Mijn reukzout!"
Ten tweede male speelde het flaconnetje
een rol in het drama. Garrison hield het
onder den neus van Boynton. Ik zag, toen
dat het de man was, die de portière voor
mevrouw Garrison had opgehouden. De
anderen verdrongen zich er rondom heen,
toen de sterke geuren Boynton weer te
rugbrachten tot het bewustzijn. Hij sloeg
tenslotte de oogen op. Verbluft keek hij
zijn meester aan. (Wordt vervolgd).