VOOR ONZE KINDEREN^
HÉT LEGIOEN DER
WEGGEBRUIKERS
Onze JCofottiën
SCHEPEN ZONDER BEMANNING.
RAADSELS.
KUNNEN DIEREN DROMEN?
De hongersnood in
Bodjonegoro
HOE VEEL SAGEN ONTSTAAN.
xxxxxxx
Verhaaltjes van kinderen
voor kinderen.
GEVAARLIJK EN DOM
DERDE BLAD.
staat af het terras vóór hotel Zeezicht, dat
thans in erfpacht gegeven is, wat dan ver
valt. Voorts staat de gemeente af een
strook grond tusschen het hotel en het
boothuis van de Noord- en Zuidholland-
sche Redingmaatschappij. De gemeente ver
krijgt daar tegenover een stuk grond ach
ter het hotel, zoodat de straat tusschen ho
tel Zeezicht en café de Boei verbreed kan
worden, aan den Zuidkant 9 meter breed
kan worden en aan den Noordkant 8 me
ter. De eigenaar van hotel Zeezicht ver
plicht zich dan tevens de schuur achter het
hotel af te breken. Voor de gemeente be-
teekent dit een enorme verbetering.
De raad was het unaniem met het col
lege eens. De heer F. Snoeks zou echter
ook nog gaarne zien, dat dan het boothuis
van de Reddingmaatschappij, dat onlangs
aan de gemeente is gekomen, daar ver
dwijnt, daar het erg ontsiert. Voor het
boothuis is dan wel een andere plaats in de
gemeente te vinden.
De voorzitter was het met den heer
Snoeks eens. Hij wil geen bepaalde toezeg
ging doen, maar wil wel gaarne op deze
aangelegenheid binnenkort nader terug te
komen, daar het inderdaad een groote ver
betering zou zijn.
Hierna werd met algemeene stemmen
besloten tot ruiling, overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
De heer J. Visser zou gaarne zien, dat de
Emmastraat, die nu verbeterd wordt, ge
heel verbreed wordt, zooals ook aan den
kant van de Boulevard is gebeurd. De
voorzitter kan dit niet onmiddellijk toezeg
gen. Waarschijnlijk zal dit echter nog wel
vóór het badseizoen in orde komen.
De raad ging daarna in comité.
Een speciale verslaggever van de „In
dische Crt." heeft een bezoek gebracht aan
het noodhospitaal bij Bodjonegoro, waar
de patiënten van de ondervoeding ver
pleegd worden. Hij vertelt er het volgende
van.
Wat wij gisteren in Bodjonegoro zagen
tart elke beschrving. Mannetje naast man
netje liggen de patiënten in de lange loods
op hun baleh-baleh. Volkomen apatisch.
Dr. Ismangil drukt de duimen in de
voetwreef van 'n oude tani. De afdrukken
blijven geruimen tijd in het vleesch staan.
Alle voeten vertoonen min of meer ernstige
zwellingen. Scheenbeen en dijen verma
gerden tot talhoutjes. Afzichtelijk groot
drukt de knieschijf naar buiten tegen de
magere, dorre huid aan.
Het bovenlichaam is afgrijselijk om aan
te zien. Duidelijk zonder eenig gene, tee
kenen contouren van ribben, sleutelbeen
deren en schouderbladen zich af tegen de
grauwe, rimpelige korstige huid. Dit zijn
geen menschen meer. Dit zijn uitgehon
gerde geraamten, levende skeletten, been
deren met een in breede plooien neerhan
gende huid er om heen f
Montrueus staren al die groote hoofden
op langgerekte, magere kale halzen ons
aan. Hol, weggedoken in grauwe lijnen en
kringen, staan de oogen in hun kassen.
Apatisch, zonder eenige emotie, zonder
levensblijheid, zonder zon
Alleen rust, en nog eens rust.
Op een tikar ligt een knaapje van een
jaar of acht. Lijkbleek-glanst zijn gezicht
op in de duistere schemering van deze
tabaksloods. Zijn beentjes verdienen nau
welijks een dergelijke aanduiding, knoke-
rig als ze zijn door maandenlange onder
voeding.
Het wordt ons te machtig.
