STRATEN ZONDER HUIZEN.
De terreinen van „Nooit Gedacht" zijn
voor bebouwing gereed.
UIT M IJ N
NOTITIE-BOEKJE.
Vertrouwen in het beleid van minister Weiter.
M. J. BRUSSE:
Wil de heer Speenhoff zes
liedjes komen zingen?
PARLEMENT,
Waarschuwingen, o.a. tegen Japan.
Dinsdag antwoord op allerlei vragen,
DERDE BLAD.
ALKMAARSCHE COURANT VAN ZATERDAG 18 FEBRUARI 1939.
Alkmaar, zoo heeft een Haarlemsche
adviescommissie onlangs gezegd, zal geen
industriestad van beteekenis worden.
Dat is een minder prettige voorspelling en
omdat niemand in de toekomst kan kijken,
nemen we dat ook niet voetstoots aan.
Alkmaar als centrum van Noordholland-
Noord, door alle denkbare vervoermiddelen
gemakkelijk bereikbaar, Alkmaar aan het
breede Noordhollandsch Kanaal, zal o.i.. voor
het vestigen van industrieele ondernemingen
een betere kans hebben dan tal van andere
Nederlandsche gemeenten en het is alleen
maar te betreuren, dat de bouwterreinen
zoo duur zijn en dat er eigenlijk -nimmer
een poging gedaan is hier een industrieter
rein in gereedheid te brengen.
Een groote fabriek, waar velen een vasten
werkkring kunnen vinden, is van niet min
der beteekenis dan het bouwen van een
kazerne en wellicht zal de tijd nog eens
aanbreken, dat men bij den verkoop der be-
noodigde fabrieksterreinen een even royale
geste maakt als men dat bij den voorge
nomen kazernebouw gedaan heeft.
Intusschen staan de plannen zoo zij er
al zijn van den aanleg van industrieter-
reinig nog altijd op papier en wanneer daar
in geen verandering komt, is het natuurlijk
zeer wel mogelijk, dat de sombere toekomst
voorspellingen van den Economisch Tech-
nologischen Dienst inderdaad bewaarheid
zullen worden.
Alkmaar is woonstad.
Alkmaar zoo heeft deze dienst gezegd
heeft voornamelijk een toekomst als woon
stad en wy gelooven inderdaad, dat hierop
allereerst de aandacht dient te worden ge
vestigd.
Alkmaar is nu reeds woonstad en wat voor
een woonstad!
Nu de belastingen tegenwoordig overal
aan den hoogen kant zijn, maakt zij wat
dat betreft, geen uitzondering meer.
En Alkmaar met zijn vele goede gemeente
diensten, met zijn schouwburgzalen en bios
copen, met zijn goede scholen al zijn er
helaas al een paar van verdwenen en
bovenal mt zijn fraaie wandelwegen, met
den onvolprezen Hout en het daaraan gren
zende Heilooër bosch, Alkmaar, van waaruit
zoowel bosch, duin, zee en strand in een
minimum van tijd te bereiken zijn, het is en
blijft voor zeer velen de stad waar men zich
thuis voelt.
Wie wonen kan waar hij wil, heeft in
Alkmaar geen slechte keuze gedaan en dat
wij ten slotte niet een stad van rente
nierende burgers worden, blijkt wel uit de
vele aanvragen om bouwgrond door men-
schen, die hier een werkkring hebben en
liever niet in de oude binnenstad, maar min
of meer in de vrije natuur willen wonen.
Uitbreidingsplannen zijn de laatste jaren
aan de orde van den dag geweest en tal van
nieuwe woonwijken hebben de stad buiten
de singelgrachten een belangrijke uitbrei
ding gegeven. Waar nog niet zoo veel jaren
geleden de schaapjes aan het gras knabbel
den, heeft ,Rochdale" een groote stadwijk
gemaakt en de voortdurende woningbouw
iinks en rechts van den Bergerweg heeft de
stad ook naar die zijde een belangrijke uit
breiding gegeven.
\£><250O
Er is altijd een zekere voorliefde voor de
richting Heiloo geweest, de Kennemerstraat-
weg telt jarenlange trouwe bewoners en
daarachter is het zoogenaamde burgemees
terskwartier ontstaan, dat, evenals het
Lyceumkwartier, een wijk van groote be
teekenis is geworden.
