et raadsel
Bedreiging autonomie der gemeenten
Riverside Drive.
Schriftelijke vragen aan
ministers.
Over zangvogels.
Over een serumprijs.
Over leeszaallectuur.
PARLEMENT
Indische vraagstukken aan de orde.
LUCHTBESCHERMING.
TWEEDE KAMER.
Wekenlang bedlegerig met
1,
schias.
jMuiiietw
Naar het Engelsch van Stanley Hart Page
(Wordt vervolgd).
TWLLLIE BLAD.
3.
Het Tweede Kamerlid mevr. Bakker
Nort (v.d.) heeft aan den minister van
Economische Zaken de volgende vragen
gesteld:
Is de minister bereid in verband met de
art. 7 en 21 der Vogelwet 1930 mee te
deelen:
2 a. Hoeveel zangvogels, onderscheiden
naar de soort, in het najaar 1937 en 1938
door vergunninghouders in ons land zijn
gevangen,
en aan welke instellingen en personen
een zgn. wetenschappelijke vergunning tot
het schieten en dooden van beschermde
vogels is verleend?
2. a. Hoeveel zangvogels, onderscheiden
naar de soort, in 1937 en 1938 zijn ingevoerd
en uitgevoerd,
b. uit welke landen deze invoer plaats
vond, en welke motieven daarvoor hebben
gegolden en aan welke personen vergunning
voor invoer van zangvogels is verleend?
Het Tweede Kamerlid, de heer Weit-
kamp (c.h.), heeft aan den minister van
Economische Zaken de volgende vragen
gesteld:
1. Is het juist, dat sedert December 1937
door het serum-instituut in België zijn afge
leverd 35.000 liter reconvalescenten-serum
als voorbehoedmiddel tegen mond- en
klauwzeer?
2. Is het juist, dat de totaal kosten, aan
deze aflevering verbonden, hebben be
dragen 300.000 francs of ongeveer 8,50 francs
per liter, dus circa 51 cent, en dat onder
de kosten van afrekening ook zijn begrepen
die van het aanschaffen van de voor de
bereiding noodige separatoren, van de fles-
schen waarin het serum afgeleverd wordt,
enz.?
3. Indien deze vragen bevestigend wor
den beantwoord, is dan de ministers alsnog
bereid, in afwijking' van het door hem op
16 Januari 1939 gegeven antwoord op de op
dit onderwerp betrekking hebbende vragen
van 28 December 1938, te bevorderen, dat de
prijs van het zoogenaamde reconvalescenten
serum teger. het mond- en klauwzeer hier
te lande aanzienlijk worde verminderd?
Het Tweede Kamerlid, de heer Van
der Zaal (a.r.), heeft aan den minister
van Onderwijs, de volgende vragen
gesteld:
I, Is het den minister bekend, dat in
een rede, uitgesproken op de jaarvergade
ring der Staatkundig Gereformeerde Party
op 8 Februari 1939 te Utrecht, is gezegd, dat
tonnen gouds worden uitgegeven o.a. „voor
openbare leeszalen, die dag aan dag de meest
Ood-onteerende en zeden verwoestende lec
tuur onder het volk brengen?"
2. Heeft de minister, sinds in de ver
gadering der Tweede Kamer van 10 Novem
ber 1938 door den voorzitter van den
raad van ministers op een in gelijken toon
gestelde klacht werd geantwoord, dat het de
aangewezen weg ware, de feiten, welke ter
zake bekend waren, ter fine van onderzoek
mede te deelen aan den minister van On
derwijs, van eenigerlei sijde mededeeling te
dezer zake bereikt?
3. Indien de vorige vraag in bevestigen
den zin moet worden beantwoord, hebben
de bedoelde mededeelingen dan tot een
onderzoek geleid, en, zoo ja, is dan bij het
onderzoek gebleken, dat inderdaad de mis-
sanden bestaan, waarvan in de in vraag 1
genoemde vergadering bij herhaling werd
gewaagd?
4. Indien ook vraag 3 een bevestigende
beantwoording vindt, welke maatregelen
stelt de minister zich dan voor in dit op
zicht te nemen?