Een einde verder zit een klein meisje,
waarvan de botten door de ziekenhuis-
kleedij heensteken. Verlegen lacht ze, als
we over haar heen buigen. Haar handjes
voelen koud aan. Het gezicht is geel uitge
teerd. Fijn en teeder voelen de vinger
kootjes door deze marmerbleeke huid
aan.
Ginds ligt een oude vrouw, wie 't leven
diepe lijnen in het bruine gelaat groefde,
met beri-beri.
Alles vel over been: botten, knoken,
beenderen en huid. Bij vele patiënten is
de huid plooibaar, kan men haar met twee
vingers opnemen en uittrekken.
Arm Bodjonegoro. En dan te be
denken, dat dit pas het begin is.
't Groote onderzoek, inspectie door het
heele regentschap moet nog be
ginnen. Wie weet wat daar aan het
licht komt.
Tijdens de gisteren ten regentschapskan-
tore te Bodjonegoro belegde economische
kwartaalconferentie werd het juiste aantal
hongeroedeemgevallen bekend gemaakt.
Gedelegeerden van provinciale en regent
schapsdiensten is vlak daarop verzocht
deze informatie als vertrouwelijk te willen
beschouwen.
OM TE KLEUREN.
Eenige tijd geleden moest
de bemanning van een Noors
schip dit schip verlaten om
hun leven te redden. Het
had averij opgelopen en er
heerste dikke mist, zodat er
levensgevaar bestond voor
ieder, die nog langer aan
boord bleef. Het schip werd
door de sterke stroming ver
der gedreven en dook nu
eens hier, dan weer daar op.
Maar op een gegeven ogen
blik was het verdwenen en
het werd daarna nooit meer
gezien. Waarschijnlijk is het
bij een storm tegen de rotsen geslagen en
gezonken.
En zoals het met dit schip is gegaan, zo
is het waarschijnlijk met de meeste schepen
gegaan, waarvan de mensen zeiden, dat het
spookschepen waren. Een schip is door de
bemanning verlaten en drijft daar alleen,
zonder besturing en zonder doel, over de
zee. In een dichte nevel of in een maan
nacht, komt er een ander schip in de buurt
en de bemanning daarvan roept, wie er aan
boord zijn.
Als er helemaal geen antwoord komt,
begrijpen de zeelieden, dat er niemand aan
boord is en dan denken ze meteen: „Dat is
een spookschip".
Ieder, die wel ee grote zeereis heeft
gemaakt, kan vertel uoe dikwijls de mist
op zee de verhoudingen van iets anders
doet schijnen. Een boot, die in werkelijkheid
niet erg groot is kan in zo'n nevel heel
groot en dreigend lijken. Het is dan ook
helemaal niet te verwonderen, dat een schip
zonder bemanning, dat in doodse stilte over
de zee dwaalt, als „spookschip" wordt ver
sleten.
Bijna alle landen hebben hun eigen spook
geschiedenissen en spookschepen. Soms komt
de sage door een gebeurtenis aan de kust en
soms maken de mensen een sage van de
verhalen, die de zeelui thuis vertelden, als
ze op een lange reis waren geweest. Zo is in
het plaatsje Medford in Massachusetts
(Amerika) een verhaal van een dodenschip,
waarop een kapitein jaar in jaar uit over de
zeeën zwalkt. En dat komt zo:
Een kleine zeilboot, die op weg was van
Medford naar West-Indië, kwam plotseling
in een windstilte. Deze windstilte bleef
dagen lang aanhouden. Het schip kwam niet
vooruit, de levensmiddelen raakten op, er
kwam een groot gebrek aan drinkwater
aan boord. Langzamerhand werden de ma
trozen en de verdere leden van de beman
ning ziek.
Een tijdje later stierven ze allen, ook de
kapitein. Toen kwamen er zeerovers, die
het schip in de verte zagen drijven. Ze gin
gen ernaar toe en riepen, maar ze kregen
geen antwoord. Toen legden ze langszij van
het schip aan en dé zeeroverkapitein was de
eerste, die op het verlaten schip sprong.