De gronden van „Nooit Gedacht".
Aan deze zijde van de stad wordt in de
toekomst een belangrijke uitbreiding ver
wacht door het bouwrijp maken van de
gronden van de N.V. „Nooit Gedacht".
Vóór deze N. V. met de gemeente tot over
eenstemming was gekomen, zijn er heel wat
jaren in nuttelooze besprekingen voorbij
gegaan, maar eindelijk is er dan toch een
plan op papier gezet, waarmede beide par
tyen genoegen hebben genomen. Eindelijk
verdwenen tot groote ontevredenheid van
de bewoners van de Van Houtenkade, die
hun vrij uitzicht moeten missen de geitjes
en schapen uit het weiland aan de overzijde
van de Bleekersloot, om piaats te maken
voor de werklieden, die met zandauto's en
graafmachines aan den arbeid zijn getogen.
Het gevolg is, dat er nu mooie breede straten
met trottoirs zijn gemaakt, straten, waarin
riolen, kabels en buizen liggen en waaraan
nog maar één ding ontbreekt, namelijk de
huizen.
Op 25 Januari van het vorige jaar werd
het werk door den architect Van der List
aanbesteed en op 25 Februari, dus ongeveer
een jaar geleden, werd met den arbeid een
aanvang gemaakt.
Op 17 September was men, althans van
de zijde der N. V., met het bouwrijp maken
en stratenmaken van het eerste deel van het
project gereed en het wachten was toen
nog maar op de gemeente, die de brug bij
den Heilooërdijk zou moeten maken.
Een nieuwe brug.
Men weet, dat de gemeente dat zooveel
beter kon dan de aannemer van de N. V.
en ook zooveel voordeeliger en wij zullen
de raadsdebatten over de aanbestedingen,
met het oog op onze plaatsruimte, maar niet
in herinnering brengen.
W.KOOT|Gt.O&CïV\.
teCHiitq. MitfWfc..
Men ziet op deze situatieteekening aan de gearceerde randen welk deel van het stratenplan reeds tot uitvoering is ge
komen, namelijk aan de bouwblokken 1, 2, 3 en 4. In het verlengde van de Coman straat ziet men het houten bruggetje en bij
den Heilooërdijk de nieuwe brug voor auto's en andere voertuigen. Van de hier geteekende Willem de Zwijgerlaan is op
het oogenblik nog niets te ontdekken. Zij is momenteel nog een droge sloot waar door prikkeldraad en heggen elke verbin
ding tusschen Rochdale en het nieuwe project onmogelijk is gemaakt.
En dan bij den ochtendpost een gewichtige
papieren brief. Geschept oud-Hollandsch,
met een kroontje, goudlakzegel: Of meneer
na afloop van een intiem soupertje daar en
daar wil komen zingen. Zes liedjes. Lange
naam. Beslist onleesbaar.
Duchtig zuur. Maar honderd vijftig
Pop. 'n Half uurtjeIk zal komen.
Schuine liedjes zing ik niet".
Laatste trein. Aankomst in een doode stad.
Livrei-coupé op gummibanden.
Bent u?
Ja.
Uw gitaarkist op den bok.
Achter kittig hoevenklikken, luie veering.
Gecapitonneerde violette zijde, 'n zweempje
parfum van kanten rokjes. Twee serviel stil-
rechte ruggen, nassau-blauw1, met 't glim
meren van taille-knoopen Over keien,
over asfalt. Slapende straten, 'n Diender,
helmglans onder 'n lantaarn, witte hand
schoen even salueert. Hoeken om en pleinen
over, bruggebogen en weer af Grindge-
knars, boomen vluchten achter weg. 'n Breed
bordes in 't schijnsel van monumentale lan
taarns met verguld. Overal gordijnen neer.
In de voorhal roerloos avondlicht. Lakei
daalt af, roode rok, gebogen, fluisterend:
„liederzanger?" Knikken, vleiend breed
gebaar naar boven.
