et raadsel Bedreiging autonomie der gemeenten Riverside Drive. Schriftelijke vragen aan ministers. Over zangvogels. Over een serumprijs. Over leeszaallectuur. PARLEMENT Indische vraagstukken aan de orde. LUCHTBESCHERMING. TWEEDE KAMER. Wekenlang bedlegerig met 1, schias. jMuiiietw Naar het Engelsch van Stanley Hart Page (Wordt vervolgd). TWLLLIE BLAD. 3. Het Tweede Kamerlid mevr. Bakker Nort (v.d.) heeft aan den minister van Economische Zaken de volgende vragen gesteld: Is de minister bereid in verband met de art. 7 en 21 der Vogelwet 1930 mee te deelen: 2 a. Hoeveel zangvogels, onderscheiden naar de soort, in het najaar 1937 en 1938 door vergunninghouders in ons land zijn gevangen, en aan welke instellingen en personen een zgn. wetenschappelijke vergunning tot het schieten en dooden van beschermde vogels is verleend? 2. a. Hoeveel zangvogels, onderscheiden naar de soort, in 1937 en 1938 zijn ingevoerd en uitgevoerd, b. uit welke landen deze invoer plaats vond, en welke motieven daarvoor hebben gegolden en aan welke personen vergunning voor invoer van zangvogels is verleend? Het Tweede Kamerlid, de heer Weit- kamp (c.h.), heeft aan den minister van Economische Zaken de volgende vragen gesteld: 1. Is het juist, dat sedert December 1937 door het serum-instituut in België zijn afge leverd 35.000 liter reconvalescenten-serum als voorbehoedmiddel tegen mond- en klauwzeer? 2. Is het juist, dat de totaal kosten, aan deze aflevering verbonden, hebben be dragen 300.000 francs of ongeveer 8,50 francs per liter, dus circa 51 cent, en dat onder de kosten van afrekening ook zijn begrepen die van het aanschaffen van de voor de bereiding noodige separatoren, van de fles- schen waarin het serum afgeleverd wordt, enz.? 3. Indien deze vragen bevestigend wor den beantwoord, is dan de ministers alsnog bereid, in afwijking' van het door hem op 16 Januari 1939 gegeven antwoord op de op dit onderwerp betrekking hebbende vragen van 28 December 1938, te bevorderen, dat de prijs van het zoogenaamde reconvalescenten serum teger. het mond- en klauwzeer hier te lande aanzienlijk worde verminderd? Het Tweede Kamerlid, de heer Van der Zaal (a.r.), heeft aan den minister van Onderwijs, de volgende vragen gesteld: I, Is het den minister bekend, dat in een rede, uitgesproken op de jaarvergade ring der Staatkundig Gereformeerde Party op 8 Februari 1939 te Utrecht, is gezegd, dat tonnen gouds worden uitgegeven o.a. „voor openbare leeszalen, die dag aan dag de meest Ood-onteerende en zeden verwoestende lec tuur onder het volk brengen?" 2. Heeft de minister, sinds in de ver gadering der Tweede Kamer van 10 Novem ber 1938 door den voorzitter van den raad van ministers op een in gelijken toon gestelde klacht werd geantwoord, dat het de aangewezen weg ware, de feiten, welke ter zake bekend waren, ter fine van onderzoek mede te deelen aan den minister van On derwijs, van eenigerlei sijde mededeeling te dezer zake bereikt? 3. Indien de vorige vraag in bevestigen den zin moet worden beantwoord, hebben de bedoelde mededeelingen dan tot een onderzoek geleid, en, zoo ja, is dan bij het onderzoek gebleken, dat inderdaad de mis- sanden bestaan, waarvan in de in vraag 1 genoemde vergadering bij herhaling werd gewaagd? 4. Indien ook vraag 3 een bevestigende beantwoording vindt, welke maatregelen stelt de minister zich dan voor in dit op zicht te nemen? AUTOVERLICHTING EN LUCHT BESCHERMING. In verband met een debat over de beste wijze van verduistering, dat onlangs in onze courant gevoerd werd in verband met de verduisteringsproeven te Heiloo, ver zoekt men ons opname van het volgende: Donderdagavond heeft de K.N.A.C. in samenwerking met de Vrijwillige Organi satie van Sportvliegers de V.O.S., demon straties gehouden met speciale liehtbescher- mingslampen voor autoverlichting, welke op aanwijzing van de K.N.A.C. waren ver vaardigd, en waarmede ook tijdens de ver duisteringsproeven in Januari reeds proe ven waren genomen. De V.O.S. had voor dit doel een speciaal vliegtuig