AUTOVERLICHTING EN LUCHT
BESCHERMING.
In verband met een debat over de beste
wijze van verduistering, dat onlangs in
onze courant gevoerd werd in verband met
de verduisteringsproeven te Heiloo, ver
zoekt men ons opname van het volgende:
Donderdagavond heeft de K.N.A.C. in
samenwerking met de Vrijwillige Organi
satie van Sportvliegers de V.O.S., demon
straties gehouden met speciale liehtbescher-
mingslampen voor autoverlichting, welke
op aanwijzing van de K.N.A.C. waren ver
vaardigd, en waarmede ook tijdens de ver
duisteringsproeven in Januari reeds proe
ven waren genomen.
De V.O.S. had voor dit doel een speciaal
vliegtuig afgestaan, bemand met de heeren
Schmidt Crans en majoor Dietz van den
generale staf, als waarnemer.
Een zend- en ontvanginstallatie in het
vliegtuig vergemakkelijkte deze proeven
in hooge mate, daar de waarnemers in de
lucht en op den grond steeds in radio-tele
fonisch contact met elkaar stonden.
Het bleek, dat de speciale lichtbescher-
mingslampen beslist niet beantwoorden aan
het gestelde doel, omdat een veel te
groote hoeveelheid licht op het wegdek
vanuit de lucht zichtbaar was. De beste re
sultaten werden verkregen bij gebruikma
king van met blauwe hoezen afgeschermde
lampen.
Slechts blauwe stof die weinig licht
doorlaat, juist voldoende dat tegenliggers
elkaar kunnen opmerken zijn vanuit de
lucht niet waarneembaar.
(Van onzen parlementairen medewerker)
De Eerste Kamer heeft gistermiddag de
begrootingen van binnenlandsche zaken en
van de posterijen afgehandeld er goedge
keurd; laatstgenoemde ging zonder stem
ming onder den hamer door, maar tegen
de eerste verzochten de nat.-socialisten,
dat zij geacht wilden worden te hebben
tegen gestemd.
De luchtbescherming heeft in het debat
een belangrijke plaats ingenomen. Er
bleek een algemeene wensch te bestaan,
dat de regeering met grootere voortva
rendheid zal optreden en dat er spoedig
een kloppende organisatie zal zyn; dat men
van oordeel was dat het Rijk belangrijk
meer aan de luchtbeschermingsmaatrege
len dan nu ten koste moet leggen en niet
de gemeenten en particulieren op te hooge
kosten mag jagen voor maatregelen, welke
feitelijk door 's Rijks kas behooren te
worden gedragen, spreekt van zelf. En
wat de actieve luchtbescherming betreft,
bleken nog een paar sprekers het stand
punt van mr. Pollema (c.h.) te deelen, dat
luchtafweer van vitale bedrijven een zaak
is, welke uitsluitend defensie aangaat,
namelijk de heeren In 't Veld (s.d.) en de
Rijke (n.s.b.)
De heer Bruineman (r.k.) kwam met
betrekking tot de luchtbescherming nog
met een specialen wensch. Hij drong er op
aan, dat voor de lotelingen, nadat het aan
tal voor het contingent ervan zal zijn af
gegaan, jaarlijks eenige luchtbescher
mingscursussen zouden worden gehouden,
waarbij ook vrijwilligers zich zouden kun
nen aanmelden.
De financieele verhouding tusschen het
rijk en de gemeenten en de slechte toe
stand van de gemeentelijke financiën in
het algemeen werden besproken door de
heeren In 't Veld en Bruineman, die bei
den als hoofd van een gemeente van wan
ten weten en dan ook eensgezind in hun
oordeel waren, dat de regeering voor een
ruimere voorziening in de tekorten be
hoort zorg te dragen.