Sterfhuis-stilte. Galmend marmeren cor
ridor. Hóórt je ademhaling, laarzenkraken
van den roodrok, die z'n demi, gitaarkist
draagt over den versmorend dikken looper.
Gaat 'm, lichtelijk knikkebuigend, nek ge
bogen, door 't wenteltraphuis vóór. Opent
behoedzaam gebeeldhouwd eiken deur, en,
met onderdanig manuaal, 'n even glupen van
z'n oogen in z'n neergehouden schaduw-
tronie, laat ie 'm binnengaan.
'n Lange, schemerige zaal. Gobelins. Hooge
ramen geloken, moeten uitzien op een park.
Kaarsen, walmend, zieletogen op de enorme
kronen. Plichtmatig staan antieke hoogge-
rugde stoelen, velours d'Utrecht, verbleekt
borduursel van familiewapen, in stijve rijen
langs de eiken lambriseering leeg te wach
ten. De gasten zeker nog aan tafel.
De roode voetknecht, zwijgend, met z'n
blauw geschoren kaken op elkaar, schrijdt
hem door de zaal heen vóór, zóó, dat hij moet
volgen. Aan 't einde in het midden een lak-
rood tochtscherm, gouden vogels, de zij
vleugels naar voren uitgezet. Daar staat 'n
voltaire voor een kleine ebbehouten tafel.
Een empire lustre aan weerszijden, de
bougies pas aangestoken, 'n Doos Egyptische
sigaretten en op een matzilveren blad 'n
flesch whisky, fleschjes soda, met een zeep
bel-dunne tumbler.
Neemt u plaats" beduidt hem plech
tig zwijgend de lakei en gaat dan, dieper nog
gebogen, langzaam naar 't verre andere ein
de van de zaal. Nijgt neer, weer op, en keert
onhoorbaar, als met eiken buigstap om ver
geving vragend voor z'n lichamelijke aan
wezigheid, naar den liedjeszanger weer.
Wilt u zingen?
Er is hier niemand?
De jonkers." Wijst even 't hoofd
stil naar z'n rechter schouder wendend.
Dan verdwijnt hij. Sluit achter zich de on
bewogen sterfhuisstilte in de zaal.
De minstreel van de minnemalle zeelui en
hun lieven staat overeind, tuurt door z'n
wimpers langs den kaarsenschijn In den
schemer van een verren hoek wat wit ge-
schimmer en daar boven een vage rose tint.
Dat zijn de heeren. Zij moeten heelemaal ge
strekt daar liggen in fauteuils, laag bij den
grond. Rokken of smokings aan. 't Beweegt
er ganschelijk niet. Zy zullen slapen. Wel
licht bewusteloos van drinken zijn. Maar
neen. Hij ziet de vonkjes op hun sigaretten
aangloeien en weer verdooven Er is nog
leven in. Dus stemt hij zijn gitaar, heel
zachtjes aan zijn oor; 't klinkt door als on
raad.
Hij staat nu in z'n lange zwarte jas en zingt
z'n eerste liedje de leege stilte in, zoodat
zijn geroutineerde stem waarachtig even
triltAls 't uit is, gaat hij er weer bij zit
ten. Rookt 'n diepe teug, maakt zich 'n
whisky-soda.
Dan, na 'n poosje, uit de laagte in de
schemering, komt loom een hand omhoog.
Hij staat dus op, en zingt z'n tweede liedje.
Weer zit ie neer, streelt even vertroostend
z'n kroezigen baard en tuurt of de bleeke
hand weer wenktZoo zingt hij een voor
een de zes bestelde liedjes, met nu een waar
lijk wonderwel behagen
En als hij 't hoofd op de borst heeft
laten zakken ten besluit, verschijnt de roode-
rok-lakei en biedt hem op 'n gouden schaal
't gecacheteerd couvert
Langzaam, door de lange zaal, door 't wen
telend trappenhuis, de galm-stille marmer
gangen, leidt hij hem zwijgend naar de'
calèche. Die draagt 'm, zachtkens veerend.
gonzend snel achter 't hoevenklikken van
de goudvossen door de slapende stad, naar
z'n hotel.