afgestaan, bemand met de heeren Schmidt Crans en majoor Dietz van den generale staf, als waarnemer. Een zend- en ontvanginstallatie in het vliegtuig vergemakkelijkte deze proeven in hooge mate, daar de waarnemers in de lucht en op den grond steeds in radio-tele fonisch contact met elkaar stonden. Het bleek, dat de speciale lichtbescher- mingslampen beslist niet beantwoorden aan het gestelde doel, omdat een veel te groote hoeveelheid licht op het wegdek vanuit de lucht zichtbaar was. De beste re sultaten werden verkregen bij gebruikma king van met blauwe hoezen afgeschermde lampen. Slechts blauwe stof die weinig licht doorlaat, juist voldoende dat tegenliggers elkaar kunnen opmerken zijn vanuit de lucht niet waarneembaar. (Van onzen parlementairen medewerker) De Eerste Kamer heeft gistermiddag de begrootingen van binnenlandsche zaken en van de posterijen afgehandeld er goedge keurd; laatstgenoemde ging zonder stem ming onder den hamer door, maar tegen de eerste verzochten de nat.-socialisten, dat zij geacht wilden worden te hebben tegen gestemd. De luchtbescherming heeft in het debat een belangrijke plaats ingenomen. Er bleek een algemeene wensch te bestaan, dat de regeering met grootere voortva rendheid zal optreden en dat er spoedig een kloppende organisatie zal zyn; dat men van oordeel was dat het Rijk belangrijk meer aan de luchtbeschermingsmaatrege len dan nu ten koste moet leggen en niet de gemeenten en particulieren op te hooge kosten mag jagen voor maatregelen, welke feitelijk door 's Rijks kas behooren te worden gedragen, spreekt van zelf. En wat de actieve luchtbescherming betreft, bleken nog een paar sprekers het stand punt van mr. Pollema (c.h.) te deelen, dat luchtafweer van vitale bedrijven een zaak is, welke uitsluitend defensie aangaat, namelijk de heeren In 't Veld (s.d.) en de Rijke (n.s.b.) De heer Bruineman (r.k.) kwam met betrekking tot de luchtbescherming nog met een specialen wensch. Hij drong er op aan, dat voor de lotelingen, nadat het aan tal voor het contingent ervan zal zijn af gegaan, jaarlijks eenige luchtbescher mingscursussen zouden worden gehouden, waarbij ook vrijwilligers zich zouden kun nen aanmelden. De financieele verhouding tusschen het rijk en de gemeenten en de slechte toe stand van de gemeentelijke financiën in het algemeen werden besproken door de heeren In 't Veld en Bruineman, die bei den als hoofd van een gemeente van wan ten weten en dan ook eensgezind in hun oordeel waren, dat de regeering voor een ruimere voorziening in de tekorten be hoort zorg te dragen. Er kwamen nog enkele bijzondere punten in het debat, zooals de urgentie van een wijziging van de begrafeniswet (waarvan een herziening inderdaad te wachten is) in dien zin, dat crematie geoorloofd zal zijn (een opmerking van mr. In 't Veld); verder de noodzakelijkheid van de voort zetting van de krotopruiming, waarvoor de heer Reinalda (s.d.) een krachtig plei dooi hield (ook al een punt van over weging bij de regeering); <_e havenbelan- gen van Amsterdam en Rotterdam in verband met den financieeljn toestand dier gemeenten (mr. Kropman, de r.k. Amsterdamsche wethouder, deed er een goed woord voor); en dan de door mr. de Rijke (n.s.b.) bepleite opheffing van den B.V.L., welk instituut hy niet meer noodig achtte, omdat de soc.-dem. als volkomen legaal worden beschouwd en zijn bewe ging niet van zins is een burgeroorlog te beginnen, een wensch waar de regeering niet op ingaat. Tenslotte vestigde mr. van Vessem (n.s.b.) de aandacht op de ver dwijning van zooveel plantsoenen in de groote steden, met het oog waarop hij in grijpen door een hoogere instantie bepleit te, teneinde den bewoners van die „longen" te laten profiteeren. Antwoord van minister van Boeijen. De minister van binnenlandsche zaken, de heer van Boeijen, behandelde uitvoerig verschillende ondergeschikte kwesties, o.a. ook de bevoegdheden van de burgemees ters betreffende de uitvoering van de bioscoopwet, welke van tijd tot tijd, vol gens den burgemeester van