Er kwamen nog enkele bijzondere punten
in het debat, zooals de urgentie van een
wijziging van de begrafeniswet (waarvan
een herziening inderdaad te wachten is)
in dien zin, dat crematie geoorloofd zal
zijn (een opmerking van mr. In 't Veld);
verder de noodzakelijkheid van de voort
zetting van de krotopruiming, waarvoor
de heer Reinalda (s.d.) een krachtig plei
dooi hield (ook al een punt van over
weging bij de regeering); <_e havenbelan-
gen van Amsterdam en Rotterdam in
verband met den financieeljn toestand
dier gemeenten (mr. Kropman, de r.k.
Amsterdamsche wethouder, deed er een
goed woord voor); en dan de door mr. de
Rijke (n.s.b.) bepleite opheffing van den
B.V.L., welk instituut hy niet meer noodig
achtte, omdat de soc.-dem. als volkomen
legaal worden beschouwd en zijn bewe
ging niet van zins is een burgeroorlog te
beginnen, een wensch waar de regeering
niet op ingaat. Tenslotte vestigde mr. van
Vessem (n.s.b.) de aandacht op de ver
dwijning van zooveel plantsoenen in de
groote steden, met het oog waarop hij in
grijpen door een hoogere instantie bepleit
te, teneinde den bewoners van die „longen"
te laten profiteeren.
Antwoord van minister van Boeijen.
De minister van binnenlandsche zaken,
de heer van Boeijen, behandelde uitvoerig
verschillende ondergeschikte kwesties, o.a.
ook de bevoegdheden van de burgemees
ters betreffende de uitvoering van de
bioscoopwet, welke van tijd tot tijd, vol
gens den burgemeester van Zaandam,
worden overschreden. Onlangs heeft de
minister daaromtrent nog antwoord ge^
geven op schriftelijke vragen van mr
Joekes aangaande het verbieden van een
filmvertooning te Laren. Hij hield zich
eenigszins op de vlakte door er op te wij
zen, dat de bevoegdheden van de burge
meesters zoodanig moeten zijn, dat zij bij
gevaar van ordeverstoring bij filmver
tooningen krachtig kunnen optreden, maar
dat anderzijds moet worden gewaakt tegen
misbruik van bevoegdheid door eenigen
burgemeester.
Uiteraard stond de minister langen tijd
stil bij de opmerkingen over de luchtbe
scherming. Dat de kern van de zcrg ligt
bij de gemeenten en bij de georganiseerue
individuen, wisten we reeds uit 's ministers
mededeelingen in de Tweede Kamer. Z.E.
is zich er ook heel goed van bewust, dat de
eerste organisatie zooveel en zoover mo
gelijk gereed moet zijn en ook weet de
bewindsman dat men nog niet is waar men
moet zijn. Maar dat de regeering voort
varendheid wil betrachten blijkt uit de
mededeeling, dat binnenkort vier inspec
teurs tot voorlichting van de burgemees
ters ter zake van de luchtbescherming
zullen worden aangesteld.
Wat meer indruk zal maken, is dat de
regeering in den loop van dit jaar een
luchtbeschermingsoefening voor het ge-
heele land zal doen houden, met algeheele
verduistering, waarbij zal moeten blijken
of de organisatie in alle gemeenten aan de
gestelde eischen voldoet.
Met betrekking tot de financiën van de
gemeenten was de opmerking van den
minister van belang, dat hij zijn pogingen
om wat meer zelfstandigheid aan- de ge
meenten te geven (onder waarborgen,
zooals men weet) beschouwt als de laatste
kans voor de autonomie der gemeenten.
Wanneer zij er niet in slagen om in korten
tijd de uitgaven omlaag te drukken, is het
met de autonomie uit, en dan voorgoed!
Dat was krasse taal! Maarzou hot
zoo'n vaart wel loopen? Wie de gemeen
telijke autonomie absoluut beëindigen wil,
zal als minister hier geen lang leven heb
ben; dat hebben de debatten over deze
kwestie, waarbij men zeer gehecht bleek
aan dit privilege, wel geleerd!
Over de postbegrooting heeft alleen de
heer van Vessem (n.s.b.) een opmerking
gemaakt, namelijk er op aangedrongen,
dat ook voor de zuiverheid van de Neder
landsche taal door de radio zal worden
gewaakt, waarna deze begrooting onder
den hamer doorging. Vandaag ontspant
de Eerste Kamer zich een weinig; de
agenda was afgewerkt. Dinsdag zal er wel
weer een begrootingshoofdstuk op ver
schenen zijn.