Maar nauwelijks was hij aan boord of er
stak een flinke wind op, die al gauw tot een
hevige storm aangroeide. Het zeeroversschip
dreef af en door de huizenhoge golven kon»
den ze niet meer voor de twede keer bij het
zeilschip komen, waar hun kapitein aan
boord was. Zo dreef de kapitein alleen op
het dodenschip weg, een onbekende toe»
komst tegemoet. Nooit is het schip daarna
meer gezien. Waarschijnlijk is het meteen in
diezelfde storm nog omgeslagen. Maar de
zeerovers vertelden het verhaal verder en
sindsdien zeggen de mensen, dat het doden»
schip met de zeeroverkapitein in de Carai»
bische Zee rondzwerft en dat het overal
dood en verderf verspreidt.
Zo zijn er nog veel verhalen. Interessant
is ook „het schip in het rode licht" dat
midden in de nacht bij Kaap Hoorn werd
gezien. Het Engelse schip „Bacchante''
maakte van 1879 tot 1882 een wereldreis.
De prins van Wales, de latere Koning
George V, was toen als adelborst aan boord.
In de nacht van 11 Juli 1881 zagen ze plot»
seling aan stuurboord een rood licht op»
duiken en in het midden daarvan zagen ze
heel duidelijk de masten van een groot
schip. De Bacchante was niet verder dan
200 yards van het rode licht af.
De prins en twaalf mannen van boord
schreven precies alles over het wonderlijke
verschijnsel op. Even plotseling als het licht
gekomen was, ging het weer weg. Direct
daarna viel de matroos, die het licht en de
masten daarin het eerst had gezien, uit zijn
uitkijkpost naar beneden en kwam dood op
het dek neer.
Waarschijnlijk ging het hier ook om een
wrak, dat al enige tijd rondzwierf en plotse»
ling in het midden van een meteoorver
schijnsel kwam, waardoor het ineens te
zien kwam. Ieder zal zich kunnen voor
stellen, hoe grote indruk het verschijnsel
op den man in de uitkijkpost gemaakt moet
hebben. Van schrik verloor hij zijn even
wicht en viel naar beneden.
We zouden hier nog veel meer verhalen
over spookschepen kunnen vertellen. Er is al
veel over geschreven en zijn hele boeken
over gemaakt. We herinneren alleen nog
even aan de Vliegende Hollander, waar
zeker iedereen wel eens van gehoord heeft.
Het is heel goed te begrijpen, dat zelfs al
wéét je, dat er geen spookschepen kunnen
bestaan, je diep onder de indruk raakt, als
je plotseling zo'n ongewoon verschijnsel
ziet.
1. Maria Raster's hulp .ging door Tiel.
In deze zin zijn de letters van vijf be
kende bloemen verborgen.
Welke zijn dat?
2. X
X
X
X
X
X
Het bovenste kruisje is een medeklinker.
Het twede woord duidt een boomsoort
aan.
Het derde vertelt, wat kinderen krijgen,
die laat op blijven.
Het vierde is de naam van een groot
gebouw.
Het vijfde is iets, dat om het brood zit.
Het zesde is een metaal.
Het zevende is een medeklinker.
Van boven naar beneden leest men in
de middelste rij de naam van een zeer
bekend klein meisje.
Mevrouw Fietersen had een half dozijn
jongens en iedere jongen had een
zuster.
Hoeveel kinderen had mevr*! Pietersen?
OPLOSSINGEN.
De oplossingen van de raadsels uit ons
vorig nummer zijn als volgt:
1. Kindervacantiekolonies.
2.
3. De man van het draaiorgel.
„Moe-oe-derü Hebt U nog een
stukje zee-ep?!"
HET BAD VAN BRUINTJE BEER
door
LIES HELGERS.
Bruintje was erg vies geworden
Van het spelen in de tuin.
Heus, je zou het niet geloven,
Maar hij was niet langer „Bruin!"
Aarde, zand en dergelijke,
Kleefden in zijn dikke vacht.
Nu wordt Bruintje flink gewassen,
Dan wordt hy weer lekker zacht!
En dat hij het ook wel leuk vindt,
Zie je op dit plaatje hier.
Hij spat vrolijk met het water
En h(j heeft erg veel plezier!
door
JANNY BIEMAN.
Er waren eens een paar vriendjes, Jan en
Kees. O, wat waren ze blij, dat het Woens
dagmiddag was.
„Nu gaan we vanmiddag bokspringen
hoor", zei Kees.