Zaandam, worden overschreden. Onlangs heeft de minister daaromtrent nog antwoord ge^ geven op schriftelijke vragen van mr Joekes aangaande het verbieden van een filmvertooning te Laren. Hij hield zich eenigszins op de vlakte door er op te wij zen, dat de bevoegdheden van de burge meesters zoodanig moeten zijn, dat zij bij gevaar van ordeverstoring bij filmver tooningen krachtig kunnen optreden, maar dat anderzijds moet worden gewaakt tegen misbruik van bevoegdheid door eenigen burgemeester. Uiteraard stond de minister langen tijd stil bij de opmerkingen over de luchtbe scherming. Dat de kern van de zcrg ligt bij de gemeenten en bij de georganiseerue individuen, wisten we reeds uit 's ministers mededeelingen in de Tweede Kamer. Z.E. is zich er ook heel goed van bewust, dat de eerste organisatie zooveel en zoover mo gelijk gereed moet zijn en ook weet de bewindsman dat men nog niet is waar men moet zijn. Maar dat de regeering voort varendheid wil betrachten blijkt uit de mededeeling, dat binnenkort vier inspec teurs tot voorlichting van de burgemees ters ter zake van de luchtbescherming zullen worden aangesteld. Wat meer indruk zal maken, is dat de regeering in den loop van dit jaar een luchtbeschermingsoefening voor het ge- heele land zal doen houden, met algeheele verduistering, waarbij zal moeten blijken of de organisatie in alle gemeenten aan de gestelde eischen voldoet. Met betrekking tot de financiën van de gemeenten was de opmerking van den minister van belang, dat hij zijn pogingen om wat meer zelfstandigheid aan- de ge meenten te geven (onder waarborgen, zooals men weet) beschouwt als de laatste kans voor de autonomie der gemeenten. Wanneer zij er niet in slagen om in korten tijd de uitgaven omlaag te drukken, is het met de autonomie uit, en dan voorgoed! Dat was krasse taal! Maarzou hot zoo'n vaart wel loopen? Wie de gemeen telijke autonomie absoluut beëindigen wil, zal als minister hier geen lang leven heb ben; dat hebben de debatten over deze kwestie, waarbij men zeer gehecht bleek aan dit privilege, wel geleerd! Over de postbegrooting heeft alleen de heer van Vessem (n.s.b.) een opmerking gemaakt, namelijk er op aangedrongen, dat ook voor de zuiverheid van de Neder landsche taal door de radio zal worden gewaakt, waarna deze begrooting onder den hamer doorging. Vandaag ontspant de Eerste Kamer zich een weinig; de agenda was afgewerkt. Dinsdag zal er wel weer een begrootingshoofdstuk op ver schenen zijn. De Indische begrooting. De Tweede Kamer heeft gistermiddag een aanvang gemaakt met de Dehandeling van de Indische begrooting voor 1939. Een zestal sprekers heeft zich al doen hooren en geoordeeld over de belangrijkste aan de orde zijnde kwesties, als hoedanig ge noemd kunnen worden de staatkundige verhouding tusschen Nederland en Indië, zulks in verband met de petitie-Soetardjo ten gunste van een ronde-tafelconferentie over het verleenen van zelfstandigheid aan Indië; de internationale positie van Indië nu het zoo nabij den stormhoek van het Oosten ligt; de economische samenwer king van beide gebiedsicelen; de in- heemsche beweging; en dan de motie- Stokvis, welke in Dec. j.1. was ingediend en waarin een beperkte proef werd ge vraagd met betrekking tot de winning en verhandeling van aardolie van staatswege. Om met de petitie-Soetardjo te begin nen: de eindelijke beslissing daaromtrent is door het opperbestuur genomen en deze luidde afwijzend, hetgeen de heeren Ef- fendi (comm.) en Stokvis (s.d.) zeer be treurden, daar zij de inwilliging daarvan, nu in Indië van nationalistische zijde een groote bereidwilligheid tot samenwerking met de overheid aan den dag wordt ge legd, psychologisch van niet te onderschat te beteekenis zouden achten. De heeren van Poll (r.k.), Meijerink (a.r.) en Bajetto (r.k.) daarentegen be schouwden de afwijzing als juist, omdat Indië, dat in korten tijd een geweldige staatkundige ontwikkeling heeft medege maakt, voor zelfstandigheid bijv. in den vorm van een dominion-status nog geens zins