's Morgens wordt hij wakker van den laar
zenknecht, die op de binnenplaats onder 't
schoenen-poetsen zijn liedje galmend blaat:
„Hai was 'n fent van niemedal Hai chaf
om eir en plicht chein bal
Nadruk verboden.
Het resultaat van dat alles is geweest, dat
er een brug gebouwd is, welke op 31 Januari
in gebruik kon worden genomen.
Zy is wel niet zoo artistiek met beeld
houwwerk versierd als de brug van Roch
dale en er zijn bij de aflevering ook geen
toespraken gehouden en fanfares geblazen,
maar de brug is er, zij ziet er stevig en prac-
tisch uit en dat is ten slotte het voornaamste.
Dat deze brug over de Bleekersloot noo-
dig was, is het gevolg van het voorschrift,
dat er een verbindingsgracht en een nieuwe
Molentocht moesten worden gegraven,
welke doorgetrokken worden naar Rochdale.
Wanneer de riolen van de nieuwe wijk in
de Bleekersloot moesten uitmonden vreesde
men en waarschijnlijk zeer terecht
een waarneembare vervuiling van het wa
ter, waarom doorstrooming noodzakelijk
werd geoordeeld. Of de verbingsgracht vol
doende zal zijn dan wel of het zoogenaamde
watermachientje op den Heilooërdijk ook in
de toekomst nog dienst zal moeten doen, zal
nader moeten blijken.
In allen gevalle is het werk hier op
royale wijze uitgevoerd. De nieuwe brug
heeft een breedte van 11 meter met 6 meter
rijweg en een afdekking met graniet waar
door een harmonieus geheel is verkregen.
De verbindingsvaart, die voor het grootste
gedeelte gereed is, is een vaarwater van 18
meter breedte geworden met een diepte van
2 meter en een lengte van niet minder dan
360 meter.
De eerste straten gereed.
En zoo liggen dan de eerste straten
nog naamloos gereed om er aan te gaan
bouwen. Niet minder dan 15.000 M2. van
het terrein is thans bouwrijp gemaakt en
ook dat is natuurlijk een werk van betee
kenis geweest.
Het bleek, dat het terrein ter diepte van
30 c.M. zwarte teelgrond had. Men heeft
deze weggegraven tot op het blauwe zand,
daarop zuiver zand gebracht en dit ten
slotte weer bedekt met de zwarte aarde.
Het terrein lag 1.10 M. beneden A.P. en
thans ligt het 0.20 M. boven A.P. waarbij de
straten op een hoogte van 0.50 M. boven
A.P. gebracht zijn.
Er is een weg langs de Bleekersloot ge
maakt van 12 M. breedte met gazons en
trottoir en 6 M. voor den rijweg en een
wandelpad, dat vooreerst niemand gebruiken
zal omdat men er tot over de enkels in het
grint zakt. Waar dit grint links en rechts
reeds overal over het gras verspreid is,
vraagt men zich onwikkekeurig af waarom
men hier niet, practisch en eenvoudig, een
pad van roode tegels gemaakt heeft.
Evenwel daarop schijnt men by Ge-
meentewerkèn niet gecharmeerd te zijn ge
weest en we zullen dat dus maar verder bui
ten beschouwing laten.
Beplanting.
Langs de nieuwe straat wordt een beplan
ting aangebracht van roode Meidoorn, afge
wisseld met lijsterbessen en de directeur
van onze plantsoenen, die dit geadviseerd
heeft en onder wiens toezicht een en ander
tot stand zal komen, zal er zeker voor zor
gen, dat hier een vroolijk geheel wordt
verkregen, te meer daar er langs den water
kant een breed gazon zal komen, een plant-
soenaanleg met bloeiende struiken, rozen en
groen blijvende heesters.
Half open bebouwing.
Het ziet er dus wel naar uit, dat deze nieuwe
stadswijk iets moois zal worden en men
houdt daarmede ook rekening bij de bebou
wing. Niet alleen, dat men hier half open
bebouwing heeft met blokken van vier en
in de zijstraten van 6 woningen, maar er
wordt angstvallig voor gewaakt, dat deze
huizen van het betere type in bouw en kleur
onderling harmonieeren, zoodat er een goed
geheel kan worden verkregen.