De Indische begrooting.
De Tweede Kamer heeft gistermiddag
een aanvang gemaakt met de Dehandeling
van de Indische begrooting voor 1939. Een
zestal sprekers heeft zich al doen hooren
en geoordeeld over de belangrijkste aan de
orde zijnde kwesties, als hoedanig ge
noemd kunnen worden de staatkundige
verhouding tusschen Nederland en Indië,
zulks in verband met de petitie-Soetardjo
ten gunste van een ronde-tafelconferentie
over het verleenen van zelfstandigheid aan
Indië; de internationale positie van Indië
nu het zoo nabij den stormhoek van het
Oosten ligt; de economische samenwer
king van beide gebiedsicelen; de in-
heemsche beweging; en dan de motie-
Stokvis, welke in Dec. j.1. was ingediend
en waarin een beperkte proef werd ge
vraagd met betrekking tot de winning en
verhandeling van aardolie van staatswege.
Om met de petitie-Soetardjo te begin
nen: de eindelijke beslissing daaromtrent
is door het opperbestuur genomen en deze
luidde afwijzend, hetgeen de heeren Ef-
fendi (comm.) en Stokvis (s.d.) zeer be
treurden, daar zij de inwilliging daarvan,
nu in Indië van nationalistische zijde een
groote bereidwilligheid tot samenwerking
met de overheid aan den dag wordt ge
legd, psychologisch van niet te onderschat
te beteekenis zouden achten.
De heeren van Poll (r.k.), Meijerink
(a.r.) en Bajetto (r.k.) daarentegen be
schouwden de afwijzing als juist, omdat
Indië, dat in korten tijd een geweldige
staatkundige ontwikkeling heeft medege
maakt, voor zelfstandigheid bijv. in den
vorm van een dominion-status nog geens
zins rijp is; de cultureele ontwikkeling der
bevolking is bij de staatkundige nog ach
ter gebleven en dat verschil dient eerst te
worden opgeheven. Generaal Bajetto
voegde daaraan nog een waarschuwing
toe, om toch wel oog te hebben voor het
opportunisme var, de nationalisten; hij
citeerde uit redevoeringen van Volksraad
leden passages, welke er z.i. op wijzen dat
de houding van die zijde ten "aanzien van
de samenwerking ook anders kan zijn, im
mers hun döel is toch maar losmaking van
Indië uit het staatsverband. Hij is voor
stander van een welwillende, doch wel
overwogen houding van de regeering
tegenover de volksbeweging; hij waar
deerde haar vasten koers te dien opzichte
en wees op de noodzakelijkheid van een
geleidelijke ontwikkeling, ook al is het
tempo den vurigen, dynamischen nationa
listen te traag.
De overige leden der rechterzijde waren
dit met den heer Bajetto eens; de heeren
Stokvis en Effendi waren van oordeel, dat
aan de Inheemsche volksbeweging meer
vryheid on gelegenheid tot expansie moest
worden gelaten. Evenals het vorige jaar
kwam de communistische afgevaardigde
(die veel meer den indruk van een hevigen
Indischen nationalist dan van een aanhan
ger van Moskou maakt!) op voor inscha
keling van de Inlanders in de weermacht,
voor een volksleger en een volkseenheids
front tegen de agressie van het fascisme,
welks voornaamste exponent in het Oosten
Japan is. Hij durfde zelfs de regeering ten
aanzien van de verdediging en bescher
ming van Indië tegen dat gevaar in ge
breke te stellen en zijn rede culmineerde
in de exclamatie geen duimbreed gronds
van Nederland voor het fascisme!
De heer Stokvis zweeg over de interna
tionale positie van Indië en met opzet, ook
de andere heeren betoonden zich op dit
stuk uiterst sober. Slechts de heer Bajetto
meende een poging te moeten doen om de
onrust, welke in Indië in de pers tot uiting
komt en die tot felle aanvallen op de re
geering in het moederland aanleiding heeft
Toen h(j 76 was overwon Kruschen
zijn pijnen.