„Goed", zei Jan. „Jij komt me maar halen
hoor Kees".
„Goed, afgesproken". „Om half twee hoor,
nou tabee, ik ga gauw eten".
's Middags half twee was Kees present.
„Hallo Jan, kom gauw?"
„Zeg hoor eens, blijven we hier op het
plein, of gaan we naar de Donnerstraat?"
„Nee, we blijven op het plein, dat is
groot."
„Goed, wie gaat er staan?"
„Ik wel."
Hup, wat gaat dat fijn.
„O, Jan, ga op zij!"
Het was te laat, de auto reed over hem
heen.
„O, wat moet ik doen, wat moet ik be
ginnen riep Kees. Maar voor hij wat doen
kon, kwam de ziekenauto aanrijden.
Jan werd in de auto gelegd. Het was ge
lukkig goed afgeloopen, zei de dokter. Want
binnen een maand liep hij weer buiten en
later was hij erg voorzichtig.
Men heeft er lange tijd aan ge
twijfeld of dieren kunnen dromen,
maar tegenwoordig is men ervan
overtuigd, dat ze dat zeker wel
kunnen. Natuurlijk weten wij het
niet van alle dieren, maar van on
ze huisdieren, zoals honden en
katten, kunnen we het toch wei
aannemen.
Wie zelf een hond heeft, zal
zeker wel eens gezien hebben, dat
hij zich plotseling in zijn slaap be
woog, met zijn staart kwispelde
of een beweging met zijn poten
maakte, alsof hij liep.
Soms begint een hond plotseling
in zijn slaap te grommen of zelfs
zacht te blaffen en uit al die
dingen mogen we toch wel opma
ken, dat onze viervoetige vrienden
in hun slaap gebeurtenissen mee
maken, zoals wij ook, wanneer we
dromen. In ieder geval is hfet
waarschijnlijk, dat een hond alleen
maar van de dingen, die hij elke
dag om zich heen heeft, droomt.
Dus van zijn baas, van zijn vriend
jes, van lekkere worst en van poe
zen, die hij achterna zit.
Veel geleerden hebben zich al
met de vraag bezig gehouden, wat
een droom eigenlijk is en bij
nauwkeurig onderzoek is gebleken,
dat een droom een wonderlijke
mengeling is van voorstellingen
en indrukken. Jammer genoeg we
ten we niet of een hond ook in
staat is om in zijn dromen werke
lijk door te denken. Uit verschil
lende dingen neemt men aan, dat
de droom-indrukken van een hond veel
minder sterk zijn, dan die van een mens.
Zo heeft men bijvoorbeeld nog nooit ge
merkt, dat een droom bij een hond, al was
die droom nog zo levendig, ook maar één
ogenblik nadat de hond was wakker ge
worden, nawerkte.
Ik zelf heb dikwijls gemerkt, dat hon
den, die erg opgewonden leken in hun
slaap, heel rustig en kalm waren, als ze
wakker gemaakt werden. Een fox-terrier
was een keer diep in slaap. Hij scheen een
erg nare droom te hebben, want hij krom
de zijn poten, jankte en zette zijn haren
overeind. Het dier scheen echt bang te
zijn. Ik had medelijden met de hond en
maakte hem wakker, door hem licht met
mijn hand aan te raken. En direct merkte
ik, dat de angst, die hij nog maar net ge
leden voelde, helemaal verdwenen was. Hij
kon niet denken, zoals wij zelf zo dikwijls
doen als we uit een benauwde droom
wakker worden: „Gelukig, het was maar
een droom!"
Ook herinnerde hij zich niet meer, dat
hij gedroomd had, want dan zou hij wel
een beetje onrustig zijn geworden, toen hij
wakker werd en merkte, dat al dat rare
van daarnet, plotseling weg was.
'Uit dit laatste maakt men wel eens op,
dat een hond geen vaste beelden voor zich
ziet, als hij droomt, maar dat de bewe
gingen, die hij maakt alleen maar zenuw
prikkelingen zijn, die maar heel zwak tot
zijn bewustzijn doordringen.
Men verdiept zich in het algemeen nog
niet erg in de dromen van dieren en pas
als we andere methoden en andere hulp
middelen kennen, zullen we dit raadsel
misschien kunnen onthullen.