rijp is; de cultureele ontwikkeling der bevolking is bij de staatkundige nog ach ter gebleven en dat verschil dient eerst te worden opgeheven. Generaal Bajetto voegde daaraan nog een waarschuwing toe, om toch wel oog te hebben voor het opportunisme var, de nationalisten; hij citeerde uit redevoeringen van Volksraad leden passages, welke er z.i. op wijzen dat de houding van die zijde ten "aanzien van de samenwerking ook anders kan zijn, im mers hun döel is toch maar losmaking van Indië uit het staatsverband. Hij is voor stander van een welwillende, doch wel overwogen houding van de regeering tegenover de volksbeweging; hij waar deerde haar vasten koers te dien opzichte en wees op de noodzakelijkheid van een geleidelijke ontwikkeling, ook al is het tempo den vurigen, dynamischen nationa listen te traag. De overige leden der rechterzijde waren dit met den heer Bajetto eens; de heeren Stokvis en Effendi waren van oordeel, dat aan de Inheemsche volksbeweging meer vryheid on gelegenheid tot expansie moest worden gelaten. Evenals het vorige jaar kwam de communistische afgevaardigde (die veel meer den indruk van een hevigen Indischen nationalist dan van een aanhan ger van Moskou maakt!) op voor inscha keling van de Inlanders in de weermacht, voor een volksleger en een volkseenheids front tegen de agressie van het fascisme, welks voornaamste exponent in het Oosten Japan is. Hij durfde zelfs de regeering ten aanzien van de verdediging en bescher ming van Indië tegen dat gevaar in ge breke te stellen en zijn rede culmineerde in de exclamatie geen duimbreed gronds van Nederland voor het fascisme! De heer Stokvis zweeg over de interna tionale positie van Indië en met opzet, ook de andere heeren betoonden zich op dit stuk uiterst sober. Slechts de heer Bajetto meende een poging te moeten doen om de onrust, welke in Indië in de pers tot uiting komt en die tot felle aanvallen op de re geering in het moederland aanleiding heeft Toen h(j 76 was overwon Kruschen zijn pijnen. Op 86-jarigen leeftijd geniet deze man nog een uitstekende gezondheid en toch was hij 10 jaar geleden wekenlang bed legerig door een aanval van ischias. Lees hoe hij „fit" blijft, ondanks zijn hoogen leeftijd: „Tien jaar geleden was ik een maand bedlegerig door een hevigen aanval van ischias, Ik kon onmogelijk slapen en leed hevige pijn. Ik probeerde verschil lende middelen, maar vond geen baat. Eindelijk besloot ik, Kruschen ook eens te probeeren en langzamerhand raakte ik mijn pijn kwyt. Vorige maand ben ik 86 geworden gezond als een visch en ik zeg altijd, dat het allemaal door Kruschen komt". C. T. L. Of U jong of oud bent, het is nooit te vroeg of te laat om met „de kleine dage- lyksche dosis" te beginnen. Alleen maar een klein beetje in Uw eersten kop thee 's morgens dat is de Kruschen-wet voor volmaakte gezondheid. Want Kruschen lost het urinezuur de oorzaak van die pijnen op en helpt het lichaam, dit langs den natuurlijken weg te verwijd eren. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten. gegeven, te veroordeelen en als ongemo tiveerd voor te stellen, omdat Japan aan China op het oogenblik de handen vol heeft; derhalve dreigt geen onmiddellijk gevaar voor Indië. Komt het tot een be spreking van een herverdeeling der kolo niën, dan ligt de beslissing toch eerder in het westen dan in het oosten. Het beste is1 om zich van het verwekken van angst te weerhouden en vertrouwen te stellen in do regeering. Vóór de motie-Stokvis hebben we tot nu toe alleen de instemming van den heer Effendi gehoord, de andere sprekers heb ben bedenkingen tegen staatsexploitatie. Daarentegen werd wel van verschillenden kant aangedrongen op nauwere economi sche samenwerking tusscnen Nederland en Indië, waarvan de heer Max van Poll (r.k.) een warm pleitbezorger is, die ech ter naar den zin van den heer Meijerink (a r.) te vergaat en ten slotte tot een vcor Indië totaal ongewensclite autarkie zou geraken; al moest de open-deur-politiek ook worden beperkt, Indië kan niet zonder. Bovendien