Er zijn nu straten en er is bouwrijp ter
rein en het eenige dat er nog aan mankeert
en dat is nog wel het allervoornaamste -
zijn de huizen waar in de naaste toekomst
tevreden Alkmaarders moeten wonen.
De N.V. „Nooit Gedacht" heeft op dit
project plaats voor niet minder dan 500
woningen en haar terrein is thans zoover
gereed, dat met het bouwen van 88 huizen
kan worden begonnen.
De inhoud van deze woningen is 400 M3.
en voor de achtergelegen huizen 350 M3.
Zij krijgen voortuinen van resp. 6 M. en
5 M. diepte, zijtuintjes en een tuin van 10,
resp. 9 M. diepte aan de achterzijde, daar
de bouwblokken ongeveer 26 M. lang zijn.
Achter in den tuin kan desverlangd een
garage gebouwd worden en de minimum
kostprijs per M2. grond is op 8.60 per M2.
gesteld.
Zooals gezegd, zal de rioleering in de
Bleekersloot uitmonden, maar wanneer de
Provincie de Juliana van Stolberglaan
doortrekt en de Willem de Zwijgerlaan
hier is al een naam, maar er is nog geen
straat een feit zal zijn geworden, zal
men waarschijnlijk de riolen laten uitmon
den in een hoofdriool van die laan, dat van
daaruit naar het Noordhollandsch kanaal
loopt waarin het rioolvocht, via een zuive
ringsinstallatie, gemakkelijk kan verdwij
nen.
Hoe komt men naar de stad?
Het eenige bezwaar voor de bewoning
in dit stadsgedeelte lijkt ons de min of
meer afgezonderde ligging. Wie vanuit
Rochdale naar het Zuiden wil, is verplicht
daarbij van de brug bij de Rochdaleschool
gebruik te maken en wie verwacht, dat er
nu een practische verbinding tusschen
Rochdale en het terrein van „Nooit Ge
dacht" zal worden gemaakt, komt bedro
gen uit. Een droge sloot met prikkeldraad
scheidt beide stadswijken en de bewoners
van het Noordelijke deel van het project
van „Nooit Gedacht" moeten, als zy naar
de stad willen, terugloopen naar de Co-
manstraat of den Heilooërdijk, wat o.i.
noodelooze moeite en tijdverlies beteekent.
Naar wij vernemen zou met een paar
duizend gulden een eenvoudige doorgang
tusschen beide stadswijken gemaakt kun
nen worden.
Waarom men deze niet dadelijk in de
plannen heeft opgenomen is een van de
gemeentelijke raadsels, die voor een bui
tenstaander onoplosbaar zijn.
Wat wel vaststaat is, dat het, nu tot de
uitgifte van de terreinen is besloten, zeker
wenschelijk is, dat de bouwliefhebbers niet
lang op zich laten wachten. Niet alleen voor
de N.V., die in dezen grond een belangrijk
kapitaal heeft gestoken en dit niet gaarne
renteloos ziet, maar ook voor de gemeente,
die hier een fraai stadsdeel zal krijgen, dat
er zeker toe zal medewerken dat Alkmaar
in de toekomst steeds meer als woonstad
zal worden gekozen.
(Van onzen parlementairen medewerker)
De debatten in de Tweede Kamer over de
Indische begrooting zijn gisteren genaderd
tot het antwoord van minister Weiter. Deze
maakte slechts een begin daarmede en zal
Dinsdag uitvoerig op de vele gemaakte op
merkingen ingaan.
Wanneer we alvast onzen voorloopigen in
druk van de discussies geven, mogen we
constateerens, dat minister Weiter dezen
keer „een goede beurt" bij de Kamer heeft
gemaakt met zijn memorie van antwoord en
dat, in het algemeen, met het regeerings-
beleid wordt ingestemd. Natuurlijk is critiek
niet achterwege gebleven en hadden de bei
de laatste sprekers het meest op het doen en
laten van gouvernement en opperbestuur
aan te merken, maar aangezien zij tot de
extremistische partijen behooren, maken op
merkingen van die zijde niet zooveel indruk
als klachten of verwijten uit den mond van
meer gematigde volksvertegenwoordigers.