Op 86-jarigen leeftijd geniet deze man
nog een uitstekende gezondheid en toch
was hij 10 jaar geleden wekenlang bed
legerig door een aanval van ischias. Lees
hoe hij „fit" blijft, ondanks zijn hoogen
leeftijd: „Tien jaar geleden was ik een
maand bedlegerig door een hevigen aanval
van ischias, Ik kon onmogelijk slapen en
leed hevige pijn. Ik probeerde verschil
lende middelen, maar vond geen baat.
Eindelijk besloot ik, Kruschen ook eens te
probeeren en langzamerhand raakte ik
mijn pijn kwyt. Vorige maand ben ik 86
geworden gezond als een visch en ik
zeg altijd, dat het allemaal door Kruschen
komt". C. T. L.
Of U jong of oud bent, het is nooit te
vroeg of te laat om met „de kleine dage-
lyksche dosis" te beginnen. Alleen maar
een klein beetje in Uw eersten kop thee
's morgens dat is de Kruschen-wet voor
volmaakte gezondheid. Want Kruschen
lost het urinezuur de oorzaak van die
pijnen op en helpt het lichaam, dit langs
den natuurlijken weg te verwijd eren.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar
bij alle apothekers en drogisten.
gegeven, te veroordeelen en als ongemo
tiveerd voor te stellen, omdat Japan aan
China op het oogenblik de handen vol
heeft; derhalve dreigt geen onmiddellijk
gevaar voor Indië. Komt het tot een be
spreking van een herverdeeling der kolo
niën, dan ligt de beslissing toch eerder in
het westen dan in het oosten. Het beste is1
om zich van het verwekken van angst te
weerhouden en vertrouwen te stellen in do
regeering.
Vóór de motie-Stokvis hebben we tot nu
toe alleen de instemming van den heer
Effendi gehoord, de andere sprekers heb
ben bedenkingen tegen staatsexploitatie.
Daarentegen werd wel van verschillenden
kant aangedrongen op nauwere economi
sche samenwerking tusscnen Nederland en
Indië, waarvan de heer Max van Poll
(r.k.) een warm pleitbezorger is, die ech
ter naar den zin van den heer Meijerink
(a r.) te vergaat en ten slotte tot een vcor
Indië totaal ongewensclite autarkie zou
geraken; al moest de open-deur-politiek
ook worden beperkt, Indië kan niet zonder.
Bovendien mag niet worden uit het oog
verloren, dat de economische samenwer
king al begrensd wordt door het zeer klei
ne inkomen van de groote massa, welke de
dure Nederlandsche artikelen niet kan
koopen.
De heer van Poll achtte de gelegenheid:
voor het braakliggende Nederlandsche
kapitaal gunstig om in Indië emplooi te
vinden; niet alleen voor investeering in
kleine en groote nijverheidsbedrijven en
voor exploitatie van bodemschatten, maar
ook ten gebruike van heft gouvernement,
dat werken kan doen ondernemen welke
aan de volkskracht ten goede komen.
Wanneer we nog hebben medegedeeld,
dat de heer Wagenaar (a.r.) het aspect der
Indische financiën, mede in verband met
de sterk toegenomen staatsschuld, niet
rooskleurig vindt en zich bezorgd maakt
voor nieuwe bezuinigingen in het volgende
begrootingsjaar, dan hebben we het voor
naamste van het gistermiddag behandelde
medegedeeld. We moeten nog even de
aandacht vragen voor de waardeerende
woorden welke het oud-lid van den
Volksraad, de heer Stokvis, voor de warme
sympathie van dezen bewindsman jegens
Indië over had en voor zijn pogingen orn
ten behoeve van de bevolking te doen wat
hij doen kan binnen het raam van de be
grooting. Van die zijde hebben we ook wel
eens andere klanken gehoord. Inderdaad
maakt de memorie van antwoord niet al
leen den indruk geschreven *.e zijn door een
man, die van Indië verstand heeft, maar
die er ook warm voor voelt.