mag niet worden uit het oog verloren, dat de economische samenwer king al begrensd wordt door het zeer klei ne inkomen van de groote massa, welke de dure Nederlandsche artikelen niet kan koopen. De heer van Poll achtte de gelegenheid: voor het braakliggende Nederlandsche kapitaal gunstig om in Indië emplooi te vinden; niet alleen voor investeering in kleine en groote nijverheidsbedrijven en voor exploitatie van bodemschatten, maar ook ten gebruike van heft gouvernement, dat werken kan doen ondernemen welke aan de volkskracht ten goede komen. Wanneer we nog hebben medegedeeld, dat de heer Wagenaar (a.r.) het aspect der Indische financiën, mede in verband met de sterk toegenomen staatsschuld, niet rooskleurig vindt en zich bezorgd maakt voor nieuwe bezuinigingen in het volgende begrootingsjaar, dan hebben we het voor naamste van het gistermiddag behandelde medegedeeld. We moeten nog even de aandacht vragen voor de waardeerende woorden welke het oud-lid van den Volksraad, de heer Stokvis, voor de warme sympathie van dezen bewindsman jegens Indië over had en voor zijn pogingen orn ten behoeve van de bevolking te doen wat hij doen kan binnen het raam van de be grooting. Van die zijde hebben we ook wel eens andere klanken gehoord. Inderdaad maakt de memorie van antwoord niet al leen den indruk geschreven *.e zijn door een man, die van Indië verstand heeft, maar die er ook warm voor voelt. 29) „Boynton!" riep Garrison. „Wat is er toch gebeurd?" „Eheh.. meneer Garrison..." mom pelde Boynton. ..Ja, ja, wat is er toch gebeurd?" Nogmaals duwde Garrison het flacon netje onder den neus van Boynton. De man trok zijn hoofd terug en ging rechtop zitten, voorzichtig zijn hoofd bevoelend. „Meneer Garrison", zei hij verwijtend. „Dat kan ik niet langer verdragen... Eerst door mijn- heen Flount omvergeloopen worden en dan een klap op mijn hoofd van een of anderen schurk! Ik zal werkelijk mijn dienst moe ten opzeggen". „Loop naar de maan met je opzeggen schreeuwde Garrison. „Waar is mevrouw. Boynton bleef zitten met de handen naast zich plat op den vloer. Versuft keek hy naar het angstige gezicht van Garrison. Plotseling sperde hij zijn oogen wijd open. Hij sprong overeind en zou gevallen zijn als Garrison hem niet opgevangen had. „Mevrouw Garrison?" hijgde hij. „Ze moeten haar ontvoerd hebben!" „Wat?" riep Garrison. „Wat zeg je me nou? Wie hebben haar ontvoerd? Zeg op, man!" „Die kerels. Eén hunner kwam aan de deur en vroeg naar mevrouw. Ik zei, dat te gasten had, maar hij bleef aandringen. Hij gaf me zijn kaartje, om het haar te over handigen". „Ja, dat is zoo", kwam mevrouw Abbing- ton gejaagd ertusschen. „Boynton is met 'n kaartje in den salon gekomen. Connie las het en ging toen de gang in. Je weet toch wel, Garry, dat ze ons verzocht te wach ten?" „Ja, ja", zei Garrison gejaagd. „Maar wat is daarna gebeurd, Boynton?" De huisknecht streek met de hand over zyn voorhoofd. „Die man stond daar bij de voordeur, meneer", zei hij schor. „Mevrouw ging naar hem toe en ik keerde naar de provisieka mer terug. Opeens riep mevrouw me Jerug. Toen ik naar haar toeging, zag ze er ang stig uit. De man verzekerde haar glim lachend, dat ze niet bang behoefde te zijn. En opeens sprong een andere man naar binnen en gaf me met een wapenstok een klap. Ik kon hem zoo gauw niet ontwijken, maar zag nog net, dat de andere mevrouw bij haar keel pakte. En toen werd ik, ge loof ik, bewusteloos". „Groote goedheid!" kreunde Garrison. Ik trad naar voren. „Zeg eens, Boynton, wat was het voor iemand?" „Een gedrongen, stoere kerel, meneer. Gladgeschoren en voor het uiterlijk een heer". „Waar is het kaartje, dat hy je gegeven heeft?" Boynton keek rond. „Het lag op mijn blad, meneer", zei hij. „En hier ligt het blad, net, waar ik het heb laten vallen. En hier is het kaartje". Hij bukte zich om een langwerpig kaartje op te nemen maar was zoo duizelig, dat hij wankelde. Ik buke me en raapte het vlug op: „Henri Ardette" las ik. „Wie is dat?" „Dat is de eigenaar van een