Daartoe moeten ditmaal ook de sociaal-demo
craten worden gerekend, gelijk we gisteren
reeds deden uitkomen; de critiek welke in
de vergadering van gistermiddag door een
paar J^den dier fractie ten beste werd ge
geven, resp. rakend het sociaal-economische
en financieel terrein eenerzijds en de salaris-
politiek anderzijds, was allerminst gecamou
fleerd, maar bleef toch binnen de grenzen
van het redelijke. Wanneer we oud-minister
van Lidth de Jeude (lib.), een bereisd man,
die het Oosten kent (en niet alleen Indië)
hooren verklaren, dat deze minister het
juiste begrip toont van de Indische samen
leving en dat zijn memorie van antwoord een
voortreffelijk, gedegen staatsstuk is, dan
weten we dat we niet „zoo maar" een vrien
delijk complimentje te maken hebben. Ook
degenen, die over het financieel beleid nogal
wat te zeggen hadden, hetzij in prij zenden,
hetzij in afkeurenden zin, konden lof voor
het beleid in het algemeen en voor de plan
nen en de bedoelingen van den minister niet
onder zich houden.
Het spreekt vanzelf, dat de internationale
spanning in het Oosten, waarbij de Indische
belangen zoo nauw zijn betrokken, de aan
dacht van velen heeft gehad. De heer van
Lidth de Jeude weidde daarover niet uit,
maar liet toch doorschemeren, dat de Neder
landsche ondernemerszin zich meer moest
laten gelden, al was het alleen maar om de
begeerigheid van anderen buiten te sluiten.
Tegen een economische politiek van de
open deur maakte hij geen bezwaar al
kunnen we nu de deur ook niet wijd open
zetten wel tegen een politieke penetra
tie, in welk verband hij de talrijke conces
sie-aanvragen van Japansche zijde noemde.
Het interview, dat de nieuwe Japansche
gezant (die zijn geloofsbrieven nog moet
overhandigen) in Indië heeft toegestaan en
waarin hij eenige verlangens betreffende in
tensiever handelsverkeer met zijn land uitte,
heeft in de Kamer geen gunstigen weerklank
gehad. Ook de heer Joekes (v.d.) was er niet
over te spreken en herinnerde aan zekere
verplichtingen, welke Japan ten aanzien van
Indië niet was nagekomen en die de a.s. ge
zant blijkbaar was vergeten. Hij toonde
evenals de heer Rutgers van Rozenburg
(c.h.) bezorgdheid met betrekking tot de
expansie van Japan naar het zuiden, al
drong laatstgenoemde met grooter klem aan
op actieve waakzaamheid van de regeering.
Merkwaardigerwijze waarschuwde ook de
heer Woudenberg (n.s.b.) voor den uitbrei-
dingszucht van het land van de rijzende zon
volgens hem zien de Duitschers den inval
in China met leede oogen aan maar hij
deed dit in een betoog, dat de strekking had
om naar voren te brengen, dat ir. Mussert al
jaren geleden dit had voorzien en gezegd en
dat, ondanks de dreiging, de regeering na
latig was gebleven op krachtige wijze de
vloot en het leger te versterken; derhalve
pleitte de heer Woudenberg voor de aan
schaffing van twee zware kruisers en ver
dedigde hij het door zijn party voorgestane
vlootplan. Hetgeen hij echter niet doen
mocht, omdat de voorzitter had afgespro
ken, dat de leden de defensie zouden be
spreken bij de desbetreffende begrootings-
afdeeling.
En toen was IJmuiden een weinig in
last, omdat de speech opgeschreven stond;
maar erkend dient te worden^ dat de heer
Woudenberg zich verder flink door de
moeilijkheden heeft heengeslagen, door
telkens als hy op, voor dat moment, ver
boden terrein kwam, een stukje over te
slaan. Van zijn rede kwam natuurlijk
nog afgezien van de talrijke interrupties
niet veel terecht.
„De eenige aanvaller is het fascisme, dat
is Japan in het Oosten", verklaarde de
andere extremist, de heer Wijnkoop (c.p.),
toen hij de regeering ernstig waarschuwde
V