29)
„Boynton!" riep Garrison. „Wat is er
toch gebeurd?"
„Eheh.. meneer Garrison..." mom
pelde Boynton.
..Ja, ja, wat is er toch gebeurd?"
Nogmaals duwde Garrison het flacon
netje onder den neus van Boynton. De man
trok zijn hoofd terug en ging rechtop zitten,
voorzichtig zijn hoofd bevoelend. „Meneer
Garrison", zei hij verwijtend. „Dat kan ik
niet langer verdragen... Eerst door mijn-
heen Flount omvergeloopen worden en dan
een klap op mijn hoofd van een of anderen
schurk! Ik zal werkelijk mijn dienst moe
ten opzeggen".
„Loop naar de maan met je opzeggen
schreeuwde Garrison. „Waar is mevrouw.
Boynton bleef zitten met de handen naast
zich plat op den vloer. Versuft keek hy
naar het angstige gezicht van Garrison.
Plotseling sperde hij zijn oogen wijd open.
Hij sprong overeind en zou gevallen zijn
als Garrison hem niet opgevangen had.
„Mevrouw Garrison?" hijgde hij. „Ze
moeten haar ontvoerd hebben!"
„Wat?" riep Garrison. „Wat zeg je me
nou? Wie hebben haar ontvoerd? Zeg op,
man!"
„Die kerels. Eén hunner kwam aan de
deur en vroeg naar mevrouw. Ik zei, dat te
gasten had, maar hij bleef aandringen. Hij
gaf me zijn kaartje, om het haar te over
handigen".
„Ja, dat is zoo", kwam mevrouw Abbing-
ton gejaagd ertusschen. „Boynton is met 'n
kaartje in den salon gekomen. Connie las
het en ging toen de gang in. Je weet toch
wel, Garry, dat ze ons verzocht te wach
ten?"
„Ja, ja", zei Garrison gejaagd. „Maar wat
is daarna gebeurd, Boynton?"
De huisknecht streek met de hand over
zyn voorhoofd.
„Die man stond daar bij de voordeur,
meneer", zei hij schor. „Mevrouw ging naar
hem toe en ik keerde naar de provisieka
mer terug. Opeens riep mevrouw me Jerug.
Toen ik naar haar toeging, zag ze er ang
stig uit. De man verzekerde haar glim
lachend, dat ze niet bang behoefde te zijn.
En opeens sprong een andere man naar
binnen en gaf me met een wapenstok een
klap. Ik kon hem zoo gauw niet ontwijken,
maar zag nog net, dat de andere mevrouw
bij haar keel pakte. En toen werd ik, ge
loof ik, bewusteloos".
„Groote goedheid!" kreunde Garrison.
Ik trad naar voren. „Zeg eens, Boynton,
wat was het voor iemand?"
„Een gedrongen, stoere kerel, meneer.
Gladgeschoren en voor het uiterlijk een
heer".
„Waar is het kaartje, dat hy je gegeven
heeft?"
Boynton keek rond. „Het lag op mijn
blad, meneer", zei hij. „En hier ligt het
blad, net, waar ik het heb laten vallen. En
hier is het kaartje".
Hij bukte zich om een langwerpig kaartje
op te nemen maar was zoo duizelig, dat
hij wankelde. Ik buke me en raapte het
vlug op: „Henri Ardette" las ik. „Wie is
dat?"
„Dat is de eigenaar van een modehuis",
antwoordde Garrison. „Mijn vrouw had een
paar japonnen bij hem besteld".
„Kom mee", riep ik. „Laten we kijken, of
we buiten nog iets kunnen vinden".
Ik rende de voordeur uit. Het was net
zoo stikdonker als in den moordnacht. We
verspreidden ons naar alle richtingen door
den tuin. Ik vroeg me af wat e.? van de twee
man, door Gerrity ter bewaking van het
huis van Garison aangesteld, geworden
was. Ik begreep echter al spoedig, dat we
met in het wilde weg te zoeken, niet veel
verder zouden komen. En terwijl ik daar
over nog nadacht, naderde me een man uit
de duisternis.