modehuis", antwoordde Garrison. „Mijn vrouw had een paar japonnen bij hem besteld". „Kom mee", riep ik. „Laten we kijken, of we buiten nog iets kunnen vinden". Ik rende de voordeur uit. Het was net zoo stikdonker als in den moordnacht. We verspreidden ons naar alle richtingen door den tuin. Ik vroeg me af wat e.? van de twee man, door Gerrity ter bewaking van het huis van Garison aangesteld, geworden was. Ik begreep echter al spoedig, dat we met in het wilde weg te zoeken, niet veel verder zouden komen. En terwijl ik daar over nog nadacht, naderde me een man uit de duisternis. „Wel, wat denk u er van?" vroeg hy. Ik herkende de stem van Henry King. „Meneer King", vroeg ik, „wat zoudt u doen, indien u een vrouw uit dit huis wilde ontvoeren?" „Groote goden!" riep hij uit. „Als ik neen, die is goed!" „Nou, dan zal ik u zeggen, wat ik doen zou. Ik zou haar niet door de voordeuc ontvoeren. De achterdeur is de meest lo gische weg; daar is het donker door al die struiken en de heggen langs het pad. Dan was het alleen maar het risico van het over steken van het pad daar. Ongetwijfeld heb ben ze daar een auto bij de hand gehad. Laten we eens gaan kijken, of we daar aan den achterkant iets kunnen ontdekken". We draaiden ons om en holden langs het huis heen. „Garrison is op een agent uit", hijgde King onder het hollen, „en Flount belt bin nen de politie op". Bij de poort gekomen zag ik, dat mijn veronderstelling juist was. Op het breede pad stond een groepje menschen en in hun midden een politieagent. Voor hen stond een boodschappenjongen met drukke gebaren te praten en te wijzen naar het huis. King en ik renden de poort uit. De agent zag ons aankomen. „Hé daar, wat is hier eigenlijk aan de hand?" vroeg hij. „Iemand is ontvoerd mevrouw Gar rison", leede ik hem haastig uit. „U houdt me toch niet voor den gek, wel?" „Geen denken aan!" We moeten er ach ter zien te komen, of iemand haar gezien heeft". De boodschappenjongen baande zich een weg naar ons toe. „Ik vertelde hem net, meneer, dat ik die dame gezien heb. Ze sleepten haar mee door de poort en naar een auto, die hier tegen het trottoir stond. En wat meer is, ik ken een van haar ont voerders". „Wie was dat? Zeg gauw op!" De politieagent drong zich tusschen ons in. „Een oogenblikje", zei hij strijdlustig. „Ik zal dit zaakje wel behandelen!" Nijdig hield ik hem mijn penning voor zijn neus. „Ik zal hier wel orders geven", zei ik streng, baande me een weg door de aangroeiende menigte en riep een taxi aan. „Kom jongen! King! Agent, ja jij ook!" riep ik en ze. kwamen naar de taxi toe. „King, stap jij met dien jongen nu in", beval ik. „Agent, blijf op de treeplank staan en zorg, dat we door de drukte heenkomen. Waar woont die man ergens, jongmensch?" „In hetzelfde huis als ik", antwoordde de jongen met schrille stem. „Hij heeft daar, beter gezegd, de kelderruimte ge huurd". Hij gaf mij een nummer in de West- Vijf-en-Zestigste straat op en ik beval den chauffeur er zoo hard mogelijk heen te rij den. Daarna stapte ik ook in. „En verteld nou eens, wie die man is", zei ik tegen den jongen, zoodra we onder weg waren. „Dat weet ik niet, meneer", zei de jon gen. „Hij heeft den kelder van het huis, waarin moeder en ik wonen, gehuurd. Hij en nog een man hebben hem :p een of an dere manier ingericht. Ik ben er eens in gegaan, maar ze gooiden me er meteen uit". „Beste jongen", zei ik. „Ik geloof, dat jij vanavond een flinke belooning zult ver dienen". Onder het ryden krabbelde ik een briefje aan Hand. „Hier", zei ik, den jongen het briefje in de hand duwend. „Als je ons het huis ge wezen hebt, ga dan dadelijk dit bericht per telefoon overbrengen. En als het nummer, dat ik opgeschreven heb, geen antwoord geeft, bel dan meteen het hoofdbureau op en vraag naar inspecteur Gerrity. Als hy uit is, geef dan de boodschap maar aan dengene, die je beantwoord, over. Begre pen?" Hij scheen me slim genoeg om de boodschap goed over te brengen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1939 | | pagina 7