„Wel, wat denk u er van?" vroeg hy. Ik
herkende de stem van Henry King.
„Meneer King", vroeg ik, „wat zoudt u
doen, indien u een vrouw uit dit huis wilde
ontvoeren?"
„Groote goden!" riep hij uit. „Als ik
neen, die is goed!"
„Nou, dan zal ik u zeggen, wat ik doen
zou. Ik zou haar niet door de voordeuc
ontvoeren. De achterdeur is de meest lo
gische weg; daar is het donker door al die
struiken en de heggen langs het pad. Dan
was het alleen maar het risico van het over
steken van het pad daar. Ongetwijfeld heb
ben ze daar een auto bij de hand gehad.
Laten we eens gaan kijken, of we daar aan
den achterkant iets kunnen ontdekken".
We draaiden ons om en holden langs het
huis heen.
„Garrison is op een agent uit", hijgde
King onder het hollen, „en Flount belt bin
nen de politie op".
Bij de poort gekomen zag ik, dat mijn
veronderstelling juist was. Op het breede
pad stond een groepje menschen en in hun
midden een politieagent.
Voor hen stond een boodschappenjongen
met drukke gebaren te praten en te wijzen
naar het huis. King en ik renden de poort
uit. De agent zag ons aankomen. „Hé daar,
wat is hier eigenlijk aan de hand?" vroeg
hij.
„Iemand is ontvoerd mevrouw Gar
rison", leede ik hem haastig uit.
„U houdt me toch niet voor den gek,
wel?"
„Geen denken aan!" We moeten er ach
ter zien te komen, of iemand haar gezien
heeft".
De boodschappenjongen baande zich een
weg naar ons toe. „Ik vertelde hem net,
meneer, dat ik die dame gezien heb. Ze
sleepten haar mee door de poort en naar
een auto, die hier tegen het trottoir stond.
En wat meer is, ik ken een van haar ont
voerders".
„Wie was dat? Zeg gauw op!"
De politieagent drong zich tusschen ons
in. „Een oogenblikje", zei hij strijdlustig.
„Ik zal dit zaakje wel behandelen!"
Nijdig hield ik hem mijn penning voor
zijn neus. „Ik zal hier wel orders geven",
zei ik streng, baande me een weg door de
aangroeiende menigte en riep een taxi aan.
„Kom jongen! King! Agent, ja jij ook!" riep
ik en ze. kwamen naar de taxi toe. „King,
stap jij met dien jongen nu in", beval ik.
„Agent, blijf op de treeplank staan en zorg,
dat we door de drukte heenkomen. Waar
woont die man ergens, jongmensch?"
„In hetzelfde huis als ik", antwoordde
de jongen met schrille stem. „Hij heeft
daar, beter gezegd, de kelderruimte ge
huurd".
Hij gaf mij een nummer in de West-
Vijf-en-Zestigste straat op en ik beval den
chauffeur er zoo hard mogelijk heen te rij
den. Daarna stapte ik ook in.
„En verteld nou eens, wie die man is",
zei ik tegen den jongen, zoodra we onder
weg waren.
„Dat weet ik niet, meneer", zei de jon
gen. „Hij heeft den kelder van het huis,
waarin moeder en ik wonen, gehuurd. Hij
en nog een man hebben hem :p een of an
dere manier ingericht. Ik ben er eens in
gegaan, maar ze gooiden me er meteen uit".
„Beste jongen", zei ik. „Ik geloof, dat jij
vanavond een flinke belooning zult ver
dienen".
Onder het ryden krabbelde ik een briefje
aan Hand.
„Hier", zei ik, den jongen het briefje in
de hand duwend. „Als je ons het huis ge
wezen hebt, ga dan dadelijk dit bericht per
telefoon overbrengen. En als het nummer,
dat ik opgeschreven heb, geen antwoord
geeft, bel dan meteen het hoofdbureau op
en vraag naar inspecteur Gerrity. Als hy
uit is, geef dan de boodschap maar aan
dengene, die je beantwoord, over. Begre
pen?" Hij scheen me slim genoeg om de
boodschap goed over te brengen.